I ZÏERÏ&ZEESCHE DINGSDAG COURANT. 9 JUNIJ. Besturen en Administration. i¥ ieii wst ij d in gen N.o 46. A.o 1846. PUBLICATIE. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad ZIERIKZEE maken bekend Dat, overeenkomstig de bepalingen van de art. 70 en 78 van bet Reglement op de Buurtwegen en Voetpaden in deze Provincie, goed gekeurd bij Koninklijk besluit van den 4 Augustus 18d8, n.° 106, op tien 19 dezer maand, eene algemeene Schouwing zal plaats hebben op al de Wegen in het Poortarnbacht of Grondgebied dezer Stad en voorts maandelijks lot en met October, en gedurende de overige maandeR zoo dikwijls tie staal der wegen zulks noodzakelijk zal doen oordooien wordende mitsdien alle wegpligtige eigenaars of gebruikers van landen en gronden uitgonoodigd om te zorgen dat de wegen en voetpaden bij de bepaalde schouwing, in behoorlijken staat en geëffend zijn en om voorts dezelve in behoorlijk goeden staat lo onderhoudenzoo/lat die bij iedere herhaalde schouwingnaar ge noegen bevonden worden, zullende tie nalatigen hierin ingevolge voormeld reglement moeten worden vervolgd en gestraft. Gedaan ten Raadhuize der Stad Zierikzeetien '2 Juni] 1856. Burgemeester en Wethouders voornoemd DE CRANK vl. Ter ordonnantie De Stads Secretaris, W. J. P. KROEP. IIU AN DSCfIOU WING. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad ZIERIKZEE verwittigen de ingezetenen: dat er op Maandag den 15 dezer maand eene algemeene Inspectie op' de Brandbluschmiddelen te dezer Stede zal gehouden worden en herinneren mitsdien aan de bepalingen van do art. 45 45 en 46 van hel Brand-Reglement vonr deze Stad opdat alles in goeden bruikharen slaat worde tentoongesteld en niemand alzoo door onwetendheid vervalle in tie. boeten tegen de nalatigen verordend. Zierikzee, den 8 Junij 1856. Burgemeester en Wethouders voornoemd DE CRANE vt. Ter ordonnantie De Stads Secretaris W. J. P. KROEF. R E KE N D M A K I A' G. DeABRONDISSF.MENTS REGTBANK te ZIERIKZEE, Gelet op art. 17 en 18 tier wel op de zamensleliing der Regter- lrjke Magl en liet beleid tier Justitie, mitsgaders op art. 13 en 15, betreffende de orde van de inwendige dienst tier Roeibanken verval in het besluit van Z. M. van den 14 September 1838; Gehoord tien Heer Officier van Justitie heeft goedgevonden lo bepalen, zooals bepaald wordt bij deze, datgedurende de vacantie beginnende met tien eersten Juli en eindigende met den laatsten Augustus aanslaande de Regtbnnk tot afdoening der spnedver- eischentle Burgerlijke en Handelszaken hare teregtzilling zal houden telken Vrijdag des voormidtlags te tien ure terwijl do behandeling der strafzaken als gewoonlijk ten zelfden dage zal plaats hebben. En zal biervan door aanplakking aan het Geregtsgebouw en door aankondiging in de Zierikzeesche Courant, opent lijk kennis worden gegeven. Gedaan ter openbare civile teregtzilling van dun 5 Juni 1800 zes en veertig. De Voorzitter der Arrondissements Regthank voornoemd A. J. F. EGTER van W1SSEKERKE Ter ordonnantie van dezelve W. BORRENDAMME, Subsi. Griffier. FRANKRIJ K. PARIJS den 2 Junij. Het ministerie van oorlog heeft van den luitenant-generaal Lamoricière eene depêche ontvangen die ongeluk kiglijk de droevige tijding van het vermoorden der fransche krijgsge vangenen welke zich in Abd-el-Kaders handen bevonden maar al to volkomen bevestigd. De zekerheid van deze treurige gebeurtenis heeft men bekomen door eenen horenblazer van het 8'" bat. jagers van Orleans, wien hel gelukt is uit handen van onzen wreeden vijand te ontsnappen. Zie bier het verbad, gelijk bij hetzelve gegeven heeft en zooals het in de depêche wordt medegedeeld Guiüame Rolland, horenblazer bij de 2d" komp. gnio van liet 8'1' balaillon jagers van Orleans, die den 28 Septenibe- 1845 gevangen gemaakt was is uit zijne gevangenschap ontkomen. Den 17 Mei 1846 is hij te Lalla Maghrenia aangekomen. Die man was den "23 September gekwetst geworden donr een schot in de linker bil een yaiifgans-houw aan den regtcr voet en een dolksteek in de regler wang. Van hetgeen bom wedervaren is heeft hij op de volgende wijs Verslag gegeven »!)e deïra lag ongeveer 3 uren gaans van de Malnni'n gekampeerd. De gevangenen aan den oever der rivier geplaatst bewoonden er een 20ta[ gonrhis te midden van het kamp der geregelde infanteristen. Deze zijn ongeveer 500 in getal, mede verdeeld in gonrhis bij hoopjes van 5 of 6. Hel kamp was omsloten donr eenen zeer buogen ringwal van struiken tussclien welke men twee doorgangen had opengelaten op deze wijze werd liet bewaken der gevangenen gemakkelijker. «Den 27 April omstreeks 2 of 3 ure des achleriniddagsontving men eenen brief van Abd-el-Kadervervolgens kwamen drie ruiters in ons kamp de officiers halen, van wege Muslapha-ben-Tamizij voerden hen naar de deïra onder voorwendsel van hen aan een feest dat hij den khalifa gegeven moest worden te doen deel nemen. Het waren do boeren de CognordLazaret, MarinUillerain, Cahasse adjudant Thomasde huzaren-wachtmeester Teslard do huzaar Trottel en nog twee anderen welke allen zij medenamen. «Bij het vallen van den avond werden de overige gevangenen ver zameld en in één gelid geplaatst. Men had ons bevolen als ons goed mr.lo te brengen. Toen wij, dus bijeen waren zijn de geregelde infanteristen gekomen men scheidde ons alstoen om ons in hunne gourbis te brengen. Wij waren met ons zevenen die door de be woners van vier gourbis weggeleid werden zij deden ons allen te zamen in denzelfden gourbi gaan. Ik waarschuwde mijne kameraden dat er zeker des nachts iets gebeuren zou dat wij dus niet moesten slapen maar ons gereed houden om ons te weren zoo men ons om hals wilde brengen. Ik bezat een fransch mes dat ik drie dagen te voren aan den oever der Malouia gevonden had. «Toen wij in de hut traden vond ik nog een sikkel dien ik aan mijn' kameraad Daumat gaf. Rij bet geringste gerucht zeide ik zal ik liet eerst naar buiten gaan en dan moet gij lieden mij volgen. «Tegen middernacht heffen Abd-el-Kader's soldaten een geschreeuw aan. Dit was hel afgesproken sein.' Ik vlieg het eerst naar buiten, ontmoet een' infanterist, stoot hem mijn mes in de horsten hij valt; ik spring in den ringwal van struiken en rol op den grond. Terwijl ik mij poog los te wikkelen komen er soldaten aan die mij willen grijpen mijn pantalon die niet in den besten toestand was blijft hun in de handen ik zelf ontsnap in mijn hemd. In een' bollen weg 100 ellen van het kamp vuurt een in hinderlaag liggende troep op mij een kogel kwetst mij doch niet zwaar aan het regter-been. Ik zet mijne vlugt vonrt beklim eenen heuvel en ga op den grond, zitten om te zienof ook iemand mijner kameraden bij mij ltomen zal. «Mij naar bot kamp wendendohoorde ik het geschreeuw der ge vangenen en van Abd-el-Kader's volk de snaphaanscholen duurden meer dan een half uur zeker hebben mijne medgezellen zich verde digd voor zoo ver ik uit liet geruchtdat ik hoorde kon opmaken. «Aan het bloedbad in de gourbis der geregelde infanterie trachtende te ontkomen waren verscheiden gevangenen naar onze gourhis in het midden van het kamp gevlugl; om er hen uit te jagen slak men ze in brand en naar mate zij er uitkwamen schoot mco op hen. «Ziende dal er niemand bij mij kwam ging ik do Malouia over drie nachten achter elkander ben ik voortgetrokken terwijl ik mij over dag verborgen hield. Den derden dag omstreeks 3 of 4 ure begon het te donderen er viel regen en een sterke wind doorsneed de struiken; ik ging voort; bijna naakt, bad ik vreesselijk te lijden en denkende dat dit nog wel 2 of 3 uren moest duren wilde ik er maar een eind aan makenik ging dus op een marnkkaansch dorp aan waar ik nog voor het vallen van den avond aankwam. «Aan den ingang van liet dorp ontmoette ik vrouwen die water gingen putten toen zij mij zagen namen zij al schreeuwendo do vlugt ik trad hel dorp in. Aan het eind van een klein straatje zag ik een jong mensch van omtrent 20 jaren mij ziende trok bij een dolk om mij te dooden. Ik wilde sterven en ging dus naar hem too; reeds was ik op den afstand van 3 of 4 schreden bij hem toen een ander man van een naburig terras kwam en den arm van den jong man tegen hield. «Alstoen nam bij mij met zich, liet mij 2 of 3 minuten lang warmen en vervolgens liragt hij mij in zijne stulp. Daar bond hij mij handen en voeten en wierp een paardendek over mij heen. Dit ziende sprak ik geen woordik begreep dat ik niet lang te lijden zou hebben. Daarna zag ik dat hij zich gereed maakte om te gaan slapen. Denkende dus, dat hij mij eerst nog wilde doen lijden en daarna om hals brengen beduidde ik hem met leekens dat hij zich haasten zou en mij afmaken zonder mij veel pijn aan te Hoen. Hij sntwoordde dat hij niet voornemens was mij te dooden. Ik bragt den nacht door zoo goed ik konde. 's Morgens kwam hij mij losbinden. Zeven dagen heb ik bij hem doorgebragt; hij liet mij niet naar buiten gaan, omdat er lieden in het dorp waren die mij van het leven berooven wilden. «Den zevenden dag kwam er een nmn die mij voor twee harde piasters kocht. Deze deed mij des nachts op weg gaan om mij naar zijn huis te voeren. Daar gekomen gaf hij mij een liaik en een bournons hij hield mij tien dagen. Den tienden dag bragt bij mij bij een' zijner verwanten die in een merokkaansch dorp, eene dagreis van Lalla Maghrenia, woont. Deze laatste nam mij mede, omdat de ander den weg niet wist wij zijn door de bergen van Nedroma gekomen en digi bij die stad heeft mijn geleider een' gids moeten nemen. Aan mijnen eersten meester had ik gezegd dat bij geld krijgen zou wanneer liij mij aan de Eranscben terugbragt dit geloof ik hielp den tweeden op bet denkbeeld om mij naar Lalla Maghrenia te voeren. Wij waren nog 289 sterk geweest: men heeft mij gezegd dat er nog twee van mijne kameraden over zijn en zich in andere inarokltaansche dorpen beo inden. «De geregelde infanteristen hadden eenige mijner kameraden afge zonderd uit hoofde der ambachten welke zij verstonden. Ik geloof dat ook zij niet gedood zijn. Perrin. jager in bet 8s"1, bewaard als kleedermakorManin, horenblazer bij het 8''°, blikslager; Voland borenhlazers-leerling bij het 8,t0 bat. «Ziedaar, wat Rof/and verhaalt; hij vnegdo hierbij, dat Abd-el- Kader's troepen lust betoonden nrn lo verlooper. wijl de Marokkanen huri geen graan meer willen verknopen." NEDERLANDEN. 'sGRAVENHAGEden 5 Junij. Z. 51. de koning is den 29

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1846 | | pagina 1