BUITENGEWONE Z1EBIKZËESCUE tOIRAAI IJ V li 0, j EU "V W I flüfcg^ "V ilï.i«Jib.T0r ben 1® jamsastj 1832, S Ö'E R L A ND EI Ziehik'zee, den 16 Januaiijj Bij de overweging vim het ontwerp van Wettot vinding der middelen ter bestrijding der buitengewone uitgaven over 1832, in de tweede Kamer der Staten-Generaal, is te regt door een der geachte sprekers de vrees geóppertdat de mindere Klas- Se der Ingezetenen uit onkunde hare belangen niet zoude be hartigen, en dé wensch geuit, dat dezelve te dezen aanzien nader mogt worden ingelicht; terwijl Zijne Esc. de Minister van Financien déze wensch niet slechts gebillijkt, maar ook verklaard heeft, dat daaraan zoo veel mogelijk zoude worden volda,an. Dé belangrijkheid hiervan gevoelende, wensch ik dit zoo huttig doel te helpen bevordereneven als ik dithij gelegen heid' eener vorige Geldleeningheb getracht te doen. 'Men gelieve hiérbij echter onder het oog te houden, dat mij ne bedoeling niet is, om meer Vermogenden en aanzrenqlij- ken, die heter in staat zijn, om hunne wat'e belangen te be- öordeelenen meer gelegenheid hebben om zich de nodige in lichtingen te verschaffen, aail te wijzen, hoe zij ook te dezer gelegenheid hun voordeel best zullen behartigen. Ik heb alleen die genen mijner Medeburgers en Landgeno ten onder de aandacht, die minder hekend zijn met den aard der uitgevaardigde Wet cencr nieuwe Geldleeningen lliet ge- ti0gg het belang bezeilen om daarin deel te nemen, of zich welïigt door bedenkingen daarvan zouden laten terug hou- den. Het doel dezer Wet is, om, zoo de stand der zaken, nog eenigen tijd dezelfde mogt blijven, te kunnen voorzien in de kosten, welke dit aan den staat zal veroorzaken. Het ware zeker te wenschen, dat aan de plaats hebbende onzekerheid een einde komen, en eene gunstige schikking mogt getrof fen worden. Doch zoo lang dit het geval niet is, bchooren wij ongetwijfeld te volharden in die krachtvolle houding, die wij aangenomen, en reeds gedurende cencn aamuerkclijken tijd, tot bewondering van Europa, hebben gehandhaafd. Wij hebben daardoor reeds zeer veel gewonnen, en van.de vol harding daarin hangt nog in een ruime mate liet toekomstig welzijn van ons Vaderland af. Als regtgeaarde Nederlanders behooren wij daartoe garen mede te werken, en naar het verlangen van onzen geêerbie- digden Konihg, het Gouvernement in staat te stellen, om met geduld en moed onze belangen te handhaven. Uit hoofde van deze verpligting,die op ons allen rust, had ook het gouvernement terstond kunnen overgaan, om elk het zijne daartoe te doen bijdragen. Doch liever dan eenigen dwang te gebruiken, heeft het Gouvernement andermaal tot ccne Vrijwillige Geldleening zijn toevlugt willen nemen, eri daarbij aan elk voor zijne Deelneming eene billijke Rente verzekerd; terwijl eene gedwongen Opbrengst zonder Renten, en met ver lies van het Kapitaalalleen dan te wachten staat, wanneer de Vrijwillige Inschrijving niet voldoende magt bevonden worden. Elk moet zich derlialven verblijden in de gelegenheid, die hem op nieuw gegeven wordt, om in de behoeften van het Vaderland te helpen voorzien, zonder zijne schade, zonder zijne schade zeg ik, in zoo verre de deelnemers de effecten, welke zij voor hunne gestorte gelden ontvangenbehouden kunnen. Maar ook voor hun die daartoe minder in staat zijn, kan het verlies zoo groot niet wezen, indien zij dezelve willen verkoopen, daar zulks ook volgens den tegenwoordigen lagen prijs der effecten, op zijn hoogst a 7 ten honderd kan bedragen. Maar elk behoort dan ook van die gelegenheid gebruik tó maken om zijn, eigen belang. Wie toch zonde niet liever h. v. f 100 inschrijven, en daar op zeven gulden verliezen, dan hij de gedwongen heffing f 100 moeten opbrengen, en niets terug ontvangen'? Waarlijk dit kleine verlies staat in gccne evenredigheid bij liet gevaar, waaraan men zich an ders blootstelt, om tot betalen gedwongen te wórden en alles kwijt te zijn. Ilet is zoo, velen beklagen zich over het verlies, dat zij reeds van, de inschrijving in de vorige Geldlaeninj hebben geleden. Doch is die klagte. wel billijk? Waaraan is dit verlies fóétèscnrijven? Immers grootendeels aan liet vroeg tijdig verkoopen dér Recepissen tegen lage prijzen, daar zij, die dezelve behouden hebben, dezelve weldra zonder verlies, ja met. winst zullen kunnen plaatsen of Overgeven. Dat geleden verlies is dus de eigen schuld van hen die huiten noodzaak tot verkoop overgingen. En deze ondervinding versterkt ons in de verwachting, dat dc .deelneming in de nu Opengestelde Leening zonder schade zal kunnen geschieden hij 'het hehóuel dér daarvan te verkrijgen effecten. Er zijn er ja, dié door den nood tot verkoop gedreven werden maar is, dit verlies dan wezenlijk zoo groot ge weest. Was het hij de. uitkomst niet veel minder dan men zich had voorgesteld. Moet het, in vergelijking van de om standigheden en den nood des Vaderlands gecnc geringe op offering genaamd worden, welke elk weldenkend Nederlander zich gaarne behoort te getroosten, ook uit aanmerking van het voordeel daardoor aan het geheele Volk, en dus m ede aan hem zeiven toegebragt, een voordeel, 't welk in de ge volgen veel grooter zijn kan dan de gedane opoffering. Of zal men zeggen; er zijn zoo velen, die er niets hij heb ben opgeofferd, omdat zij niets in de vorige Leening hebben Ingeschrevenhoewel zij daartoe beter in staat waren Het is zoo, de zulken hebben geen geldmaar zij hebben dingen van meerdere waarde opgeofferd. Aan het behoud van eene kleine som hebben zij liet verlies hunner eer én van eeri goed geweten te wijten. Het kan toch de zoodanigen niet anders dan tot oneer gerekend worden, dat zij als leden eéncr Maatschappijde voorregt daaraan verbonden, genieten en zich onttrekken aan de verpligtingen, die op hem rusten, om tot welzijn dier Maatschappij het hunne bij te dragen. Het kan hun niet dan tot oneer verstrekken, dat zij zich geheel verbasterd hetoonen van het Nederlandsche Karakter, dat goed en bloed tot behoud des Vaderlandslied heeft; dat zij zich doof bètoOndn voor de Stem eens eerbiedwaardigen en gelie'den Kohings, die hunne hulp inriep om hunne belangen met kracht te- kunnen behartigen; dat zij uit lage eigenbaat de pl'g'.en ver- z-aken, die zij als burgers met gewilligheid moesten volbren gen. En is liet waar dat ieder pligtverzuim het geweten be zwaart dit zal dan ook hier eenmaal het geval worden, want neer des zelfs stem zich hoven lage eigenbaat verheft. Laat dan de zoodanige vrij roemen, als waren zij wijzer géweést dan anderen; die gewaande roem verbreid slecht hunne schande, en maakt hen verachtelijk in oog van alle weldcnkenden. Verre zij liet dan ook van ons, dat wij aan deze hunne schande zouden willen deelnemen, en hun voorbeeld te dezer gelegen heid volgen. Neen, dat wij gaarn en gewillig overeenkom stig ons vermogen en inkomsten in dc nieuwe Geldleening deelnemen: wij zullen daardoor aan het behoud des lieven Vaderlands bijdragen, onze eer als Nederlanders handhaven, een goed geweten bewaren, en Gods goedkeuring in Zegen ons verblijden, Ziee.ikz.ee, den 14 Januarij 1832. II. "W. LE SAGE TEN EHOHL i li I land aan te vallen, en zegt, dat de Keizer, niet tot den oorlog ei-eed zijnde toen de fransche en belgische omwentelingen plaats «•»»-«■ v..1» ui v Zuivere IG Win urrri ytcuni i i^i Ki i ug viri i c uil hoold vijandige oogmerken tegen de frausehe troepen op de knst van Algiers koestert.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1832 | | pagina 1