ZIERIRZEESCIIE BESTUREN EN A DMINIS TRATIEN. 19 tïuliji NIÈ UWS TIJDINGEN EhiUödihiufc. r. as. v>^/ Vrijdag BEKENDMAKING. burgemeester en wethouders der stad ziertkzee Brengen tel' keunis van de Houders der uitgeloolte Stedelijke Obligatien waarvan de nummers zijn kennelijk gemaakt in de Stads-Co urant van Dingsdag den 19. Maart, 11., dat van hédén af ten Kantore van Jonkheer K. W. de Jonge, Lid der Commissie van Amortisatie van Stads gevestigde Schulden zal worden gele genheid gegeven omhei bedrag dezer Obligatien volgens den bepaal den Cours met bijbetaling der Interessen op dezelven vervallen tot ultimo Junij, jl., te ontvangen, tegen overgifte der gequiteerde stukken. Z ierikzee, den i3. Julij i833. Burgemeester en Wethouders voornd., DE CRANE, vt. Ter ordonnantie van dezelven De StadsSecretaris, W. J. P. KROEF. bekendmaking! BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad ZJERIKZEE. Gezien het rapport van bet ColJegie van Brand- en Brandspuit- meesteren te dezer Stede van den 2 dezer maand betrekkelijk de afgeloopene brandscbouwing. Overwegende dat de voorzorgen tegen brandgevaar krachtdadig behooren te worden gehandhaafd. Gelet op de bepalingen van het Reglement op den Brand voor deze Stad van den 5 November 1828. Hebben goedgevonden a. Tot Keurmeesters over het opgeslagen hooi voor deze Stad en het Poort-Ambacht te benoemen Basiiaan van der Maas en IS'ikolaas van den Bout, ingezetenen dezer Stad aan welke Keurmeesters bij deze de zorg wordt opgedragen om naar aanleiding van art. 26 van het Brand Reglement tegen liet broeijen van opgeslagen hooi, behoor lijk en zorgvuldig te waken en zich omtrent de vereischte rond gangen tot inspectie bij de In- en Opgezetenen te verstaan met eri zich te gedragen naar de orders van Brand- en Brandspuitmcesteren. b. De In- en Opgezetenen dezer Stad en Poort ambacht te herin neren aan de voorschriften van meergemeld art. 26 waarbij be paald wordt, dat een iegelijk die hooi opslaat of gebruikt, gehou den zijn zal om een of meer ijzers ter lengte van ten minste 2 ellen of naar mate dor localiteit in de hooiklampen te laten ste ken die ten allen tijde voor Brand- en Kenrmeesteren toegankelijk moeten zijn terwijl niemand zich tegen derzei ver bevelen zal 1210 gen verzetten op verbeurt,e eener boete van drie gulden. Voorts dat bet aan niemand zal vrijstaan kruid of vuurwerken te veikooperi of te vervaardigen zonder vooraf bekomene toeslem ming van het Bestuur en onder verplighng om zich in alles te gedragen naar de voorschriften daaromtrent gegeven bij de art. 34 en volgende van voornoemd Brand-Reglement. Extract van dit Besluit, zoo veel bet Publiek betreft, in de Stads-Courant te doen plaatsen tot een ieders informatie en narigt. Gedaan ten Raadhuize der Stad Zierikzeeden 17. Julij 1833 Burgemeester en Y\ethouders voornd., DE GR AN E, vt. Ter ordonnantie van dezelven De Slads-Secretaris w. J. P. K R O E F. Schutterij. 1 burgemeester en WETHOUDERS der Stad ZIERIKZEE. Gezien art. i5 der wet op de Schutterijen van den 11 April 1827 (Staatsblad 110. 17). Gezien Zr. Ms. besluit van den 28 Junij 1828 (Staatsblad no. 42 Brengen bij deze ter kennis van alle de daarbij belanghebbenden, dat de Commissie van Onderzoek voor de Schutterij binnen deze Stad bare tweede gewone jaarlijkscbe zittiiig, geopend öp den 9 dezer maand zal voortzetten op aanstaande Maandag den 22 dezer, en alsdan zal vaceren ten Raadhuize dezer Stad, des middags tot bet onderzoeken en beoordeelen van alle Reclames zoo door de ingeschrevenen en geloot hebbende personen van dit jaar als door de ingelijfden van vroegere jaren ingebmgt. En worden mitsdien alle Schutterijpligtigen welke hunne re clames willen doen gelden bij deze andermaal opgeroepen om met overlegging van de bij de wet vereischte bewijsstukken te ver schijnen voor gemelde Commissie of zich ten gemelden tijde en plaatse te doen vertegenwoordigen, terwijl de zoodanigen welke zulks mogien verzuimen beschouwd zullen wórden geene redenen tot vrijstelling te hebben en voor de d\enst worden aangewezen. Gedaan ten Raadhuize der Stad Zierikzee, den 18. Julij 1833. Burgemeester en Wethouders voornd. D E C R A N E, vt. Ter ordonnantie van dezelven De Stads-Secretaris w. J. p. kroef. A 1831. COCEANti Frankfort, den 11 Julij. In een bijzonder schrijven uit Berlfjri wordt gemeld dat men nög altijd bezorgd is over de portugeesche aangelegenheden en dat door het pruissische kabinet krachtdadig^ pogingen Worden aangewend, onï deze zaak, zoo mogelijk door eene minnelijke schikking bij te leggen althans het engelsche ka binet te bewegen de strengste onzijdigheid in acht te nemen. Ter bereiking van dit doel zijn ér 1c Londen, Parijs, Lissabon en Oporto onderhandelingen geopend op welker goeden uitslag men nog èenige hoop vestigt. Ook dringt men te Parijs bij het gouver nement aan dat de bemoeijingen der propaganda meer tegenge werkt en aldus onschadelijker voor de vreemde rijken gemaakt moesten worden. Men gevoelde wel dat dit voor het fratische bestuur bezwaarlijk zou zi]n doch was tevens overtuigd, dat zulks voor hetzelve niet onmogelijk was, mits het cenen vasteren gang dan tot hiertoe hield en zich niet nu eens naar de royalistische, dan weder naar de republikeinsche denk- en handelwijs schikte. De briefschrijver geeft verder te kennen dat de fransche regering, zoo wel in de binnenlandsche zaken als in de buiten landsche aan gelegenheden eene groote ongelijkmatigheid aan den dag legt en zegt dat dit bijzonder het geval is omtrent hetgeen Duitschland en bet duitsche bondgenootschap betreft. De hertog de Brnglid beeft zegt hij zeer onjuiste begrippen van de regten van het bondgenootschap, en deszelfs gedrag ten opzigte van hetzelve is1 zeer tegenstrijdig, daar hij nU eens klaagt over de zwakheid varV hetzelve en er op aandringt dat het krachtdadige maatregelen neme, en dan wederom, vertoogen inlevert, waarin hij spreekt over het schenden der regten van de bijzondere duitsche sU'fen. Berlijn, den 12 Julij. Men schrijft uit Petersburg van den 3 Julij Naar de laatste tijdingen uit Konstantiuopel van den 6 Junij duurde de afmarsch van het leger van Ibrahim-pacha voort, en zijne voorhoede bevond zich destijds te Koniah. Genoemde tijdingen deelen thans mede den vroeger verméldec^ brief, waarin Ibrahim- pacha aan den Sultan zijnen dank betuigt voor liet in leen afstaan van de provincie Adana. Deze echt oos- tersche brief is van den volgenden inhoud Hoogverhevene grootmoedige, eerbiedwekkende gebieder mag- tige groote beheerscher onze weldoener, weldoener der men- schen Moge God Uwer Hoogheid een eindeloos leven toevoegen En moge Hij de verhevene schaduw Uwer Hoogheid tol eene be scherming voor alle menschen en voor mijn deemoedig hoofd in 't bijzonder maken! Uwe onuitputbare goedheid, genadige Heer! heeft mij de provincie Adana, als Muhassilik in. leen afgestaan. Door deze nieuwe gunst Uwer Hoogheid opgetogen zal ik mij ge durende den ganschen tijd van mijn nietig leven bezig houden met voor den langen duur Uwer dagen en Uwer legering gebeden He melwaarts te riglen. Daar mijn hart van een gevoel van gelukza ligheid doordrongen is, zoo koester ik, God zij mijn getuige gee- nen anderen wensch dan om zoo te handelen dat ik den gena- digen bijval van Uwe Hoogheid erlange en. gelegenheid vinde U mijne diensten te wijden. Met het inzigt om Uwer Hoogheid mijne erkentenis uit te drukken en mijne nederigste dankbetuigin gen te kennen te geven, waag ik het, dit schrijven voor de voeten te leggen van den troon dés verhevenen groothartigen eerbiedr wekkenden gebieder mag.tigeh grooten Padischah's van onzen Doorluchligen Gebieder en Weldoener, en van den Weldoener aller menschen." Deze brief was door Ibrahim pacha zelveu ge schreven eu met zijn zegel bekrachtigd. tunic.- Londen, den 12 Julij. Een edihburgsch dagblad verhaalt in dézer vopge de volgende buitengewone geschiedenis De heer Montgomery bankier te Irvine met een zijner vrien den laatstleden donderdag uit vissclien zijnde in de rivier Garnock werden getroffen over zoo liet scheen een draaikolk midden in dé rivier; het kwam hun voor dat het water snel daalde en in den grond verzwolgen werd. a i maakten daaruit terstond op diit het bed van de rivier bezweken was en het water zich in de ko lenmijnen uitstortte die onder hetzelve doorloopen dienvolgens haasleden zij zich aan den ingang van de mijnen voor het gevaar te waarschuwen. De werklieden die zich beneden in de mijn be vonden,, hoorden aldra bet gedruisch van het water en reddeden zich allen gelukkig; zij hadden echter geeen minuut tijdverlies overig daar velen het Water reeds tot aan den hals kwam. Het water ging intusschen al voort zich in de onmetelijke mijn gangen uit te breiden terwijl nog des anderen daags een buitengemeen groote strook gronds met geweld losbarstte; al bet waler van de rivier zonk daarin neder latende derzelver bedding ten eenemale droog op ongeveer eene mijl ai stands ter wederzijde van de opé- ning en daar, vvaa r het water te voren eene diepte bad van zes voeten. Bij dén opkomenden vloed rees het water hooger dan ne gen voet boven de opening buitengemeen was nu het toonéel van verwoesting; bet water stortte zich als een stroom in 's aardrijk» ingewanden drie personen in een bootje zich bevindende out ktfëmeu het op eeue wonderdadige wijze van niet in deu ajgroud

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1833 | | pagina 1