ZIERIKZEESCHE
GOV RAN T*
VRIJDAG
A.° 1843.
29 SEPTEMBER.
Besturen en A dm in istr alien
N ieiiipslijdingen
Jf.° 78.
W A ARSC n VW 1JV G.
BURGEMEESTER cn WETHOUDERS der Stad Z1ERJKZEE.
Gezien den staat van achterstand np den personelen Omslag voor
deze Stad over het dienstjaar 184,2.
Waarschuwen bij deze de In- en Opgezetenen welke dusver na
latig zijn gebleven in de voldoening van dien omslag om hun ver
schuldigde alsnog binnen acht dagen na heden ten kantore van den
Stedelijken Ontvanger aan te zuiveren op straffe van daartoe ander
zins door regtsmiddelen te zullen worden vervolgd zullende de
nalatig blijvenden zichzelven de kosten daar te boven te wijten heb
ben wesbalveo. zij tot voorkoming hiervan, ter voldoening, nog
maals dringend worden aangemaand.
Ziirikzetden 27 September 1843.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
DE CRANE vt.
Ter ordonnantie
De Stads Secretaris
W. J. P. li ROEF.
De DIRECTIE van bet NATUURKUNDIG GENOOT-
SCUM' alhier, herinnert bij deze den Leden, dat de ge
wone Winter-Cursus np Donderdag den 12 October, des avonds
ten 7 ure ter gewoner plaats zal geopend en verder om de 14
dagen voortgezet worden, tot ultimo Maart 1844.
Zierlkaeeden 28 September 1843.
D.' H. Ci01'.MANS President.
SEDEHLAPibE N.
'sGRAVÈNÜ.VGE den 27 September. Zijne. Kefzerlijké Hoogheid
de groot-vorst- Michael van Rusland broeder van II. M. onze geëer
biedigde koningitl is gisteren in dpze residentie aangekomen en heeft
deszelfs Intrek genomen op 's koniugs buitenverblijf aan den scbeve-
umgsr.lten weg.
Z. K. H. prins Alexander der Nederlandendie een' geruirrien
tijd op bet jagtslot van den hertog van Leeds, in Schotland, bad
doorgebragtis daarna door den hertog van Richmond op Gordöncasllé
ontvangen, waar een groot bal ter zijner eere is gegeven en bevindt
zich thans op Alnwickcasüe als gast Van den hertog van Northum
berland. De prins betoont zich uiterst voldaan over de in Schotland
gesmaakte genoegens eh ondervonden gastvrijheid. Denkelijk zal hij
eerst in de volgende week naar Londen wederkeerén.
In de zitting van de tweede kamer der staten-generaal van eergis
teren is ontvangen eene koninklijke boodschap, waarhij kennis gegeven
wordt, dal de aanhangige voordragten van wet, nopens de successie
en de belasting op de inkomsten worden ingetrokken en als vervallen
moeten worden beschouwd.
Nog is ontvangen eene, missive van zijne exc. dei) minister van
justitie tijdelijk belast met het beheer van het departement van
financiën, waarbij mededeeling gedaan wordt van eenige wijzigingen
in de voordrngt van wet betrekkelijk de middelen.
De wijziging bestaat hierin dat zal worden geheven eene algèmèenè
belasting Op de inkomsten, nader bij de wet te regelen en waarvan
het geraamd bedrag beloopt f 5,250,000. Daarenboven worden de
16 opcenten op de grondbelasting voor bet rijk hersteld ten bedrage
van f 1.319,200, hetwelk dus eene gezamenlijke vermeerdering van
f 6,569,200 beloopt, en de begrooting van ontvangsten die der uit
gaven met f 5254 zou doen overtreffen.
In de zitting van gisteren zijn de beraadslagingen over de ontwer
pen der staatsbegroting voor 1844 en 1845 aangevangen.
Z. exc. de minister van justitiead interim belast met bet beheer van
het departement van financiën heeft die beraadslagingen geopend met
eene redewaarin z. exc. het gewigt van het oogenblik en het stand
punt der regering en van hem ministerschetste. Hij herinnerde wat
er sedert Mei jl. was voorgevallen datna de afstemming der conver-
siewet een ander minister opgetreden is, die trachtte, om, door eene
belasting op een gedeelte van bel inkomen in de behoeften der schatkist
te voorzien; Hoezeer de bezwaren daaraan verbonden, der regering
niet ontsnapt waren besloot zij deswege een voorstel te doen doch de
kamer bet gedane voorstel minder doeltreffend geoordeeld hebbende
deed zich een eventuele verwerping van het voorstel vooruitzienzoodat
de behandeling van dit ontwerp een nutteloos tijdverlies zou zijn geweest.
Bij het verslag der eehtrale afdeeling nopens dit onderwerp, werd door
do groole meerderheid der kamer een ander middel, namelijk eene alge-
meene belasting op de inkomsten, aan de hand gegeven. Do nieuwe
minister zag zich door.de afkeuring van zijn voorstel genoodzaakt zijn
ontslag te nemen hetgeen de koning zich verpligt achtte ten slotte in te
willigen. De regering bevond zich nu in het alternatief ofom in strijd
met aft. 123 der grondwet, met de nieuwe inkomsten-belasting ook de
begrooting in te trekken en den onzekeren stand van zaken te doen voort
duren of in het beheer van het departement van financiën np eene wijs
te voorzien welke het der regering mogelijk maakteden zoo hoilloozen
staat van onzekerheid te doen ophouden. Bij den ophanden zijnden tijd
der beraadslagingen over de begrooting, deden zich daarbij allerlei na oei-
jelijkheden op. lntusscben konden of mogteii die beraadslagingen niet
uitgesteld worden. In dien stand van zaken vestigde's konings keuzë
zich op z. exc. als lijdelijke» minister. Z. exc. ontveinsde zich de
moeijelijkbeid der zaak niet, doch werd vooral bemoedigd door de waar
dering van den stand van het oogenblik en door de beschouwing van de
gevaren waaraan een voortdurende staat van onzekerheid bét kredieten
do instellingen van bet vaderland bloot zou stellen. Bovendien werd
z. exc. door de eerlijkheid der bedoelingen van het hart, dat warm voor
koning en vaderland slaatgerust gesteld.
Z. exc. gaat daarop na wat er gebeurd is. Hij meende de geruststel
lende verzekering te mogen vindendat er omtrent de algeineene belas
ting op de inkomsten als middel Om in dc behoeften van de schatkist te
voorzien tusschen de regering en de kamer eenstemmigheid bestond.
Ook z. exc. gaf aan dat middel de voorkeur mits het voor eenen be
paalden tijd werd uitgeschreven, met het redelijk voorüitzigtdat het
in verband met andere voor de natie minder drukkende financiële maat
regelen na het verstrijken van dien termijn zou ophouden noodig te
wezen. Er bestond «Izoo geene reden weike hem belette den koning
in overweging te geven het brengen van de noodige veranderingen in de
wet op de middelen. De geëerbiedigde koning vereenigde zich niet al
leen met dat voorstelmaar magligde hem reeds nu de verzekering te
geven dat hij ook in deze zich aan het hoofd van zijn volk zou plaatsen
en met helzelve de offers brengen welke de omstandigheden vorderen.
Onze doorluchtige kroonprins zou den weg volgen hoogstdenzelven door
het voorbeeld vart zijnen vader gewezen.
Z. exc. vond zich in de vervulling der hem opgelegde laak versterkt
door den door de kamer geuiten wenschom eene hoezeer dan ook
eenigzins gewijzigde conversiewet te zien voordragen een wensch welke
alleen vervuld kan worden bij heilige naleving der bestaande verbindte-
nissen en nadat het openhaar krediet gevestigd zal zijn.
Z. exc. verklaart iteeds bezuinigingen te hebben voorgestaan en rus
teloos op het spoor van volharding en langzamen vooruitgang voort te
gaan langs hetwelk die alleen kunnen worden verkregen vooral werd
hij echter bemoedigd en versterktten gevolge van den in de kamer
heerschenden geest. De kamer toch hecht zoo hij zich niet bedriegt
aan behoudende beginselen behoud van hetgeen bestaat, zoowel ten
opzigte van onze staalswet, als ten aanzien van het openhaar krediet.
Hij vermeent, dat de meerderheid der kamer de staatswet niet voor vol
maakt houdt, maar van oordeel is1." dat eene herziening Van de grond
wet geene bezuiniging van groot belang zou kunnen voortbrengen 2.'
dat aan geene herziening kan of mag gedacht worden op een tijdstip,
waarin vóór alles de financiën geregeld en het evenwigt tusschen uitgaven
en ontvangsten hersteld behooren té worden; 3.° dat er bij de natie geen
oogenblik onzekerheid behoort to béstaan zoowel omtrent de bedoelingen
van dé regering, als omtrent de overtuiging van de kamer, ten opzigte
van deze beide stellingen. Hij houdt zich overtuigd dat de meerder
heid der kamer niet met woorden maar met daden bereid zal zijn de
regering in de vasthouding daarvan te ondersteunen en dat zij zulk. een
plegtanker niet zal loslaten ten behoeve van overwegingen van minderen
invloed. Wat aangaat het krediet van den staat, is z. exc. van oordeel
dat eene Schending van hetzelve niet alleen ongeoorloofd maar uit meer
dan één oogpunt hoogst gevaarlijk zou zijn. Het erkennen en vasthouden
in de kamer van zulke behoudende beginselen ook omtrent het krediet
van den staat, schonk hem moed en vertrouwen in de toekomst van het
dierbare vaderland.
Nog werd z. exc. versterkt door de verklaring der centrale afdeeling,
aan het einde van haar verslag, nopens de inkomsten-bélastinggedaan,
dat de kamer spoedig tot eene regeling van 's rijks financiële aangelegen
heden wenschte te gerakehen dat zij wenschte medé te werken tot het
daarstellen der middelen om het verbroken evenwigt tusschen uitgaven
en ontvangsten te herstellen.
Ten slotte wijst de minister op het belang, dat er in gelegen is, om
vóór hel uiteengaan der vergadering door een krachtig votum harerzijds,
een einde te maken aan al de onzekerheid welke ontstaan is omtrent
hot middel waardoor het verschil tusschen uitgaven en ontvangsten ge
dekt zal worden.
Z. exc. somt daarna de gevolgen op welke uit eene verschuiving van
het ten einde brengen der begrotingswetten zou kunnen voortvloeijen.
Aan het gebruik van den eersten termijn der belgische schuld, een kapi
taal van 40 millioenen schotskan vóór dien tijd niet gedacht worden.
De tweede termijn is niet opvorderbaar dan 6 maanden nadat de met
het bedrag van den eersten termijn vernietigde effecten zullen kunnen
worden vertoond.
Z. exc. betoogt wijders, dat het geen bezwaar kart opleverendat
z. exc. slechts tijdelijk met het beheer der financiën is belast. Hij is als
zoodanig, even als ieder ander ministerverantwoordelijk; Do uit te
vaardigen wetten verbinden zijnen opvolger. De ambtgenooten die den
tijdelijken minister omringen doelen bovendien zijne beschouwingen;
Na de ontwikkeling van een en ander, zegt z. exc. dat hij wenscht
mede te werken tot behoud van alles wat behouden moet blijven, en dat
hijtot bevordering van hel welzijn van vorst en volk, alles zal doen
wat zijne zwakke krachten vermogen. En wanneer hij op de gevolgen
heeft gewezen welke hij wenscht vermeden te zien zal hij welke ook
de uitslag zijner pogingen moge zijn de Op hein rustende pligten ver
vuld hebben.
Naar men verneemt heeft dé commissie van 's rijks wegé be
noemd Ier beoorileeling der prijswerken dingende naar den eersten
of groolen en tweeden prijs in het vak der graveerkunst, aan da
koninklijke Akndrmie van Beeldende Kunsten te Amsterdam hij meer
derheid geoordeeld dat er geene genoegzame termen bestonden tot
toewijzing van don eersten of groolen prijs in dezen maar eenparig
den tweeden prijs of 300 'sjaars, gedurende 4 jaren, op de bij