sïtljIK
MMfl
Kilpfp
Ql,Q4tS
s
a ZJ
r
i'J%3
Wt ®§£|s
T
4
•It
V
C3 S J.
■E 3
12-Is S
1= I £'5 aal P k<
>.c§§6i'SSfi
5 -r? &J=
i
i:f.'rZZ
2
0
Q
•Is
ë-Sf
t£ - N
g
c 3-37,
a
5^5?
fV 2 E
p
c< S 1
S c f. - TS
ra-g
e£?pj.J.
"lll^lgl2
- if - 2-3
■g S£ 2
I 5 4=
■S - cJS - g"^
O BO
2V 1 -a c
- T3 C c
=j „-c a P g
SjWcJgjSs:15
-cM- <C c
l<i--£-
- F
Q_ O
g-gs
f-<is:is|i
dj j,a - u
J 2
5
3
behorende, en de gezegde bevestiging ami ons zullen
Verzoeken.
Door ons zal nader worden bepaald de wijze, op
welke dit een en ander za! moeren worden bewezen,
als mede op welke, aan gemelde Perfoonen, welke
.zich zullen hebben aangegeven, en waarvan de inge
diende bewijzen in orde zullen zijn bevondenonze
Brieven van bevestiging in den Cor.ftuutiotiecleii Adel
van bet Koningrijk zullen worden uitgereikt.
3. T,en aanzien van zoodanige Perfoonenvan In-
hndfche Adelijke Gedachten afstammende, die zelve,
of wier Voorouderen zich voor onze komst tot den
Troon buiten bet Koningrijk met 'er woon mogteii
hebben begeven, verklaaren wij, dat, wanneer zooda-
gc perfoonen zelve wederom in bet Knnlngriik geves
tigd zijnof zicli daar in vervolgens wederom vesti
gen en ter nederzettenzij als dan bevoegd zullen
zijn, hunne bewijzen, cm in den Conftiiutmneelen
Adel bevestigd te kunnen worden, in tc dienen, zon
der dat derzelvervonrk'deiieafwezigheid buiten'slands,
hun ten dezen zal prejii iiciëeren.
4. Wii refervecren aan ons, aan zondanige Gedach
ten, in ons Rijk gevestigd, of Perfoonen Ingezetenen
vati dit Land zijndeof zich bij vervolg in het zelve
zullen ter nederzetten, welke zullen kunnen aantonen,
van een unbeemsch Adelijke Gedacht te zijn, of Brie
ven van Adeldom van uitheemfche Keizers of Konin
gen te hebben bekomen, (mits dezelve ten minden
25. Jaaren geleden zijn verkregen,) Brieven van in
lijving in den Conftiiutioneelen Adel van het Koning
rijk te verleencn zoodanig, als wii, naar bevind van
zaken en der ingediende bewijzen, zuilen oordeekm te
behooren.
5. Wij rcferveeren mede aan ons, om aan Ingeze
ten van dit Land, welke in hun Gedacht uf voor-hun
Pcrlbnn den Titel van Graaf of Rhrqnvan uitheem
fche Keizers of Vorstenvroeger dan geiltutrende de
laaide 9.5 Jaaren hebbende bekomen, en daar van be
wijzen kunnen indienen, en welke zich aan ons zul
len vervoegen, om dien Titel te mogen blijven voeren
onze toeftemming daar toe ie vergunnen, op zoodani
ge wijze en onder zoodanige bepalingenals wij, naar
bevind van zaken, zullen goedvinden.
6. Voor het vervolg zal geen van onze Onderdna-
nen eenige uitheemfche Adelbrieven of Eeretitelen mo
gen aannemen.
7. Na dat den Conftitutioneelen Adel van het Ko
ningrijk zal zijn bevestigdzal geen Ingezeten van het
Koningrijk, welke niet in dezelve is ingefchrevendoor
ons als Edelman worden erkendnoch in eenige ofïï-
cicele of publieke Stukken, ais zoodanig mogen voor
komen of genoemd worden, gelijk mede niemand door
ons als Graaf of Baron zal worden erkend of in eeni
ge oflieiëele of publieke Stukken dien Titel zal mogen
voeren, buiten die geenen, welke dezelve van ons, bij
opene Brieven, zullen hebben bekomen, of daar roe
uitdrukkelijke toeftemming van ons verkregen.
8. Wij referveren aan ons den Titel van Graaf of
Baron, niet erfelijk, op den voet, daar omtrent bij
de Wet bepaald, maar voor hun perfoon, te verlee-
nen aan zoodanige perfoonen, als wij zulks, voor be
wezen dienftvnwaardig zullen oordeelen.
('tVervolg hier na.)