Hf.o 90. ZIERIKZEESCHE DINGSDAG A.° 1845. COURANT. 11 NOVEMBER. 7 Besturen en Administration. Nieuwslij dingen BEKENDMJK1NG. De COMMISSIE uit den Baad der Stad werkzaamheden voortvloeiende uit de Amortisatie schulden ten laste dezer Stad brengt bij deze te belanghebbende houders van Stedelijke Obligatiënda plaats gehad de een en tw zelve de navolgende Oblig gste jaarlijksche uitloting n zijn uitgeloot als belast met de der gevestigde tennis van de p heden heeft n dat in de- 1. N.° 317 f 50,00 t. 12 April 1804 nt. k 5 pc.' 2. 41 - 1200,00 28 Februarij 1637 a 2 3. 15 - 600,00 23 Maart 1792 k 4 4. 46 - 600,00 19 Maart 1790 k 4 5. 57 - 1200,00 14 September 1652, a 2 6. - 61,60 zonder datum a 6'/» 7. 29 - 600,00 19 Maart 1790, k 4 8. 63 - 600,00 22 September 1788 a 4 9. 40 - 600,00 19 Maart 1790, a 4 10. 107 - 50,00 12 April 1804, k 5 11. 2 - 600,00 Maart 1785 enz. a 3'/a 12. 26 - 600,00 25 Maart 1791 a 4 13. 504 - 300,00 22 September 1788 a 4 14. 49 - 600,00 19 Maart 1790, a 4 15. 58 - 600,00 22 September 1788 a 4 16. 33 - 600,00 19 Maart 1790 a 4 v 17. 67 - 600,00 22 September 1788 a 4 18. 232 - 50,00 12 April 1804, a 5 19. 6 - 600,00 1 December 1783, a 3 20. 52 - 600,00 17 April 1794 a 3 21. h 233 - 50,00 12 April 1804, a 5 22. 7 - 600,00 1 December 1783 a 3 23. 166 - 50,00 12 April 1804 a 5 24. 42 - 600,00 17 April 1794 a 3 25. 83 - 1200,00 15 Augustus 1650, a 2 26. 76 - 1600,00 23 Februarij 1675 a 2 27. 14 - 600,00 22 September 1788 k 4 28. 211 - 50,00 12 April 1804 a 5 29. 27 - 600,00 13 en 16 Januarij 1741 a 4 30. 220 - 50,00 12 April 1804 a 5 31. 96 - 600,00 22 September 1788 a 4 32. 30 - 1200,00 26 September 1629 a 2 33. 263 - 50,00 12 April 1804 a 5 34. 19 - 600,00 25 Maart 1791 a 4 35. 90 - 50,00 12 April 1804 a 5 36. 8 - 600,00 19 Maart 1790, a 4 37. 44 - 600,00 22 September 1788 k 4 38. 379 - 50,00 12 April 1804 a 5 39. 74 - 600,00 Maart 1785 enz. a 3'/2 40. 373 - 50,00 12 April 1804 a 5 41. 27 - 350,00 4 December 1802 a 4 42. 252 - 500,00 Mei 1741 enz. a 4 43. 24 - 800,00 8 Augustus 1625 a 2 44. 50 - 600,00 April 1794, a 3 45. 56 - 50,00 12 April 1804, a 5 46. 54 - 600,00 31 Maart 1785 enz. a 3'/j zullende het laatst uitgetrokken nummer niet verder kunnen uitbetaald die van 2 3 3'/s worden dan de fondsen zulks zullen toelaten. Wordende de houders der uitgelootte Obligatiën uitgenoodigd om hunne Obligatiën over te brengen ten kantore van Jonkheer K. W. DE Jonge, als Lid der Commissie van Amortisatie, te rekenen van den 2 Januarij tot den 30 September des volgenden jaarsten einde op dezelve aflossing te ontvangen legen de navolgende koersen te weten percent tegen 26°-/3 percent 40 3'/a d6s/s 4 53'/s 5 66-/, 6>/4 83'/3 met bijbetaling der interessen op dezelve in dit loopende jaar ver schenen of anders stellig te komen verklaren dat zij geene aflossing tegen den bepaalden koers begeeren aan te nemen zullende bij gebreke van dien geene interessen meer worden betaald. Zierikzeeden 5 November 1845. De Commissie voornoemd DE CRANE vt. Ter ordonnantie De Secretaris H. A. VAN IJSSELSTEIJN. FRANRRIIK. PARIJS den 7 November. Den 28 Octoher heeft te Algiers de inwijding plaats gehad van het standbeeld van den hertog van Orleans. Het fransche ministeriële dagblad Ie Journal des Débats laat zich omtrent de laatst ontvangene tijdingen uit Algiers en met opzigt lot de jongste voorvallen in dat land, op de volgende wijze uit: «Het is thans de tijd om aan ons vaderland eeno waarheid bekend te maken, die van het uiterste belang is, en waarvan men geheel overtuigd behoort te zijn: Wij zullen de Arabieren nu, en altoos, overwinnen maar alleen de tijd zal hen aan ons doen onderworpen zijn. Wij hebben vorige opstanden gedempt, wij zullen ook den. tegenwoordigen doen eindigen maar naar alle waarschijnlijkheid zal het de laatste niet zijn. Het is alleen door tijd en geduld dat wij er in zullen slagen om het arabische en barbaarsch Afrika in een fransch en beschaafd Afrika te hervormen. De laakmen beseffa het wel zal zwaar zijn Wij zullen lang zaaijen zonder te maaijen maar welke grootsche zaken laten zich in deze wereld verrigten dia geene groote offers vorderen NEDERLANDEN. 's GRAVENHAGE den 8 November. Gisteren heeft Zijne Ma jesteit, vergezeld van hoogstdeszelfs drie koninklijke zonen omstreeks half een ure het groote stoomtuig tot droogmaking van het Haar lemmer-Meerde Leeghwater, in oogenschouw gelieven te nemen. De voorzitter en twee leden der commissie van beheer cn toezigt over de droogmaking hadden de eer Zijne Majesteit te ontvangen en te begeleiden. Het stoomgevaarte sedert de laatste gunstig uitgevallen beproeving verder afgewerkt leverde thans een treffend geheel op. Voortdurend meer geregeld en gemakkelijk werkende liep het met al de 11 pompen, het grootste gedeelte van den dag, in iedere minuut met 5 a 6 slagen 360 kubiek ellen water opbrengende terwijl het in 's konings hijzijn zonder moeite ruim 7 slagen in dienzelfden lijd volbragt. Het voldeed alzoo steeds meer en meer aan de verwachting en zal nu aan al die onderscheiden werkingen onderworpen worden waaruit ten slotte het wezentlijk vermogen moet worden opgemaakt. De toejuiching der omstanders op het—onverwacht wapperen der vlaggen naar het afgelegen oord toegesneld en het schoonste weder luisterden dit belangstellend bezoek op terwijl de koning en da prinsen op bemoedigende wijzo van hunne tevredenheid deden blijken. Men verneemt dat Z. M. de koning tot oprigting eener armen- bewaorschool te Delftshaven eene bijdrage van f 250 geschonken heeft. Men verneemt met belangstelling dat het Z. M. den koning heeft behaagd hoogstdeszelfs rentmeester te Yucht te magligen om aan het rijk af te staan zonder eenige vergoeding daarvoor te eischen een perceel weiland, welks waarde op ruim f 11,000 is geschal en hetwelk onteigend moest worden voor den aanleg van de thans gemaakt wordende waterkeering langs de legerplaats Koning Willem II, onder voornoemd dorp. Deze beschikking van den koning zal zoo wij hopen tot spoorslag verstrekken voor de overige be trokken eigenaren van landerijen aldaar om in der minne en tegen billijke vergoeding aan het rijk af te staan de nog benoodigde gron den om de gansche legerplaats alsou zonder verdere belemmering met spoed tot stand te brengen. In de zitting van de tweede kamer der staten-generaal van heden is aangenomen het ontwerp van wet tol inkoop en aflossing van schuld over 1845. Uit de rede des ministers is gebleken, dat de staal van 's rijks geld middelen allergunstigst isen. dat er van de sommen die uit de vrijwillige leening zijn voortgevloeid f 6,000,000 minder gevorderd worden dan aanvankelijk werd gerekend noodig te zijn. Er zijn in de schatkist ruim middelen voorhanden om alle uitgaven door de wetgeving ingewilligd of aan haar aangevraagd te bestrijden. De commissie belast om met die der eerste kamer het adres der staten-generaal in antwoord op de troonrede den koning aan te bieden heeft haar verslag uitgebragt, Na voorlezing van het adres, heeft Z. M. daarop geantwoord «Ik ontwaar door de aanbieding van dit adres, dat het u edel mogenden wenschelijk is voorgekomen om de rede met welke ik uwe tegenwoordige zitting heb geopend niet onbeantwoord te laten. «Het is mij aangenaam uit den inhoud van dat stuk te vernemen dat ik op de ijverige medewerking van u edel mogenden kan blijven rekenen en ik stel er bijzonderen prijs op de verzekering te ont vangen dat de staten-generaal instemmen met mijn gevoelendat het wijzigen der grondwet op eene overtuiging van noodzakelijkheid behoort lo rusten." Bij het thans weder aan de tweede kamer ingediende ontwerp van wet op de schutterijen zijn de hoofdbeginselen van bet vroegere, waartegen ook geene bedenkingen waren ingebragtbehouden ge bleven maar heeft de regering zich de opmerkingen in het voorloopig verslag der kamer, betreffende dit vroegere, ontwerp, voorkomende, ten nutte gemaakt. De regering is steeds van oordeel dat de invoering eener nieuwe wet op de schutterij aan die eener wijziging van da wet op de nationale militie moet vooraf gaan - dat eene wet op de schutterij den grondslag uitmaakt der volkswapening, en dat van de bepalingen, daarin vervat, het verband afhankelijk is, hetwelk tusschen heiden behoort te bestaan terwijl nadat eene nieuwe ver ordening op de schutterij haar beslag zal hebben erlangd eerst do gelegendheid geboren isom met kennis van zaken te kunnen be- oordeelen hoever de dienst hij de nationale militie nog voor de in gezetenen en ook voor 's rijks geldmiddelen kan worden verligt. De regering meent ook, dat de wet op de militie minder dringend voorzicnii gen vordert, dan die op de schutterij; - dat de eerste behoorlijk werkt, zonder tot eeuig wezenlijk bezwaar aanleiding lo geven terwij] de nog bestaande wet op de schutterijen naar het oordeel van zaakkundigen dringend verbetering vordert. Het ruiter-standbeeld van Willem den Zwijger is gisteren ge plaatst geworden op deszelfs 14 voet hoogen pedestalvóór den

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1845 | | pagina 1