ADVERTENTIEN. Het gendsehe dagblad den Vaderlander behelst het volgende Men leest in het weekblad van Aelst: Eene hertscheurende ontdekking is dezer dagen alhier gedaan. Het was reeds sedert lang bekend dat de genaemde Coleta Beeckman, huysvrouw van Theopile Callebaut, voerman binnen deze stad, en hare zuster Monica Beeckman (bygenaamd het Fort) onniensehelyke mishan delingen pleegden op het I2jarig dochterken van Callebaut, in zyn eerste houwelyk verwekt met Berlinde van Wayenberg. Zelfs had de policie over eenige maenden wanneer deze twee helsche vrouwen ge poogd hadden om het kind te verworgen, eene ondervraging gedaen maer hetzelve durfde, uvt vreeze van slagen, niet anders verklaren dan dat het zeer wel behandeld wierd. Gedurende acht maenden heeft de ongelukkige uyt den huyze niet mogen gaen maer,van 's morgens vroeg tot 's avonds laet moeten ar beiden en verdiende aldus ten hunnen profyte 8 a 9 stuvvers dags met borduren. Uyt haer moederlyke nalatenschap kómt er.aen dit kind een jaer- lyksch inkomen van 300 fr.welke doqr'dèii'.voogd worden bewaerd. De vreedste behandelingen op het kind'bëdrévên., slrekteh om zich van hetzelve te ontmaken en in het bezit vah het'kèpitad tergeraken. Gedurende acht maenden heeft het vrticlftêlooze 'poogingen gedaen om zyne vervolgsters te ontvlugten. De shotyAb vrouwen hadden hun plan zoo wel bestoken, dat "iedermael haèr Vader'of eenig anderen persoon naer de reden dier mishandelingen vraegde het ongelukkig schepsel dezen met scheldwoorden moest bejegenen en zeggende ,dgt het niets te klagen had: wankelde het hieromtrent, het wierd ge bonden;-en met een stoefyzer geslagen. Sedert haer verblyf by deze beulinnen ontving zy byna geen voedsel en heeft eens dry dagen gedurende er geen ontvangen. Door de menigvuldige slagen en pynigingen is het lichaam van het uytgemer- geld nveysje gansch blauwzwart en overdekt met meer dan 40 wonden I harev.oeten zyn vervrozen geweest daor zy des winters zonder deksel op eenen strooy-zak moest slapen. Het was op dit tyd- stip dat men het' kind in den stal geworpen hebbendevyf eemers Koud water over het lichaam had gegoten. Den 26 Juny hebben deze 'wangedrochten haer dry dagen lang met armen eri heenen gebonden,! ép den zolder gelaten omdat zy des nachts, hongerig zynde-', het eten der kat tot voedsel had genomen Neengeene pen kan alle, de tyrapiën beschryven welke zy op Hortensia Callebaut hebben gepleegd I Eindelyk is het aen deze deernisweerdige gelukt, op 30 July laetst- iedën 's morgens om 5 ure, aen de woede harcr vervolgsters te ont snappen met zich door eene venster te werpen en in de openstaende poort van den heer Beman, op den Dam, te vlugten. Dezen heer heeft zich verhaest de eerste zorgen, welke den staet van het meysje ver- eyschtetoe te dienen. In depzelven mo.r^S'nd zag men eene vrouwmet de woede van eenefllj&geraen wien men zyne prony ontnomen had, op den Dam heen-"®?'weer loopen het was Monica Beeckman, aen wiens vreede klauW^5 het kind ontkomen was! Maendag is den prokureur des konings een onderzoek komen doen •Welk voor gevolg heeft gehad de dadelyke aenhouding der twee ont- aerde vrouwen en 's anderendags zyn dezelve naar Dendermonde vervoerd geworden. In den, namiddag van den 9 dezer heeft te Naumburg en in den omtrek, na eene warmte van 80° naar de schaal van Fahrenheit, ee6 hevige orkaan uit het noordwesten gewoed, en is daarop eene met bliksem en donder gepaard gaande en buitengewoon hevige hagelbui gevolgd. Onder de in digte massa's nedervallende stukken ijs bevon den er zich ter grootte van een hoenderei en 16 a 18 lood zwaar, door welke onderscheidene ganzen gedood en een aantal menschen en vee zwaar gekwetst zijn geworden. In Freiburg en in de'omliggende Streken heeft deze hagelbui zoo vreesselijk gewoed dat niet alleen de op de windzijde zich bevindende vensters, maar ook de dakpannen vernield werden terwijl geen spoor meer van de te veld staande vruch ten te vinden is. Dit weder duurde ongeveer 25 minuten en woedde ©ver eene uitgestrektheid lands van ongeveer eene mijl in bet vierkant. DE OPIUM-WET. (Een birmannische vertelling De keizer of boa ran het rijk der Birmannen, welke zich, gelijk men weet, den •beheerscher met gouden voeten en van den witten olifant" laat noemen, had een »oondie geen grooter genoegen kende, dan, na geëindigden leertijd, in gezelschap van zijn1 leermeester, eene wandeling te doen naar de groote menagerie zijns vaders, welke de wildste dieren van dat werelddeel bevatte. Eens op eenen avond het is nu eenige jaren geleden wandelde hij weder met zijn mentor' daarheen, ver maakte zich op zijne kinderlijke wijze met de wilde dieren, en liet door allerlei plagerijen de olifanten knorren, de tijgers brullen, de apen schreeuwen en de wol ven huilen. Op eens echter werd dit geraas op eene ontzettende wijze overschreeuwd door eenen luiden, oorvevscheurenden noodkreet en een angstig gekerm, want brand brand!" klonk liet te gelijk met 100 daverende stemmen rondom de stallen en hokken, bij welke de jonge prins zich zoo buitengewoon vermaakte. Donkere wolken van rook stegen ook reeds op, en waarschuwden ieder, die zij bereikten, zijn bedreigd leven door eene overhaaste vlugt te redden- De sidderende pedagoog trok zijnen leerling wel in allerijl naar zich toe, en snelde uit de keizerlijke gebouwen door de naaste deur, maar het noodlot voerde hen regelregt naar den brand heen en de schrik, de damp en de hitte bedwelmden beide zoodanig dat zij onmagtig nederzonken en het weinig scheelde of zij waren eene prooi der vlammen geworden. Het geraas en angstgeschreeuw weêrgalmde door de lucht, het brullen der dieren en liet knetteren der vlammen vermeerderden de ontsteltenis. Niemand bekommerde zich om t&J fl, want ieder dacht in den hoogsten nood slechts aan zich zelf. Een arme wever, evenwel, die met eenen emmer naar den oever van den Irawaddi snelde, om zoo mogelijk zijne kleine woning van bamboes te redden, ging de be- Wustenloozen niet onachtzaam voorbij, maar beschouwde hen oplettend, herkende met blijde ontzetting den prins, en wierp in hetzelfde oogenblik zijnen emmer van zich, om hem op zijne schouders le laden en aan de dreigende vlammen te ontruk- ken. Zijn bunrman verweet hem deze ontijdige liefde tot den naaste, dewijl hij den jongen prins niet kende, en ging hen voorbij om water uit den stroom te halen. Nadat de wever den onmagtige opgenomen had, stiet hij met den voet tegen den hofbeambte, en verzocht hem dringend, zich aan zijn gewaad vast te houden en zich zoo door de toevloeijende menigte te laten heenslppen. Deze verzamelde al zijne irachJen, vatte den edelen redder die Haga-Zembo heette, vast bij bet kleed. eD liet zich zoo met moeite voortsiepen. Het loopen was te moeijelijker en gevaarlij ker, naardien het volksgedrang met ieder oogenblik vermeerderde en ontstuimiger werd. Desniettegenstaande bereikte de brave wever met zijnen dubbelen last, na onnoemelijke inspanning, het keizerlijke paleis, en liet hier den nog bewostcloozen prins over aan de zorg van zijnen geleider en diens reeds angstig wachtende vrouw, waarna hij in allerijl den terugweg aannam, en zich met de zoele hoop vleide, dat hij misschien ook nog zijne hut zou kunnen redden. Maar deze voorbeeldeloos ont zettende brand, die de 3 aan elkander gelegen steden Ava Umerapura en Saigaing met eener. geheelen ondergang bedreigde, en ook inderdaad niet minder dan 20000 huizen in de asch legde, verslond ook de kleine hut van den armen Hciga-Zembo als een splinter, en liet naderhand naauwelijks meer de plaats, waar zij gestaan had, onderkennen. De arme man schrikte niet weinig bij dit treurige gezigt, want hij was, zonder huis en gereedschappen voor zijn handwerk, een bedelaar, en te beklagenswaardiger daar het getal der hulpbehoevenden nu wel tweemaal zoo groot was; hij vatte ech ter moed en troostte zich in het vertrouwendat hij van den keizerwanneer hij liih ah de redder zijns zoons aanmelddezeker een zeer aanzienlijk gëschcrlk komen zou, opdat hij zijne bamboeshut weder zou kunnen opbouwen 6n zijn bedrijf voortzetten. Hij liet nu de eerste verwarring voorbijgaan, en vervoegde zich eerst den 3 of 4 dag aan het hof. Een zeldzaam toi-val was het, dat de hoveling, die hem bescheid moest geven, juist de man was, dien hij met den jongen prins aan de vlammen ontrukt had, en die, daar hij zich de verdienste der redding toegeëigend had, tot de waardigheid van schatmeester was verheven. «Ik ken u niet/' zeide de nieuwe schatmeester tot Haga-Zembo oen moét het voorshands maar gelooveu dat gij eenige verdienste in de zaak hebt,„in zoo ver gij mijtoen ik den prins droeg misschien door de menigte ruim baan hebt gemaakt. Ziedaar intusschen op uw goed gezigt af 100 kauris (d. i schelpen ter waarde van 10 penningen) en meld u na eenigen tijd weder in mijne nieuwe woning aan, waar heen ik eenige van de vele redders, die zich reeds voor u aanmeldden, bescheiden heb, opdat wij de zaak onderzoeken." Hiermede keerde hij hem den rug toe en verhieed de aanspraak op belooning van den armen wever te vernemen die over deze weigering geweldig het hoofd schudde, en toen mistroostig heen ging om met de ontvangene kleine som vooreerst zijnen hon ger te stillen. Na verloop van eene week ging Haga-rZembodoor den uitersten nood gedrongen, naar het prachtige paleis van deiu nieuwen schatmeester maar deze was niet te vinden en was thans niet en nooit voor hem te huis; wel echter zijne vrouw, die ongelukkige, welke den braven wever onbetwijfeld voor den redder van don prins en van haren man erkende en eerde, maar die hem toch door omstan digheden, die wij zoo zuilen vernemen, niet naar behooreu en zoo als zij begeerde beloonen kon, maai hem even als haar zelve slee!»ts jammerlijk beklagen moest. Goede, brave man zeide zij, ga niet voort met der. ondankbare verder te bemoei- jelijken, anders zal hij, in plaats van u te beloonen; u ten laatste nog zoeken onge lukkig te maken; hij is door de aangematisde verdiensten en zijne daarop gevolgde standsverhooging een eervergetene en trouweloozet een onmenscli geworden; want ga maar eens na, ik zelve ben hem nu reeds te oud en gemeen, en hij legt het er-op toe mij te verstooten en eene voornamere te trouwen." I)e eerlijke wever'was bij deze bekentenis als versteend, en zeidea Arme vrouwl onder deze omstandigheden beklaag ik u meer dan mij zeiven; toch zal de ondank bare, de trotschaardzijn onverdiend geluk, niet genieten, ik wil hem den roof niet günnen dewijl hij'zich ook tegen anderen V.oo onregtvaardig gedraagt, zal ik hem onophoudelijk bestormen en aan zijnen pligt herinneren en hem op déze wijze elké beet vergallen die hij anderen onthoudt; help gij,'benevens mijn buurman, mij slechts als getuigen dat ik hem en den prins toen uit-den brand gered heb, en voor het overige moge Budha in zijne wijsheid zorgen/' Mét deze zielroerende woorden verliet hij liaar, cn kwam, getrouw aan zijn voor nemen,, van nu af aan dagelijks terug, zocht den schatmeester, waar hij slechts konde, overal op en drong sterk bij hem aan om toch zijner gedachtig te zijn. Eens drong" hij zelfs'moedig tot in zijnen tuin door, waar hij hem reeds zag wandelen met zijne jbng getrouwde vrouw, nadat hij werkelijk zijne vorige brave gemalin bij welke hij 7 kinderen .had onder het een of ander nietig voorwendsel laaghartig en wreed ver- stopten .pad. Haga-Zembo was deze keer wat stoutmoediger dan anders, en verlangde k:oriaf eene billijke schadevergoeding voor zijn huisje, zijn gereedschapzijne kleederen en werktuigen, die hij zonder twijfeleven als zijn buuiman, zou behouden hebben, fware 'hij,daarin niet door de bewuste levensredding verhinderd geworden. De s'chatnieesler had reeds een arglistig plan bij ziclrzelven gevormd. Hij onfving upn verzoeker vriendelijker dan deze verwacht had. en liet hem in een prachtig pavil. joen;. om daar.een oogenblik op hem te wachten', waarna hij de zaak tot zijn volkomen genoegen uit de wereld zou maken» Kort daarop kwam eene schoone slavin niet tabak, thee, koflij, gebak enz groette hem vriendelijken zou hem, gelijk zij met een ligt blosje aanmerkte, op bevel van haren meester, den tijd aangenaam korten, tot dat. hij zelf terug zou kunnen komen. Haga 7.embo was bij de verschijning van deze liefelijke gestalte getroffen en het met zichzelveri oneens of hij hel eerst naar hare schoone hand dan naar de lekkernijen die zij bragt, zou grijpen. Het eerste geloofde hij voor het oogenblik nog naauwelijks te mogen wagen, daarom nam hij haar eerst den zoeten last af, en bood haar eene plaats aan zijne zijde aan. Toen hij na een kort stilzwijgen, waarin slechts hunne blikken spraken, naar eenen schotel greep vatte hem het meisje bij de hand en zeide zachtjes: «Gebruik niets, mijn vriend! en schut bet daar onder die bloempotten uit. want alles is opium; en ik zou u dronken maken, zou u op het oogenblik in den poel des verderfs storten. Waarde vriend! gij kent immers de strenge wet van den boa, die hij, ten gevolgevan de veelvuldige en ontzettende onhei len, welke deze drank in het land reeds aanrigtte heeft gemaakt, en 111 het vervolg ieder beschonkene veroordeeld heeft, in den onderwal der stad geworpen en door de alligatoren verslonden le worden!" De wever sidderde als of hij uit eenen naren droom ontwaakte en drukte vervolgens de hand van het lieve meisje dankbaar en door liefde getroffen aan zijn hart. De slavin vervolgde Mijne vorige meesteres, die ongelukkige, die ik in stille trouw en innig aanhang, verhaalde mij van uwe billijke aanspraak, van uwen moeijelijken fcestand en liet mij zoowel om uwent- als om harentwille hier, om u te kunnen waar schuwen en helpen, waar ik kon; en mijn meester die deugniet, koos mij op mijn ver zoek, zonder argwaan, tot werktuig om u ongelukkig te maken, ten einde, zoo als hij zich uitdrukte, voor altijd van dien lastigen schuldeischer bevrijd te zijn!" Dat zal hem waarlijk niet gelukken hervatte Haga»Zembo in gloeijenden toorn; «als Budha mij bijstaatzal ik den snoodaard in den ei»tkuil doen storten dien hij voor mij gegra ven beeft. Vrees daarom niet voor mij, edel meisje, en ondersteun mij in de rol die gij mij zult zien spelenik maak hiermede terstond een begin, en hoop dezelve ook met der godi n hulp gelukkig te volvoeren Nu begon hij langzamerhand den beschonkene te spelen, en bewees, dat de tooneeh kunst hem aangeboren was. Het meisje riep 2 slaven, die reeds op haren wenk wacht ten, en deze staken den dronkene nog een paar flesschen opium in den zak waarna zij hem op straat sleepten, terstond aangifte bij het geregt deden en hem als een overtre der der wel overleverden. Toen zich de regters om den beschonkene verzamelden, en, na onderzoek, dadelijk bevel gaven den schuldige naar de strafplaats te vervoeren sprong deze onverwachts overeind en sprak geheel nuchter, zoo als hij was; «Vergeef mij, edelmogende /zeerendat ik mij vermeten heb deze rol te spelen maar ik moest dit doen om eenen anderen te ontmaskeren die van buiten schooner en gladder als eene slang .maar 7an binnen nog leelijker is, dan zij. Gelijk de wet met regt dengene ver oordeelt, die zich aan den heilloozen opium te buiten gaat, dien ik slechts bijnaam ken, zoo veroordeelt zij met gelijk regt en gelijke gestrengheid ook dengene ais een' giftmenger, die eenen anderen boosaardig en listig tracht dronken te maken. Dat nu wilde de schatmeester met mij doen zijne slavin Lalapinmijne edele redstei'zal het u vrijwillig getuigen en deze lijfeigenen, die mij hierheen gesleept hebbenmoeten het bekrachtigen, anders kunt gij het met hen op de pijnbank beproeven. De snood aard echter, die door mijne verdienste schatmeester geworden is, dewijl hij zich de le vensredding van den keizerlijken prins uit den bewuslen brand valschelijk aangematigd heeft, daar ik immers dezen zoowel als hem zeiven aan de dreigende vlammen ont rukt heb beloont mij deze weldaad dus met ondank, smaad cn dood. Ja, edelmo gende heeren en wethouders, twijfelt geen oogenblik aan de waarheid van mijn gezegde; mijn buurman, de pottebakker, zal het u bevestigen, dat ik mij om mijn bedreigd hui» niet bekommerd heb om de bewusfeloozen fe redden, eti de verstootene onschuldige vrouw van den deugniet zal het u met eenen heiligen eed aan Schudagau bekrachtigen, dat ik beide behouden aan het paleis heb gebragt!" De zaak baarde groot opzien, en moest wegens derzelver belangrijk/zeid onvertraagd den boa zeiven berigt worden. Deze liet terstond ecu streng onderzoek doen riep de bovengenoemde getuige bij zich en verhoorde hen zelf; en daar zieh bij deze weldra nog andere voegden, welke voorden braven wever en tegen den algemeen gehaten schat meester met bijvoeging van vele andere beschuldigingen optraden, zoo zag zich de keizer met zijn geregtshof in de noodzakelijkheid gebragt. het vonnis der veroordeeling over den booswicht uit te spreken. Hij werd nog denzclfden dag over het hooge bastion te Ava in de vreesselijke gracht geworpen die van 1000 alligatoren wemelt, en de gewone strafplaats voor grove staatsmisdadigers is. Haga-Zembo ontving van de keizerlijke familie een aanzienlijk geschenk, en werd eerste opzigter óver dé menagerie van deri boa. Hij trouwde uit dankbaarheid en genegenheid de lieve Lalapinwaardoor hij eene parel uit het stof verhief en in goud zette, en nam de brave vrouw van den ter dood gebragte als zijne zuster in zijn huis op. ZIERIKZEE den 24 Augustus. In het Handelsblad van maandag den 23 dezer gezien hebbende het van hier ingezonden berigt dat het schip Broincer shaven op donderdag aanstaande bij gelegenheid der komsl van Z. M. den koning le dezer stedezoude worden te water gelaten acht de ondergeteekende zich verpligt ter voorkoming van misleiding en teleurstelling van zijne stad- en landgenooten bij deze te verklaren dat dit berigt geheel ongegrond is. H. W. le SAGE ten BROEK. Heden beviel van een' ZOON, Vrouwe J. E. SCHUUR- B EQU E B O E IJ E geboren Sprenger. Middelburg, den 22 Augustus 1841. TE ZIERIKZEE, BIJ BE WED. A. BE VOS EN ZOON, STADSDRUKKERS.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1841 | | pagina 2