Zeetijdingen,
dvertentien
194sle Koninklijke jVederl. Loterij.
kinderensetier allen daglooners en tamelijk arm. Zij vergaderen
drie malen 's weeks ten huize van hunnen voorganger een min be
middeld nog jong landbouwer die zich steeds door zijne godsdien
stige geestdrijverij heeft doen opmerken. Op de tafel ligt de bijhei
opengeslagen waarin de voorganger met luider stem aan de leden
bet een of ander voorleest die op banken rondom hem zitten of
wel ook staande hem aanhooren. De voorlezing geschiedt op een
plegtstatigen toon aanvankelijk in het duitsch de eenige taal welke
do leden verslaan alsdan volgt eene voor alle hoorders en zelfs
voor den spreker onbegrijpelijke wartaal. Zoo gij na den afloop
der congregatieden voorganger vraagt welke taal hij gesproken
heeft zoo antwoordt hij dat het nu eens latijn en dan wederom
liebreeuwsch is geweest dat hij noch het latijn noch het hebreeuwsch
verstaat maar dat hij in die oogenblikken door God gedreven
wordt die hem de taal ingeeft welke Hij hem wil doen spreken.
Naarmate de brabbeltaal hem sneller van de lippen vloeit luider en
onverstaanbaarder wordt, begint de vergaderde menigte te mompelen
zij geraakt in beweging spreekt overluid en eindelijk beginnen allen
derwijze ontzettend te gillen, te bulken en te brullen, dal hel in
het op eene mijl afslands gelegen woud gehoord wordt. Te midden
van dit gelier staan de vrouwen op (dit zijn meestal de jongsten)
en zwaaijen met hare armen boven over hare hoofden draaijen op
hare hielen en stooten een hevig doordringend gegil uithetwelk
schel boven het overige woeste gedruisch uitklinktvervolgens maakt
zich eene stuiptrekkende beweging van haar geheel ligchaam meester
en zij vallenals door vermoeijenis uitgeput neder. Meisjes vari
12 tot 15 jaren worden op die wijze door deze verheffing van geest
verrukking overvallen. Als na verloop van een lOtal minuten deze
vróu wen wéér opstaan beginnen zij te dansen te zingen to lagchen
niet met een' zenuwachligen lach zooals die der dronkenschap of
der krankzinnigheid hare zangen en dansen zijn wild onzarnen-
hangend schaamteloos hare oogen flikkeren en over de wangen
dezer ongelukkigen rollen heete tranen af.
Dit schouwspel heeft iets treurigs en pijnlijks. Gedurende al' dit
vreesselijk gedruisch bewaart de redenaar de kalmte van een' door
Gods geest vervulden voorganger. Hij plaa 1st zich in het midden
zijner discipelen op het oogenblik als hunne beroering totj bedaren
komt. Diegenen hunnerwelke dan «enigzins door de vermoeijenis
in ijver verflaauwd zijn naderen hem zij huigen zich voorover en
raken hem op het hloote ligchaam aan om het zeerst wie aan het
hoofd wie aan de handen sommigen bereiken hem slechts met den
top van een' vinger. Dus omringt zijnde, hervat de voorganger zijne
kromtaal en zijne geestdrijvende gebaren omdraaijende en al zijne
discipelen rondom zich doende draaijen. Dit houdt zoo geene 5 mi
nuten aan, of de vroegere aanvallen van stuiptrekkingen en siddering
verheffen zich andermaal de vrouwen vervallen wederom in dezelfde
parovysmen en dit duurt zoo afwisselend, 9 of 10 uren lang, en
tot laat in den nacht voort.
Tegenwoordigheid van geest en ligchaamskracht in
eenen Maleheh op het eiland Banka.
f Uit eenen bij zonderen brief.)
Ik bevond mij op Banka en wel in de betrekking van ■waarnemend
adjudant van den militairen kommandant in welke betrekking ik in
1841 de inspectiereis over de gedetacheerde posten en slerkten op het
eiland met gemelden kommandant zoude mede maken.
Het is opmerkelijk dat zich op Banka een eiland hetwelk slechts
door eene straat van p. m. 4 geogr. mijlen van het uitgestrekte Su
matra afgescheiden is geene verscheurende dieren bevinden terwijl
tijgers, olifanten enz. zich zelfs meermalen in de nabijheid van Palem-
bang laten zien en de tijgers wel eens de kampong Soensang in
de rivier van dien naam verontrust hebben. Dit maakt dat men op
Banka allergerust zoowel over dag als bij nacht, reizen kan, want
zelden hoort men dat eene slang (deze worden er wel gevonden)
iemand eene wonde heeft toegebragt.
Maar er bestaat eene andere vijand zoowel van menschert als van
dieren namelijk de krokedil of zoogenaamde kaaiman en gebeurt
bet wel eens dat deze of gene onvoorzigtige daardoor wordt aange
vallen waarvan ik gedurende mijn verblijf als kommandant van de
posten te Soengyleat en Batoe-Roessak van af Augustus 1837 lot
November 1840, wel eens ooggetuige ben geweest, en waarvan ik,
indien het den lezer niet ongevallig is slechts één voorbeeld wil
mededeelen.
In de maand September 18-39 werd een Chinees, welke aan den
kant der rivier bezig was om kladdi Ie snijden door eenen nog af
grooten kaaiman op eens bij den linkerarm gevat doch had hij
tegenwoordigheid van geest genoeg, om met de parang, welke hij
in de reglerhand hield het dier zulk een' gevoeligen slag op den
kop toe te brengen dat hetzelve deszelfs prooi los liet en in de
rivier verdween. De man van deszelfs vervaarlijken vijand verlost
Vlugtte in allerijl en schreeuwende naar de kampong en vervolgens
naar zijne woning alwaar hij verbonden werd. Nog drenzelfden dag
■werd er door eenige Chinezen jagt op het dier gemaakt en hadden
zij het geluk hetzelve den volgenden morgeu door middel van een
stuk spek aan eene haak vastgemaakt aan een eind ketting en touw
te vangen en meester te worden. Gaarne zoude ik eene beschrijving
geven op welke wijze zij hiermede te werk gaan doch vrees, door
te veel af te wijken van mijn eigenlijk verbaal mijne lezers te
zullen vervelen.
Het was dan op den 1 Junij 1841 dat ik het genoegen had de
inspectiereis over het eiland mede te maken. De militaire komman
dant van Banka de kapitein der infanterie Hijneman die in zeer
goede verstandhooding met den resident [le Rouxleefde had juist
het oogenblik gekozen dat ook tevens do resident deszelfs inspectie
over de verschillende mijn-districten zoude maken. Buiten en behalve
mij, vergezelde de heer Fraenkeleerste kommies op het residentie
bureau ons op deze reize en wetals het ware als des res idents
adjudantof eigentlijk als ambtenaar toegevoegd aan den resident
gedurende deszelfs inspectie en ofschoon wij vier personen ieder uit
een afzonderlijk werelddeel geboren waren hadden wij dat jaar eene
zeer genoegelijke reis.
Nadat wij vier der posten (districten) gepasseerd waren kwamen
■wij te Tankalpinangeen voornaam mijn-districtmet eenen nog al
tamelijk sterken militairen post. Eenigen tijd na onze aankomst
werd ons door deo heer Buisson de St. Remy administrateur der
tinmijnen van bel district mededeeling gedaan van een ongeval
belgeett de» vorigen avond in de kampong had plaats gehaden
beloofde ons op onze middag-wandeling bij den ongelukkigen lijder te
zullen brengen.
Hij hield woord wij kwamen aan het einde van de kampong en
voor eene maleische woning blijvende staan, zeide z..e. ons: «Daar
zit de man en wees ons een' inlander in den bloei van zijn leven
met slechts éénen arm en met eenen nog bloedigen schouder waar
aan rondom slechts vezelen te zien waren. In den vorigen avond
was hij, even voor zons ondergang, met een kleine goetjee (soort
van aarden pot) naar de rivier gegaan om drinkwater te halen en
tevens zichzelven te reinigen. Terwijl hij bezig was zich de handen
le wasschen (staande op een plankje, dat voor trap diende als het
water te laag was doch dat toen nagenoeg een rijnh voet onder
water was) werd hij in eens door een' kaaiman bij de arm gegrepen
en in de rivier gesleept. Dadelijk maakt hij van hét middel gebruik
om den kaaiman de oogen in te drukken (iets waardoor zij als het
ware hunne kracht verliezen). Deze laat zijnen prooi voor een oogen
blik losdoch vat hem dadelijk weder even boven de elleboog hij
den linkerarm en sleept den ongelukkige weder met zich doch deze
geene tegenwoordigheid van geest verliezende vat met deszelfs rog- I
terarm eenen aan den kant van het water staanden hoorn waaraan
hij zich vastklemt terwijl hij zich uit de muil van het ondier zoekt
los te wringen en levens om hulp schreeuwt. De kaaiman echter het
worstelen moede doet een' geweldigen ruk waardoor hij den onge
lukkige den linkerarm uit het schouderblad rukt en zich hiermede
wegmaakt eer dat de verwacht wordende hulp mogt opdagen. Men
kwam doch helaas te Iaat en vond den lijder als hestorven den
i boom vasthouden men redde hem verder en toen ik in 1843 weder
aldaar passeerde leefde hij nog en genoot hij ofschoon den eenen
arm missende overigens eene volmaakte gezondheid.
ZIERIKZEE den 20 October. Heden is het barkschip Minerva,
kapt. L. M. Hoffman van Tagnl en Batavia binnendoor door eene
stoomboot naar Middelburg opgesleept.
De jongste evenachtSstornien hebben onderscheidene ongelukken
op de engelsche kusten veroorzaakt. De Lloyd's Lijst noemt tot 12
schepen welke gedurende dat onstuimige weder zijn vergaan.
BROUWERSHAVEN, den 21 October. Binnengekomen: Elisa
beth en Johannakopt. M. van Velthoven van Batavia en Tjilatjap
naar Rotterdam, de Zwijgerkapt. J. H. Mugge van Batavia naar
Dordrecht, Middelburg, kapt. J. Roderkerk van Middelburg naar
Batavia, als bijlegger, en Janet Hay'kapt. R. Bruce, van Stettin 1
naar Rotterdam binnendoor opgezeild Geriruda kapt. A. Schaap
en opgesleept Admiraal van Kingsbergenkapt. A. Glazènerheide
naar Rotterdam laatst van Batavia.
Heden overleed tot mijne innige droefheid mijne Eclilge-
noot CATHARINA LÓUISA TUITEN in den ouderdom
van circa 41 jaren mij nalatende zeven Kinderen welke bijna alle
nog te jong zijn om bun verlies te beseffen.
Zieuikzee J. ARENDS.
den 19 October 1844.
Bij J. OCHTMAN z'ijn nog te hekomen Heole en Gedeelten
van LOTEN, in de I94,le Loterij, De trekking der eerste
Klasse begint op aanstaanden Maandag.
TREKKING DER Is" KLASSE: MAANDAG 28 OCTOBER 1844.
Bij B. W. VERMUNT in de Lange Nobelslraat zijn voor bo
vengemelde Loterij Heele en Gedeelten van LOTEN, volgens plan
te bekomen.
Op Zaturdag den 2 November 1844, des avonds 6 ure,
zal in de Herberg van de Weduwe J. van Elsacker
te Tholenten verkoop worden geveild de STEENEN W1ND-
KOORNMOLEN en de daarbij behoorende ROS-KOORNMOI.ËN
binnen de Stad Tholen.
Dit bedrijf levert een goed bestaan op waaromtrent en opzigtens
de voorwaarden van verkoop nadere inlichtingen kunnen worden
verkregeo hij M. M. de LANGE, Grillier van het Kantongeregt te
Tholen, bij wien de voormelde Molens inmiddels ook uil de Hand
le Koop zijn.
Bij behoorlijke waarborg kan de gebeele of gedeeltelijke koopsom
op bet verkochte gevestigd blijven.
De Notaris M.' C. van dek LEK de CLERCQ zat, met
Regterlijke magtiging, op Dingsdag den 5 November 1844
des namiddags ten 2 ure in het Logement van den Heer J. Swarts
alhier ten verzoeke van den Heer J. BAKKER c. ff.publiek veilen
en verkoopen
Een WOONHUIS en ERF, op de Oude Haven, te Zierikzee
kadaster Sectie B n.° 301.
Een DITO DITO, in de Poststraataldaar, sectie A, n.° 483,
Een DITO DITO in de Peterseliestraat aldaar sectie B n.° 816;
Een WOONHUIS PAKHUIS en ERF, in de Krepelstraat al
daar sectie B n.os 754 en 759 ingerigt tot eene Broodbakkerij eri
zeer geschikt voor Winkelnering.
1 Bunder 46 roeden 50 ellen BOUWLAND gelegen onder Kerk-
wervesectie I in n.°* 81 en 83.
1 Bunder 60 roeden 70 ellen WEILAND, aldaar, sectie I,
in n.° 83 en
2 Bunders 25 roeden DITO aldaar sectie I in n.° 82.
Alles breeder bij biljetten omschreven.
De Notaris M.' C. van der LEK de CLERCQ zaltei
verzoeke van zijnen principaal, op Donderdag den 7 Novem
ber 1844 des middags ten 12 ure, aan de Balie, te 'Zierikzee-
publiek presenteren te verkoopen Een aanzienlijke partij Ve
RUNDVEE.
te zierikzee bw de wed. A. de vos en zoon stads drukkers.