A.o 1846,
COURANT.
23 JANUARI*.
ZIERIKZEESCHE
VRIJDAG
Besturen en Jidministratïên.
lAien ws t ij d ing en
6e RAAD der Stad ZIERIKZEEbij derzelver besluit bepaald
hebbendedat de Fondsen der ontbondene Visscherij zooals deze
volgens goedvinden der Actiehouders tot heden zijn beheerd geworden
onder de belanghebbenden zullen verdeeld worden geeft bij deze te
kennen dat op den 2 Februarij e. k. Rekening en Verantwoording
van hetzelve Fonds aan de belanghebbenden zal gedaan worden
waartoe ieder hunner verzocht wordt om op dien dag ten Raadhuize,
voormiddags elf ure te verschijnen in persoon of bij gevolmagtigde
en wijders om hetzij op dien dag of later !en kantore van den
heer Jonkheer K. W. de Jonge derzelver Ohligatiën met de bladen
Coupons te vertoonen om daarvan nota te kunnen nemen terwijl
nu voor als dan wordt vastgesteld dat de percentsgewijze uitkeering
aan de geregtigden zal geschieden te rekenen van af den 2 Maart
e. k. ten voornoemden kantore en verder eiken Maandag voormid
dag van die maand, tegen overgifte van derzelver Ohligatiën en
Coupogs.
Zierikzee, den 19 Januarij 1840.
De Raad der Stad Zierikzee,
DE CRANE vl,
Ter ordonnantie
De Stads Secretaris.
W. J. P. KROEF.
GROOT-BRITTANNIER.
LONDEN, den 16 Januarij. In het city-artikel van de Glohe leest
men het volgende: Het oude spreekwoord, dat er geen zoo slechte
wind waait of hij brengt aan iemand voordeel aan zal op nieuw
bevestigd worden, door den kleinen tarieven-oorlog lusschen Nederland
en Belgieindien geene schikking tot stand wordt gebragt, zullen
de betrekkingen lusschen Engeland en Nederland ongetwijfeld zeer
worden uitgebreid. De buitengemeen zware verhooging welke Ne
derland op de artikelen van invoer uit Belgie heeft gelegd zal
Engeland in staat stellen dezelve aan Nederland legen minderen prijs
te verschaffen dewijl laatstgenoemd rijk zich toch in een of ander
land daarvan zal moeten voorzien. Wat de Belgen betreftzoo is
het duidelijk dat zij zclven het meest zullen lijden door de verhoo
ging van het regt op de koloniale waren, vooral op de Java—kolïij
waaraan zij sedert lang zoo blijkbaar de voorkeur gaven.
- De meeste dagbladen houden zich in hooge mate inet de laatste
berigten -uit Amerika bezig en beschouwen den oorlog lusschen de
Vereenigde-'Staten van Amerika en Engeland reeds als eene stellige zaak,
tenzij Engeland het betwiste gebied van Oregon aan de amerikaansche
unie wil afstaan.
BELGIE.
BRUSSEL, den 18 Januarij. De bestaande tarieven-strijd met
Nederland is nog altijd het honfd-onderwerp der gesprekken maar
men begint van 'verschillende zijden de zaken met'mindere vooringe
nomenheid te beoordeelen en velen beginnen in te zien dat het
daartoe komen moet alvorens men de wederzijdsche betrekkingen
duurzaam zoude kunnen regelen. Men kan wel niet verwachten
dal de kamers in 1846 op eens een gebouw zullen afbreken hetwelk
in 1844 met zoo veel moeite onder dak is gebragt, maar men ver
trouwt, dat een verdrag met Nederland, waarvan de dringende
noodzakelijkheid zich meer doet gevoelen, zoowel als eene overeen
komst met Frankrijk welke van vele zijden wordt gevorderd de
grondslagen zullen leggen voor het algeheel verval van het stelsel der
differentiale regten.
In de afdeelingen der kamer is men van het beginsel uitgegaan
dat de eerste daad van verongelijking door Nederland zoudo zijn be
dreven - doch alleen op grond dat Nederland geen regt had op
verminderde regten op den invoer van de koffij waarvan het bedrag
bepaald was en dat eene verkorting van gunst geen onregt kan
worden genoemd. In eene afdeeling heeft men begrepen dat het
bewind de constitutie had verkrachtmaar tevens dat het zich daar
toe in het belang des lands, genoodzaakt bad gevonden, en dat
derhalve aan hetzelve eene zoogenaamde bill van indemniteit moest
worden verleend. De bekrachtiging van den dezerzijds genomen maat
regel zal dus, en wel spoedig, volgen. Bezwaarlijker zal het echter
zijn de grenzen te bepalen binnen welke men zich bij het slui
ten van eene wenschelijke overeenkomstzal dienen te houden.
Van de zijde der bewindslieden wordt het aanbod van eene bemid
deling van Frankrijk in het geschil met Nederland tegengesproken.
Volgens een antwerpsch dagblad ligt sedert eenige dagen een
lOlal nederlandsche vaartuigen welke te Antwerpen of te Rrussel
hunne lading hebben ingenomen te Lillo ten anker en wachten zij
eene schikking omtrent de tarieven tusschen de beide landen af, ten
einde hunnen logt voort te zotten.
NEDERLANDEN.
's GRAVENHAGE den 20 Januarij. Sedert eenige dagen bevond
zich Z. K. II. prins Frederikzoon van HH. KK. HH. prins en
prinses Frederik der Nederlandenongesteld. Heden morgen is liet
volgende bulletin uitgegeven
Z. K. H. de jonge prins Frederik is gedurende 14 dagen door
eene verkoudheid met koorts vergezeld gaande aangedaan geweest
en ofschoon die ziekte haren geregelden loop gehouden beeft doet
evenwel de praedispositie van hoogsldcszelfs hersengestel voor eene.
ziekte van dat orgaan vreezen."
De Amslerdamsche Courant behelst bet volgende artikel
«In eene stad van handel als de onze kunnen dergelijke maatrege
len als die, welke in de laatste dagen door de nederlandsche en
belgische regeringen zijn genomen nimmer welkom zijn. Met zeke
ren schroom ziet ieder bandelaar op de gevolgen die daaruit voor
zijne betrekkingen kunnen ontstaan zoo hij niet reeds dadelijk de
werking van den last gevoelt welke hem daardoor wordt opgelegd.
«Oorlog, om liet even of die door middel van wapenen of op eene
andere wijze wordt gevoerd staal den koopman legen.
«Inlusschen heeft de handelaar niet alle nationaal gevoel afgelegd
en zoo er al een enkele mogt zijn wiens oog meer schittert bij liet
zien van een voordeelig saldo der provisie-rekening, dan bij het ver
nemen dat zijn vaderland geacht wordt en dat de regering met
waardigheid en bedaardheid voor de eer van dat vaderland blijft wa
ken zoo weet echter ook deze dat om het saldo der provisie-rekening
bij voortduring op deszelfs gewenscht bedrag te houden de handel
in het land zijner woning uitgebreid moet zijn en zou hij het met
groot regt aan de regering wijten indien deze bare kracht en invloed
niet liet gelden om te waken dat de handelsbetrekkingen van dat
land bewaard blijven.
«Ziedaar de geest waarmede onze bedaarde en nadenkende stad—
genooten de maatregelen welke wij op het oog hebben en voor zoo
verre die van onze regering zijn uitgegaan beoordeelen. Yan do
noodzakelijkheid van die maatregelen moet blijken. Ons komt het
voor dat de door de regering in de Staats-Courant gedane mede-
deeling dit punt boven allen twijfel verheft.
«De verschillende veranderingen van de handels-wetgeving in Belgie,
sedert 1839, zijn blijkbaar alle strekkende, om ten koste van onzen
handel landbouwvisscherijen en scheepvaart de hare te bevorderen.
«Dat rijk hetwelk voor zoo vele van zijne fabrijk-goederen bij
ons debiet vindt en moet vinden trachtte beletten dat wij ons vee,
onzen vischonze kolïij en suiker daar ter markte kunnen brengen.
Zoo het in die pogingen slaagt, zullen niet alleen onze koloniale in
komsten een groot verlies lijden - dat verlies echter was te voorko
men door onze kolïij en suiker onmiddelijk uit de Oost-Indiën naar
Antwerpen ten verkoop te zenden - maar onze handel en scheepvaart
zullen een gevoelig en niet te voorkomen verlies lijden.
«Onze regering heeft sedert jaren tegen dit gedrag van onzen na
buur ernstige vertoogen ingebragt. Niets heeft kunnen baten. Belgie
gaatzonder zich daaraan te storenop den verkeerden weg voort.
«De regering moest mogt niet stil zitten. Het nationaal eergevoel
zou wraak geroepen hebben tegen eene regeringwelke zich onge
wroken liet tergen, waar zij de middelen van verdediging in hare
hand had.
«Onze in zijn beslaan aangerande handelaar en reeder zoude ge-
regligd zijn geweest, bittere verwijten te rigten tot eene regering,
welke zoo weinig in de toekomst had weten te zien of de nadeelen
welke lien bedreigden niet had weten af te weren.
«Belgie, welks bevolking voor een gedeelte door hetgeen wij van
haar gebruiken, wordt onderhouden - de cijfers in de Staats-Couranl
zijn daar om hel te bewijzen. - Belgie moest leeren waarderen wat
ons vaderland voor hetzelve kan zijn,
«Het ondervindt zulks nu reeds en er valt niet aan te twijfelen,
of wij zullen wanneer onze regering bij kracht kalmte en rekke
lijkheid weet te voegen de vruchten plukken van de zorg met welke
zij bewezen heeft den voorspoed van den handel en nijverheid dezer
landen te behartigen.
«Bedriegen wij ons in deze beschouwingen zoo vragen wij wat
dan onze regering te doen stond"?
«Dal die enkele, welke hunne slem tegen de verdedigingsmaatre
gelen door onzen koning genomen verheffen opslaan en ons lee
ren wat zij zouden gedaan hebben om de nadeelen af te wenden
welke onzen handel en nijverheid bedreigden.
«Wij zuilen zulks gaarne vernemen en met gretigheid onze goed
keuring hechten aan ieder denkbeeld dat zou kunnen strekken om
zonder opoffering van onze nationale eer en van ons nationaal belang,
Belgie te beletten langer voort te werken in de mijn welke zij
gaande weg bezig waren onder onze .welvaart te graven.
»Z,eo lang ons zulk een denkbeeld niet voor den geest komtzul
len wij rnet vertrouwen op eene regering, welke in zoovele opzigteil
toont niets anders dan het belang der natie op het oog te hebben,
de maatregelen ondersteunen door haar oorbaar geacht tot handha
ving van onze nationale eer en belangen tegenover den vreemdeling,
die ze belaagt.
«Nimmer zullen wij ons voegen bij de zoodanigen die onze eer
en dierbaarste belangen met voeten zouden kunnen zien treden
zonder zich iets anders Ie veroorloven dan eene- stille verzuchting en
zonder zelfs te onderzoeken welke middelen er zijn overgebleven om
die eer en die belangen te verdediggn.
«De maatregelen, die genomen zijn, doen ons zeer. - Wie ontkent
dit? - inaar moet de zieke de medicijnen van zich afstootcn, omdat
die bitter smaken?
«De vraag komt ons'voor, alleen deze te zijn, of die onze weder
partij gevoeliger dan ons treffen. Doem zij dit niet dan zijn die
maatregelen slecht gekozen. Doen zij dit wel - en wie durft dit
betwijfelen? - dan is de medicijn goed aangewend en hebben wij
gegronde reden otri te verwachten dat men van de zijde van Belgie
spoedig zal wenschen een einde aan dien staat van zaken te maken
welke ook ons niet aangenaam is.
«Ecndraglen vertrouwen zijn'het, die ons moeten vergezellen in
den thans op goede gronden aangevangen strijd.
«Ecndragt -maakt magltnagt geelt kracht, en een handeldrijvend