10. A.0 1846. ZIERÏÜZEESCHE DINGSDAG f COURANT. 3 FEBRUARIJ. MSesturen en Administratiën. PUBLICATIE. UITWIJKKN van STOOM- en ZEILSCHEPEN. tf. beginnen met 1.° maart 1S46. De STAATSRAAD GOUVERNEUR van de Provincie ZEELAND Gelet op^Ziiner Majesteit-s besluit van den 9 December 1845 Staats blad n" 68) "houdende nadere bepalingen op liet uitwijken van stoom- en zeilschepen zijnde dat besluit van den navolgenden inhoud WIJ WILLEM bij rle gratie. Cols Koning der Neder landen Prins van Oranje-NassauGroot-Hertog van Luxemburg enz. enz. enz. Vervolg en slot van ons vorig n.° Art. 4. Bij ontmoeting in engten is het stroomopvarend stoomvaar- tuig verpligt zijne vaart te verminderen. Wanneer de engte zoo naauw is, dat niet ten minsten vier neder- landsche ellen ruimte, tusschen de uitstekende doelen der elkander ont moetende stoomvaartuigen zouden overblijven inoet het stroomopvarend stnomvaartnig do engte niet opvaren maar het gaande houden tot dat hei stroomafvnrende stoomvnartuig de engte gepasseerd zij. De bepalingen in dit artikel zijn eveneens toepasselijk op de stroomen door getij veroorzaakt. Art. 5. Slnoinvaarliligen op de ruimte onder stoom varende in welke rigting nok zijn gehouden overal uit te wijken voor een hij den wind liggpnd vaartuig over eiken boeg. Art. 6. Zeilvaartuigen op rivieren of in engten laverende, moeten zich echter zorgvuldig wachten om InsSchen de stoomvaarluigen en den wal welken deze houden moeten te geraken en zijn mitsdien verpligt te wenden alvorens deze koerslijn van naderende stoomvaurtuigen te kruisen. Art. 7. Een sloomvaarlnig een ander vaartuig in ecnig naauw vaar water in dezelfde rigting oplnopende en voorbijvarende, moet altijd het vaartuig dat hel voorbijvaart. aan bakboord van zich houden. De voorste moet aizoo houden naar bakboordszijde do oploopende naar stuurhoordszijiln. Wanneer echter het voorste vaartuig door paarden gejaagd wordt moet hel sloomvaartuig den wal tegenover het lijnpad houden Art. 8. Wanneer een sloomvaartuig, door eonige omstandigheid buiten deszclfs toedoen, zich in de onvermijdelijke noodzakelijkheid ziet gehragtom van de regelen in art. 3 en 7 gesteld af te wijken is het verpligt terstond zijne vaart aanmerkelijk te verminderen en ten blijke dat het den wal aan hetzelve aangewezen niet kan volgen hij dag behalve de gewone vlag, nog eene hlaauwe vlag ter luil vermast te hij - Schen en des nachts behalve de in art. 2 vermelde lichten nog een wit licht aan dan boegspriet te hangen en zoo wel hij dag als hij nachtbij het naderen van andere vaartuigen, don roeper te steken. Wanneer het sloomvaartuig in zoodanig geval tusschen een vaartuig dat door paarden gejaagd wordt en het lijnpad moet doorvaren moet het gejaagd wordende schip, zoodra het aangeroepen wordt, deszelfs lijnen laten vallen. Art. 9. Zeilvaartuigen op rivieren en stroomen zich met stoomvaar- tuigen bevindende, moeten niet bezeilden wind, zoo veel het vaarwater toelaat, in het midden-vaarwater houden of wel nabij den wal tegen over dien welke de stooinvaartuigen houden moeten. Art. 10. Een sloomvaartuig op rivieren of slroomen bij nacht tijdelijk stil liggende met de machines huiten werking zal hij de twee gekleurde lichten nog eene lantaarn van wit glas aan den top van den grooten mast hijschen en in het vaarwater voor anker liggende zal hetzelve des nachts eveneens eene lantaarn van wit glas aan den mast voeren met weglating van de gewone groene en roode lichten. Vaartuigen door stoomhoolen gesleept wordende moeten desgelijks, ook wanneer zij in het vaarwater ten anker liggen des nachts eene lan taarn van wit glas vertoonen. Art. 11. Bij mistig weder varende, zijn do stoomvaartuigen verpligt op scheeprijke vaarwaters voortdurend de klok te luiden. Ook moeten zijin zoodanig geval hunne vaart verminderen zoodat die de viermijls-vaart niet te hoven ga. Art. 12. Op houtvlotten welke op stroomen of kanalen vervoerd worden moeien des nachts twee helder lichtende lantaarns met witte glazen geplaatst zijn, eene vóór en eene achteronverschillig waar zij zich bevinden en of zij stil liggen of in de vaart zijn. Art. 13. Stoomvaartuigen welke kleine vaartuigen ontmoeten of voor- hijvaren, voor welke de golfslag door de raderen veroorzaakt, gevaarlijk kan zijn moeten zoo lang met verminderde kracht varen tol zij op êenen genoegzamen afstand van die vaartuigen verwijderd zijn. Wanneer dusdanige vaartuigen zoo nabij het sloomvaartuig zijn dat de golfslag, zelfs hij verminderde krachtgevaarlijk is te achten moet het sloomvaartuig zijne werktuigen geheel doen stilstaan, wanneer zulks zonder gevaar vonr eigene veiligheid kan plaats hebben. Art. 14. Bij het brengen van passagiers en goederen aan boord van Voorbijvarende stnornvaartuigen mogen de booten of vaartuigen welke daartoe dienen zich niet bij het sloomvaartuig hegeven vóór dat de werktuigen geheel stilstaan. Art. 15. De stoomvaartuigen mogen dc schipbruggen slechts met ver minderde kracht doorvaren met inachtneming van de algemeene maat regelen van voorzorg en. van de plaatselijke verordeningen welke voor afzonderlijke bruggen moglcn zijn vastgesteld. Omtrent het voorbijvaren der gierbruggen moeten de plaatselijke ver ordeningen in acht genomen worden. Art. Hi. Alle overtredingen der bepalingen van dit besluit zijn straf baar volgens de wel van den 6 Maart 1818 Staatsblad no. 12) of vol gens het algemeen wetboek van strafregt, wanneer daartoe termen zijn, onverminderd de civile verantwoordelijkheid der overtreders. Onze Ministers van Binnenlandsche Zaken, van Financiën, van Bui- tenlandsche Zaken en van Marine zijn heiast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst. Gegeven te 's Gravenhageden 9 December 1845. WILLEM. De Minister van Marine J. C. RIJK. De Minister van Binnenlandsche Zaken SCHIMMELPENN1NCK van dek OIJE. De Minister van Buitenlandsche Zaken, rm la SARBAZ. De Minister van Financiën van HALL. Uitgegeven den 4 Januarij 1846. De Directeur van het Kabinet des Konings, A. G. A. van RAPPARD. Heeft goedgevonden Het vorenstaande besluit te brengen ter kennis van allen die het zoude kunnen aangaan met uitnoodiging om zich ten stipste dien over eenkomstig te gedragen en alzoo de schromelijke gevolgen welke het niet naauwkeurig naleven van de gedachte bepalingen zouden kunnen veroorzaken voor te komen, wordende den belanghebbenden wel bij zonderlijk onder de aandacht gehragt, dat de thans, ten aanzien van het uitwijken van stoom-en zeilvaartuigen, bestaande verordeningen met den laatsten Februariij aanstaande als afgeschaft moeten worden be schouwd en de nieuwe bepalingen daaromtrentzoo als die in voormeld Koninklijk besluit zijn vervat, met den daarop volgenden eersten Maart in werking komen. En ten einde niemand hiervan eonige onwetendheid zoude kunnen voorwenden, zullen exemplaren dezer, in plano gedrukt, alom in deze provincie ter gewone plaatse worden aangeplaktterwijl door inser tie in de Middelburgse!' Zieri/czeesche en Goesche Couranten, hieraan verder de vereischte publiciteit zal worden gegeven. Middelburgden 21 Januarij 1846. De Staatsraad Gouverneur voornoemd VAN VREDENBURCH. BEKENDMAKING. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad ZIERIKZEE brengen' ter kennis van de belanghebbenden: dat de kommanderende Officieren van de verschillende korpsen door hel Departement van Oorlog zijn gemagtigd om aan de Miliciens der ligting van 1842 die permissie mogten vragen tot het aangaan van een huwelijk de vereischte vergunning daartoe uit te reiken mits door de manschappen vooraf hunne schuld op het kleoding- en reparatie-fonds zij aange zuiverd Zierikzee den 28 Januarij 1846. Burgemeester en Wethouders voornoemd DE CRANE vt. Ter ordonnanlie De Stads Secretaris, W. J. P. KROEF. KERKVOOGDEN te SIIIJANSLAND zullen op Zaturdag den 7 Februari] 1846 des voormiddags om 10 ure, ten Huize van M. Bal, aldaar, onder nadere approbatie, aanbesteden: Het doen van eeniga herstellingen en vernieuwingen aan de KERK en PASTORIJ, waarvan het bestek en de conditiën ter lezing liggen bij voorn. M. Bal. Ni euwstijdingen. NEDER LAN D E N. 's GR AVENHAGE den 31 Januarij. In deze residentie is aange komen de heer Mercierbuitengewoon commissaris van het belgisch gouvernement hij de onderhandelingen wegens het vraagstuk nopens het tarief; welke onderhandelingen reeds zijn aangevangen. Het ontworpen plan, tot het aanleggen van eene haven te Sche- veningen is door Z. M. den koning goedgekeurd. Het heeft Z. M. behaagd bij besluit van den 26 dezer kwijt schelding van de straffe des doods te verleenen aan de personen van Pieler Pieterse OutJan Pielerse Out en Johannes Lemmersbijge naamd Symenswaartoe zij hij arrest van het provinciaal gereglshof van Noord-Holland den 19 Augustos 1845 zijn veroordeeld en alsnu veranderd in de straffen van geeseling en brandmerk met den strop om den hals aan de galg vastgemaakt en confinement voor den tijd van 20 jaren zonder in de eerste 15 jaren afslag te kunnen aan vragen. Naar men verneemt is dezer dagen door het gouvernement aan eenige ingezetenen der stad Nijmegen op hunne aanvraag, de concessie verleend lot het aanleggen van eenen spoorweg van Arnhem op 's Her togenbosch over Nijmegen. Door z. exc. den minister van oorlog zalop den 9 Maart aanstaandeper regement worden aanbesteed de leverantie van 688 paarden gedurende de jaren 1846 en 1847 bij de korpsen kavnllerie en artillerie henoodigd. Men verneemt, dat, van wege het departement van oorlog, te Maastricht aanschrijving is ontvangen otn met den rneesten spoed werkplaatsen in te riglen voor het vervaardigen van remonte-stukken der blanke wapensdie tot dusverre onder torzigt van nederlaud-

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1846 | | pagina 1