N*. 78.
ZIËR1KZEESCHË
BESTUREN E'N A DMINIS TRA TIEN.
Reglement op hei Megraven
A°. 1832.
COURANT.
den 28 .September.
Mt- 8-iS -
L&rrsY' Vrijdag
BEKENDMAKING.
BURGEMEESTER cu WETHOUDERS der Stad ZIERIKZEE
Provincie ZEELAND.
Verwittigen Bij deze de Ingezetenen der Stad, dat er van wege
Ilun Ëd. Ach tb. op Zaturdag den 99. September aanstaande, eene
algemeene Inspectie en Schouwing zal geschieden op en langs de
Stralen, Grachten, Havens en Pleinen dezer Stad, en der beide
Dijken buiten de Noord- en Zuid-Haven-poorten met last om te
zorgen dat dezelve, ieder voor zoo veel hem aangaat, van gras,
onkruid en onreinigheden behoorlijk gezuiverd alsmede dat alle
goten ieder voor zijn eigendom ol gebruik, betzij bewoond of on
bewoond, schoon gemaakt zijn en de waterloozing onbelemmerd ge
schiede; zullende op.de zoodanigen welke in dezen nalatig worden
bevonden,'de straffen worden toegepast welke op de overtredingen
van dien aard bij het Regiement van Policie zijn vastgesteld.
Zijnde den Commissaris van Policie met de executie belast.
Zicrikzes, den 2S. September 1802.
Burgemeester en Wethouders voornd.
de CRANE yt.
Ter ordonnantie vau dezelveu
De Stads-Secretaris,
W. J. P. KRO EE.
GEDEPUTEERDE STATEN van ZEELAND.
Brengen ter kennis van de Ingezetenen der Provincie Zeeland
1°. Dat bij Zijner Majesteit's besluit van den 16. Augustus jongst-
leden nft. 21 is goedgekeurd bet navolgende door de provin
ciale Staten op den 5. Julijt jongstleden vastgestelde
REGLEMENT op het legraven van Lijken 5
voor de Provincie Zeeland.
eerste af deelinq.
P' an de Begraafplaats en Grafsteden.
Art. i. Geen lijk zal ergens elders mogen worden begraven dan
op de volgens de onderstaande bepalingen daartoe bestemde graf
plaatsen.
Art. 2. Geene andere begraafplaatsen zullen in de provincie kun»
pen bestaan dan de navolgende:
a. Algemeene begraafplaatsenweljfce zijn
i°. Die, welke !e dienste der Burgerlijke Gemeenten door en
voor rekening van de plaatselijke Besturen zijn of zullen
worden aangelegd.
2°. Die, welke door de kerkelijke Administration te dienste
van de burgerlijke Gemeente bestemd zijn en daartoe voort
durend gebruikt zullen worden.
b. Bijzondere Kerkelijke hegraaf plaatsen zijnde de zoodanige
welke vroeger voor bijzondere godsdienstige gezindheden zijn
aangelegd of nog zullen worden daargesteldbij voortduring
uilsluitend bestemd voor de lijken vau léden eeuer bijzondere
godsdienstige gezindheid.
c. Bijzondere grafstedendoor particulieren opeigen grond, al
leen voor zich; en voor hunne familie aangelegd.
Art. 3. Op de begraafplaatsen welfye bij eene bevolking van min
der dan 1000 zielen binnen den bebouwden kring der Gemeente
zijn behouden gebleven, zullen geene andere lijken mogen worden
begraven dan:
a. Van personen binnen zoodanige Gemeente overleden.
b. Van personen tot de bevolking dér Gemeente behodrende
welke in eene andere Gemeente gestorven zijn en
C. Van personen welke ofschoon niet in de Gemeente wonen
de er echter een eigen graf' bezitten.
Art. 4* Geene bijzondere kerkelijke begraafplaats zal mógen
worden aangelegd dan met voorkennis van bel Plaatselijk Bestuur; lw i
welk bevoegd zal wezen daaromtrent zoodanige bepalingen te ma
ken als noodig zijn om de burgerlijke Gemeente voor schade ie
hoeden. -
Art. 5. Niemand zal op eigen grond eene grafstede voer zich
en de zijnen mogen aanleggen anders dan met voorkennis van liet
Bestuur der Gemeente onder welke de grond gelegen is,, en onder
inachtneming van al zoodanige bepalingen, als hetzelve in hel be
lang der plaatselijke Policie noodig zaDoordeelen te,maken.
Art. 6. In de, grafsteden op eigen grond aangelegdzullen bui
ten toestemming van het plaatselijk Bestuur, geene andere lijken
begraven mogen worden dau die van den eigenaar van zijne echt
genote en van zijne bloed- en aanverwanten in de regte lijn.
Art. 7. De algemeene begraafplaatsen bij art. 2§a i° omscbre
ven, zullen zoo veel de uitgestrektheid van den daarvoor bestem
den grond zulks eenigzins gedoogt, verdeeld worden in vakkenge
evenredige! aan de bevolking van iedere in de Gemeente aanwe
zige gods die ustige gezindheid, welker lijken op dezelve moeten wor
den begraven.
Art. 8. Ia Steden of Gemeenten waar graven in hoop of huur
zullen worden uitgegeven zullen zoo mogelijk onderscheidene rau-
gen op de begraafplaatsen worden afgezonderd; als:
a. Vooreigene of gehuurde graven,
h. Voor openbare graven ten dienste van personen welker na
bestaanden niet onvermogend worden geacht om begravenis-
regten te voldoenen
c. Voor armen en onvermogende!) van welke geen regt zal ge
vorderd worden"
Art. 9. Ook in plaatsen waar geenegraven worden verhuurden
Verkochtzal voor de begraveriis van armen en ouvermogeuden een
afzonderlijk gedeelte van de begraafplaats kunnen bestemd worden.
Art. 10. Ter bezuiniging van den grond voor de begraafplaatsen
bestemd, zullen de grafkuilen zoo veel mogelijk in rijen worden
aangelegd, met inachtneming van den ouderdom der overledenen
welke gevoeglijk kan worden gerangschikt in vier klassen ah:
beneden het jaar.
van 1 tot 8
8 i5
boven de 15
Art. li. De vakken, rangen en "rijen zullen zoo veel mogelijk
door greppen zandpaden, heggen, graszoden of andere ziglbara
teekenen van elkander worden afgescheiden.
Art. i2. De bepalingen in de vier vorige artikelen uitgedrukt,
zullen ook zoo veel mogelijk worden nagekomen op de algemeene
begraafplaatsen bij art. 2 a 20 bedoeld.
Art. i3. Op de algemeene begraafplaatsen zullen de graven voor
lijken van volwassenen eene lengte moeten hebben van ten minsten
2 ellen en eene breedte van ten minsten 8 palmen.
De andere graven zullen geene mindere lengte of breedte mogen
hebben dan:
Lengte,
BÜEEDTE.
Ellen.
Duimen.
Ellen.'
Duimen
O
80
O
45
I
5o
0
60
I
75
O
75
u 1 beneden bet jaar
f -o van 1 tot 8
Art. 14. De diepte der graven zal door de Plaatselijke besta*
ren naar gelang van den toestand der grondlagen bepaald worden.
In geen geval zullen meer dan vier lijken in een en denzelfden graf
kuil boven elkander mogen wofden geplaatst, en zal de bovenste
kist moeten gedekt worden met eene lage van ten minsten 65 dui
men wel aangestampte aarde, waaronder ni,et zal worden begrepen
de hoogte der grafheuvels, welke op de graven zullen kunnen wor
den geplaatst.
Art. i5. In zoodanige Gemeenten waar het gebruik beslaat, om
de grafknilen, voor meer dan een lijk bestemd, na de heg ra tem
van hel eerste lijk onaangevuld te laten zal iedere kist dadelijk b:j
het begraven met eene lage van ten minsten 3 palmen goed aange
stampte aarde moeien worden gedekt, welke bij de volgende*- begra
ving otj aangeroerd zal moeten blijven; lerwjl de grafkuil daarenbo
ven met een houten luik of val tijdelijk zal moeten worden geslo
ten lot dat dezelve geheel is gevuld.
Art. 16. De bepalingen in de drie voorgaande artikelen omschre
ven zijn ook op do bijzondere kerkelijke begraafplaatsen en die van
ait. i4 ook op de eigene grafsleden van toepassing.
Art. 17. De grafkuilen op de algemeene begraafplaatsen zulle»
onderling eenen afstand moeten hebben van ten minsten 3 palmen
ter wederzijde, en van niet minder dan 4 palmen aan Int koofd
en voeteinde.
Art. 13. Geene palen of gedeukteekenen zullen op de algemeene
begraafplaatsen mogen worden opgerigtdan na voorn}' bekome ue
schi ifieiljke' toestemming van de plaatselijke Besturen en met inacht
neming van de voorwaarden aan die toestemming verbonden.
Op de algemeene begraafplaatsen bij art,. 2 a 2° bedoeldzal
behalve de toestemming van het plaatselijk Bestuur tot het oprigteu
van uaieo of gedeukteekenen, ook de toe temming van de Administratie
welke1 de beschikking over de begra fplaats hècft, verebcht wórden.'
Op graf kuilen waarin meer dan een lijk wordt begraven zal nim
mer een gedenkteeken geplaatst kunnen worden ouder welke beoa-
iiiig echter de eigene graven uh t zijn begrepen.
TWEEDE AFDEELIN G.
Vein hel begraven van Ijken.
Art. 19. Een ieder heeft vrijheid, om, ouder inachtneming der
bepalingen bij dit Beglement gemaakt, naar welgevallen op de alge
meene begraafplaat in de eene of andere Gemeente te begraven, mits
daartoe vooraf de toestemming van de AdminEJratie der begraafphui's
verkregen hebbende voor zoo verre'de begraving niet binnen de Ge
meente van bet overlijden ui'die van het ge i\ one domicilie des over
ledenen plaats heelt.
Art. 20. Geen lijk zal mogen begravén worden dan op vertoon
Yan eene schriftelijke toestemming, gratis afgegeven door deu amb-