Aan de Aederlandsche Natie. Kenige bijzonderheden omtrent de nu ongeveer tien jaren geleden onder nomen engelsehe expeditie tot opvaring van den Niger. In 1839 40 en 41 Koesterden de voorstanders der afsclia(TIng van den slavenhandel eene reeds toen over dreven eeachle hoop dat eene expeditie naar den Niger van bijkans xvereldhervormende gevolgen zijn zoude. Drie kleine schepen zouden den Niger opstoomon voor zien van middelen door welke men dacht de vergifti gende dampen onschadelijk te kunnen maken en do commissarissen van H. M. zouden met de barbaarsche vorsten dier landen door middel van geschenken groo- tendeels in allerlei snuisterijen bestaande traktaten sluiten die door de zwarte potentaten met kruisjes onderteekend moesten worden slavernij zoude voor eeuwig afgeschaft raken modelhoeven moesten op- gerigt worden stoomploegen den rnaagdelijken grond ontginnen in het kort de Niger moest in een' twee den Theemsde steden Iddah en Egga in Liverpools èn Manchesters herschapen worden. Het gouvernement bewilligde 65,000 p. st.. ter uit rusting van drie stoombooten en ofschoon in de mon- slervergadering in Exeter Hall menigeen zijne personele gevoelens aan liet belang van de zaak opofferde zno ontbrak het toch niet aan menschen van gezond prac- tisoh verstand en evenmin van philanthropic ontbloot die aan de ontwerpers onoverkomelijke bezwaren voor oogen hielden en van gevoelen waren dal het gouver nement het niet verantwoorden kon op zulk eene Xvijze eene zoo aanzienlijke som met zoo weinig uit- zigt op voldoende vruchten uitte geven en het leven van brave officieren en zeelieden in de waagschaal te stellen. Ook van den kant des bandels vond men liet overtollig dal het gouvernement zich met zaken be moeide die zonder zijne tusschenkomstbeter zouden slagen en men maakte reeds toen de aanmerking dat er geene behoefte bestaat aan weldadige maatschappijen om den Brilschcn koopman te loeren boe men met be radenheid iets voor winst behoort Ie wagen. Jaren zijn verloopen sedert de philantliropische Niger- expedilie de hrilsche stranden verliet en haar nood lottige uitslag behoort tot de geschiedenis van liet ver- ledene van het begin tot het einde was het niets, dan bittere teleurstelling. De expeditie bestond uit drie ijzeren stoombooten de Albert en Wilberforceelk van 457 ton en 70 paar denkracht en de Soudan van 249 ton en 35 paarden kracht wegens geringen diepgang, geheel plat gebouwd, zonder kiel maar om dit op zee te vergoeden waren ér twee dikke planken 7 voet lang en 5 voet diep die in waterdigte kasten op de hoogte, waar anders de kiel is op en ncêr gleden. De schepen waren door 4 sterke ijzeren afschuttingen in 5 waterdigte afdeelingen verdeeld om het gevaar van zinken/, ingeval van stoo- ten te verhoeden. Dit had echter het groote nadeel dat de vrije doortogt der lucht belemmerd werd en ofschoon men daarvoor de ventilatietoestellen van doctor Heid aangehragt had zoo bleek datwat op de Theems als volmaakt was voorgekomen aan de lords van de admiraliteit op den Niger hijkans nutteloos was en het geheele toestel nam veel te veel plaats weg en werkte vooral allernadeeligst op bel gemoed van het zeevolk de veronderstelling dat Sulphurelher Hydrogen de oor zaak van de kwaadaardige koortsen was bleek bij on dervinding geheel ongegrond te zijn. De bevelhebbers der drie booten werden tot commis sarissen van de regering benoemd met magt om trak taten met de opperhoofden op do kust en langs den Nigerlot afschaffing van den slavenhandel te sluiten buitendien voegden zich daarbij verscheiden geleerden voor rekening van de Afrikaansche Beschavings-Socie- teit en er werd ook nog een landbouwkundig gezel schap bijgevoegd met plan om eene modelboeve op te rigten. De expeditie vertrok in Mei 1840 en liep 13 en 15 /sugustus den Nun-arrn van den Niger binnen het geen met groote moegelijkheden vergezeld ging want, ofschoon de riviermonden zeer breed uitloopen zoo is de eenigste tot nog toe ontdekte bevaarbare passage zoo smal dat de schepen niet eens daarin rond konden draaijen. Op 20 Augustus begon de opvaart op de rivier de oevers waren bedekt met wilde bosschen en de schepen werden op een kleinen afstand door kleine kanoo's omringd. Op 26 Augustus kwam men te Ibu of Aboh en had men eene zamenkomst met den koning Obi. Na 3 uur wachtens verscheen de vorste lijke stoet bestaande uit eene groote kanoo met eene witte vlag in een der boeken niet eene ruwe naboot sing van de Union-Jack voorzien. De koning werd door verscheiden andere kanoo's gevolgd waarvan een loebehoorende aan den Briltenvriend den prins de engelsehe vlag droeg die hem door vroegeru bezoekers was ten geschenke gegeven. Zij naderden zeer lang zaam waarschijnlijk uit ontzag voor eene kanoo zoo veel respect inboezemende als de Wilberforce ofschoon koning Obi daaraan cenigzins gewend was door het zien der stoombooten onder Lander en Lnird. Koning Obi stond in hel midden onder eenen groe ten karmozijnen zonnescherm vergezeld vsn den mi neralogist Jtoscherdie den prins, op zijn terugtogt tot zijnen vader, vergezeld had. Z. M. droeg een schnrla- kenklecd, met eenige ruwe zwarte kant versierd wijden broek van wil calicotzwart fluweelen kegelvormige muts met gouden kwast terwijl zijne roetachtige on bedekte voelen hoogst zonderling bij zijnen witten pan talon afstaken. Het eerste traktaat werd met dezen potentaat ge sloten maar Z. M. scheen meer door het uitzigt op de geschenken overgehaald te worden, om den slavenhandel vaarwel te zeggen dan wel uit overtuiging van de wreedheid van dezen handel. De uitslag van deze palaver met Obi bewijst duidelijk genoeg de dwaasheid om te verwachten, dat men door eene morgen-visite de zeden van eenen vorst zou kunnen veranderen die nooit anders gewend is, dan aan zijnen eigenen wil Ie gehoorzamen. Vervolg hierna.) C a 1 i f o r n i e. De vnlsmnde berigten uit 'Californie zijn daarom vooral merkwaardig wijl zij meer onpartijdig en juis ter zijn dan die door de amerikaansche dagbladen tot nog toe medegedeeld. De goudplaat ligt in de baai van San-Francisco aan den mond der Sacramento en San-Joacbin die zich in onderscheidene armen verdeelen en het met goud be zwangerde zand mpdevoeren. Die plaat is twintig mij len lang en de breedte schat men op 40 a 50 mijlen. Het good komt voor in blaadjes of korrels met platina vermengd. Sommige dier korrels wegen zelfs drie on een zwaardere beeft men nog niet gevonden. Een once goud geldt daar in den handel ruim 30 gulden. Somtijds vindt men hel over de oppervlakte verspreid somtijds eenige voelen diep. De opbrengst is echter zeer overdreven men rekent dat ieder persoon per week voor eene waarde van 250 gulden kan bijeen zoe ken. Sommigen zijn zonder twijfel gelukkiger geweest maar zij waren dit bij uitzondering. Thans kan men veronderstellen dat er meer zal gevonden worden nu men werktuigen bezigt tot het wasschen van het in het zand aanwezige goud dat vroeger werd voorbijgezien. De Amerikanen en Spanjaarden zijn thans meester van dezen grond hoewel zij reeds onder elkander verdeeld zijn. De nieuw aankomende vreemdelingen loopen ge vaar van slecht ontvangen te worden daar er geen po- licie of militaire magt is, die het zeiven thans veel te druk beldien met bet vullen van hunne zakken. Het is maar al te waardat de meeste schepen die in de havens van Californie komen hunne equipages door desertie verliezen en aan vele ongeregeldheden bloot staan. Men ziet dus boe overdreven dat lokaas is om Californie te gaan bezoeken als of alleen dat land be geerlijk ware waar het goud als voor den voet ligt. Niet alzoo echter is bet. Ware dit waarheid dan zou er geen gelukkiger land zijn da» Peru en Mexico; geene heerschappij zou magtiger zijn, don de Spaansclie.- Ondertusschen is dit er zoo verre van af, dat Philips 11 eens,openlijk eene bankbreuk heeft moeten begaan. Te regl zegt de groote staatsman Montesquieu: «het goud en zilver is meest een denkbeeldige rijkdom." Na de overheerscliing van Mexico en Peru lieten de Spanjaards de natuurlijke rijkdommen varen om de rijkdommen der verbeelding na te jagen. Het goud en zilver was in Europa schaars en Spanje eensklaps in bet bezit geraakt van de kostbaarste metalen vormde te voren nooit ontworpen of gedachte inzigten. Zij doorzochten de mijnen doorgroeven de bergen von den werktuigen uit om het water uit dezelve op te halen hel erts te breken en af te scheiden. Spoedig werd het geld in Europa verdubbeld en bet voordeel er van voor Spanje Verminderde tol op de helft. Velen beklagen de dwaasheid eenmaal door Fran- pois I begaan,omdat hij het voorstel van Christophorus Co lumbus van de band wees.toen deze hem de ontdekking der West-lndiën voorsloeg.-En welligt deed Franpois 1 eene wijze daad. Spanje beeft gédaan zoo als die dwaze Phrygische koning Midas die bad dat alles wat bij aanraakte in goud mogl veranderen maar weldra genoodzaakt werd den god Hachus andermaal aan te roepen om het terugnemen zijner gave. Voorwaar de menigte der metalen maakt den rijk dom van een volk niet uit maar veeleer deszelfs vlijt spaarzaamheid burgerdeugd en godsdienstzin. Die mijnen althans worden nooit zonder rente opgedolven die rijkdom vervloeit nooit. Onder bovenstaanden titel behelsde de Zeeuwsche Courant dezer dagen het volgende ingezonden artikel een vervolg zijnde van 'vroeger in dal blad geplaatste stukken hetzelfde onderwerp betreffende «Vroeger hebben wij de grondbelastingen en daarna de personele belastingen geschetst, om, zooveel mogelijk, voor een ieder aanschouwelijk te maken hoe onregt- vaardig en onbillijk die belastingen steeds bevonden worden. Met niet minder grond heb ik mij voorgesteld te be wijzen dat ook die hoedanigheden in het stelsel van belastingen op de eerste levensbehoeften de dranken brandstoffen zeep enz. in ruime male worden waar genomen. Doch daar dit onderwerp van zeer groolen omvang is en alzoo te uitgebreid om de redactie van eene staatkundige courant lastig te vallen met het ver zoek een vertoog daarover te plaatsen zoo heli ik mij voorgpnomen. slechts met eenige wenken aan te toonen hoe onregtvaardig deze belastingen hij voortduring te achten zijn. Wanneer men de bovengemelde be^stingen allen door elkander rekent dan zal men bevinden dat door den minderen stand (de volstrekt armen hiervan uit gezonderd waardoor men hier moet verstaan den ge ringen burgerdie lot hiertoe met zich zie grootste ontberingen te getroosten nog altijd zic'nzelven en de zijnen van het hoogst noodige heeft kunnen voorzien de helft van zijne uitgaven voor die voorwerpen aan belasting betaald wordt; terwijl van den middenstand of gegoeden burger een derde van die uitgaven daar voor zijn bestemd maar bij den rijken dat slechts op een zesde gedeelte te begrooten is. Alzoo zal men ontwaren dat de rijke middenstand en de kleine bur ger allen nagenoeg evenveel voor bovengemelde belas ting moeten bijdragen hoewel zij natuurlijk niet evenveel daarvoor uilgeven. Men stelle zich voor, twee personen, die ieder ƒ1000 inkomen hebben doch de een heeft vrouw en acht kinderen en de ander is ongehuwd. Als men dan aanneemt dat door ieder hoofd jaarlijks aan belasting op de eerste levensbehoeften wordt betaald de som van f 30, dat voorzeker geen aanleiding kan geven, om mij van overdrijving te beschuldigen daar, wanneer men het eens juist wilde nagaan die som veel hooger zoude bevonden worden dan betaalt bij die het minste missen kan, f 300, èn de ander of die het meeste missen kan,/" 30 en ook betaalt dan hij, die f 20,000 te verteren heeft f 30 belasting van zijne levensmid delen even als hij die slechts f 100 tol dat einde be steden kan. Wanneer nu een huisvader met vrouw en acht kin deren f 1000 inkomen heeftdan zult gij zeggen die behoeft zich het noodige niet te onthouden, fk heb gemeend het tegendeel te kunnen bewijzen op de vol gende wijze ais Wanneer hij zich het noodige niet behoeft te ont houden dan ook betaalt hij alle jaren aan belasting op de levensmiddelen per hoofd f 30of f 300. Voor huur of interest van de koopsom van zijne woning, personele- grond- en patentbelasting - 200. 'Kleeding, schoenmaker enz- 200. Voor onderwijs zijner kinderen- 72. Te zamenf 772. Dez,e som van de f 1000 afgetrokken dan rest hem slechts f 228. Zeg mij als hij zich nu van het hoogst noodige moet voorzien zou dan die som daartoe vol doende wezen 7 Immers neen En zou men dan niet mogen vragen Is dat nu billijk? Is dat nu regtvoardig dat de een de helft van zijne inkomsten aan belasting moet betalen en zelf gebrek lijden terwijl de ander in weelde en overdaad levende op zijn hoogst een twintigste gedeelte daarvan missen moet Welk een verschil levert nu zoodanig stelsel nipt op in vergelijking van den slaat, die hij den boekdrukker de Wilde is uitgegeven Volgens dien staat toch zou de een slechts f 50 betalen en alzoo minstens f 350 minder terwijl de onder alsdan f 140 betalen zou. Dit is wel iets meer maar als men berekent dat alles naar evenredigheid goedkooper worden zou dan is dat meerdere voor hem geen onoverkomelijke last. Neen landger.ooten met een bedroefd hart moet men hier vragen Is dat een belastingstelsel waardig aan onzen tijd en dat in een Christenland hetwelk zoozeer op godsdienst roemt Waarlijk I hel is er verre van daan en het gelijkt meereen land bewoond door Hindoes waar Paria's door de bevoorregte casten wor den onderdrukt. O gijdie een menscbelijk hart in uwen boezem omdraagt of voorgeeft zulks te bezitten verheft uwe stemmen en verzoekt dringend en bij her haling gezamentlijk aan onzen koning aan onze ver tegenwoordigers en aan allen waar ook en in welke betrekking geplaatstverzoekt toch dat het bestaande zoo gebate en de menschbeid ooteerende stelsel van belastingen door een billijker stelsel dat is eene be lasting op de inkomsten per hoofd berekend ver vangen worde. Naar mijn oordeel, geloof ik genoeg gezegd te hebben, om aan te wijzen met welken grond men het stelsel der belastingen op de levensmiddelen als alleronregt- vaardigst mag beschouwen. En wanneer men nu in aanmerking neemt, dat deeerlijke handel (de smokkelaar bevindt er zich goed hij) daardoor geheel wordt ver nietigd dan zal men ook moeten bekennen, dat het zeer ondoelmatig is. Ja daar het aan velen een middel in de hand geeft om zich door sluiken en vervalschen van belaste voorwerpen te verrijken verdient het ook met volle regt den naain van onzedelijk. Men neme

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1849 | | pagina 2