(Y.° 53. Woensdag '2 1851, j hét s dé Woensdag en Zaturdag. Vató it öjl in 1(j nge- ir in ir la nder rdeit J eii 'ro» ABOIÖStEMEMTS-PKIJS Per drie maanden f 2,00. Franco per post f 2,25. 'Inzending der A dvert. rlaags tevoren' snamidd. vóór 4 ure. vzBScniJHT prijs der advertentien Gewone 15 cents de regel. Geboorte-Huwelijksen Doodberigtenvan 1-6 regels af 1 behalve het Zegelregt Yerïolg t'ati n.° 51.) \jEeiie 'der rióndiaheli/ksie verdichten van Opvoeding in hel bijzonder die der beschaafde standen der maatschappijis de verlevendiging van het gevoel, voor het scliooiïe en verhevene; We ze verlevendiging echter is niet 'anders ie ver- 'krijgen dan door onrferrigt in de schoone kun sten ,poëi ijm u z ijk en schilderkunst." Raar NiemkijebV IV.0 >jp*h bij naar naar uid' luis; xeh 'als i en be ring op dé den: i in dis- 100- A I-GEMEEN BEGRIP DER TOOK KUNST. De onde'n leidden deii naam ff muzijk" van de muzen rif, e'n verstonden daaronder allo zoogenaamde mbzen- kunsten d. i. allo Zoodanige kunsten welke de ver meende vVrri'jtineen dér muzen tekenneh gaven en in Welke liet muzikale clement van'de foónen en de 'rliijthmtis (gelijke afdeeling der deelen onderling ten aanzien van ïijd. evepf•digheid. gelijkheid bui.). 'de vóórnaamste plaats bekleedden; daarna de dichtkunsten dan de Irinl- of •spraakkunst. Dezexlrie tezamen waren voor hen muzijk. Éérst later postte tVien dien naam töe op 'tlie kunstilio li ai p Werking alleen door en hl toonen dnarstelt, en welks 'v oornatrie of hoofddoel is door toonen liet gemoed en 'rins het innerlijke, 'geestelijke en bijzondere zielenleven van den hie'nsch liefelijk en gemoedelijk aan te doen. Met dfeze. naakte en eenzijdige omschrijving van het Woont, is echter nog niet desz'elfsinhoudde'szelfs begrip, Wat dal w norit uitdrukt en be teekenthet eigenlijke wezen van tie daarmede bedoelde kunst uitgedrukt en geschetst. Om hel in deszelf's gcheelen- omvang, den eigenlijken inhoud riti het wezen van die kunst te omvatten en Ie Verslaap dienen wij tot den oorsprong terug te gaan Welken de toonkunst {gelijk alles wat in en niet den inenscli leeft en werktin de natuur vindt. Deze schijnt cone onmiddelijke verbinding tusschen «oef en oor van den mensch te heiilien dnargeslfeld. iedere gemoedsaandoening inaokt zich kenbaar door eigene naar torbehóprentle lootten en geluiden, en liet zijn (leze toonen en geluiden welke in het hart van hem die ze Verneemt dezelfde gewaarwordingen doen ontstaan hls Waaruit zij ontsproten of baten oorsprong ontleenden, zonder dat het mensclielijk verstand zëlls ook over de redenen W'aarorn? van deze gewaarwordingen of werkin gen dei- ziel zich rekenschap geven kan. Dit op den voor grond gesteld, zoo treedt ook eerst het eigenlijke het innerlijke wezen der muiijk helder voorden dag en Vvordt dn Ondervinding tot feene onbetwistbare waar heid verheven dal de muzijk in dén grond de meêst iigeeslelijke is Van alle kunsten, en in dat opzigt nog hoo- »ger behoort gesteld te worden dan de dichtkunst haro hinnig aanverwante zuster, die men zoo gaarne op den heersten rang plaatst." De dichtkunst immers vermag alléén de met het ver sland te onderscheiden en te onderkennen gemoedsaan doeningen uit lo drukken de toonkunst echter is in Staal geheel overklaarbare gewaarwordingen te weeg te brengen, en is en wordt, door alle lijden heen, door alle Volkeren der wereld verslach en begrepen. De toon kunst slant ook dnaronr in den grond, reeds booger dari de schilderkunstdeze hooggeprezene en algemeen ge achte kunst, die echter slechts zigtbare voorwerpen daarstelt rh alléén door derzelver geestrijke samenstel ling op hel gemoed van den aanschouwer werken kan. Die aanschouwer tóch, zai dit het géval zijn moet op hetzelfde standpunt van beschaving staan, dezelfde mate van verbeeldingskracht bezitten als waarop de kunste naar stond als welke de schilder bezat hij de vervaar diging van zijn werk. Dc toonkunst daarentegen oefent haren bekoorlijken invloed op iedereen zonder onderscheid. ja. zelfs op hel ruwe en onbeschaafde natuurkind mei ge lijke almagt als op den meest beschaafden toehoorder, uit. Wij zeggen om woorden van anderen tot de onze to maken, het orgaan van heilige gevoelens en gewaarwordin gen is heilige kunstdeze zijn de muzijk het gezang en het lied. Bij zoodanig begrip der noluur en van liet icezendér toonkunst, blijft dan ook geen twijfel meer overig ten aan zien der grenzen binnen welke de toonkunst hare wer king mag doen gelden, geen twijfel meer overig ten aan zien (ld strekking welke zij hebben moet wil ze hare eigenschap en hare muzikale kunstwaarde niet ver liezen. Wij willen aan deze bijzonderheden onze opmerk zaamheid vóór enkele óogenblikken wijden. flr.° 2. DE TOONKUNST ALS SCHOONE-KUNST. Xooals wij in de voorgaande afdeeling aanvoerden, heeft de muzijk en ze staat daarmede niet gelijk met de ove rige kunsten haren grond en haar grondbeginsel m de natuur zelve. Geene anderekunst toch is zóózeer, zdó in- hig in het innerlijke en eigenlijke wezen van den mensch ingeweven zóó klaarblijkelijk uit henizelven ontsproten en. weder op en tot hem gerigt en gewend als zij. De mu zijk is de eigenlijke kunst des levens en al stelden de ouden liaardaarom, op eenehoogslzinneheeldige wijze, te midden der zoogenaamde zeven vrije kunsten (als waro zij daarvan de as en het middelpunt) ze wordt ook niet minder door do latere en tegenwoordige geslachten op prijs gesteld en naar waarde geschat. De muzijk is de reinste en meest geestelijke der kunsten. Haar zinnelijk- ste kunstgewrochten werken op liet te zarnen gevatte geestelijke leven des mehschen. Xe berust dan oók daar om volkomen gelijkmatig op de drie elementen welke het wezenlijke schoone in eehe kunst leuren kennen 'én die tevens de schepping der wereld verkondigen melodie, harmonie en systematische beweging rhijthmus In deze drie elementen is een Veelsoortig iets, te on derscheiden door het zintuig des gehoórs en door dat des gevoéls. Dat veelsoortig iets brengt eene éénheid voort, die alles verbindt, zoodat de natuur zelve, in de schoon ste en heerlijkste veelzijdigheid zich schijnt onderworpen le heliben aan do weiten der éénheid. Niet alleen het verstand rhaar ook het eigendomhnelijk opvallings- en begrip-vermogen dór menscheri maakt hierbij vergelijkingen en leert afgescheidene zaken in hare verbinding en overeenstemming op en tot el kander kennen en ontwaart men tevens hieruitdat het grondkarakter der muzijk in de natuur ligt eri dë toonkunst reeds daarom ëche manifestatie van de alge- meene naluUr-verordening is. Si Volgens de gewone verklaring móet het eerste ontstaan der toonkunst een werk van nabootsing zijn geweest doordien dë mensehen zich zouden beijverd Hebben too nen en geluiden der dieren, b. V. het gezang der vogelen, óf der natuurverschijnselen 1). v. het geloei en liet ge huil van dcri wind na te bootsen. Ojigëlijké dT der gelijke wijze tracht men zich dan ook hare vérdere ont wikkeling én beschaving voor te stellen. Stellig kan eii mag de aangeboren zudht tot nabootsing des nienschen zich hier hebben doeri gelden de eeriige en de voornaam ste oorznah waarom dé mensch zich eene reeks van toonen schiep, waardoor hij trachtte zijn innerlijk gevoel aan de wereld buiten hem bekend temaken, Was zij (ook van de edelste zijde genomen) niet. Wij zouden eerder mógen verzekeren, én niemand zal óns dien grond van overtuiging, waarop wij die Verzeke ring doen rusten kunnen ontnemen dal de toonkunst eigenlijk niet uitgevonden werd maar tegelijk meten in allen gevalle in den mensch en riiel eeist door hem ont stond ziehier het bewijs De zucht des menscheo om door spraak zich aan an- deren mede te dealen, is aangeboren. Met bet geboren worden en ter wereld komen met deze zucht (als wij om 'zóó mogen uitdrukken) rigtto de wijsheid en de almagt des Scheppers ook het spraakorgaan zóó in dat het zich voor de modulation (golvingen) der spraak vormde. Daarmede hebben wij reeds het allereerste grondbegin sel dér muzijk want met de spraakvorming en woorden treedt ook zonder aanleiding of aanleidende oorzaak eene modulatie der stem te voorschijn tot welker be- Schavingdemenschdoornaluurlijk instinct wordt aange dreven. Elke ruwe spraak is muzijk in ruw grondbegin sel. Daarom heeft iedere Wilde riaïie, hoezeer zij spraak ontberen moge hafe muzijk terwijl zij zieh meerdere loonen eigen maakt, om, met levendige gevoelens verge zeld gaande gedachten en opwellingen te uiten en uit te drukken. Daartoe behooren zelfs wanneer wij te rug willen keereu tot den meest onbeschaafden toestand, het klappen met de tongliet piepen of pijpen met de lippen 'en dergelijke (vaak niet navolgenswaardige) manieren meer welke bij enkele natiën niet alleen als toon, maar ook als Werkelijke articulatie of uitspraak der taal gel den. Ten voorbeelde, alleen de Esqnimo's, die het wild ste en ruwste volk van Europa zijn doch die eene laaf en eene muzijk hebben en welker gezang zieh niette genstaande het zich tusschen vijf verschillende too nen beweegt door allerlei begeleidende wijzen van bo vengenoemde natuurtoonen en geluiden in de grootste veelvoudigheid oplost. Ook zoüdè de mensch gesteld zijne muzijk ware een werk van nabootsing, niettegenstaande hare latero volmaking over het algemeen niet het regt hebben, haar als zijn eigendom te beschouwen. Dat echter is de muzijk als kunst, als zoodanig behoort zij alléén den men scheo toe. ScniLLER zegt Gij alleen o mensch hebt de kunstmet andere woorden «De kunst is valleen iiw eigendom o menschHet kinderoor even als het oor van den ruwen natuurmensch, vermaakt zich met klanken even ais het oog met het licht en de bonte kleuren zulks dóet zonder hen te kunnen onderschei den of met elkaar in verband le kunnen brengen. Het dier toont zich gevoelig voor loonen, klanken en gelui den vooral wanneer daarmode gepaard gaal aanlok king tót voedering aanwakkering ten strijde enz. Zulke opvatting van geluiden is echter nog geen mu- zijkzin hoogstens genomen is ze beginsel of grondtoon van dezelve. De wezenlijke ontvankelijkheid en vatbaar heid voor muzijk rust op het vermogen van combinatie dat één is met vernuft.. Dit blijkt ook hieruit dat do- beschaving van den muzijkzin gelijken tred houdt met do artdere ontwikkelingen van den geest. Onder deze laat-, sten bekleedt dan het vernuft steeds de eerste plaats. De muzijk treedt dan ook daarom in de innigste ver wantschap met de dichtkunst op. Deze wordt in deze vereeniging eerst Uit het innerlijke van het gemoed in het uitwendige leven te voorschijn geroepen want ze maakt toch alleen als lied in hel gezang den volslen en volkomensten indruk op het gemoed. Van daar dan ook de rhijthmus of maatafdeeling die voor eik gedicht iu decompositie wordt gevorderd; van daar dan ook de aan valligheid en het aangename welke de rijm aan een ge dicht geeft. De rijm toch bevredigt het gemoed hij de opzegging van een gedicht hij vordert reods hier mo dulatie der stem en deze vormt de overgang lot hut ge zang. Maar even als de muzijk in de naauwsle betrekking tot de dichtkunst staat zoo vindt zij ook overal in het leven, eenen grond, waarin diepte van gevoel heerscbend is eri de verbeeldingskracht opgewekt wordt, waardoor hel gelleele leven feene hoogere heslemming erlangt want even als het gevoel zich rrret gelijken aandrang tracht kenbaar te. maken als liet verstand of vernuftwanneer dat deszelfs gedachten uiteven zoo zijn de woorden hij hel gezang (de eigenaardigste en de natuurlijkste muzijk van den mensch). Bij den zang immers is bij zijn eigen intizijk-inslruinent en hij tracht daarbij eene verhoo ging van indruk te voegen om des te meer zijne instru mentale tnuzijk te doen uitkomen. (IVordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1851 | | pagina 1