Parijs, den a september. Van goedérhatid heeft men de vol gende berigten omtrent eène bijeenkomstwelke den maarschalk Maison te st. Lpb met den prins de Polignac had. De prins den maarschalk persoonlijk kennende liet denzelven bij zich verzoeken daar hij iti vertrouwen met hem wenschte te spreken. Dp maarschalk gaf ten antwoord dat hij in hunne tegenwoordige wederzijdsehe betrekking; hem slechts in tegenwoordigheid van getuigen zou kun nen spreken. Hij ging naar hem toe met de heeren Odillon-Barrot en de la Pomme'rayt. De prins begon met zich over zijne gevangen schap te beklagen en zeide: «dat hij niet begreep wat men van hem begeerdedat hij zeer bedroefd was over alles wat voorgeval len wasdat hij steeds zonder eerzucht was geweesten slechts verlangdeweder op het land te gaan om aldaar rustig in den kring van zijn huisgezin te leveu." Men vermoedt de bevreemding van den maarschalk over deze wonderlijke gezegden; hij gaf die aan den prins te kennen en zeide: Gij weet dan niet, in welken toe stand gij u bevindt en welk een geduchte verantwoordelijkheid op u rust? «Mijn hemel! welke dan?" «Daar, ik het dan zeggen moet, gij ziit van hoog verraad in den ergsten graad beschuldigd, en staat op liet punt om te regt gesteld te worden." De prins scheen onthutst over deze verklaring doch hij herstelde zich we der, wendde zich tot den heer Odillon-B arrotgreep deszei fs han den en zeide tot hem »U, mijnheer die zoo veel talenten bezit en zoo dikwijls in dergelijke gevallen gepleit hebtu verzoek ik - mijne verdediging op u te nemen." Prins antwoordde den heer Oilillon-Barrotik zou niet weigeren, de zaak op mij te nemen, ofschoon gij in mijn oog zeer schuldig zijt; doch ik ben in het be stuur gëfoep.en en behoor niet meer tot de orde der advocateu." De prins zweeg een oogenblik en zeide vervolgens: «Ik ben niet schuldig ik verzeker u mijne heeren, dat ik tegen de ordonnan tiën ben geweest, de koning heeft mij gedwongen ze te onderteeke nen." Na eénig'stilzwijgen voer de prins verder voort: «Men heeft mij verzekerd dat de doodstraf afgeschaft is; is dat waar? «De maarschalk Maison antwoordde: «Het is waar, dat zoodanig voor- stel gedaan is en wel ook met oogmerkom u en uwe ambtge- nootén het leven te sparen. Men wil geen bloed vergieten, er is reeds te veel vergoten." De prins de Polignac scheen met dit ant woord zeer tevreden te zijn hij drukte de commissarissen de hand en zeide: «Ik bezweer umijne heeren doet uw uiterste best op- dat deze wet aangenomen worde, ik zal er u eeuwig dankbaar voor zijn." Hierop wendde hij zich op nieuw tot den heer Odillon- Barrotdoch ik schroom het te noemen." «Waarom toch? Noem "het maar!" O. B. «Nu het bestaat daarin dat gij voor krankzin nig verklaard wordt." - De verdere gesprekken droegen even zoo het kenmerkt van de zwakheid van ziel en domheid van den prins de Polignac. Deze man nu bestuurde de zaken van zijn koning met gelijke ligtzinnigheid en gelijke zorgeloosheid, als hij later bij 'de verdediging van den monarch aan den dag legde. Men kan er niet zonder ontroering aan deuken dat het lot van 3z millioenen menschen en de rust van Europa aan zulke handen toevertrouwd 'was No. 73. ZÏERIRZEESCIEE </h t*</ Vrijcla, Ao. 1830. COURANT, den 10 September. NIEUWSTIJDINGEN. FRANK.RIJR. Men zegt, dat er berigt ingekomen is, dat de pruissische re gering den nieuwen franschen koning erkent. NEDERLANDEN. Brussel, den 4 september. De dag van gisteren zal altoos ge denkwaardig blijven; daar zijn groote dingen, zoo niet geschied, tien minsten voorbereid. Na dat de prins van Oranje talrijke au- dientien gegeven badwaarbij bij een iegelijk allerminzaamst be- jiegendeis de, op den i dezer, door den prins en den hertog iKin Urselbenoemde commissie bijeen gekomen. In deze vergadering is de vraag 'van de afscheiding lussehen Holland en Belgie geopperd, en met algemeene stemmen tot dezelve Leslolen. Vervolgens zijn zoodanige afgevaardigden der staten-ge- neraal binnen deze stad tegenwoordig waren op het paleis geroe pen om hun oordeel over den staat der zaken te zeggen. Zij heb ben'allen verklaard, dat zij zicli niet naar de in 's Gravenbage be schreven vergadering zouden begeven en dat volgens hunne mee rling de afscheiding der beide gedeelten des koningsrijk onvermij delijk was. Nu werden de staf der burgerwacht, de afgevaardigden van alle de wijken en de deputatie der stad Luik op het paleis genoodigd. De prins vroeg aan de vergadering welke hare verlangens waren waarop alle de tegenwoordigen bij acclamatie de afscheiding van Holland en Belgie vroegen. De heer Moyard sprak het eerst in naam der burgerwacht en vroeg de onmiddelijke verwijdering dei- troepen. De prins. Belooft gij mij, dat gij alsdan getronw aan het stam huis zult blijven? De vergadering. (Met geestdrift), wij zweren het. De prins. Zoudt gij indien de Franschen In Belgie rukten u bij hen voegen? De vergadering. Neenneen l De prins. Zult gij met mij tot onze gemeene verdediging op- trekkeu? De vergadering. Ja! ja! dat zullen wij. De prins. Zult gij met mij leve de koning roepen? De vergadering. Neen niet voor dat onze wenschen verboord zijn; maar leve de prins! leve de vrijheid! leve Belgie! Van dit oogenblik af, is dan de afscheiding van Belgie van Hol land besloten en deze afscheiding alleen staat gelijk met de her stelling der grieven. Brussel is thans vrij rustig. Gisteren nacht bragt een alarm, dat er troepen in aantogt warenvele patrouilles van de burger wacht in bewegingdoch spoedig bleek betdat er geene reden van ongerustheid bestond. Alle inwoners die nog niet in de burgerwacht opgeschreven zijn zijn opgeroepen om zich ten spoedigste daartoe aan te dienen. Ook heeft men eene uitnoodiging aan de ingezetenen gerigt om door vrijwillige giften gelden tot onderstand dier burgermagt bij een te brengen. Reeds zijn hier verscheiden deputatien van jongelieden uit Luik aangekomen welke eenige kisten met geweren hebben medegebragt en verklaren de burgers van Brussel met alle kracht te willen ondersteunen. Te Leuven zijn groote ongeregeldheden bedreven. Het volk heeft eene kazerne opengeloopenen daaruit geweer gebaald en vervol gens de militairen willen dwingen om de wapenen neder te leggen. Deze hebben zich verzet en vier der oproerigeu doodgeschotendoch zijn eindelijk overmand en op de vlugt gedreven. Van Vilvoorden zijn daarop troepen naar Leuven gemarcheerd; doch het volk moet een uitval op haar gedaan, en deze troepen, op ontvangen bevel, haar marsch gestaakt hebben. Volgens het rapport der luiksche deputatie heeft de koning haar op de vraag om den minister van Maanen uit het bestuur te ver wijderen geantwoorddat hij een grondwettig koning wasdat hij alle zijne grondwettige regten moest bewaren; dat zijn eed en zinspreuk bestonden in het handhaven der grondwetdat hij niet verstond dat men hem ten dien opzigte wetten voorschreef. Op de betuiging dat de deputatie verre was van aan Zijne Majesteit zijne grondwettige regten te willen betwisten heeft Zijne Majesteit gezegd dat hij het verzoek iii overweging zal nemen. Dit antwoord schijnt den Luikenaren geen genoegen te hebben gegeven en dus hebben zij donderdag eene tweede deputatie naar naar den prins van Oranje gezondenbestaande uit de heereu Na- gelniaekers en Leheauleden van de commissie van veiligheid, en de heeren baron de Macors en Leclerqleden van de regering. PROCLAMATIE. Wij Willem, hij de gratie Gods, koning der Nederlanden, prins van Oranje Nassaugroot-hertog van Luxemburg, cnz. enz;, enz. Aan allen die deze zullen zien of booren lezen, salut! De Goddelijke Voorzienigheidwelke aan dit koningrijk vijftien jaren van vrede met geheel Europainwendige orde en toenemen- den voorspoed schonk, beeft onlangs twee gewesten met tallooze rampen bezocht terwijl de rust van onderscheidene bijgelegene provinciën is gestoordof bedreigd geworden. Op het eerste berigt van die onheilenhebben wij al aanstonds eene buitengewone bijeenroeping bevolen van de staten-generaal die, naar luid der grondwethet geheele Nederlandsclie volk vertegen woordigen en zulks, ten einde met gemeen overleg van bun edel mogenden de maatregelen te beramen welke de toestand der na tie en de tegenwoordige omstandigheden vorderen. Te gelijker tijd zijn onze beminde zonen, de prins van Oianje en prins Frederik der Nederlanden door ons belast geworden zich naar die gewesten te begevenzoowel om met de middelen daartoe te hunner beschikking gesteld, de personen en eigendom men te beschermen als om zich te verzekeren van den waren staat van zakenen onstot bedaring der gemoederende meest ge schikte maatregelen voor te dragen. De zending, welke volbragt is met eene menscblievendbeid en edelmoedigheid die door de natie hoog gewaardeerd zal worden beeft ons bevestigd in de overtuiging, dat zelfs daar, waar zich de meeste onrust vertoont, de gehechtheid aan ons stamhuis en aan de nationale onafhankelijkheid blijft verzekerd en wordt verkon digd, en hoe bedroevend ook voor ons hart de omstandigheden zijn die ter onzer kennis zijn gekomen, wij missen de hoop niet, dat bet ons, met den bijstand van den Almagtigen God, wiens liulp wijin deze ernstige en treurige gesteldheid van zakenaf- smeeken en door de medewerking van alle welgezinde en goede burgers in de onderscheidene gedeelten van bet rijkzal mogen gelukken de orde terug te brengén en de werking der wettige mag- tén mitsgaders de kracht der wetten te herstellen. Wij rekenen daartoe op het gemeen overleg der staten-generaal. Wij zullen ben uitnoodigen om te overwegen, of do onheilen, waaronder het Vaderland zucht, te wijten zijn aan eenig gebrek in de nationale instellingen, en of er reden zoude zijn deze te wijzigenen vooral ookof de betrekkingendoor de traktaten en

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1830 | | pagina 1