Rh 85. ZIERIIAZEESCHÉ A\ 1834'. COÜRASTi 24 October, Publicatie. Vrijdag BESTUREN EN ADMINISTRATIEN. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad ZTERIKZEE. "Gezien den inhoud van Art. 35 van het Reglement van Policie op de Polders van den 16 December 181 r luidende als volgt Wanneer eene vloed of buitengewone schuring des waters verge »zeld van omstandigheden welke eene doorbraak of wegspoeling des Dijks doen vreezen veler handen arbeid zal vereischen, zullen alle Op- hgezetenen vaft den Polder, boven de 18 jaren, door klokkengelui opge roepen gehouden zijn om zich naar de punten te begeven welke ieder »jaar door eene Publicatie des Bestuurs zullen zijn aangewezen. De weigering tot oogenblikkelijkè gehoorzaming aau zoodanig bevel, >>zal met gevangenis of geldboete gestraft worden." Gelet op het requisitoir der Centrale Dijks-Directie van Schouwen dat zoodanige omstandigheid heden aanwezig is brengen vorenstaande bepalingen ter kennis van de In - en Opgezetenen, ten einde zij öogenblik- Itelijk op daartoe nader te ontvangen lastgeving zich begeven naar die punten waar het gevaar derzei ver tegenwoordigheid vorderen zal, inge volge de touvbeurten tot dienst prestatiën door het Bestuur voor elk hun ner te regelen welke aan ieder door Stads-Beambten zullen worden aangezegd om tot bevel te dienen. Zullende deze tot algemeene kennisgeving aan bet Publiek worden af gekondigd en in deStads-Courant geplaatst. Gedaan ten R-aadhuize der Stad Zierikzee den 24 October 1834. Burgemeester en Wethouders voörnd. JVELEM A NS, Wethouder, l. p. Ter ordonnantie van dezelven, De Stads Secretaris, W. J. P. KROEF. BEKENDMAKING. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad ZIERIKZEE Gezien het Besluit van Zijne Excelleucie den Heer Staatsraad Gouver neur dezer Provincie, opgenomen in het Provinciaal blad n°. 78 des loo penden jaars, houdende aanschrijving tot openbare af kondiging der bepalingen van de artikelen 27 en der Wet op de Personele Belasting van den 29 Maart 1 833, betrekkelijk de Belasting naar tijdsgelang en de suppletoire aangifte. Hebben goedgevonden De In- er. opgezetenen te herinneren aan de bedoelde wetsbepalingen luidende als volgt Artikel 27. 1Zoo wanneer een perceel, hetwelk op den 1 5 Mei niet in gebruik was, of ook een woonhuis, op betzelfde tijdstip, enkel en op den voel bij de laatste zinsnede van art. 26 2 bepaald, door eenen buis bewaarder bewoond zijnde, gedurende den loop des diënstjaars betrokken, in gebruik genomen ofvan mobilair voorzien wordt, zal de belasting, volgens de vier eerste grondslagen, naar de hierboven bepaalde regelen, deswege moeten worden voldaan, doch slechts naar gelang van dat gedeelte des diënstjaars, hetwelk op het tijdstip der in gebruikneming, betrekking of nieubelering overig blijft. 2. Ingeval de belastingschuldige, welke zoodanig perceel, als bij 1 bedoeld aanvaardt, in bet dienstjaar bereids wegens een ander per ceel was aangeslagen, en hij dit tot dien tijd toe door hem gebruikte perceel verlaat, met wegvoering van alle roerende goederen, boe ook genaamd, en zonder achterlating van huisbewaarder ofvan an dere personen in zijne dienst, zal het bedrag van den, te zijnen name op het kohier gebragten aanslag, voor al de vier bedoelde grondsla gen gezamenlijk, en in evenredigheid van het nog te verlooperi lijd- vak, worden afgetrokken van dal des, op den voet als boven, te doe- nen aanslags, zonder dat, indien deze aanslag minder bedraagt dan de vroegere, er eenige ontheffing zal kunnen worden gevorderd. §3. De uitbreiding* vermeerdering, verwisseling of aanschaffing van belasting voorwerpen der vier eerste grondslagenna i5 Mei, zal behalve in de gevallen, bij 1 en 2 hierboven vermeld, geen grond geven tot eenen nieüwén öf verhoogden aanslag in dea loop des diënstjaars. 4* Ter zake van zoodanige voorwerpen der vijfde en zesde grondsla gen, als na i 5 Mei in dienst ofgebruik genomen of aangeschaft wor denzal de belasting, naar gelang van den nog overigen tijd des diënstjaars, zijn verschuldigd, met dien verstande, dat geene ver- wisseling van dienstboden (jf paarden met andere, waarvoor' geene hoogere fcegten verschuldigd zijn, op zich zelve, tot het nogmaals aanslaan van denzelfden belastingschuldige zal kunnen aanleiding geven. 5. ilei aahwenden tot belastbaar gebruik van zoodanige voorwerpen van de vijfde en zés de grondslagen, als aanvankelijk lot onbelast bare einden aangelegd of gebezigd waren, zal met aanschaffing wor den gelijk gesteld, zoo mede, wat aangaat de paarden,- derzelver ge heel verlies van het tweede viertal hunner rüelktandeu, in den loop des jaars. 6. Naar gelang de omstandigheden eens belastingschuldige in den loop des dieustjaarsmet betrekking tot deszelfs voorwerpen van de vijfde en zesde grondslagen veranderen, zulks, dat volgens de tarieven van art. .1 7 en 21, de opklimming der belasting ten .zijnen aanzien toepasselijk zoude worden, zal, van wegens de dienstboden en paarden, aanvankelijk gehouden, die ve,rhooging voor den nog overigen tijd des diënstjaars zijn verschuldigd. Deze bepaling is mede van toepassing in betrekking tot de paar- deiij bij het opkomen van de omstandigheden, aan het kin de van 7 van art. 2ó vermeld. 7. Paarden, bij verschillende personen of gezinnen in gebruik, zul len, in geval die gelijktijdig voor een en 'tzelfde rijtuig worden ge spannen, hém., die zulks doet, öf wel den eigenaar of bruiker des rijtuigs, tec zake van het gr.oot'er aantal paarden het Wel k door herd cilzoo uiogt zijn gebezigd, dan waren aangegeven, niede aan de 072* klirqming der belasting naar 6 dóeri onderwerpen.. 8. Hooger belastbaar gebruik, van dienst- en _wërkboden of paar den, aanvankelijk minder belastbaar, zal de verpligting tot eene evenredige verhooging der belasting voor den nog overigen lijd des diënstjaars ten gevolge hebben. §9. De tijd, waarover de belasting loopt, zal in betrekking tot al de grondslagen, worden berekend bij vierendeelen jaars bp het dienst jaar overschietende, zonder dat een vierendeel jaars zal kunnen worden gesplitst, en zullen als vierendeelen jaars worden be schouwd de tijdvakken, aanvangende met primo Mei, primd Augustus, primo November en primo Februarij. Art. 42- De zoodapigen welke, door eenigê der omstandigheden, voorzien bij art. 27, in den loop des jaars, komen te vallen Onder de toepas singvan bet aldaar bepaalde, zullenalvorens,.en.naar gelang vari bet ontstaan dier,omstandigheden, en op de boute, bij art. 35 en 39 vastgesteld, verpligl zijn tot het indienen van behoorlijke aangiften deswege, in voege als bij art. 3ö voorgeschreven, zullende zij daar voor een biljet ter invulling bij den ontvanger kunnen bekomen! En zullen de vorenstaande wetsbepalingen door openbare afkondi ging en bekendmaking in de Stads Courant worden gebragt ter kennis van het publiek, ten einde een ieder zich dien overeenkomstig gedrage. Zierikzee den 10 October 1834- Burgemeester ën Wethouders voornd. K. W. o e J O NGE, Wethouder p Ter ordonnantie van dezelven De Stads-Secretaris W. J. P.KROEF; NIEUWS TIJDING EN. DU1TSCHLAND. Frankfort den 17 October. Uit Saksen wordt gemeld, dat iti den namiddag van den 10 dezer te Auerbacl) een brand is ont staan waardoor in korten tijd (tot 's avonds 9 uur) meer dan drie vierde van dit stadje is in de asch gelégd. Zoo veel men tot duA vérre heeft kunnen nagaan, zijn omtrent 200 huizen, en wel de grootste èn fraaiste, onder anderen de kerk, dé geestelijke en school gebouwen het raadhuis, het posthuis en de woningen van al de koninklijke beambten, afgebrand. Ongbveer 2000 mensehen zijn daardoor zonder huisvesting en hebben bijna hunne gansche bezit ting verloren. De póstbestuurdef Maiscr, wiens woning in den aan vang reeds in brand geraakte, heeft schier niets gered, doch mei groote moeite de stukken vair het postkantoor trachten te bergen door ze in den kelder te werpen. Wat van die stultken aldaar gé wordén is, weet men echiér nog niet, daar röndom alles afgebrand en in puin verkeerd is zoo'dat riien tot dus verre deri kelder nog niet heeft kunnen genaken. GROOT-BRI TT ANNIE. Londen, dén 18 October. De gebouwen in Palacc-Yard, in welke de beide huizen van het parlement gewoon waren te vergadereri zijn tussclien den 16 én 17 dezer bijna geheel in de asch gelegd. De brand werd des avonds van donderdag, omtrent ten zeven ure; het eerst in het hoogerhuis ontdekt en breidde zich met zoo groote Snelheid uit, dat het een uur later zeer moeijelijk Was de brandeuda gebouwen te naderen. Met genoegen verneemt men dat de boekerij der beide huizeü de parlements-akten én de kostbaarste bezittingen van den sprekèb die een gedeelte der vernielde gebouwen bewoonde hebben kuttnen gered worden. Ook verheugt Zich iéder dat men geslaagd is in het Sparen der aangrenzénde bproemde en eerwaardige Westminster-Hall en van de Abtdij. Sir John Cam Hobliouse en andere mannen van aanzien hebben zich door liet niet levensgevaar reilden van zeer belangrijke stukken Verdienstelijk ge/naakt en men zegt, dat ook de' graaf van Munster en lord Fitz-Clarence groot gevaar geloopen heflibert vari in de vlammen om te komen. Eenige wei'kliedea zijn zwaar gekwetst geraakt. Ovef de ootzaak van dit onlieil twist men als naar gewoonte. De meest aannemelijke gissing schijnt te zijn dat het ontstaan is ten gevolge van bet verbranden van Oude papieren irr een der ver trekken die aan liet huis der lords grensden; Ret vermoeden van boos opzet vindt weinig geloof.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1834 | | pagina 1