ZIERII4.ZEESCIIE
CO'VRANT,
Mingsdag
tick en dmahin g
Publicatie
A°. 1838.
2 October
No. 79.
ÊESTtREN EN ADMIMSTEATIEN.
I)e STAATSRAAD GOUVERNEUR van de Provincie ZEELAND
'fels daartoe door Ziine Majesteit den Koning gemagtigd kondigt bij
deze aan, dat het Provinciaal Geregtshof in Zeeland, de Arrondis-
sements Uegtbanken te Middelburg Goes en Zierikzee benevens de
daarbij behoorende Ambtenaren van het openbaar Ministerie en van
de Griffiemitsgaders de Leden en Grijffièrs der Kantonsgeregten in
dit gewest op gisteren en heden zijn beëedigd en geïnstalleerd, om
fcespectivelijk met den i October aanstaande in functie te treden.
Middelburgden 28 September iS38.
VAN VREDEftBURCH.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS <ler Stad ZIERIKZEE
Strengen ter kennis van de belanghebbende houders van Slads-Effec-
ten dat de Commissie tot Amortisatie der Stedelijke gevestigde
Schulden, op Woensdag den 3 October aanstaande, des middags,
ïn eene der zalen van het Raadhuis zal overgaan tot de jaarlijksche
mtloting van Effecten welke zullen kunnen afgelost en vernietigd
Worden volgens het bestaande plan met uitnoodiging aan iederen
houder van Effecten op de Stad, om hij die uitlblingdes ver
kiezende tegenwoordig te zijn.
Zterikzèetien i4 September 1838.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
DE CRANE, vt.
Ter ordonnantie van dezelveu
De Stads-Secretaris
W. .T. P. KR OEF.
INSPECTIE MOBIELE SCHUTTERIJ.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad ZIERIKZEE,
toepen bij deze op al 'de Manschappen der Mobiele Schutterij met
bnbepaald verlbf om zich op de gewone loopplaats onder de Beurs
Ie dezer Stede, te fereenigen tot bet bijwonen der door het De
partement van Oorlog bepaalde Inspectie, te weten:
voor de Landelijke Schutterij,
op Donderdag den 11 October aanstaandedes morgens g ure en
voor de S t e d e I ij k e Schutterij
op Dingsdag den 16 October aanstaandedes morgens g ure,
ïn volle wapenrusting, allen voorzien van hunne verlofpassen zak.
boekjes en alle hunne militaire kleedingslukken en verder equipemènt.
Met waarschuwing dal de afwezigèn dp deze Inspectie zonder wet
tige redenen en buiten voorkennis van den Burgemeester, op eene
voorbeeldige wijze zullen worden gestraft.
Zierikzee, den e October 1838.
Burgemeester en Wethouders voornd.
DE CRANE, vt.
Ter ordonnantie van Dezelven
De Stads-Secretaris
W. J. P. KEOE F.
De GEDEPÜTEERDE STATEN der Provincie ZEÈLJND,
brengen bij deze ter kennis van allen die zulks zoude mogen aan
gaan dat de Provinciale Staten bij Hun Edel Groot-Achtb. reso
lutie van den 6 Julij i838 hebben gearresteerd het navolgende,
door Zijne Majesteitbij besluit van den 4 Augustus i838 n.° io6
goedgekeurd
REGLEMENT op het beheer en onderhoud en
de Policie der BUURTWEGEN en VOET
PADEN in de Provincie Zeeland.
VervolgZie het vorig No.)
Arf. 21. De wegen welke eene meerdere breedte hebben dan in
art. 17 is bepaald mogen, zonder voorafgaande toestemming van
Gedeputeerde Staten niet versmald worden.
Art. ai. Ter plaatse waar dit geschieden kan zullen de wegen
boven bet gewone winterwater worden opgehoogd en tonrond ge
maaktnaar mate zulks in verband met de breedte en andere bij
komende omstandigheden vereisebt wordt, en genoegzaam is om
bet water naar de beide kanten te doen afloopen.
Art. 23. De aarde en het zand, tot het maken en ophoogen
der wegen benoodigd zal van de r.aastbijgelegene landen, ten min
ste schade op aanwijzing van bet Plaatselijk Bestuur na vooraf
gaande kennisgeving aan den eigenaar, tegen billijke vergoeding kun
nen worden genomen ten ware de landen verpligt mogten ziju de
zelve kosteloos te leveren.
De geschillen welke zich ter zake voorschreven lusschen bet
Bestuur en de eigenaars mogten opdoen zullen zoo veel tnogelijk
in der minne worden vereffend en door van wederzijden benoemde
deskundigen worden geregeld er. anderzins door den Regterdes
noodig volgens de wet op de onteigeningen ten algemeenen nutte
worden beslist.
Art. a4- Ieder eigenaar van landen of gronden is verpligt, zijne
eigendommen door eene sloof van ten minste 25 palmen breed ea
i4 palmen diep en eene bodems breedte van palmen van de
t wrgen af !c sch ?iden de bepaalde breedte en diepte door tijdige
delving te onderhouden en de in die slooten aanwezige bruggen
heulen of dammen behoorlijk af te sluiten.
Daar waar de afscheiding door middel eener sloot niet uitvoer-
lijk is, moet de scheiding van den weg door eene grup, door het
planten van boomen of door andere kenbare scheidteekenen wor
den aangewezen.
Art. aS. De grond uit de delving der slooten voortkomende,
moet voor f- aan de zijde van den weg worden geworpen en over
denzelven gespreid daar waar deze grond voorden weg niet noodig
of schadelijk wordt geacht, zal bet Plaatselijk Bestuur dezelve ge
heel of gedeeltelijk aan de land eigenaren kunnen laten zullende
overigens bij het delven der langs de wegen loopende slooten da
kanten aan de wegzijde niet mogen worden geschroot of gebloot.
Art. 26. De waterleidingen sprinken slooten en gruppen
loopende langs de wegen moeten steeds ten koste van de eigenaren
der aangrenzende landen zoo de verpligting daartoe niet op het
Polder Bestuur of andere corporatie berust, ter behoorlijke diepte
gehouden worden.
Art. 27. Alle laagten, slagsporen, gaten en pulten, moeteD in
het voorjaar, en wijders zoo dikwijls zulks wordt noodig bevonden,
aangevuld worden met goede drooge aarde, klei of zand, naar,
mate de gesteldheid van den weg zulks zal vorderen.
Art. 28. Het regenwater moet telkens, wanneer het wordt ver-
eisch! afgetapt, en de sporen worden toegeslagen of toegekapt en
gelijk gemaakt, alsmede de afloop van het water, door bet maken
van gruppen worden bevorderd.
Art. 29. Klei- en andere aardenwegen behooren voor zoo vee.
dezelve daartoe geschikt zijn en zulks noodig wordt geachtta
worden geploegd, en voorts ten minste drie maal 'sjaars, en wijders
zoo dikwijls het Bestuur dit zal noodig achten te worden geëgd;
van welk een en ander (le tijdsbepaling aan de Plaatselijke Besturen
wordt overgelaten.
Art. 3o. Distels brandnetels en verdere ruigten staande op
of langs de kanten van den weg moeten telkens vóór de schouw-*
dagen afgemaaid en weggeruimd worden.
Art. 3i. Alle waterleidingen, sprinken, slooten en gruppen,'
gelegen ter wederzijde der wegen moeten behoorlijk schoongemaakt
en van alle ruigten en andere beletselen gezuiverd worden lep
einde het water daardoor zonder verhindering kunne afloopen.
Art 82. In de voormelde waterleidingen sprinken slooten ent
gruppen loopende langs de wegen mogen geene dammen gelegd
worden dan met schriftelijke toestemming van het Plaatselijk Be
stuur, aan hetwelk het opzigt over de wegen is opgedragen, en
alleen onder voorwaarde dat dezelve zullec moeten voorzien zijn'
en blijven van duikers en heulen of buizeQ hebbende zoodanige
bij iedere concessie duidelijk te bepalene hoogte en breedteals
noodig is om de aflooziog van het water niet te belemmeren blij
vende echter voor zoo veel de algemeerie waterloozingeu aangaat
het regt der Polder-Besturen onverkort met welke de Plaatselijk^
Besturen teu deze steeds in overleg zullen moeten treden.
Ari. 33. De thans aanwezige dammen pf andere beletselen moe«t
ten binnen één jaar na de afkondiging van dit Reglement wam
neer de bevoegde Autoriteiten zulks noodig achten van duikers,
heulen of buizen voorzien worden ten ware de belanghebbende»
mogten verkiezen dezelve te amoveren.
Art. 34- In de kom der dorpen en gehuchten wordt de geheele
breedte van den weg of de straattot aan de langs dezelve staands
huizen geacht tot de publieke wegen te behooren ten ware het
tegendeel door de eigenaren der huizen of gebouwen worde bewezen.
Hetzelfde zal plaats hebben ten aanzien van de erven van huizen,
gelegen langs de wegen wanneer dezelve door geene kennelijke
teekenen van den vveg zijn afgescheiden.
Art. 35. Geene aarde zand plaggen of zoden mogen uit de
wegen worden gegraven of afgestoken zonder toestemming van het
Plaatselijk Bestuur.
Art. 36. Geene wegen mogeu worden verlegd noch bruggen
sluizen, duikers of heulen in dezelve worden gemaakt, dan met
toestemming als boven ea onder opgevolgde goedkeuring van Ge-?
deputeerde Staten.
Art. 37. Soortgelijke bruggen sluizen duikers of heulen bej
hooren zoodanig te worden aangelegd dat de weg over dezelvs
de breedte van ten minste 3 ellen 8 palmen behoude, en moeten
met behoorlijk wit geverwde leuningen of posten ter hoogte van 1]
el 3 palmen boven den grond voorzien zijn ten ware de voorzegde
bruggen sluizenduikers of heulen de geheele breedte van den
kruin des wegs tot lengte mogten hebben in welk geval aan de
Plaatselijke Besturen wordt overgelaten om het stellen van leunin-i
gen of posten aan dezelve niet te vorderen.
Art. 38. Alle bruggen sluizen leuningen handwijzers en an
dere soorigelijke werkeu ia de wegen gelegenof daarmede iu on*