ZIERMZEESCflE
COBRAST.
M.°5.
Dingsdag
A.° 1842.
den 18 rlanuarij.
BESTUREN EN ADMINISTRATIEN.
BEKENDMAKING.
BURGEMEESTER eti WETHOUDERS der Stad ZIERTKZEÉ,
Brengen ter kennis van derzelver In- en Opgezetenen dat op Maan
dag den 24 dezer maand en völgen'de dagen, eene algemeene Brand-
schóuwing door a! de wijken dezer Stad zal gehouden wordener,
worden mitsdien alle eigenaren en bewoners uitgenoodigd om Heeren
Rrandmeestèren den vrijen toegang ïn derzelVer woningen te verlee-
nenovereenkomstig de bepalingen van het Brand-Reglement voor
deze Stad.
En opdat niemand hiervan onwetend zijzal deze worden afgekon
digd en omgeroepen 'mitsgaders in dezer Stads-Courant geplaatst.
Zierihzeèden ,17 Jatiuarij 1.842.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
D E CRANE, vl.
Ter ordonnantie van dezelven,
De Stads Secretaris
W. J. P. KRÖEF.
NE DER I. AN L) SC 11 BEGRAFENIS-FONDS:
TOT NOT VAN 'T AL GEMEEN,
gevestigd te Rotter dam.
DIRECTEUREN van bovengemeld Fonds berig'len door 'déze
dat hét Agentschap van hetzelve te Brouwershaven en omstreken,,
door het bedanken van den lieer J. J A N S E Bz. aldaar is
overgedragen en onder het bohêer gesteld van den Heer W. ABELS,
té ZieriEsee.
Rotlerdain den 1 Jiinuarij. 1842.
J. T. MOOR MANS,
H. W. L A U R E N T t S
Directeuren,
NIEUWSTIJDINGEN.
NÈÜERI ANDER.
's GRAVENHAGE den 16 Januari). Z. M. de koning Beeft den
2 dezér het volgende besluit genomen
Wij Willem éhz.
Gelet op de bij ons ingekomen adreésenhoudende bezwaren betrek
kelijk bèt lager onderwijsen willende daarin te gembet komen voor
zooveel Zulks, behoudens de bestaande wettelijke bepalingen, kan ge
schiedenalsmede allen mogelijken waarborg daarstéllen tegen elke diet
den geest der wet strijdige toepassing en bepaaldelijk tegen iedere
krenking der verschillende gevoelens waarvan dé vrijheid hij dé grond
wet is verzekerd
Gezien de rapporten van ónzen directéiir-generaal voor de zaken vaH
den Rooinsch-Kathoiijkén eeredienstvan den 1 Augustus 1840, n.° 2/d
200en van onzen minister van binnenlandsche zaken van den 20
November 1840, n.° 530
ln overweginggenomen hebbende het rapport van den 10 Januarij
1841aan ons uitgebragt door de bij óns besluit van den 12 November
1840, n.° 15, benoemde commissie tot onderzoek Van de vóormélde be
zwaren alsmede dé daarbij San óns gëdane voorstellen
Gelet op de nadere rapporten van ónzen minister Vab binnenlandsche
zaken van den 16 Maart én 13 Augustus 1841 n." 157, en lelt. A/B,
alsmede dat vair dert 30 December 1841n.° 617
Willende gelijktijdig het misbruik te keer gaan hetwelk ons is geble
ken in meer dan 'één geval met betrekking tót bet huisonderwijs té
zijn ontstaan uil eerië onjuiste opvatting van aft. '4 van het. reglement
lett. A behoörende bij de wet van den 3 April 1806
Gezien dè daaromtrent door onzen minister vari hinnètllandsche zaken
iiitgebragte rapporten van den 17 November 1838, n.° 143, eri den
28 Méi 1839, n.° 153
Den raad van state gehoofd hebben besloten én besluiten
Art, i. De bemoeijfenissenbij koninklijk beslitit van ctéri j3 Maart 1821 nj 85
en bij art. 2 van liet koninklijk besluit vén de.ri 27 Mei i83b; Staatsblad n.° 9
opgedragen aan de gouverneurs, worden overgedragen op de gedeputeerde, staten'der
respective pfóvïnfcië'nwét dien verstande echter, dat het aan de gedeputeerde
stalen (dok iti verband in et het bepaalde bij art. 5 der wet van den 3 April 1806)
zal vrijstaan, een lid iiit hun midden te benoemen, ter Waarneming van het vóoi'-
fcitterschap der provinciale commissie van bndërwijs.
Art.^ 2. Tot handhaving dei- gelijkheid van allen voor de wet, eri ter voorkoming
dat niet stan hét lager onderwijs eenigë uitsluitende of eenzijdige rigting wordt ge
geven, zal voortaan bij hét doen van, voordragten ter vervulling der openvallende
schoolopzieners-plaatsen, overeenkomstig art. 10 der wet voor het. lager sbhoolwezen
èn onderwijs, van den 3 April i8o6in het oog moeten worden gehouden,, dat de
zamenstëlliog der provinciale commission van onderwijs, wat aangaat de verschil
lende godsdienstige gezindten van hare ledchzooveel mogelijk in evenredigheid
kome met dé onderlinge godsdienstige verhouding van de bevolking in iédere provincie.
Onze minister van binnenlandsche zaken zal onverwijld ondërzoeken in hoeverre
ér, hetzij behoefte, hetzij aanleiding bestaat, om door splitsing der schooldistricten
de daarStelling dier evenredigheid te bëspÖedigeoj bij zal ons vervolgens deswege
verslag döepén zoodanige maatregelen vöorstellëhals waaftoe dat onderzoek aan
leiding zal hebben gegeven.
Wij .behouden ons voor, in afwachting dat dé bedoelde evenredigheid zal zijn
daargcstéld ter tildelijKq tëgemoétkoming bij de provinciale commission van onder
wijs te benoemen honoraire ledën wélke aan de algemeene vergaderingen dier com-
Inissié'n deel zullen némen, over de aldaar vöorkomënde zaken mede zullen raad
plegen, eene concluderende stem zullen hebben,,en, ofschoon niet. tredende in de
gewone functiën der schoolopzieners, Zoo als dezelve aan dezen bij hunne instructie
Zijn yoorgeschrëvenechter het regt zullen bezitten om alle de lagere schölen in de
provincie te, bëzoeken èn omtrent die schölen in ne vergaderingen vborstellen.te doen.
Wanneer ons., uit een daaromtrent door onzen minister van binnenlandsche zaken
uit te bréngen rapportzal zijn gebleken, dat er redenen bestaan, om, in eene .of
meerdere provinciën, zoodanigë liönöraire leden lë benoemen; zal dë benoemihg
door ons geschieden.
Art, 3. De benoeming yah schoolopzieners zal yoórUan slechts geschied^ vó'ór
een tijdvak van 6 jaren, zullende de aftredende schoolopzieners echter telken rcize
Weder benoembaar zijn.
Art. 4. bij wijziging in zoo, verre van art. 9 van het reglement A, bekoorende bij
de wet van den 3 April 1806, zal de schoolopziener van elk district niet slechts
bevoegd, maar ook verpligt wezen, om overigens op den voet van gemeld art. 9
in iedere bij hetzelve bedoelde kleinere stad of gemeente van zijn district, een
'plaatselijk .toevoQrzig't daar te stellen, bestaande uit eenige leden, te kiezen, zoo*
veel mogelijk, niet. inachtneming van de godsdienstige verhouding der bevolking van
de betrokken kleine stad 'of gemeen te.
1 Art. 5. Naar gelang en vacatures zullen ontstaan in de plaatselijke schooïcommis-
siën vermeld in.art. 10 van het reglement A, behoor'ende bij de wet van den 3
April t8o6, zal de vervulling inede moeten geschieden, zooveel mogelijk, met in
achtneming der godsdienstige verhouding, van tfe bevolking der betrokken stad.
Bij uitbreiding van gemeld art. 10 zal ook zonder inachtneming van het getal of
van de soort der reeds bestaande scholen, in iedere sfad of gemeente waarvan de
bevolking 8000 zielen of daar boven bedraagt, eene plaatselijke schoolcommissie
kunnen .worden dkarge.ste'.dop den voet in gemeld art. omschreven.
Art. 6. Bij uithrcidins in zooverre van art. 1 Van het koninklijk besluit van den
27 Mei i83o (Staatsblad ii.°9,i zal, wanneer iemand zich. hetzij aan een stede
lijk, hetzij aan een gemeentebestuur mogt hebben geadresseerd ter verkrijging, van
vergunning tot oprigting eener lagere school en dat verzoek, niet mogt zijn inge
willigd, dè adressant zich k'unnèn wenden lot de gedeputeerde stalen der provincie
welke alsdan, na liet. betrokken bestuur le hebber, gehoord, naar bevindt van
zaken, de weigering zal kunnen handhaven of wel de oprigting der school zal kun
nen inwilligen.
Art. 7, Bij het vervullen van schoolonderwijzers plaatsen, in steden en gemeenten
waar slechts, ééne lagere school beslaat, zal, na gehouden vergelijkend examen, bij
uacenoeg gelijke bekwaamheid en verdere geschiktheid der kandidatenbillijk acht
worden geslagen op hunne godsdienstige gezindte én op die van de meerderheid der
ingezetenen.
Tn zoodanige steden en gemeenten waar meerdere lagere scholen zijn, zal mede
ingeval van ontstane vacature, zooveel mogelijk worden gezorgd datbij nagenoeg
gelijke bekwaamheid en verdere geschiktheid der kandidaten, de billijke verhouding
tusschen het getal schoolonderwijzers en onderwijzeressen déy verschillende gods
dienstige «e.zindlen en dc onderlinge verhouding 'dér bevolking te dien opzigte worde
behouden of hersteld.
Art 8. Door onzen minister van binnenlandsche zaken zullenna gehouden over
leg. voor zoo'/pel noo'dig. mét dc departementen van eeredienstaan 0113 maatregelen
wovdèn voorgedragen tol h'e,t doen ophouden (voor zooveel zulks behoudens alle ver
kregen rekten kan ees'chiëdon) van de verpligte vereeniging', waar die nog bestaat,
dér onderwijzersbetrekking met kerkelijke bedieningen.
.Art,. 9, Bij wijziging in. zooverre van art. 28 van het reglement A, behoorende
lot de \vet van den.3 April ï8o6, zullen alle dé in 1 van art. 3 van gemeld re
glement bedoelde bijzondere scholen der r.e klasse, die, bij uitsluiting l?ebooren
tot ecnig godshuis, van welk gezindte ook, .behalve door kinderen tot zoodanig ge
sticht lVehoorende, ook kunnen bezocht word én door kinderen, wier ouders door het
diakonie- of armbestuur dier gezindie wórden gealimenleerd.
Art. ïo. De schoolonderwijzers bij de openbare lagere scholen en bij dc bijzon
dere lagere scholen van dé 2.e klasse zijn gehouden,,om aan de geestelijken der
onderscheiden godsdienstige gezindheden in hunne stad of gemeente, op derzelver te
dien einde te.,doene schriftelijke aahvrage opcav.e te doen-van alle boeken, gezan
gen,, en schriften, waarvan zij onderwijzers bij hét 'ónderrigt in hunne scholen ge
bruik maken. v
Wanneer é'en geestelijke eenige bedenking tégen liet gebruik van éenig zóódanig
boek enz mogt nebben, én de onderwijzer zoü vermeénen zich naai die. aan hem.
schriftelijk medé ,fe deeleri bedenking niet te moeten schikken, zal de geestelijke
zich te dien. opzigte kunnen, adresseren bij deti schoolopziener (of bij de plaatselijke
schoolcommissie), onder Welke de school ressórteei/t.,
700 deze dé bedenking gegrond vindt, zal hij (of de plaatselijke sclioolcoinhiissie)
'het ve.i;iler gebruik van .het beklaagde aanstonds doen schorsen en vervolgens (de
plaatselijke s'chóoVcomniiisie door tuksc hen komst .van den schoolopziener dié in dé
'commissie .zit: ing heeft) dé pansche toedragt der zaak aan dë provinciale 'commissie vaii
'onderwijs in i-are eerste vét'gadering doen kennén.
Tndien de provinciale commissie .even als de, betrokken schoolopziener (of de plaat-
selijke schoolcommissie}, de bedenking gegrond vindt, zal zij liet gebruik van hel be
klaagde in de scholen hater provincie verbieden.
Tndien de provinciale commissie zjcli met het oordeel van dén schoolopziener (of van
dc plaatselijke schoolcommissie) niet kan vëreenigeh. én al zoo de bedenking door den
geestelijke gemaakt, y'ónr 'shands niet gegrond acht, zal zij dè bedenking aan de keike-
fijke overheid van den betrokken geestelijke voorstellen, met pitneodiging om te vér-
klaren of. én. in hoeverre die bedenking in hare godsdienst of hare beginselen grond heeft.
De provinciale commissie van onderwijs zal, alzoo ra-Ver ingelicht, naar bevind vari
zake, het èebrriik van ljet beklaagde op al de voormelde lagere scholen in hare pro
vincie vei.-bieden of toelaten.,
Indien de séhoolopzienér (of de pTaatsélijke schoolcomiiiissiëÜ ."aan welke eenige be
denking door érnëu geestelijke wordt ingeleverddezelve niet,gegrond acht zal hij (of
de. plaatselijke schoolcommissie).zich bij Je kerkelijke overheid van dien geestelijke ver
voegen frii einde e.en'e verklaring te vragen als boven is omschreven. Achtervolgens
die verklaring zal de sclioolopzie'ner (of dc plaatselijke schoolcommissie) lie t gebruik,
écliorsen of toelaten.
in geval van schorsing, zal de schoolopjdëner (of dè pTaatsélijke schoolcommissie door
iusschenkomst. van .den schoolopziener) vari deze gelijk Van de gansche.tbëdragt der
zaak met overlegging der stukken in voege voorschreven in dè cerstkbmende vergade
ring. kennis géven aan de provinciale conimissiè van onderwijs, die alsdan, na gehouden
delii)pr;itie naar bevind van zake, het beklaagde zal verbieden of toelaten zullende
echter hij de gezegde deliberation in het oog moeten worden gehoudendè noodzakelijk
heid om te zoi-jen dat er voor de verschillende vakken van het ondcnVijs allczins doel-
riiatïge boeken, ten gebvuike der lagere scholen voorhanden blijven..
In géval liét gëlicele boek enz. niet mogt zijn afgekeurd zal evenwel, voor zooveel
oeiiig lid dè op bijzondere plaatsen,gemaakte bedenkingen gegrond mögt vinden daarop
bepiiaidelijk acht worden .géslaggri te dien eflecte. aat dit bock ënz. niet gebruikt zal
hioaeii worden dan nadat de (liurin voorkomende plaatsen watfrop aanmerkingen zijn
gevallen-, onleesbaar zull.ch zijn gemaakt én (wanneer de zanienhang van den tekst
Zulks mogt vórderen) zullen zijn vervahgén door helgene, on,dér toestemming van alle
de leden door de provinciale commissie te dien einde woordelijk aan de onderwijzers
zal zijn opgegeven cn zullen in zoodanige gëv.Ulleh de leden, die de gemaakte aanmer
kingen op eenige plaats gëgrond hebben geëcht',gehouden zij.tieen opstel te maken en
aanzie vergadering voor tc stellen van hëtgene ter vervanging van dezelve plaats zoude
htinnen worden ojigegeven.
De scTioóföp'zieners en doTcdën der.plaatselijke séhoolco;p'missiën aan welke laatste1
He bhsluilén' der prnvinbihle cbirifiiissieu te dezen opzigte zUilen worden bekend gemaakt
door dén schbolopzienerdie zitting beeft in de plaatselijke schoolcommissie,, zullen.er
met de meeste zorg voor waken dat de. afgekeurde hoeken enz. van de bedoelde scholéa
worden geweerd, en dat van de boeken enz. waarvan eenige plaats of plaatsen zijn af-
gekeui-d gêen ander gebruik worde gemaakt, dan overeenkomstig hetgene de provinciale
commissie daaromtrent zul hebben bepaald.
Al het. vorenstaande is ooktoepasselijk op de boëken enz., die men als prijzen aan de
leerlingen zoude willen uitreiken.
Art. 11. Terwijl liét aan de onderwijzen? bii de lagere scholen en lnj de rijks kweek
scholen voor onderwijzers ten strengste verboden blijft., bin in dezelve onderwijs to.
geven in het leepste! liiè van ecnig kerk genootschap.of eenige uillegging te gevön of
uitdrttkking-te bezigen, waardoor aan eene of andere gezindheid aa'nstoot, kou hunnest wor
den gegeven, zullen voortaan, ter bevordering van bet geven van.zoodanige leerstelling
godsdienstig onderlijs, dóór daartoe bevoegde personen afzonderlijk cn uitsluitend aaa
de kinderen., tot. do respective kerkelijke genoot schappen behoorende', dagelijks, tc be
ginnen met hét-jaar '842 de lokalen der öpenbare scholen gedurende één uur beschik
baar gesteld moeten wordèp en zal mende bepaling van het daartoe te bestemmen uur
è'n Van liet gebruik daarvan beurtelings ten behoeve van iedere kerkelijke gezindte rege
len 'door tusschenkomst der se' ooiopzieners of dér leden van de plaatselijke schóól-
commissie,- onder welke de scholen respcctivelijh ressorteren, na opzettelijk overlég
met dè gëestelijkèn der yèrSëhïllèridè kerkelijke gezindheden in dé stad of gèméente.