ZIERIRZEESCHE
W. 34.
.'A-p-t/ Vrijdag
BESTUREN EN ADMINISTRATIEN.
A'. 1833.
26 April»
BEKENDMAKING.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad ZIERIKZEE.
Gezien de circulaire aanschrijving van zijne excellentie den heere
Staatsraad Gouverneur dezer Provincie, van den 18. dezer maand
{Provinciaal Blad n°. fó.)
Brengen door deze ter kennis van al derzelver In- en Opgezete
nen zoo binnen de Stad als in het Poort Ambacht dat door Zijne
Majesteit bij besluit van den 4- dezer maand (Staatsblad no. 5,)
is vastgesteld het navolgende
REG LEMEN! aangaande den te doenen aanpeil aan het
Gemaaluit krac.hte van artikel 63 der wet aan den 29.
Maart 1833. (Staatsblad ri°. 3.)
Art. Alle meel van tarwe, rogge of spelt, welke door eenig brood-, kcek-
of bescliuitbakkermeelvcrkooperof in meel van tarwerogge of spelt neringdoen
de persoon, in zijne woning, winkelpakhuizen kelders, loodsen, schuren of a 'dere
bergplaatsen op den dertigsten April i833 hetzij voor eigene rekening, hetzij voor re
kening van een andqr mogt worden bezeten of beheerd, of tot eenig einde mogt zijn op
geslagen zal voor den accijns in aansla? worden genomen.
De accijns in hoofdsom zal voor elke honderd ponden bedragen:
Voor ongebuild tarwemeel, twee gulden.
o 1spellmeeleen gulden en zestig centen.
gebuild tarwemeel, twee gulden en zes en veertig centen.
spcltmccleen gulden en zeven en negentig centen.
roggemeelzestig centen,
meerdere of mindere hoeveelheid, naar evenredigheid.
Zullende het tarwemeelgemengd met spelt- of roggemeelals tarwemeelhet spel.S
meelgemengd met roggemeel als speltmecl worden beschouwd.
Het meel van egyptische rogge wordt met roggemeel, en dat van turksche tarwe roet
larwemeel, in alles wat den aceijns betreft, gelijk gesteld.
In die gemeenten alwaar tot en met den 3o. April voornoemd, eene. belasting 00 het
geniaal, naar plaatselijke verordeningenis geneven, zullen de gemeenie-opre, ,'eo
waarvan de helling, boven den rijksaccijns, 11a gezegden dag, aan de besLnteo is ver
gund. niet berekend worden over den accijns overeenkomstig het tegenwoordig ar,'kei
verschuldigd.
Art 2 De in bet voorgaande artikel opgenoemde trafikanten en handel- of nering
doende lieden zijn verpljgt om, vóór middernacht van den derLigsten April i833 aan
den ontvanger belast met de inning van 's rijks accijns op het gemaal, of,, bij ontico.'e-
nis van dezen, aan den ontvanger der accijusen over hunne gemeente, eene.schrif objke
opgave te doen van de hoeveelheid meelin gewigt en soortwaarvan.zij den -accijrs
volgens dat artikel, zjjn verschuldigd en zulks ïiiet bijzondere aanduiding van het huis,
de winkel, pakhuis of de andere bergplaatsenalwaar de partij-is gelegen.
Van het doen dezer aangifte zijn $1,echts uitgezonderd diegenen hunner., wier voorraad
van meel niet meer dan dertig ponden van elke soört der belastbare specien mogt be
dragen.
Ter vermijding van alle misvatting zal aan den aangever een bewijs van aangifte door
den ontvanger worden uitgereikt.
Art. 3. De branders brouwersazijnmakers en stijfselmakers zullen gehouden zijn
gelijke aangifte als voren te doen, van hunnen voorraad gemalen mout en meelspec'en
hoe ook genaamdop bovengemeld tijdstip, hetzij ten dienste hunner fabrijken ide
zelve of de daartoe beboerende bergplaatsen, hetzij in hunne woningen., wanneer aldaar
de voorraad meer dan dertig poiidèn tnogt. bedragen -aanwezigmitsgaders de hoeveel
heid, voor het belaste in geivigt,. en liet onbelaste in. maalen de soort van g'-.ian
hetwelk zich alsdan nog op hunnen eigen molen mogt bevinden of door hun op eeni-
gen anderen koren- of moutmolen mogt zijn bezorgd om aldaar te worden gemalen,
met opgave tevens van zoodanigen rooien.
Eveneens zullen de korenmolenaars en moutmolenaars aangifte moeten doen van de
hoeveelheid en soort van liet harde 'graan en 'ongebroken mouten van bet meel eri
gebroken mouthetwelk op het meergenoemde tijdstip op hunnen molen, molen
huis, molenwerfvoer- of vaartuig, schuren, loodsen en andere bergplaatsen, cf
wel in -hunne van den molen afgescheidene woning, voorhanden mogt wezen, met
vermelding van den fabrikant, 'trafikant of anderen persoon ten wiens name het graan
of mout aldaar ter maling is gebragt, of aan wien het gemalene behoort.
-Voor elke als voren aangege'v'en'e pax'tij graan mout of meel zal' een afzonderlijk
bewijs aan den aangever door den ontvanger worden uitgereikt,hetwelk moet diënén
om dezelve bij onderzoek of peiling in de fabrijk of aan den molen, of daartoe be-
hoorend locaal te dekken, en dus ook als zoodanig zal worden beschouwd het accijns-
of. consent-biljet, .hetgeen daartoe volgens de wet op bet gemaal van den 29 Maart
1833 (staatsblad n°. 3), anderzins mogt worden vereischt, te vervangen tot. hei.' tijd
stip dat hetzelve te dien einde-kunne worden verwisseld tegen het, benoodigde accij.ua.-
of consent-biljet zelvehetgeen door den ontvanger over de gemeente der ligging van
fabrijk, of den molen', op de aanvrage van den belanghebbende of den molenaar
zal worden afgegeven en bij den vervoer van hét gemalene tot. dekking daarvun,
ingevolge artikel 9 der gezegde wet, moet strekken.
De stijfselmakers zullen van den accijns, wegens den bij hun bevonden vóorraad
betaald, teruggave kunnen genieten, behoudens de toepassing daarop van.de slotbe
paling van artikej 3 der wet.
Art. 4- De -accijns zal niet verschuldigd zijn wegens den voorraad van meel voor
de mesting of voeding van liet vee, op de stallen of in de weide bestemd, en-als
zoodanig aangegeven, mits hetzelve meel voor het .inleveren der aangifte door of ou
der het opzigt van een beambte der administratie met droog zancl in ecne hoeveel
heid van twee en een half pond; gerekend voor elke honderd ponden meel, zij ver
mengd zullende do beambte van dit zijn verrigte doen blijken op den 'rug der aan
gifte, welke de belanghebbende hem tot dat einde zal moeten overhamlingen.
Art. 5. Onverminderd de bevoegdheid tot het onderzoek en de peiling bij de bij
zondere wetten op de accijusen-, en"de' algemeen© wet voor de heffing der regten van
in- uit- en doorvoer aan de ambtenaren der directe belastingen in- en uitgaande re-»
ten en accijnsen toegekend, en de bepalingen, te dien aanzien in gemelde wetten
vervat, zullen dezelve ambtenaren liet regt hebben om gedurende de maand Mei
eerstkomende, den volgens het tegenwoordig reglement aangegeven voorraad van meel
te onderzoeken en aan te peilen in de gebouwen pakhuizen, zolders, loodsen
schuren en in of op alle andere plaatsen, alwaar de 'personen in artikel 1 en 3 ver
meld dezelve, overeenkomstig hunne aangifte, mogten hebben geborgen of opgeslagen.
Weigering of verhindering vah liet onderzoek of der peiling zal gestraft worden
volgens gezégde algemeenè wét
De ambtenaren zullen niet alleen voorzien moeten zijn van hunne commissie, maar
ook van de aangifte zelve of kopijen of extracten van dien voor zoo verre die aangiften
gedaan zijn.
Art 6. Aan liet onderzoek of de peiling der ambtenaven zijn onderworpen al de wo
ningen, fabrijkentrafijken -pakhuizen kelders, schuren of andere bergplaatsen der
personen in art. 1 en 3 vermelden zulks, hetzij zij al of niet, eene aangifte volgens
artikel 2 mogten hebben gedaan. 1
Tc dien aanzien zullen toepasselijk zijn de bepalingen van artikel 7 tot en met artikel
X2 hiernavolgende.
Art. 7. Wanneer bij de opneming minder meel van tarwe, spelt of rogge mogt wor
den gevonden dan de aangégevéne'bóeveelficid,' zal de aangever desniettemin van zijne
geheele aangifte behoudens de- korting liicrna in artikel 12 vermeld*, verantwoordelijk
zijn ten zij hij het tekort mogt kunnen dekken door eene quitantie van accijns, volgens
artikel 1 van dit reglement betaald of wél'mereëiï Vohlöcnd bewijs van aftevering, en
dat de looper al zot» eene nadere aangifte voor het bedrag van dat tekort beeft gedaan.
Ac'c» Bij ^vinding, als'voren van eene roeerde.re hoeveelheid.niet.zijnde gedékt
COURANT.
door bewij6 van inslag, overeenkomstig artikel H van dit reglementzullen onvernrifl»"
derd de verpligting van den aangever tot de betaling van den accijns voor die meerdert1
hoeveelheid, bovendien in de navolgende gevallen strafbepalingen worden toegepast,
en mitsdien, wanneer-bet verschil tusschen de aangifte en de bevinding bedraagt boven
de twee, doch beneden de vier ten honderd eene boete van tien tot vijf en twintig gul
den; vier ten honderd doch hefteden de zes ten honderd eene boete van vijj en U\mti%
tot vijftig gulden zes ten honderd doch beneden de acht ten honderdeene boete
van vifftig tot vijf en zeventig guldenen acht ten honderd en daarboven, ecne
boete van honderd guldenbeuevens eene gevangenisstraf van ten langste veertien
dagen.
Art. 9. De beambten zullen van hünne ontdekking kennis geven aan den aangever,
en wanneer een of ander juist of wel de verzwegorie hoeveelheid niet meer bedraagt daü
twee ten honderd van de aangegevenezul len zij de aangifte en het deswege aan den be
langhebbende uitgereikt bewijs afteekenen met vermelding, in liet laatste £evalvan
de bevondene meerdere hoeveelheid, terwijl zijbij bevinding dat de Verzwcgene hoe
veelheid meer dan twee ten honderd van de aangegevene bedraagtbehoorlijk proces
verbaal van bekeuringnaar gelang dier hoeveelheid volgens artikel 8tegen den aange-'
ver zullen opmaken.
De afgeteekende aangiften worden doorben aan den ontvanger terugbezorgd.
Art. 10. In geval er bij eenig in art. 1 en 3 opgenoemd persoon die mogt hebben
nagelaten eenige aangifte te doen, een voorraad van meer dan dertig ponden meel van
tarwe spelt of rogge mogt worden bevonden zal deze overtredéronverminderd zijno
verpligting tot betaling van den accijns, wegens zijnen ganschcn voorraad vervallen in
eene boete van een honderd gulden t boven en behalve eene vaste gevangenisstraf van
veertien dagen.
Art. 11. Degene, welke zijnen voorraad door eenen naderen inslag, gedurende de
maand Mei eerstkomende, mogt willen vermeerderen, zal dezen inslag kunnen dekken,
hetzij door een biljet, eigenhandig geteekend door dengenen, die liera de goederen
heeft afgeleverd en bekrachtigd door den ontvanger onder wiens kantoor de afle-
veraarde aangifte van zijnen voorraad heeft gedaan, of wel door eene quitantie van
betaalden accijns, volgens artikel 1 van dit reglement of artikel 5 der wet van den
29 Maart i833 (Staatsblad no. 3), ten zijnen name afgegeven.
Art 12. Na verloop der maand Mei, zullen de rekeningen wegens al het aangegevene
of bevondene meelen dus, hetzij deszelfs voorraad al dan niet door de beambten is
onderzocht, aan den belanghebbenden worden uitgereikt.
Op den aangegeven voorraad zal in deze rekening worden gekort, en den belang
hebbenden geleden eene hoeveelheid van dertig ponden 'te berekenen over elke soort
van dien voorraad.
Zij zullen verpligt zijn, binnen veertien dagen na het bekomen der rekening, den
accijns immers voor zoo verre dezelve, volgens liet slot van artikel 3 niet bereids
voldaan of de belanghebbende als brander brouwer of azijnmaker deswege niet
reeds in rekening gedebiteerd mogt.zijn, volgens artikel van dit reglement aan te
zuiveren
Art. i3. De bepalingenwaaraan de bakkers en meelverkoopers volgens bet te
genwoordig reglement, onderworpen zijn, zullen mede toepasselijk wezen op elk par
ticulier persoon, in wiens'bezit, of onder wiens beheer zich, op den dferligsten april
aanstaande, zou mogen bevinden eene hoeveelheid van meer dan dertig ponden van
elke soort der belastbare speciën met deze uitzondering nogtans, dat het onderzoek,
der beambten niet zal kunnen plaats hebben, dar. met inachtneming van hetgeen ia
artikel i4 is voorgeschreven en dat dezelve bepalingen niet zullen werken in zooda
nige grensdistricten of gemeenten, als door Ons tot de admodialie voor den accijns
op het gemaal, zullen zijn toegelaten, behoudens de verpligting der aldaar gevestigde
branders, brouwers en azijnmakers, tot het doen der aangifte van hunnen voorraad
in artikel 5 vermeld, inde toepassing daarop der voorschriften van hetzelve aïtikel.
Art i^. De gebouwen of bergplaatsen, niet behoorendc tot die in artikel 6 van diÉ
reglement opgenoemd en alwaar de ambtenaren vermoeden dat heimelijke inslagen van
meergenoemd meeltot ontduiking van den accijnshebben plaats gegrepen zullen
na bekoroene toestemming van den arrondissenients-inspecteurin de plaats van des-
zelfs residentieof van den controleur in de overige plaatsen en daar waar de con
troleur niet aanwezig mogt zijn van den ontvanger der accijusenme.de aan het on
derzoek der beambten onderworpen zijn, mits deze zijn bijgestaan door een lid van
het gemeentebestuur of een commissaris van policiedaartoe door den voorzitter van
hetzelve belast.
De voorzitter van het gemeentebestuur moet den bijstand tot bet doen van bet on
derzoek op de eerste aanvrage van den inspecteur controleur of ontvanger terstond
verleenen.
Goedgekeurd bij 's Konings besluit van den 4- April 1833 (Staatsblad no. 5).
Mij bekend
De Secretaris van Staat
j, G. de Mey van Streefkerk.
Wordende alle daarbij belanghebbende In- en Opgezetenen tot
het doen der aangiften van het bij hun op den 3o. dezer maand
voorradige meel verwezen naar den Rijks Ontvanger der Accijnsen
te dezer Stede, ten wiens kantore de noodige biljetten van aan
gifte gratis verkrijgbaar zullen zijn met aanmaning aan een iege
lijk om zich hieromtrent van de op hem rustende verpligtingen
naar behooren te kwijten.
En opdat een iegelijk biervan kennis drage zal deze worden af
gekondigd mitsgaders in de Slads-Courant geplaatst.
Gedaan ten Raadhuize den 25. April i833.
Burgemeester en Wethouders voornoemd-
DE C R A N E vt.
Ter ordonnantie van dezelven
De Stads Secretaris
W S. P. KROEF.
BEKENDMAKING.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad ZIERIKZEE
Willende bij de ophanden zijnde invoering van den Rijks Accijns
op het middel Gemaal met 1 Mei aanstaande Waardoor de plaat
selijke eigen belasting komt te vervallen eene voortdurende opbrengst
van dat middel ten behoeve der Stad verzekereu.
Hebben goedgevonden:
Uit kracht van het koninklijk besluit dd*. 3 dezer maand no. 15,
tp bepalen dat van den 1. Mei aanstaandeen gedurende eenen ui-
terlijken termijn van zes maanden, in afwachting van Zijner Majes
téils definitieve beschikkingen ten kantore van den Rijks Ontvanger'
der Accijnsen te dezer Slede, boven en gelijktijdig met den Rijks
accijns op het middel Gemaal zal worden geheven een bedrag van
13g opcerrien op de Tarwe 15p opcenten op de Rogge, en op dé
Spélt 139;-alle deze soorten afzonderlijk of gemengd'met andere
graansoorten zoo als bij de 'wét op bet gemaal is voorgeschreven
berekend op de hoofdsommen van 's rijks accijns op die granen
welke binnen deze siad en bet poort ambacht ter molen zullen
"Worden gebragtbehoudens de stedelijke belasting bij deu invoer