VADËRLANDSCHE WETGEVING. ADVERTENTIEN. na te melden personen ter gelegenheid van het verongelukken van het beurtschip van Harlingen op Amsterdam in den nacht van den i8 op den 19 October i838 zullen worden uitgereikt: Aan den engelschen kapitein D. Charrosin de gouden medaille Van de tweede grootte, vermeld in het koninklijk besluit van den 22 Juli] i838 en aan ieder van de onder hem dienende zeelie den, Ch. Carter, Ëd. Williams 9 WWaters en J. Walker, vier gouden tienguldenstukken. Aan elk der engelsche kapiteins TI. B. Disney en J. Athens, de gouden medaille der derde grootte en aan ieder der zeelie den tot hunne schepen behoorendeJ. SinewsW. Wiliie\ Wn. Staey en Th. Bolsüti, twee goiiden tienguldenstukken. Aan S. van der' Meerbesteller van het amsterdamsche veer te Harlingen, de gouden medaille van de vierde grootte, en aan ieder Van de destijds onder zijn bestuur werkzaam geweest zijnde matro zen A. B. ManckH. van DijkT. TT', de Wilde en A. F. Posthuma twee gouden tienguldenstukken. Naar men verneemt beeft Z. M. goedgevonden om op de ïequeste van A. ScJiouvüen te Nijkerk ten behoeve van C. E.van Leeuwenkamp, aldaar wonende, zijnde een meer en meer verzwak kende en behoeftige grijsaard van io4 jaren eene gratificatie toe ie kennen. In den nacht van den 5 dezer is uit het verbeterhuis albiër tïitgebroken de beruchte boosdoener H. Holmandie zich sinds Zijne jeugd 3 in handen der justitie heeft bevonden. Sedert gerui- men tijd was hij in hechtenis verdacht van eene inbraak en dief stal op de Lange Beestenmarkt alhier, bij nacht te hebben gepleegd en zich daarbij aan mishandelingen te hebben schuldig gemaakt. Toen hij voor het hof van assises verschijnen zou heeft hij vlagen van razende krankzinnigheid gegeven waarop men besloot hem voorloopig in bet verbeterhuis te plaatsen. Die krankzinnigheid moet hij tot den 5 dezer hebben volgehouden. Op eene behendige Wijze heeft hij weten te ontkomen. Het is te hopen dat ten ge volge der waakzaamheid en van den ijver van poliéie en justitie deze misdadiger zich weldra weder in derzelver handen zal be-' vinden." Volgens een brief van Jarmouth van den 26 November, was £eri te Vlissingen te buis beboorende sloep, genaamd de Polbarder met eene bemanning van negen koppen waaronder twee Engelschen, als verdacht van smokkelarij, door de eügëlsche kotter the Badger luitenant Percevalaldaar opgebragt. Volgens de brusselsche bladen zijn er nieuwe bevelen gege ven om eene afdeeling troepen naar den kant van het luxemburg- sche te doen trekken. Ook zijn de verlofgangers van de drie eerste bataljons van eenige regemenlen onder de wapenen lerugge- ïoepen. Onder dagteekening van den 7 dezer vernemen wij uit Pa kijs het navolgende: «Voor eenige dagen had onze gezant te Londen een verlof van veertien dagen gevraagd om zich naar Parijs te begeven. Daar meo bef er toen voor hield dat de betiandeling van het hollandsoh-bel- gisch vraagstuk tot op den 1 Februarij verschoven was had hij daartoe dadelijk verlof bekomen. Thans verneemt men echter, dat fïij eergisteren tegenbevel heeft bekomen en dat hem daarbij eene ïiïeuwc nota betrekkelijk genoemd vraagstuk is gezonden. D's ondèr- baodelingen nopens die zaak moeten naar men verzekert, zeer in gewikkeld worden. Ter beurze sprak men gisteren van hef binnen- Tókken der Pruissen op belgisch grondgebied. Ofschoon dit gerucht ïifet bevestigd is géworden heeft zulks de helgische fondsen 1 per Cent doen dalen. ïn verband met een en ander tuag men beschou wen dat vorst en vorstin Leopolddie tegen den io alhier verwacht werden, naar men thans verneemt f Brussel niet zulleu verlaten." - Uit Odessa meldt men van den 23 November dat aldaar een ruime voorraad van granen voorhanden is en dat men met verlangen de aankomst van vreemde koopvaarders te gemoet zag, om aldaar koren te koopen hetwelk laatstelijk voor 43 engelsche schel lingen bet quarter vrij aan boord gelevérd was. Er werden ?5o engelsche schepen verwacht, doch de noordwestea wind ver hinderde derzelver aankomst uit den Bosporus. Belangrijke bepalingen van liet nieuw Burgerlijk Wetboek, die van de oude afwijken. {Vervolg van no. 90.) Van zakenniet betrekking tot derzelver bezitters. Bij de Vorige wetgeving was als beginsel aangenomen, dat de wegen en straten, ten laste van den staat zijndede bevaarbare en vlotbare stroomen en rivieren de oevers of stranden, de gronden waar de zee op- en afloopt, de bavens en recden, én, in liet algemeen, alle gedeelten van bet grondgebied van den staat, die niet voor het eigendom van bijzondere personen vatbaar waren, uitsluitend tot bet rijks domein be hoorden en dus niet eenig gedeelte daarvan het eigendom van bijzondere personen of van gemeenschappen konde uitmaken. Deze wetsbepaling was nógtans inzonderheid ten aanzien der schorren en aanwassen in strijd met hetgeen van dc vroegste tijden af aan in onderscheidene oorden van ons Tadei'land bad plaats gehad alwaar dc schorren of gronden vóór de polders gelegen, welke beurteling door het tij overstroomd en doorgelaten worden als aanwassen hier. en daar aan bijzondere personen of gemeenschappen toebelioorenwier verkregene regten door de wet geëerbiedigd en gewaarborgd werden; te welken einde dan ook de belang hebbende eigenaren, uit krachte van een decreet van den 11 Januarij i8ïi worden op geroepen, om hunne bewijzen van eigendom binnen eenen zekeren tijd aan het gouver nement in te leveren ten einde constitutive titels aan hunne schorren en aanwassen te verkrijgen. De vaderlandsche welgeving, hoezeer,, te regt, als regel aannemende, dat de wegen Cn straten, die door bet land onclerhtniden worden de stranden der zee en de stroomen en rivieren enz. voorwerpen van dien aard zijn, dat zij moeten geacht worden to> den staat te behooren, heeft echter, m aanmerking nemende der alouden toestand van zaken, ïn vele gewesten van ons Vaderland, de verkregene reglen van bijzondere personen of ge meenschappen willen eerbiedigen en waarborgen, endienswege bij art. 577 bepaald, dat: Aan den staat behooren de wegen en straten welke te zijnen laste zijn de stranden der 2ee, de bevaarbare en vlotbare stroomen en rivieren met hunne oevers, dc groote en kleine eilanden, en dc platen welke in die wateren opkomen gelijk ook de havens en jteedenonverminderd de door titels of bezit verkregen regten van bijzondei e personen of' gemeenschappen. 578. Door oevers, worden in het Vorige artikel, verstaan de boorden van rivieren sneren of stroomen welke bij gewone tijden als het water op het hoogste is, door dat Water overdekt worden en niet hetgeen door watervloeden overstroomd is Overeenkomstig deze grondbeginselen is ook het regt der eigenaren op de aansüjkiogcu en aanwassen verder bij de wet geregeld, waarop wij nader te zijner plaats zulleu terug komen. De wet bevat voorts eene zeer duidelijke bepaling van hetgeen, ten opzigte van vesting werken, als 1 ijk» eigendom moei worden aangemerkt, luidende als volgt r 579Als eigendom van den staat worden insgelijks aangemerktalle gronden en getim merten, welke tot 's lands vestingwerken behooren, en gevolgelijk alle gronden waarop eenige werken van verdediging zijn aangelegd geworden, als: wallen, borstweringen, grachtenbedekte wegenglacien of vooruitspringende weikenpleinen waarop krijgsge bouwen gesticht zijn liniè'n posten verschansingen, redouten dijken sluizen kana len en hunne boordeninsgelijks onverminderd de door titel of bezit verkregen regten van bijzondere personen of gemeenschappen. Bij art. 58o vindt men e^pe duidelijke opgave, yap liëtgeen in vestingen van den staat als militaire lands grond wordt aangemerkt terwijl .volgens art. 581, alle onbe woonde forten, mitsgaders redouten, vooruitspringende postenverschansingen, hniëtt cn batterijen, zijn geheel militaire landsgronden met alle de zoo achterwaarts als voorwaarts en ter zijde gelegene gronden, bij derzelver aanleg door het gouvernement aangekocht- Wij herinneren te dezer plaatse, dat omtrent de zoo evengenoemde onderwerpen buitendien eene belangrijke wet bestaat, v^n .dén 16 ^November i8i4, houdende bepa lingen omtrent de militaire lands gronden pn gebouwenen bet bouwen en aanleggen van woningen, tuinen, boomgaarden of andere gestichten in den omtrek van vestin gen, sterkten, posten en linicn van defensie, die zeker in de steden, welke vestingen zijnwel zeer bekend zal wezen. Van eigendóm. Wanneer men het oo.g slaat op de geschiedenis dér werelddan staat men verbaasd óp'te meïken, dat de onderscheidene naliën minder bloeijen naar mate van den rijk dom des gröncls, die hen voedt, dan wel naar male der wijsheid van de wetten en instellingen, waaronder zij leven, uitgestrekte streken, in welke de natuur al hare gaven schijnt te hebben verspreid, liggen woest, omdat de eigendommen er niet ver zekerd zijn. Integendeel i:i andere streken heeft de nijverheid, aangemoedigd door de zekerheid van hare aanwinsten te kunnen genieten de wildernissen in lagchendé landsdouwen hervormd, kaoale, 9 gegraven, moerassen, opgedroogd en de streken, die ziekten verspreidden, tot de vruchtbaarste velden herschapen. Ons eigen (herbaar vaderland lean hier als het .beste voorbeeld worden aangevoerd, als welks bewoners van uit de wateren den grond hebben doen opkomen, waarop zijj zich hebben gevestigd en hetwelk geheel en al het werk der menschen is. De eigendom is het dus die do menschelijke maatschappijen heeft gevestigd het is do'or hem dat de nijverheid, die geest van beweging en leven, die alles bezielt, op den oceaan is gebragt cn onder de verschillende hemelstreken'alle zaden van rijkdom en magt heeft doen ontluiken. Het behoort tot eene der voornaamste verpliglingen van den wetgever, om de uitoe fening van het regt van eigendom tc regelen even als andere burgerlijke regten door <le wet geregeld worden. Wanneer ieder met zijn eigendom konde doen wat hem behaagt, zoude hij schade aan anderen kunnen toebrengenen hij zoude schade aan geheel de' maatschappij kunnen doen, en gevolgelijk zoude de onbeperkte vrijheid van ieder bij zonder persoon tot nadeel van allen kunnen uitloopen. De ware vrijheid bestaat dan ook in dit opzigt in eene wijze vereeniging van het bij zondere met het algêineene belang en het is dus noodzakelijk dat het gebruik van <lea eigendom bij de wet geregeld worde. De volgende bepalingen zijn omtrent dit gewigtig stuk. bij de wet vastgesteld. Art. 626. Eigendom is bet regt om van eene zaak het vrij genot te hebben en daarover op de volstrektste wijze te beschikken, mits men er geen gebruik van make, strijdende' tegen de wetten of de openbare verordeningen, daargcsteld door zoodanige magt die daar toe, volgens dc grondwet, de bevoegdheid heeft, mits men aan de regten Van anderen geen hinder toebrenge; alles behoudens de onteigening ten algemvenen nutte tegen be hoorlijke schadeloosstelling, ingevolge de grondwet. 62G. De eigendom van den grond bevat in zich den eigendom van hetgeen op en ia den grond is. De eigenaar kan op den grond alle beplantingen doen efi gebouwen stellen, welke hij goedvindt; behoudens de uitzonderingen in den vierden en vijfden titel van dit boek gemaakt. Onder den grOnd mag bij naar goedvinden bouwen en graven, en uit dat graven alle vruchten trekken, welke hetzelve kan opleveren behoudens de wijzingen, uit de wetten der verordeningen van policie op het stuk der mijnen, uitveeuing en andere dergelijke voorwerpen voortvloeiende. Van zeer veel belangen geheel nïemv is de volgende bepaling, die strekt tot handha ving der onschendbaarheid van den eigendom der ingezetenen en zal zeker rijk in gevol gen zijn om misbruiken voor te komen. 627 Ieder eigendonï wordt vermoed vrij te zijn. Hij die beweert eenig regt op eens anders zaak te hebbenmoet dat regt bewijzen. Bij het volgend artikel der wet is eene gaping, die in de vorige wetgeving bestond, no pens de wijze van verdeeling vdn zaken die aa!n meer dan een persoon toebehooren. Dc' gemeenschap van uitgestrekte landeigendommen is doorgaans nadeelig voor den landbouw,' die om te bloeijen, aan liet bijzonder personeel belang moet overgelaten worden als wanneer de nijverheid zich op het krachtigste ontwikkelt. Art. 628. Luidt: De verdeeling van ccnc zaak welke aan meer dan een persoon toebehoortgeschiedt overeenkoms'i^ de regelen, ten opzigte vandc scheiding en verdeeling der nalatenschap pen voorgeschreven. 11 {Het vervolg hierna.) Getrouwd K. BROES van DORT, Operateur Genees- en Verloskundige te Yerseke, Goes, en den 7 December i838. E. SNOEP. Die iets te vorderen heeft van of verschuldigd is aan, de onder het voorregt van Boedelbeschrijving aanvaarde Nala tenschap van wijlen JAN EVERTSE, in leven Timmerman te Kérkwerveworden verzocht daarvan aangifte of helaling te doen, ten Kantore van den Griffier G. van WAGE, te Brouwershaven vóór of lot den i5 Januarij 1839. De Notaris M.r J. J. E R M ER INS zal ten verzoeke van zijne Principalen, op Woensdag den ig December 1838 's namiddags ten 3 uren in het Logement van F. J. van OP PEN te Zier'kzce presenteren te verkoopen i.° Twee kapitale HOUTZAAGMOLENS met derzeL ver CALKGATEN, DROOGLOODZEN WO NINGEN, HOÜTLOODZEN, PAKHUIZEN en Gevolgen staande buiten de Zuidhaveripoort van voorzeide Stad, sectie F n."8 85 85'", 86, 3o3 3o5, 5o5',s, 344,, 345 en 346. 2.0 Een Bunder 78 Roeden 10 Ellen WEILAND, gelegen in het Poortambacht, in de Zelke-Polder sectie F d.°8 35t en 35a en 3.° Een WOONHUIS en ERVE, staande aan de Noord zijde van de Oude Haven Ie Zierikzeewijk A n.° 4'4 sectie A n.° 638. Nadere informatiëu te hekomen ten Kantore van voornoemden Notaris. Den Bontwerker van BUREN is, als naar gewoonteuit- gepakt in 't Logement bij J. SW ARTS met PELTE RIJEN, HANDSCHOENEN, JAGTTUIG, ZEEM- LEE il, BORSTVELLETJES, Satijnen en Crinoline STROP- DASSEN, KOUSEN,SO IC KEN,ONDER II ROE KEN, Geweve H E M D T J E S Gebreide B O R S T ROKKEN, benevens fijne PARFUM ERIEN, waaronder de echte MACASSAR OLIE, KALY DOR, ODONTO enALSAN A EXTRACT. NB. Laat uiet langs de Huizen rondleuren. Te Zierikzeehij de Wed. A. DE VOS EN ZOOR, Stadsdrukkers.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1838 | | pagina 2