mm, Artikel was een opluchting Herfst Cartoons nu iets gelikter Niet eens een stripalbum vol 2 DINSDAG 22 SEPTEMBER 1998 Voor je ligt de (na 18 jaar elke tweede dinsdag) 200-ste Krulïe- bak! Een van de oprichters was John Louws uit Middelburg, nog altijd enthousiast leraar Nederlands. „Eigenlijk was het heel bijzonder dat de krant er kwam," zegt John. „De Stichting KIK (Krant in de Klas) vroeg mij of zoiets niks voor de PZC zou zijn. Een jeugdkrant voor 10-12 jarigen, als opstap naar de gewone krant. Maar, geschreven door onderwijzers, want die kennen de doelgroep het best. Die we ten Wat kinderen interesseert, welke taal ze moeten gebrui ken en wat niet te moeilijk is." Op de PZC zagen ze het idee goed zitten, alleen over de makers stonden ze niet te trappelen, zegt John; „Journalistiek is een vak, dat konden die schoolmeesters toch niet, was het idee. Gelukkig hebben we in de loop der jaren veel van elkaar geleerd. De krant is er alleen maar beter en professioneler door geworden." „Het was trouwens ook bijzonder dat een regionale krant als de PZC geld in zoiets stak", vertelt John. „Zelfs landelijke kranten hadden niet eens zoiets". De eerste krant kwam januari 1980 uit, toevallig tegelijk met het eerste Jeugdjournaal. Er zijn sindsdien al heel wat kinderkranten en pagina's gemaakt en ook weer verdwenen. John:„Nog steeds is de Krullebak een van de weinig echte kranten. Niet een hoekje, maar los. Met nieuws, een thema, interviews, veel rubrieken, advertenties. Alles heel herken baar. Geen grote lappen tekst (die worden toch niet gelezen), niet te moeilijke taal. Maar beslist niet kinderachtig! Dat is ook het sterke en daarom blijft hij interessant. Het is natuur lijk niet voor niks dat zo verschrikkelijk veel scholen elke maand de krant (gratis) aanvragen. Wat trouwens heel leuk was, is dat al gauw bleek dat we ook een verborgen lezersgroep hadden. Veel ouderen lezen hem; omdat alles zo lekker duidelijk gezegd werd." En dat is zo gebleven. John Louws moest er door drukte al na een paar jaar mee stoppen, maar leest de Krullebak nog regelmatig. „Ik werk genoeg met kinderen om te zien dat het werkt". Opeens mijn biote benen uit het licht weer aan err nat en nat en koud en nat... Ik wou dat ik in Frankrijk zat. Marina van den Boogaart Vind je ook niet, trouwe baklezer, dat deze krant er de laatste jaren zoveel mooier Dat komt door Ramon de Nennie, die sinds ruim twee jaar de opmaak doet. „Een krant bestaat niet alleen uit een aantal artikeltjes met een kop," vindt hij. „Het algehele beeld kun je veel aantrekkelijker maken, soms door toevoeging van kleine dingetjes. Ik vind het uitdaging om binnen de vaste opzét van vier pagina's krant er zoveel mogelijk van te maken." Al veel langer maakt Ramon de maandelijkse strip; „Ik geloof dat ik daar in 1989 mee begonnen ben. Ik had de ondankbare taak om Cor de Jonge op te volgen, die voor de PZC ging tekenen." Cor had Kees Krul (zie rechter T- shirt) als stripfiguur tot een begrip gemaakt: „Kees Krul, dat was de Krullebak. Ik begon met Jan Boel te tekenen, want het was een janboel voor mij." Zoons Ondertussen is Ramon overgestapt op Boe en Ba. „Die zijn geïnspi-, reerd op mijn twee zoons. In het begin tekende ik ze groter dan ze eigenlijk waren, maar dat is nu wel aangepast. Ze hebben ze al bijna ingehaald." Soms zijn de streken die Boe en Ba uithalen gebaseerd op de schelmen streken van zijn zoons: „Maar dat is niet zo belangrijk. Het thema van de binnenpagina geeft mij het meeste houvast." Een strip per maand vindt Ramon eigenlijk te weinig: „Ik weet niet of zo'n strip dan een begrip kan worden. Je kunt nooit aansluiten op die van de vorige maand, want iedereen is die vergeten. Ik ben nu tien jaar bezig, heb 110 stroken getekend, wat ongeveer 30 pagina's van een stripboek is. Een stripboek telt minstens 40 pagina's, ik heb dus bij elkaar niet eens een strip album vol getekend!" Verzamelaar Als vormgever gebruikt Ramon dagelijks de computer: „Als tegen stelling tot dat werk teken ik de strip helemaal met de hand, gewoon met een potlood en als het niet nodig is niet met de computer." Behalve dat hij graag strips tekent is hij ook een fanatieke lezer en verzamelaar: „In een gewoon boek tref je soms een hele bladzijde om te vertellen hoe de zon ondergaat. In een strip heb je maar een plaatje nodig: woord en beeld gaan optimaal samen. Een strip is een soort film, met alleen maai' hoog tepunten. Maar een strip kan je altijd weer terugbladeren en terug kijken." Zelfs thuis zei ze er nooit veel over, hoewel haar ouders erg actief zijn in de oudervereniging. Artikel Door het artikel in de Krullebak gingen kinderen in de klas plotse ling vragen stellen. Mensen uit de buurt reageerden. Het is voor Mariska een opluchting dat het nu bekend is. „Ik durf er eindelijk over te praten, meer mezelf te zijn". Maar vooral ontdekte ze dat anderen het ook niet altijd even makkelijk hebben. En dat er meer in het levenis dan ziekte, hoe ernstig ook. Jonge krantenlezers houden er zo hun eigen mening op na; en de Krullebak ontgaat ze zeker niet. Vijftien kinderen geven hun mening over keer de Krullebak. Loes (11): „Ik vind het gewoon een hartstikke leuk krantje. In de gewone krant staat haast niks voor kinderen." Naomi (10): „Eén dinsdag in de maand is de krant voor mij. Mijn vader moet dan maar even wat anders gaan doen." Hans (12): „Wij lezen de Krullebak in de klas. Daarna praten we vaak over eén of twee artikelen. Op die manier leer je de meningen van je klasgenoten kennen. Dat vind ik altijd wel grappig." Bas 11 „Van de gewone krant lees ik de sportpagina, maar die is ook niet echt voor kinderen. Er zouden gewoon meer kranten speciaal voor kinderen moeten zijn." Ilse (9): „Wat ik vooral leuk vind, zijn de stripverhaaltjes. Andere stripverhalen begrijp ik meestal niet zo goed." Stefano (11): „Ik vind de Krullebak er leuk uitzien. Als er meer kleur in zat zou het kinderen nog meer aanspreken." Ilona (11): „Een gaaf krantje. Al dat politieke gezeur is niets voor mij." Voor Wouter Apner zou een week beter tien dagen duren, het woord verveling komt in zijn woorden- niet voor. „Mijn eerste hobby is mijn werk," zegt hij. „Ik heb een reclame bureau, een familiebedrijfje, samen met mijn moeder, dat is alvast erg druk." Èn Wouter heeft nog wel wat hobby's in voorraad: „Samen met een vriend componeer ik elektronische dansmuziek op de computer. We hebben één cd uitgebracht, maar voor optredens heb ik geen tijd." Geen wonder want Wouter schrijft ook nog verhalen en sprookjes cn hij omschrijft zichzelf als spelle- tjesgek: ,J)ie maak ik zelf op de computer, hoe ingewikkelder, hoe beter." Cartoons Jaarlijks doet hij ook nog mee aan een spel waarbij 80 tot 400 mensen meespelen: „Liferole- playing heet dat en het is nog niet zo bekend in Nederland. Een spel duurt vier dagen en niemand weet hoe het afloopt." Maar dit stukje gaat eigenlijk over de cartoon, zijn oorspronke lijke hobby: „Als kind tekende ik al heel veel en toen ik tien jaar was stuurde ik mijn eerste cartoon in voor de Krullebak." Inmiddels is Wouter 27, met een kleine onderbreking heeft hij 17 jaar lang, bijna vanaf de eerste Krullebak, maandelijks een cartoon getekend. Grapjes In al die jaren is zijn stijl niet zoveel veranderd, vindt hij: „De tekenstijl is natuurlijk volwas- sener geworden, iets netter en gelikter en mijn grapjes waren vroeger flauwer. Als onderwerp gebruik ik bijna nooit het thema van de binnenpagina, maar meestal iets actueels, over de verkiezingen, sport of raar weer..." Alleen mensen die hem kennen of het colofon lezen weten dat Wouter de cartoon op de voorpagi na maakt: „Mijn naam staat er niet bij, ik krijg dan ook niet veel reacties." En als er reacties zijn wisselen die: „Of ze vinden het heel leuk of ze snappen het niet." Voor Wouter is dat geen punt: „Zolang de Krullebak bestaat maak ik voor altijd een cartoon!" Het nieuws was de herdenkings- dijk voor kinderen overleden aan een stofwisselingsziekte. Maar het echte verhaal ging over Mariska de Leeuw (13) uit Westkapelle. Nog maar in januari stond ze in de Krullebak. Een klein artikel met grote gevolgen. Mariska heeft al vanaf haar geboorte buikpijn en is wat traag. Wat ze echt had werd pas op haar negende ontdekt toen ze plotseling blind werd. De chirurg herkende de symptomen. Mariska heeft C.T.X. In Nederland hebben maar vijf mensen dat. Zij en haar broertje Mare (11) zijn er twee van. Hun geval wordt in de hele wereld besproken. Het moeilijke van deze ziekte is dat er wel 2000 vormen van be staan, er weinig over bekend is en dat er geen echte medicijnen zijn. Slopend einde Een stofwisselingsziekte is levens bedreigend. Vaak sterven kinderen er -na een slopend einde- jong aan. Dat is geen prettig vooruitzicht. Mariska: „Ik wil er liever niet aan denken. Ik zei gewoon altijd dat het goed ging." Mariska is een leuke meid. Stil, erg op zichzelf. „Ik had nog maar één keer echt over mijn ziekte gesproken. Vorig jaar met een onbekend meisje op een camping". Remco (15): „Ik moét toegeven dat ik de Krullebak tegenwoordig niet meer zo vaak lees. Ik vond het altijd wel leuk. Waarschijnlijk is het één van de weinige kranten zonder advertenties. Ik denk dat veel winkeliers hun waar best in deze krant aan zouden willen prijzen." Ricardo (11): „Hij ziet er wel grap pig uit. Vaak staan er ook leuke foto's in." Kirsten(ll): „Als het bijvoorbeeld knikker- of skeelertijd is, lees je daar wat over in de Krullebak. In de gewone krant lees je er niets over." Thijs (13) en Jeroen (10): „Door dat artikel in de Krullebak werden we zelfs in Frankrijk herkend. Daar aan kan je toch wel zien dat de Krullebak goed gelezen wordt." Wilco (11): „Wel een leuk krantje; ook een beetje saai." Evelien (12): „Wij lezen de Krulle bak op school; meestal heb ik hem dan al thuis gelezen." Annelies(ll): „Ik hoop dat er nog veel Krullebakken komen

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant katern Krullebak (1981-1999) | 1998 | | pagina 2