No. 52.
Z1ER1KZËESCÏÏE
Óre*/"
Vrijdag
A°. 1838.
COURANT.
2® Jfanij
BESTUREN en ABMÏNISTRATIEN.
iSrauötöÉgcti.
NIEUWSTIJDINGEN.
DUITSCHLAND.
BURGEMEESTER on WETHOUDERS der Stad ZIERIKZEE.
Overwegende dat de voorzorgen tegen brandgevaar krachtdadig
hehooren te worden gehandhaafd.
Gelet op de bepalingen van bet Reglement op den brand voor
deze Stad.
Op bet voorstel van het Collegia van Brand-en Brandspuitmees-
teren.
Hebben goedgevonden:
j.° Tot keurmeesters over bet opgeslagen hooi voor deze Stad
en het Poortambacht te benoemen
jBastiaan van der Mads en Nicolaas van den Bout
Ingezetenen dezer Stad aan welke keurmeesters bij deze de zorg
wordt opgedragen om t naar aanleiding van art. 26 van voormeld
Brand-Reglement tegen het broeijen van opgeslagen hooi behoorlijk
te waken en zich omtrent de vereischte rondgangen tot Inspectie
bij de In- en Opgezetenen te verstaan met en zich te gedragen
naar de orders van Brandmeesteren.
2 0 De In- en Opgezefenen van deze Stad eo het Poortambacht
te herinneren aan de voorschriften van meergemeld art. 26, waar
bij bejjaald wordt:
dat een iegelijk die hooi opslaat of gebruiktgehouden zijn zal
cm een of meer IJzers, ter Lengte van ten minste 1 nederlellen
of naar mate der localiteitin de hooiklampen 'te laten steken,
die ten allen tijde voor Brand en Kcurmeesleren toegankelijk zul
len moeien zijn, terwijl niemand zich tegen der zeiver orders zal
mogen verzettenop verbeurte eener boete van drie gulden."
Voorts dat het aan 1,iemand zal vrijstaan kruid of vuurwerken
te verkoopen of vervaardigen, dan 11a vooraf bekomene toestem
ming van dit Bestuur en onder verpligting om zich in alles te ge
dragen naar de voorschriften daaromtrent gegeven bij de art. 34
en volgende, van voornoemd Brand-Reglement.
Gedaan ten Raadhuize der Stad Zierikzeeden 20 Junij i833.
Burgemeester en Wethouders voorud.
DE CRANE, vt.
Ter ordonnantie van Dezelven,
De Stads Secretaris,
w. J. P. KROEF.
Jkïmftevij,
BEKENDMAKING.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad ZIERIKZEE
Provincie Zeeland.
Gezien hebbende Art. i5 der wet op de Schutterijen van den
11 April 1827 Staatsblad n.o 17), en Zr. Ms. besluit van den 28
Junij 1828 Staatsblad n.o 4z).
Brengen bij deze ter kennis van alle de daarbij belanghebbenden
Dat de Commissie van onderzoek voor de dienstdoende Schutterij
binnen deze Stad hare tweede gewone jaarlijksche zitting zal begin
nen op Maandag den 9 Julij aanstaande, in een der zalen van het Raad-
buis alhier en eindigen met den 31 Julij daaraanvolgende tot het
onderzoeken en beoordeelen van alle de reclames welke tot vrij
stelling of uitsluiting van de dienst der Schutterij door de geloot
liebbende personen van dit jaar en door de reeds ingelijfden van
vorige jaren zijn ingebragt en dat diegenen welke voor de Com
missie van onderzoek niet verschijnen op zoodanige tijdstippen als
door dezelve wordt bepaald waarvan de dagen en urea aan de
Loteliogen door toezending van een oproepings biljetzal worden
bekend gemaakt, zullen gehouden worden geene redenen tot vrij
stelling te hebben en voor zoo verre zij dicnstpliglige nommers ge
trokken hebbende niet vallen in de termen van Art. 3 en 4 der
wet, bij de Schutterij zullen worden ingelijfd blijvende bet hun
evenwel vrij om hunne redenen tot vrijstelling in een volgend jaar
te doen gelden.
Dat aan personen die voorgeven met ziekten of gebreken bebebt
te zijn, geene vrijstelling zal worden verleend op vertoon van at
testen maar dat de zoodanigen zullen worden onderzocht door
den Genees- of Heelkundigen bij de Commissie en dat hij die bui
ten staat is voor dezelve te verschijnen in zijne woning het onder
zoek iel ondergaan terwijl ingelijfde Schutters die voorgeven tot
de dienst onbekwaam te zijn op de door officieren vau gezond
heid afgegeven certificaten tusscbentijds niet zullen worden ontsla
gen maar in de maand Julij van elk jaar gedurende de tweede
zitting der Commissie van Onderzoek moeten beoordeeld worden.
Eindelijkdat indien de belanghebbenden eenige inlichtingen
begeeren in zake der Schutterij of voor de schriftelijke bewijzen
tot staving hunnér redenen van vrijstelling, bij de wet gevorderd
zij zich daartoe dagelijks ter Stedelijke Secretarie kunnen aanmel
den alwaar de vereischte teregtwijzing zal gegeven worden.
En opdat niemand hiervan onwetend zoude zijn zal deze afge
kondigd en in de Stads-Gourant worden geplaatst.
Gedaan ten Raadhuize der Stad Zierikzeeden 28 Junij i833,
Burgemeester en Wethondeis vooruit..
DE CRANE, vt.
Ter ordonnantie van Dezelven,
De Studs Secretaris
W. J. P. K R O E F.
Fr.\nkfort den 23 Junij. Men verzekert dat de erfgrootheiv
tog van Saksen JVeimartegen den 24, eene reis naar de Neder
landen zal aannemen.
Uit Neumark, in Oost Pruisen wordt een voorval gemeld,
dat even gruwelijk als onverklaarbaar schijnt en aan de treurspel
dichters misschien stof tot een verschrikkelijk drama leveren kan.
In de landstreek tusschen Koningsbergen (in het district Neumark)
en Sch unfiles ziet namelijk voor eenige dagen een veldwachter een
rijtuig hetwelk ondanks alle toegeroepene waarschuwingen over
het bebouwde land rijdt. De man loopt het rijtuig na valt de
paarden in de teugels en ontwaart nu in het vrij sierlijke rijtuig
een en ontzielden man dien een kogelen wel van voren naar
achteren door het hoofd was gejaagd. Geheel ontsteld voert de
veldwachter het rijtuig met het lijk naar het naaste dorp waar
men in hetzelve aanstonds eenen jongen jagtbeambte herkentdie
des morgen-, vroeg met zijn rijtuig, men weet niet waarheen uit-
fereden was. Tevens werd de veldwachter in hechtenis genomen
omdat men nï«°t zonder argwaan was dat deze zelf de misdaad be
dreven en om alle verdenking van zich af te weren het sprookje
v" het alleen voorthollende rijtuig verzoenen kon hebben. Doch.
reuJi cien volgenden morgen meldde zich aan het geregt eene jonge
vrouw die eerst kort te voren met een gegoed man gehuwd eu
du dochter van vermogende ouders van een ander dorp wasea
verklaarde dat zij de moordenares van den doodgevonden jagtbe
ambte was. Vroeger en dit wisten al de bewoners der omstre
ken had er tusschen haar en den vermoorden een Iiefdeverkeer
bestaan nadat deze echter om bare hand aanzoek gedaan en de
ouders hem hunne dochter geweigerd hadden huwde zijden man,
dien laatstgenoemden zich tot schoonzoon hadden uitverkoren.
«Na mijne huwelijksvereenigingzeide de jonge vrouw, heeft
hij mij geschreven en onder eede verklaard dat hij zich wreken
en mijnen echtgenoot zoowel als mijne ouders doodschieten wilde.
Geen mensch geen maatregel hadde hem daarvan kunnen belet
ten en daarom heb ik de gruwelijke daad willen verhinderen.
Ik noorligde hem tot eene zamenkomst in eene eenzame streek uit 5
hij kwam sprong uit het rijtuig en terwijl hij mij omhelsde
schoot ik mijn verborgen pistool hem in den nek af. «In haat
ouderlijk h?jis reeds had de jonge vrouw met schietgeweren leerert
omgaan zij stond altijd als een goed schutter bekend van de fisieke
zijde is dus de daadzaak minder raadselachtig doch zielkundig is
het onverklaarbaar hoe eene jonge vrouw alvorens eenig ander
meer nabij liggend middel te bezigen om de bedreiging onschade
lijk Ie maken tot eene zoo wanhopige en toch zoo beraden uitge
voerde daad immers bad zij het lijk in het rijtuig gelegd ea
daarna de teugels aan de paarden overgelaten -besluiten kon.
het nadere geregtelijk onderzoek zal weiligt over dit raadsel meet.
licht verspreiden.
Z. JVI. de koning van Napels is den 11 in zijne hoofdstad
teruggekeerd. Zijne reis van welke het doel onbekend was blijkt
naar Sicilië geweest te zijn en tot oogmerk te hebben gehad cm
een smaldeel bestaande uit 3 fregatten 2 korvetten en 2 brikkea
bijeen te doen komen welke schepen Z, M. tot op de reede vaa
Napels vergezeld hebben. De engelsche oorlogsschepen bevondea
zich nog bij voortduring ter reede vau genoemde hoofdstad.
Z. M. de keizer van Rusland beeft, door zijne beide jongere
zonen vergezeld Stokhoim in den avond van den 12 dezer weder
verlaten en is aan boord der stoomboot Hercules naar St. Peters-
burg teruggekeerd. De koning en kroonprins van Zwedenbene
vens den grootvorst-troonopvolger vergezelden den monarch tot aaa
boord der stoomboot. De keizer en koning hebben wederkeerig
een aantal ridderorden aan leden hunner vorstelijke huizen eu
aan hunne voornaamste staatsbeambten en hoofdofficieren uitgedeeld.
Nopens den brand, die onlange te Petersburg gewoed beeft,
verneemt men thans, dat dezelve in het narvasche kwartier, het
welk door de armste klassen der bevolking bewoond wordt, heeft
plaats gehad en dat de aangerigte schade bestaat in het verbran
den van een aantal houten gebouwen.
Volgens nadere berigten uit Alexandria van den 26 Mei
hield men het in die stad er voor dat het verbranden van bet
egypliscbe linieschip aldaar ter reede moest toegeschreven worden
aaa kwaadwilligheidea men was niet vreeoid aan het denkbeeld