N.o 67» ZIERIKZEESCHE fj Oingsdag A.° 1842* COI1RAKT, den 23 Augustus BESTUREN EN ADMIN ISTRATIEN. NIEUWSTIJDINGEN. BEKENDMAKING. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad ZIER1KZEE, Provincie Zeeland. Gezien de Wet op hst Patentregt van den 21 Mei 1819 Staats blad n.° 34.) Gelet op Zijner Majeileits besluit van den 17 October 1820 {Staatsblad o.° 22.) Brengen bij deze ter kennis van de In- en Opgezetenen Dat de gezegelde Patentbladen voor het loopende dienstjaar van 1." Mei 1842 tot uit." April 1843, ter Stedelijke Secretarie ingevuld gereed liggen alwaar te rekenen van Donderdag don 18 dezer maand tot en met Donderdag den 25 daaraanvolgende zal worden gevaceerd tot hel uitgeven derzelve na verloop van welken tijd de onafgehaalde Patenten zullen worden ter hand gesteld aan de Deurwaarders der Directe Belastingen om dezelve aan de woningen der Patentpligligen rond te brengen tegen betaling van tien cents voor ieder Patenlblad wordende de belanghebbenden herinnerd dat aan niemand anders dan aan de Patentpligtigen in persoon het Patent zal worden uit gereikt. En opdat niemand hiervan onwetendheid voorwendezal deze worden afgekondigd en in de Slads-Courant geplaatst. Gedaan ten Raadhuize der Stad Zierikzee, den 15 Augustus 1842. Burgemeester en Wethouders voornoemd, DE CRANE, vt. Ter ordonnantie van dezelven De Stads Secretaris W. J. P. KRO EF. GEMENGDE BUITEN- EN BINNENLANDSCHE BERIGTEN. Den 12 is te Monzingen aan de Nahe reeds wijn geschonken welke dit jaar gewonnen is geworden dat is 8 dagen vroeger dan in 1811. Voor de groote duitsche tentoonstelling welke te Mentz zal worden ge houden, zullen 542 fabriekanten voortbrengselen hunner nijverheid inzen den. De belgische stoompaket heeft de reis van Southampton tot New-York in 17 dagen afgedaan. Vier belgische stroopers zijn dezer dagen aan de grenzen van Noord-Braband door drie nederlandsche op zieners van de jagt ontmoet geworden en hebben een dezer laatste, zonder eenige de minste provocatie of aanleiding doodgeschoten. De daders schijnen bekend te zijn en van het geval is aan de belgische regering kennis gegeven. Men verwacht dezerzijds dat men te dezen aanzien van de zijde des bestuurs te Brussel alle mogelijke hulp zal erlangen om de misdadigers hunne welverdiende straf te doen ondergaan. De pruissische troepep zijn den 16 dezer de legerplaats bij Grimlinghausen binnengerukt. Ook uit Parijs klaagt men over eene buitengewoon heete weêrsgesteldheid en daardoor veroorzaakte droogte. De scheep vaart op de Seine isten gevolge van den lagen waterstand bijna geheel gestremd en de openbare fonteinen zijn bijna overal geheel uitgedroogd. De warmte wordt bij die van het bekende komeetjaar 1811 vergeleken. Uit Antwerpen meldt men dat ettelijke belgische loodsen die zich van daar naar Vlissingen hebben begeven om deel te nemen aan de uitoefe ning van het loodswezen op de Schelde daar zeer onvriendelijk ontvangen zijn. De jongste berigten uit de engelsche fabrijkdistricten luiden hoogst treurig. De wanorde is algemeen en bijna overal hebben de ar beiders hunne werkplaatsen verlaten aan allerhande baldadigheden zich schuldig makende. Hier en daar zijn de troepen genoodzaakt geweest om op de menigte te vuren waardoor er verscheidene gedood en ge kwetst zijn. Bij Scheveningen zijn dezer dagen twee personen als mede te Nijmegen een 2"' luitenant der artillerie met hel baden verdronken. Als eene bijzonderheid wordt uit Brielle gemeld, dat in die stad, in den morgen van den 3 Augustus 1842 des morgens omstreeks 9 ure een gerucht liep dat er weder brand in den koepel van den grooten kerktoren was waaraan men zooveel geloof moest hechten dat verscheidene personen, die zulks ook opmerkten zich naar boven spoedde om daarvan de oorzaak te onderzoeken maar hoezeer was men verwonderd, toen men boven komende ontdekte, dat deze ver meende brand niets anders was dan een onnoembaar getal muggen die in en uit den schoorsteen of tregter van den koepel vlogen. Dat het getal dezer diertjes uit millioenen moet hebben bestaan is ligtelijk te begrijpen. Wanneer men zich voorstelt dat van beneden (zelfs van eenen grooten afstand gezien) die verzameling als eene zwarte rookwolk zich vertoonde. Men leest in het belgisch dagblad V Audience In de eerste dagen van junij overleed de burgemeester eener kleine gemeentedrie uren van Gend gelegen diep betreurd door alle zijne onderhoorigen die zeer aan hem waren gehecht. Men bad den overledene willen balsemen maar de warmte was sterk en de balsemwijze van den heer Gannal daarenboven geheel onbekend aan die brave lieden hetgeen hun noodzaakte van hun eenmaal deswege opgevat voornemen af te zien. Men kwam dan overeen ten minste het hart van den waardigen magistraatspersoon voor vernietiging te bewaren. Hetzelve werd dus uit het ligchaam gesneden en aan een der bloedverwanten van den overledene ter hand gesteld welke het zelve in zijnen kelder plaatste in afwachting dat de noodige wijngeest lot behoud geschiktuit de stad werd ontboden. Intusschen waren de burgemeesters van naburige gemeenten uitgenoodigd om de lijk— plegtigheden van hunnen ambtsbroeder bij te wonen vroeg komen opdagen en vermits de meesten eenen verren weg hadden afgelegd beijverde zich de bloedverwant van den overledene waarvan wij gesproken hebben hen een dejeuner aan te bieden. Weldra echter bevond zich de vlaamscbe keukenmeid in eene groote verlegenheid want men had niet op zoo een groot aantal gasten gerekend èn belgeen in voorraad was was niet voldoende. - De arme meid wist zich geen raad wanneer zij in de kelder gaande om aardappelen te krijgen het hart bespeurdehetwelk men daar had geplaatst zonder dat zij er iets van wist. Het ontbijt geëindigd zijnde spreekt men onder elkanderen iedereen zegt een woord over de hoedanigheden van den overledene. Op dit zelfde oogenblik komt een bediende welke stadwaarts walt gezonden terug met den wijngeest bestemd tot bewaring van het kostbaar ingewand. De heer des huizes gelast aan de dienstmaagd dit overblijfsel te gaan halen maar in plaats van te gehoorzamen verbleekte zij en stamelt eenige woorden. Het is dan geen ossenhart geweest zegt zij terwijl zij bijna (laauw viel. Wat. wilt gij zeggen, ongelukkige? O Mijnheerhet is dit hart hetwelk gij vraagtik heb het u met kleine uijen gestoofdvoorgediend. Men oordeele over den schrik en de ontsteltenis die deze onver" wachte openbaring bij de gasten hoeft teweeggebragl Hel was even als of eene geheele equipage eensklaps zeeziek wal geworden de lijkplegtigheden werden er 24 uren om uitgesteld. Meermalen is in de openbare dagbladen gewag gemaakt van vrou wen die gedurende de geweldige oorlogsjaren van het eerste vierde deel dezer eeuwwelke de maatschappelijke betrekkingen op zoo velerlei wijzen omkeerden in mansgewaad ter zee of te land mili taire dienst gedaan en krijgsroem verworven hebben. De Keulscht Courant behelst weder een berigt, waarin van zulk eene heldin ge sproken wordt: «Te Weimar (zegt zij) was kortgeleden Wilhelmine Krtigergewezen onder-officier in het 2dc pruissische huzaren-regement aanwezig. Zij is van Pirna geboortig (dus eene Saksische) en week, toen de Franschen de Dresdenerbrug deden springen met nog eert ander meisje naar Sileziewaar beide als vrijwilligers in gemeld regement dienst namen. Zij deed de veldtogten tot 1815 mede, en verkreeg, wegens haar uitmuntend gedrag in den slag bij Parijshet IJzeren Kruis en de russische S.'-George-Orde. Verleden jaar huwde deze vrouwelijke huzaar eenen anderen onder-officier der huzaren heide trekken een klein pensioen en drijven eenen handel met galan terie-waren in een hrandenburgsch stadje. Te Weimar zijn zij rijke lijk begiftigd geworden en op de parade verschenenwaar de oudere officieren Wilhelmine Kriigerdie thans in vrouwen-kleederen maar met hare ordesteekenen versierd wasals deelgenoot hunner kamp» gevaren begroet hebben. In een der nommers van de Anna/es de l'Instilut d' Afrique, waarin de slavernij der negers wordt bestreden en aangetoond, hoedahig die ongelukkigen hier en daar nog mishandeld worden leest men eenen trek van barbaarschheid der republikeinen van Noord-Amerika. Een ionge neger Joseph genaamd die iets misdaan had moest gestraft worden. «Men greep hem," aldus luidt het verhaal «en bond hem aan eenen boom aan den oever Van de Mississipe op de plaats Point de l'Union genaamd. Men stapelde bóssen hout om hem en stak dezelve in brand. De neger zag zulks onverschrokken aan doch toen de vlammen hem bereiktendeed de smart hem verschrikkelijke kreeten uiten hij wrong zich en bad de menigte dat men hem zou afmaken. Bovenmenschelijke krachten aanwendenderukte hij zich los en kwam half verbrand van den brandstapel. Nu schoot men op hem en wierp hem iu het vuuralwaar hij verder verbrandde." Terwijl onze uitgedroogde velden naar weldadigen regen smachten klaagt men te Petersburg over het aanhoudende bemelnat. Zie hier wat men onder dagteekening van den 2 Augustus uit die hoofdstad schrijft: «De regen 'valt onophoudelijk en zelden gaan een of twen dagen voorbij, dat geen water nederstroomt. Dergelijke klagtcn worden uit alle oorden van de geheele noordelijke helft des rijks ver nomen. Men spreekt van groote schadewelke daardoor aan dera overal bpgonnen hooibouw zoude kunnen worden toegebragt. Men vreest datbijaldien de regens voortduren dezelve den allernood- lottigsten invloed op den aanstaanden graanoogst zullen teweeg brengen." MIDDELBUKG den 19 Augustus. In den namiddag van den 17 dezer ontstond er brand nabij het dorp Zaamslag op de bouwhoeve van den landman Picter van Kampen, waarvan de schuur, niettegen staande alle aangewende middelen om den brand te blusschen geheel in de ascli is gelegd zijnde daarbij een vet varken omgekomen en de landbouw- en tuingereedschappen benevens eenig hooi verbrand. De oorzaak van den brand wordt vermoed ontstaan te zijn door het vallen eener vonk uit den schoorsteen van het huis op het drooge stroodak der belendende schuur. Mogt dit tot overtuiging dienenvoor degenen die nog veel waarde hechten aan riet- en stroodaken. boven gelaterde pannendaken, daar buitendien de laatste duurzamer en niet kostbaarder zijn. De gebou wen waren voor brandschade verzekerd.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1842 | | pagina 1