ZIERIKZEESCQE Dingsdag BESTUREN EN ADMINISTRATIEN, NIEUWSTIJDINGEN, IV.o 16. A-0 1841, !«d COURANT, den 23 Fcbruarij. BEKENDMAKING. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad ZIËRlKZÈË brengen door deze ter kennis van derzelver In-, en Opgezetenendat de jaarlijksche PAARDEN- of H A L E V AS T Ë-M A RK Tals Van ouds binnen deze Stad op Donderdag den, .18 Maart aanslaande *al geiuouuêii worden. 151 Zierikzee den 15 Februari] 1841. Burgemeester en Wethouders Voornoemd DE CRANE, vi., Ter ordonnantie van DczelveU De Stads Secretaris, W, J. P. RROEF. BEKENDMAKING. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad ZIËR1KZËË, Verwittigen bij deze alle belanghebbenden dat van heden af aan, da gelijks in den voormiddagten kantore van den Stedelijken Ontvan ger, Oude Haven, wijk D, n." 406, zal Worden gevaceerd tot de uitbetaling der interessen op de Obligatiën van Stads gevestigde schul den over 1840 en vroeger, kunnende de respective Obligatiehouders zichten kantore voornoemd daartoe aanmelden. Zierikzee, den 17 Februarij 1841. Burgemeester eh Wethouders voornoemd DE CRANE, vt„ Ter ordonnantie van DeZelVen De Stads Secretaris, W. J. P. KROEF, DUITSCHLAND. FRANKFORT, den 17 Februarij. Brieven uit Zwitserland verze keren dat de keizer van Oostenrijkin eene notastellig gepro testeerd heeft tegen de opheffing der kloosters in Argaü, en zulks wel op gronddat zijne voorzaten uit het huis van Habsburg de abdij van Muri gesticht en verscheidene andere der genoemde kloosters be giftigd hebben; weshalve hij niet kon toestaan, dat aan die inrigtin- gen eene andere dan de door hen bedoelde bestemming Worde gegeven. Het aanlal der opgehevene kloosters in Argau bedraagt negen. Der zelver gezamenlijk vermogen wordt begroot op 7,248,171 zwitserscbe franken (omstreeks 5 millioenen gulden), en derzelver bevolking be stond uit 116 monniken en 95 nonnen. Het rijkste en aanzienlijk ste dezer kloosters was de Benedictijner-abdij van Muri welke door - ■21 geestelijken bewoond werd en een vermogen Van 2,723,128 zwit- sersche franken bad. Dezer dagen is in den omtrek van Berlijn een moord gepleegd, die door de bijomstandigheden, welke denzclven verzeld hebben, een nieuw bewijs leverthoe zoo gruwelijk eene daad zelden bedekt en ongestraft blijft. Een jong landmeisje had door erfenis een vermogen Van 300 thalers hekomen, hetwelk door haren voogd, die Schout van het dorp was, beheerd werd. Het meisje kreeg eene aanbieding om dit geld op eene voordeelige wijs te Berlijn uit te zetten. Hiervan geeft zij aan haren voogd berigtna eenig weigeren belooft hij het geld uit te betalen en stelt daartoe eenen tijd vast. De dag gekomen zijndeligt de som ook werkelijk gereed. Ondertusschen gedraagt zich de voogd bij de overgifte op eene zeer zonderlinge wijs, het meisje bevangt een onbeschrijfelijke angst. «Ik heb een voorgevoel," roept zij schreijend uitdat wanneer ik met het geld naar de stad ga ik vermoord zal worden ik verbeeld mij dit vast en kan mij de gedachte niet weder uit het hoofd zetten." De voogd antwoordt «Gij zijl eene gekkin. Wie Zou dat dan wel doen? Immers weet niemand dan gij en ik, dat gij het geld bij u draagt." Het meisje erkent dat dit zoo is, laat zich eenigzins gerust stellen en gaat. Toen zij nu in een boschje gekomen is, hetwelk zij regt door moest gaan, keert haar angst met Verdubbelde kracht terug', en daar juist een v gendarme haar te gemoet komt rijden smeekt zij hem om te keeren en haar door het bosch te geleiden. De gendarme, die in dienstzaken uitgezonden washeeft daartoe geen tijd doch het smeeken van het meisje doet hem zoo zeer aan dat hij haar ten minste een-eind weegs geleidt. Terwijl hij naast haar voort rijdt, verneemt hij naar de oor zaak van haren angsten het meisje vertelt hem alles ook het bo venvermelde gezegde van den voogd en voegt er bijIk vond dat wel zeer verstandig, maar geheel heeft het mij toch niet gerust ge steld." Onder dit praten hebben zij bijna het eind van het boschje bereikt, ên de gendarme, die niet langer durft vertoeven neemt met eenige woorden van geruststelling afscheid en voegt er schertsend bij «Wanneer u nu nog iemand leed wil doen, zoo schreeuwt maar regt harddat ik hot hooren kanen ik kom u spoorslags te hulp." Hij rijdt heenmaar is nog niet ver gekomen toen hij inderdaad eenen angstkreet meent te hooren. Hij schrikt houdt zijn paard in en luistert; de schreeuw herhaalt zich. Nu vliegt hij zoo snel hij kan naar de plaats en vindt het meisje vermoord; eene meer bij zondere beschrijving zegt, dat haar het hoofd van den romp geschei den was. Zoo veel men in zulk een oogenblik bedaard kan blijven overlegt hij met beradenheid wat hij behoort te doen. Hij herinnert zich het gesprek, hetwelk hij kort te voren met de ongelukkige ge voerd heeft en rent nu met lossen teugel naar het dorpvan Waar zij op Weg gegaan was. Daar treedt hij in de woning van den schout, dio afwezig isdoch spoedig te huis komt. Hoezeer bet gezigt van eenen gendarme in de woning van eenen dorpschout niets ongewoons is schrikt de man daarover zeer, wordt bleek en blijft in zijnen mantel gewikkeld staan. De gendarme, wiens vermoeden op dit gezigt in overtuiging verkeert, verzoekt hem den mantel af te leggen, en toen dc-&chout <rit Weigert, halstarrig weigert, legt hij zelf, half in ernst, half schertsend, cr de hand aan. De maniei vdit, en eene bhbioedo bijl alsook eeb bloedig mes worden Zigtbaar. Hierop volgt bekente nis en de moordenaar is terstond in hechtenis genomen. Uit Napels ontvangt men voortdurend tijdingen van zware ram pen. De onafgebroken hevige regenvlagen hebben ook Verscheidene straten en huizen der hoofdstad beschadigd. De post is bij de zooge naamde Camerelle (Salerno) door den stroom weggesleept en met wa gen en paard omgekomen. De Volturno is in de nabijheid Van Cabua uit zijne oevers getreden eh heeft de omliggende velden overstrootpd terwijl talrijke kudden verdronken zijn. Brieven uit Konslantinopei houden in dat het voornemen van den turkschen generaal Jockmus, om het Wederkeerend leger van Jbmhim- pacha te vervolgen en hetzoo mogelijkaan te vallen en te vernieti gen hog in tijds ter kennis van den admiraal Stepford en den generaal Mitchell is gekomen eh dat zij zich gehaast hebben den turkschen bevel hebber in de uitvoering van zoodanig plan te beletten, dal in staat geweest Zou zijn de pogingen der geallieerde mogendheden tot behoud Van deh algemeenen vrede, te verijdelen. Naar meh zeide was Mehemed-Ali voornemens, behalve de 10,000 man die zich te Mekka bevinden ook een gedeelte der troepen die met Ibrahim-pacha huiswaarts keerden aan de porte af te staan zoo dra zij Gaza bereikt zouden hebben. GROOT-BRITTANNIEN. LONDEN, den 16 Februarij. Met de stoomboot Acadia, die den overlogt van Boston naar Liverpool in minder dan 13 dagen gemaakt heeftzijn hier berigten uit New-York tot het laatst Van Januarij ontvangen. De heer M'Leed bevond zich toen nog in de gevangenis te Lockportdaar de voor hem aangeboden borgtogt Van de hand. was gevvezen. Zijn regtsgeding zou eerst den 22 Maart aanvahgen en dit gaf eenige hoop dat inmiddels .chikkingen tUsschen de engel- sche regering en die der staten zouden kunnen worden getroffen door welke niet alleen de gevangene gered maar ook de vrees voor eene vredebreuk verdreven werd. Intusschen scheen onder de bevol king van den staat New-York groote opgewondenheid te heerschen en alles aangewend te worden om baar tegen Engeland in het harnas te jagen. Men sprak van eene op handen zijnde groote volksvergade ring, waarin ontwikkeld zoti wordeh hoe het verbranden van de schoo ner Caroline, het opbrengen van amerikaansche koopvaarders in de afrikaansche zeeënen de bewegingen der engelsche troepen in Maine, op last van den gouverneur-generaal van Canadazoovele beleedigin- gen waren, door Engeland den Vereenigder. Staten aangedaan, die niet ongewroken konden blijven. Sedert vele jaren hebber, de kinderpokken niet zoo Sterk in deze hoofdstad geheerscht als tegenwoordig, en daarbij ziet men op nieuw de heilzame werking der vaccine. Uit een verslagdezer dagen in hel koninklijk genootschap voor genees- en heelkunde voorgelezeh blijkt toch dat van de 100 met koepokstof ingeente personen welke door de natuurlijke ziekte aangetast zijn (wat echter op verre na de minsten der zoodanigen treft)hoogstens 7 en daarentegen van de 100 niet ingeënlen en aangetasten gemiddeld 45 sterven; waarbij nog onder het oog moet gehouden wordendat alle onvolkomen of 'twij felachtig geslaagde inentingen onder liet genoemd getal begrepen zijn. FR A N KRIJK. PARIJS, den 17 Februarij. De liberale dagbladen Verzekerendat, ofschoon het bewind de toerustingen ten oorlog schijnt voort te zet ten, het echter tevens maatregelen neemt, welke niet geheel daar mede overeenstemmen, en dat, onder anderen, de minister van oor log hij besluit van den 5 Februari]aan een aantal soldaten Van de ligting van 1834 en 1835 gelegenheid heeft gelaten, om voor alsnog in hunne haardsteden te verblijven. Ook wil men, dat 4 liniesche pen opgelegd zoude worden. De graaf T. begaf zich voor eenige dagen naar zijn' bankier, om eene som van 10,000 fr. te ontvangen; zijn rijtuig wachtte voor het hótelterwijl hij het kabinet van den bankier binnentrad. Hij vond hem door een aantal personen omringden gaf hem ten aah- hoore van dezen zijn verlangen te kennen. De bankier antwoordde, dat hij reeds vroeg in den morgen hem de 10,000 fr. aan zijn hótel had gezonden. De graaf, die zich nog over andere aangelegenheden met hem wilde, onderhouden werd nu in een ander vertrek geleid. Intusschen verliet een der personen het kabinet, zeide den koetsier dat de jjraaf hem met eene boodschap had belaststeeg in het rijtuig en begaf zich naar het hótel van den graaf. Hij liet zich bij de gravin aandienen en zeide dat hij haren echtgenoot bij diens bankier had ontmoet, en de graaf hem had verzocht van mevrouw het pak ket dat dien ochtend was bezorgd voor hem te vragen. De gravin gaf het terstond en de vreemdeling Vertrok Onverwijld zonder nu van het rijtuig gebruik te maken. Een uuf later keerde de graaf terug en vroeg naar het pakje bankpapier dat de bankier had ge zonden. De gravin zag naar den schoorsteen ontwaarde een pakje

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1841 | | pagina 1