Ufo. 36.
ZIERIKZEESCIIE
Vrijdag
C O U R A 01 T.
BEST I REX EN ADMINISTRATIEN.
Verpachting.
Bekendmaking.
bekendmaking
NIEUWSTIJDINGEN.
DUITSCHLAND,
k
Ao. 1838.
4 Mei.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad ZIERIKZEE,
*ijn -voornemens om op Woensdag den 9 Mei aanstaande, des mid
dagsten Raadhuizeoverlegaan tot de publieke Verpachting van
de Grasmaaijing van den Dijk in den Saspolder voor den tijd van
zes achtereenvolgende jaren en zulks op de vroeger daartoe door
den Raad gearresteerde conditiën welke van heden af voor de ge-
gadingden te lezen liggen ter Stedelijke Secretarie.
Zierikzeeden 25 April i838.
Burgemeester en Wethouders voornd.,
DE CRANE, ut.
Ter Ordonnantie van Dezelven,
De Stads-Secretaris,
W. J. P. K R O E F.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad ZIERIKZEE.
Ontvangen hebbende het besluit van Z. E. den Heere Staatsraad
Gouverneur dezer Provincie, van den i3 dezer maand, (Provin
ciaal blad n.° 42) betrekkelijk de beschrijving van het Patentregt
Voor het Ioopende dienstjaar.
Brengen door deze ter kennis van alle daarbij belanghebbende
Ingezetenen dezer Stad en territoir, dat bij welgemeld besluit het
Volgende is bepaald
i. Ten aanzien der Patentpligtigen in de i5 eerste tabellen
der wet van den 21 Mei 1819, waaronder krachtens art. 12 der
wet van den 16 Junij i832 nu ook zijn begrepen de Paarden-
postmeesters;
«.Dat de verklaringen ter verkrij'ging van Patent, voor deze Pa-
tentpligligen binnen de provincie zullen worden uitgegeven
van den 7 Mei 18B8 tot en met den i5 dier maand.
b. Dat d ie verkkaringen behoorlijk ingevuld zuilen moeten zijn
ingezameld en ingediend in de steden MiddelburgFlissingen,
Gees en Zierikzee op den 26 Mei en in de overige steden en
gemeenten op den 22 Mei aanstaande.
e. Dat de registers van gemelde Patentpligtigen gesloten en daarna
geene verklaringen meer zullen worden aangenomen in de
stad Middelburg op den 16 Junij in de steden Ylissingen
Goes en Zierikzee op den 9 Junij en in de verdere sleden en
gemeenten op den 2 dier maand.
2. Ten aanzien der patentpligtige schippers eigenaarsen
directie-voerende van binnenschepen schuiten en vaartuigen ver*
meld in de i6c tabel der wet van den 6 April 1823, waaronder
krachtens het reeds aangehaalde art. 12 der wet van den 16 Junij
x832 alsnu ook zullen begrepen worden diegeen welke bestendig
in hunne vaartuigen wonen en geene buitenrivieren of wateren
bevaren.
a. Datmede te rekenen van den 7 Mei aanstaande tot den 19
derzelve maand zij zich voor het Patent van het dienstjaar
i838 zullen behooren aan te geven bij liet bestuur der plaats
waar zij zich zullen bevinden onder overlegging van een bil
jet hetwelk daartoe bij die besturen verkrijgbaar gesteld is
terwijl ingevolge de h'ervoren aangehaalde wet, door de alsnu
aao het Patentregt onderworpene Schippers naauwkeurige op
gave zal moeten worden gedaan of zij in het vorige jaar geen
andere huisvesting hebben gehad dan aan boord hunner sche
pen en met die schepen geene buiten-rivieren de Zuiderzee,
noch de Zeeuwsche Stroomen bevaren of in het voorgaande
jaar bevaren hebben.
Ter kennisse te brengen van de kramers dat zij zullen gehou
den zijn om bij het doen hunner aanvrage oin Patent op te ge-
ten de wijze op welke zij hun beroep uitoefenen naar aanlei
ding der onderscheidingen bij 1 dér 7e tabel gevoegd bij de wet
tan den 16 Junij i832 (Staatsblad n.° 3o alsmede de gezamen
lijke inkoopswaarde der door hen te koop aangeboden wordende
goederen zullende dien onverminderd door de Patentpligtigen bij
b en c van 1 der evengenoemde tabel vermeld ter gelegenheid
en ten gelijken einde als boven opgave moeten geschieden van den
tijd der during, wat ee^stgenoemden betreft, hun's verblijfs in de
Gemeente, en, wat laatstgenoemden aangaat, van dien der te hou-
dene verknoping terwijl zoo zij de wijze van verkoop veranderen,
de waarde hunner waren vermeerderen of den duur des verblijfs
of der te boudene verkooping verlengen daarvan op den voet van
art. 19 der wet yau den 21 Mei 1819, en op de boeten bij art.
37 bepaald aangifte zullen doen in de gemeente alwaar zij zich
bevinden en zoodanig aanvullings regt voldoen als van hen bij
werkelijk toegenomene belastbaarheid, zouden kunnen worden ge
vorderd.
Wijders zullen de bedoelde Kramershenevens de Debitanten
van Loterijbriefjeskrachtens Zijner Majesteits besluit van den 17
October 1820 (Staatsblad n°. 22) op de boete bij 1 en 1 van
art. 32 der wet van den 21 Mei 1819 bepaald, verpligt zijn steeds
bun gezegeld Patent met zich te voeren.
f:Y
Mede ter kennisse te brengen van de schippers eigenaars en di
rectie-voerende van binnenschepen schuiten en vaartuigen hiervo-
ren bedoeld
ci. Dat het Patentregt door hen 2al moeten worden voldaan ten
kantore van den ontvanger tér plaatse van de aangifte en \Vel
in eens voor zoover die plaats niet is, of die Van hun vast ver
blijf, of de vaste legplaats van het vaartuig of wel eindelijk
die, alwaar het bedrijf wordt uitgeoefend, doch anders bij
twaalfde gedeelten.
b. Dat nogtans van de laatste wijze van betaling bij twaalfde ge
deeltenook door de eigenaars, schippers of directie voerende,
welke zich niet in hunne vaste woon- leg of verblijfplèatsen
bevinden zal kunnen Worden gebruik gemaakt mits zij zich.
gedragen naar het voorschrift van i5 der i6^e tabel van de
W'ei van den 6 April 1823 door zich in den loop der maand
Mei voorzien van een bewijs van aangifte hetwelk echter
niet langer dan die maand van kracht zal zijn, naar hunne
vaste woon- leg- of verblijfplaats te begeven of Wel dat be
wijs van aangifte derwaarts op te zenden om aldaar le wor
den gepatenteerd in welk geval de betalingen bij den ontvan
ger diet" plaats zullen moeten geschieden.
C. Dat door al de Patentpligtigen van de 16de tabel vóór den
Jünij eerstkomende geheele of gedeeltelijke betaling invoege
voorschreven zal moeten zijn geschied en ook de Patenten
op vertoon der kwitantién van de ontvangers vóór dieri tijd
bij de plaatselijke besturen door hen zullen moeten worden,
afgehaald aangezien vari dien dag af de recherche op de niet
gepatenteerde schippers een aanvang zal nemen.
En opdat niemand hiervan onwetendheid zou kunnen voorwen
den zal deze worden afgekondigd en aangeplakt ter plaatse waaf
zulks gewoon is ie geschieden.
Gedaan ten Raadhuize der Stad Zierikzee, den 20 April i838.
Burgemeester en Wethouders voornd.^
DE CRANE.'i/t.
Ter ordonnantie van Dezelven
De Stads Secretaris,
W. J. P. KROEF.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad ZIERIKZEE
Gezien het Besluit van Z. Exc. den Heer Staatsraad Gouverneur
dezer Provincie van den 14 dezer maand, Provinciaal-blad n.° 4p-
Gelet op de bepaling van art. 3o 2 der wet van den 29 Maart
1833 (Staatsblad ri.o 4) vaststellende de belasting op het Personeel.
Verwittigen bij deze derzelver ln- en Opgezetenen: dat met het.
primitief bescbrijvingswerk voor de belasting op het Personeel voor
het dienstjaar i83|, een aanvang zal worden gemaakt op Maandag
den 7 Mei aanstaande en zullen de alzoo aan de Ingezetenen uit
te reiken bescbrijvingsbilletten met den 8sten dag na derzelver uit
gifte, van wege den Ontvanger der Directe Belastingen, opvolgelijk
worden opgehaald.
Verder dat tot tegenschalters van de zijde der belastingschuldigea
binnen deze Stad en het Poortambacht zijn benoemd, de Ileerea
A. Ribbe P' van der Linden
L. Koole, APhaff,
ten einde in geval van herziening achtervolgens het bepaalde bij
art. 32 2 der genoemde wet te dienen.
En zal deze worden afgekondigd, mitsgaders ln de Stads-Courant
geplaatst.
Zierikzeeden ü5 April i838.
Burgemeester en Wethouders voornd. t
DE CRANE, vt.
Ter Ordonnantie van Dezelven
De Stads-Secretaris
W. J. P. KRO E F.
Frankfort, den 28 April. In nadere brieven uit Posen van
den 20 dezer, wordt verzekerd, dat alle verschillen tusschen da
pruissische regering en den aartsbisschop Dunin vereffend waren
dewijl deze laatste na van den uit Berlijn teruggekeerden opper,
president der provincie, den heer vort Iloiwellde noodige inlicb.
tingen ontvangen te hebben verklaard had zijne dwaling in te
zien en zijn leedwezen over het voorgevallene te gevoelen. Voortf
zou bij zich verbonden hebben, om alles in te trekken wat door
de regering was afgekeurd en ook aan zijne onderhoorige geeste
lijken overeenkomstige bevelen hebben uitgevaardigd. (De pruissi
sche Staats Courant meldt biervan nog iets).
Uit Tiise meldt men, dat den 19 April het ijs der Memel, hij
ruim 18 voet hoogte, nog vast zat, zoodat er eene doorbraak der
dijken te vreezen stond. Het ijs in den Kurischen Half was dea
i3 nog zoo sterkdat er een wagen met vier paarden over reed.