Zaturdag 11 November. W°. 90. 1848. Woensdag en Zaturdag. AB OWWEMEWTS-PRIJS; Per drie maanden 2,00. Franco per post f 2,15. mending tier Advert, daags te voren 'snamidd. vóór ót ure. verschijnt: phijs dek aavertentien! Gewone 15 cents de regel. Geboorte-, Huwelijks- en Doodberigten van 1-6 regels af I behalve het Zegelregt. De ondergeteekendeals vertegenwoordigende de Erven A. de Vos, drukkers en uitgevers dezer stads courant, rekent het aan zijne eer verschul digd te zijn, zich voor de lezers dier courant te zuiveren van eenen blaamals had hij in het nommer van den 4 dezereen ondergeschoven stuk geplaatst, hem door den gewezen redacteur, den heer P. 11. van der Weijde, in het openbaar te laste gelegd. Deze aantijging loch is ten eenenmale valsch. Het stukzooals dit letterlijk in de uitgegeven courant, als hoofdartikel voorkomt, is door den heer van der Weijde in persoon ter drukkerij be zorgd, met verzoek tof plaatsing, waaraan is vol daan. Nadat evenwel de proef aireede gecorri geerd was en men aan het afdrukken zou begin nen, is genoemde heer weder op de drukkerij gekomen en heeft gevorderd: dat de laatste vol zinnen van dat artikel zouden worden wegge nomen en door een ander opstel vervangen, met last om het eerste stuk tot een volgend nommer te bewaren, (ten blijke dat z. ed zich toen zelfs nog met den inhoud verecnigdedaaraan werd weder voldaan; doch heeft de ondergeteekende, op dat oogenblik niet tegenwoordig, en later be merkende waarmede de zetter bezig was, ge meend de verandering van het eenmaal geplaatste en goedgekeurde stuk niet te mogen toelaten maar gelast dat hetzelve zoude behouden blijven en de courant worden afgedrukt, alzoo het uur der uitgifte reeds lang door dat oponthoud ver streken was, maar vooral ook om een eind te maken aan die gedurige veranderingen in gele verde stukken^ doorgaans op het punt van af drukken door den redacteur meermalen gevor derd, waarover de bedienden der drukkerij reeds zoo dikwijls met grond hadden geklaagd. Hoezeer de ondergeteekende zich nu daardoor de ongenade van den redacteur moge hebben op den hals gehaald zal deze nogtans moeten erken nen dat hij zelf de oorzaak is van het gebeurde hetwelk de uitgevers verpligt z. ed. als redacteur dezer courant te bedanken. En zie daar voor het publiek de eenvoudige waarheid blootgelegd en het ongehoorde feit in de journalistiek natuurlijk verklaard. H. HARDEMAN. BUITENLAND. FRANKFORT den 5 November. Het verhaal van de belegering en het innemen van Weenen is naar gelang der berigtgevers zoo verschil lend en zelfs tot dus verre zoo broksgewijze medege deeld dat wij vermennen onze lezers geen ondienst te doen, met hun thans het volgende aaneen geschakelde, zoo als het door de Pr. Stz. Anz.naar aanleiding van een rapport uit het hoofdkwartier van vorst IFmdtscA- grciz gegeven wordt aan te bieden. Het was in den avond van den 23 October dat de toet buitengewone keizerlijke volrnagt voorziene veld maarschalk vorst Windischgröz te Hetsendorfnabij Weenen verscheen, Z. D. begon met het uitvaardigen van erne opeiscbing aan de bevolking der stad om de wapenen af te leveren en zich onvoorwaardelijk aan de h'izerlijke bevelen le onderwerpen daar, ingeval van Weigering de stad door geweld van wapenen daartoe ff'dw ongen zou worden. Tot het bekend maken der gestelde eiscben werd der stad 24 uren en tot het vol doen -eraan nogmaals 48 urerfte weten tot op den avond van den 26 October toegestaan. Ofschoon deze termijn zonder eenig gevolg verstreken was er nu nadat ook zelfs op den 26 na den geëindigden termijn uit de buitenverschansingen der stad zonder dat daar toe de minste aanleiding plaats had op de keizerlijke troepen gescholen werd zoo liet Z. I). de veldmaar schalk evenwel ook nog den 27 October zonder het bezigen van eenigen maatregel van geweld voorbij gaan. Aan eenige deputation uit de stad die mei den vorst over zijne eiscben kwamen onderhandelen om eenige concession te verzoeken konden deze niet worden toe gestaan. Ofschoon intusschen het berigt was ontvangen dat er een hongaarsrh leger lot ondersteuning der Weener rebellen in aanlegt was, hetgene den vorst in de nood zakelijkheid stelde een gedeelte zijner troepen tegen dat leger te zenden zoo werd des niet te min met de overige reef's vroeger tot het bedwingen der stad be stemde troepen de aanval ondernomen maar hoewel hij alle toegangen van de stad door zijn geschut liet beschieten zoo bepaalde 's maarschalks bedoeling zich voor dezen dag lot hel bemagligen van de voorsteden Landstrasse en Leopoldsslad. Uit doel werd in den avond van dien dag, na het bestormen van de bui'en linie-poorten van onderschei den barrikaden en van het veroveren van 4 kanonnen door de troepen in weerwil van den wanhopigsten tegenstand der insurgenten zoo volkomen bereikt dat zij zich nog voor hel vallen van den nacht op hel glacis voor de binnenstad en aan den Donau-arm die dit glacis van de Lpopoldsstad afscheidt bevonden en het invalidenhuis het munlgebouw hel nieuwe hoofdtol kantoor de hooimarkts-kazerne en het vorstelijk Schwartsonbergsche zomer-paleis bemagligden en be zetten. Overal werden de troepen door de rustige, bewoners dezer voorsleden als redders en bevrijders van het schrikbewind der Anarchisten en de handlangers van deze hel gewapend gemeen met gejubel ontvangen. Z. D. de veldmaarschalk vleidde zich reeds met de hoop dat de stad na zoodanige ondervinding, van de overrnagt van een welgeoefend leger op talrijker maar ongeordende benden insurgenten overtuigd moest, zijn geworden en rekende er mitsdien op dal de onder werping titans zonder meerder dralen zou volgen en liet hij den 29 October rustig voorbijgaan om de stad den tijd te laten van lol bezinning te komen. ïn den nacht van den 29 op den 30 kwam er ook werkelijk eene deputatie van den gemeente-raad der stad, lot den veldmaarschalk, met eene schriftelijke verklaring dat de stad zich onvoorwaardelijk onder wierp en zich den haar opgelegden staat van beleg zou getroosten en werd hierop overeengekomen dat de troepen de stad en de voorsteden den 30 zouden bezetten. Hierop werd er in Weenen eene commissie benoemd om de bijzonderheden van het ten uitvoer leggen der bepaalde maatregelen nader vast testellen. Maar in tusschen bevestigde zich des morgens van den 29 het berigt, dat de hongaarsohe rebellen in aanlogl waren en dal de veldmaarschalk zijne voorname rnagt tegen deze moest wenden. De veldmaarschalk trof den vijand aan in eene voor deze gunstige stelling aan gene zijde Sehmechat twee mijlen van Weenen liet hen onverwijld door het leger korps van den banus van Croalie en de andere toege voegde ruiterij van het 3d0 legerkorps aantasten, nog dien eigen dag tot over de Fischa terugwerpen en den 31 tot aan de grenzen van Hongarijen vervolgen. De Weeners het aanrukken van hunne bondgenoo- ten van den Slephanustoren gade slaande ontleenden nieuwe hoop daaruit en lieten er zich tot een trouw loos schenden der aangegane kapilulatie, door verlei den. De opperbevelhebber van de nationale garde, M essenhausersprak tot tweemaal toe, van boven van den toren bet volk aan om te verkondigen dat de Hongaren de keizerlijke troepen versloegen en om het volk tot hel- wedergrijpen naar de wapenen aan to manen. Op het eigen oogenblik waarop de kapitulatie tea uitvoer gelegd had moeten worden werden de vijan delijkheden van den kant van de stad ook weder op nieuw begonnen. Die trouwbreuk moest onverwijld door het weder be schieten van eenige wegens hare kwade gezindheid be kende voorsleden worden gestraft en met dit beschie ten werd lot in den avond van den 30 October voort gegaan. De stad verklaarde hierop ten tweede male in on derwerping te komen en reeds den 31 moest 2ulks met <le daad verwezenllijkt worden. Maar in den ochtend van dien dag verscheen er eene deputatie van den gemeenteraad, met de verklaring dat wel is waar het meerendeel der burgers opregtelijk gezind was aan ai de eiscben des veldrnaarschalks toe te geven maar dat dit meerendeel niet opgewassen was tegen de lot een schrikbewind gestegen rnagt van de de mocratische clubsan van hel comité der studenten en van de door deze allen als werktuigen gebruikt wor dende proletariën zoo dat het, wel verre van zijnen wit in het minst te kunnen doen gelden integendeel zelfs de bescherming van den veldmaarschalk voor zijno personen en zijne bedreigde eigendommen moest inroe pen alzoo het eedgespan besloten had de stad in brand te steken en zich onder de puinen le begraven. De veldmaarschalk liet hierop in den namiddag van den 31 nog meerdere troepen door de voorsteden op rukken deze werden bij hun verschijnen op het glacis met een hevig vuur uit de stad ontvangen maar des niet te min sloten zij de, binnenstad binnen welke do rebellen zich allen terug getrokken hadden ten naauw- ste in. Nog dien eigen avond werd de sterk gebarri- kadeerde Burgpoort ingeschoten, en door twee batail- lonsvan 8 stukken geschut voorzien, stormender hand bemagligd. (ÏPt gemeen had intusschen het ge- bon w van tie keizerlijke boekerij al reeds in brand ge stoken het dak brandde af, maar het verdere van het gebouw, alsmede do geheele burg, werden door het binnenrukken der keizerlijken gered. De troepen waren thans meester van bijna de ge- beele stad waarvan de onderwerping nadat zij allo mildere... uitkomst met hardnekkigheid en zelfs met trouwbreuk had afgewezen, alzoo door geweld van wa penen volbragt is. De, stad en omstreken tot op een' afstand van twee mijlen is in slaat van beleg verklaard. FRANKFORT den 6 November. ïn de zitting der duitsohe nationale vergadering vati lieden heeft de minister van binnenlandsche zaken on der anderen de vroeger vermelde interpellation betrek kelijk Limburg beantwoord. De minister verklaarde, dat hel besluit omtrent dat hertogdom door de verga dering genomen aan het nederlandsche gouvernement was medegedeeld maar dat daarop nog geen antwoord was ontvangen een verzuim dat men echter daarom niet euvel nemen mogt omdat de scheiding van Lim burg groot e moeijelijk heden aanbood. De minister wees verder op de noodzakelijkheid de met Holland bestaande betrekkingen van vriendschap te blijven handhaven vooral ook in het belang van den handel. Wat de interpellate omtrent de nieuwe Grondwet ge zegd had zoo antwoordde de minister dat men naar den Haag om eene nadere inlichting van de 2dft paragraaf van het 1ste ontwerp, houdende bepalingen der uitge strektheid van het grondgebied gevraagd had op welke vraag door den gevolmogtigden hollandschen afgezant te Frankfort officieel geantwoord was, dat men geens zins eene verandering of beperking van Limburgs grond gebied bedoelde. De spreker eindigde met op le mer ken dat overigens uil de verklaringen der limburgscho afgevaardigden en de hollandsche wetgevende kamer gebleken was, dat de wensch eener afscheiding van Holland en Limburg op verre na niet algemeen gedeeld werd.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1848 | | pagina 1