Kamperen in tuin van de meester Flierefluiter moet naar zee Laat je niet /wel kisten Een aparten van bij de dorpspomp xr^i DINSDAG 9 JUNI 1991 week met de bus naar de school in Eenesse omdat er bij De Stove geen gymlokaal is. Dit schooljaar nemen ze afscheid van hun kleine gezellige school. Hannah: „Samen met groep zeven zijn we op kamp geweest met de school uit Renesse. Verder gaan we barbecuen en voeren we een musical op." Mét z'n tweeën? „Nee, dan zouden we vlug klaar zijn. Wij krijgen wel de hoofdrollen, verder doet heel de bovenbouw mee anders krijgen we de rollen niet bezet!" Na de zomervakantie gaan ze door naar het middelbaar onderwijs. Niet meer in een groep met z'n tweeën, maar: een klas van zo ongeveer vijfentwintig brugjes. „Dat zal wel wennen zijn, we zullen de gezelligheid van de Stove zeker missen!" De enige zekerheid van het leven, is het feit dat we allemaal dood gaan. Sterven is doodgewoon. Gewoontegetrouw zijn in de afgelopen eeuwen duizenden Nederlanders begraven. Vooral in het verleden was men er van over tuigd dat het lichaam eens zou her rijzen. Sean (12): „Als ik aan de dood denk, zie ik mezelf door de hemel lopen. Ik wil dan ook afscheid van het leven nemen door begraven te worden." Een vurig einde van het leven is cremeren. De overledene wordt dan in een oven verbrand. Cremeren is in Nederland nog niet zo lang mogelijk. In 1913 werd het eerste crematorium in ons land gebouwd, pas eenenveertig jaar later kwam er een tweede bij. Inmiddels kiest bijna de helft van de Nederlanders voor een crematie. Anne (10): „Ik wil niet alleen in een kistje onder de grond liggen. Het geeft me een opgesloten gevoel, daarom kies ik voor cremeren." Bloemetje Kinderen die kiezen voor begraven zien als nadeel van cremeren, dat er niet veel van je overblijft. Robbert (10): „Bij een steen op de begraafplaats kan nog eens een bloemetje gelegd worden. Door de steen op het graf blijven de mensen ook aan je denken." Myra (10): „Dat vind ik juist een vervelend idee. Als je je laat cremeren hoeven de mensen die overblijven niet steeds aan je te denken." Tegenwoordig is het zelfs mogelijk om de as van een gecremeerde de ruimte in te schieten. Tristan (10): „Ik wil dat mijn as over de snelweg wordt uitgestrooid. Ik houd namelijk nogal van auto's." Anne (10): „Ik ben gek op paarden. Ik kies er dan ook voor dat mijn as uitgestrooid wordt in een paarden stal." Kleurtjes De plechtigheden rondom het afscheid zullen in de toekomst veranderen. Bij crematies wordt het mogelijk om de kist echt in het vuur te zien verdwijnen. Ook zal er meer rekening worden gehouden met de wensen van de overledene. Er is zelfs een Crémo- biel in' ontwikkeling. De bedoeling is dat dit rijdende crematorium, op een door de dode vantevoren gekozen plaats, de crematie zal uitvoeren. Nu al zijn er grafkisten te leveren die voorzien zijn van vrolijke kleur tjes. Marije (10): „Als het zover is, wil ik leuke muziek tijdens de plechtigheid: de Spice Girls dus." Ze had een rat die zat waar zij zat thuis op school in bed in bad. tot hij verdween zo langs haar been in ae w.c. waar zij een plas dee. Marina van den Boogaart „Ik word 100 als ik niet doodga," heeft hij ooit gezegd. Aloys Dellaert uit IJzendijke was toen hij vorig jaar stierf. „Als 15-jarige Hep hij onder de kolenzakken van 50 kilo," vertelt zijn broer Camille. „Iedereen in IJzendijke kende hem omdat hij overal de kolen bracht. Toen het gas kwam raakte hij zonder werk." Aloys kreeg tijd om zich met zijn grote Hefde, het schilderen, bezig te houden. „De mensen wisten wel dat hij dat deed, maar bijna niemand had die schilderijen ooit gezien, hij liep er niet mee te koop. Hij heeft ook nooit 'les gehad," zegt Camille. De familie telde na zijn overlijden 63 schilderijen, waaronder één nog niet beschilderd doek. Het Streekmuseum IJzendijke besloot om er een tentoonstelling aan te wijden. „Kijk, hij had een bepaald systeem van schilderen, heell simpel met details en fijne lijnen, Hij zocht altijd naar onderwerpeij van vroeger, toen die nog een kind] was. Oude mensen die hij gekend heeft en IJzendijke van vroeger! met de tramremise en de dorps pomp en de dorpsfeesten. Hij had een enorm geheugen." Afvalhout Zijn lijsten maakte hij vani afvalhout en hij schilderde op van alles en nog wat. „Veel geld heeft hij er nooit tegenaan gegooid. Hij had weinig behoeftes," zo om schrijft Camille zijn broer. „Kijk, daar staat de fiets, waarop hij hout vervoerde voor zijn kachel. Hij kon ook een hele avond dansen op één glaasje bier." Dat dansen deed hij altijd alleen) op jaar- en dorpsfeesten in wijde omtrek. Ook alleen fietste hij elke week naar Middelburg. „En hij fietste naar Brugge, Gent en Antwerpen om de schilders en hun kleuren te bekijken. De mensen van de musea kenden hem, vanwege zijn lange haar, hij mocht er altijd gratis in." Een aparten werd hij genoemd. „Hij was stokkedoof en gooide nooit iets weg. We vonden wel 50 versleten fietsbanden. Die bewaarde hij als herinnering. Zijn huis was net een museum." Nu lijkt het museum een beetje op het huis van Aloys. Want behalve de schilderijen kun je er ook veel van de dingen zien die hij nooit weggooide en verzamelde. Iedere school doet het op zijn eigen manier Een musical door de ouders of de kinderen, barbecuen, een disco, snoep strooien voor de lagere klassen of een combinatie van dit alles: afscheid nemen van de lagere school, van oudste naar brug- smurf. Zo ook Hannah van Rijkeren (12) en Mireille Beneker (11) van basisschool De Stove in Noordwelle. Samen vormen zij groep acht van deze school. Op heel de school zitten drieëntwintig kinderen verdeeld over twee klaslokalen. Saaie boel denk je? „Dat valt wel mee", vinden Hannah en Mireille. Ze zitten met groep vijf, zes en zeven in één klaslokaal, samen zijn ze met z'n elven. „En dat is hartstikke gezellig," zegt Mireille. „Op een school als de onze ken je iedereen en je doet ook veel meer samen. Op het schoolplein speel je met iedereen, ook met de kleintjes uit groep één." Het is duidelijk, de meiden zien meer voor- dan nadeel aan een kleine school. Want zeg nou zelf, wie gaat er met heel de bovenbouw bij de meester in de tuin kamperen? Toch zijn er ook wel nadelen te bedenken. Om te gymmen moeten ze elke Schoonmaken hoeft niet. En uitjes en een blaadje sla? Nou nee. Hij eet ze zo wel op. Hij lust de haring wel rauw. Per dag laat Ids, de bruinvis zo'n kilo of drie door de keel glijden. Keer op keer komt hij keurig z'n maaltje ophalen bij verzorgster Carolien Staal. Wel snel wezen, want de meeuwen liggen als rovers op de loer. De bruinvis, genoemd naar schaatser Ids Postma heeft in het zee-aquarium op Neeltje Jans een prima leventje. Beetje zwemmen, beetje spelen en op tijd je hap eten. „Maar dat is over enkele maan den over en voorbij," legt Carolien uit. „Als alles goed blijft gaan, gaat Ids in september terug naar waar hij hoort: de zee. Per helikop ter brengen we hem naar de Dog- gersbank. Daar zit op dat moment veel haring. Bovendien is het ook een gunstige tijd om een vrouwtje te zoeken." Op dit moment is Ids helemaal op het strand van Renesse. Ging alleen. Een poosje terug had hij naar dolfinarium Harderwijk om nob gezelschap van Renée, een op te knappen, gestreepte dolfijn. Zij spoelde aan Na terugkeer in Zeeland kreeg ze problemen. Ze kon niet opschieten met Ids. „Ze weigerde te duiken," vertelt CaroKen. „En om vis te vangen moet je duiken. Bovendien ging haar vel uitdrogen. Kortom, Renée ging terug naar Harderwijk om weer op verhaal te komen. Daar had ze bovendien gezelschap van bruinvis Daan, die in Vlissingen is aangespoeld. Die twee kunnen uitstekend met elkaar overweg." Vrijheid Vroeg of laat zal ook Renée haar vrijheid weer terug krijgen. Zij zal worden teruggebracht naar haar soortgenoten in de Middellandse Zee. Carolien: „Daar hoort ze thuis. Dolfijnen zijn groepsdieren. Bruinvissen niet. Die leven in hun uppie." Het afscheid zal pijn doen. „Dat kost elke keer weer een paar traantjes," zegt Carolien heel eerlijk. De kinderen van basisschool 't Klinket uit Koudelcerke mogen wel uitkijken: het apparaat dat zij aan het bouwen zijn wordt bijna nog enger dan het monster dat er mee gevangen moet worden. „Een soort groene slang met scherpe tanden en een groen petje, die kostbare dingen uit het museum opeet," zo beschrijven Lianne (11) en Krista (12) de Op vreter. „Nou, dat vindt de baas van het museum niet leuk!" Zij denken die Opvreter wel te kunnen vangen: „Dat doe je door een schilderij aan een hengel te hangen, dan eet hij het op en zit hij aan de haak." Maar ja, wat doe je dan met zo'n gevangen Opvreter, terwijl hij je met zijn vraatzuchtige oogjes aankijkt? „Wij vernietigen hem met de opvreterverdelgmachine die wij nu aan het bouwen zijn," zeggen Lianne en Krista vastberaden. „Hij gaat eerst in de trechter aan de zijkant. Via allerlei buizen komt hij terecht in een kleine ruimte waar hij door een stamper wordt fijn geslagen en tot een vierkantje geperst. In de vergaskamer wordt hij verouderd en beschimmeld en net zo lang door elkaar gemixed tot hij een balletje wordt en dan stuitert hij er met 250 km. per uur weer uit." Stoffig De afgelopen drig jaar deden duizenden Zeeuwse kinderen mee aan het Opvreterproject. Zij bezochten Zeeuwse musea en leerden hoe de mensen daar oude museumstukken behandelen en bewaren om te voorkomen dat ze verloren gaan. Dat klinkt wel een beetje saai en stoffig. „Door dat project werd het juist interessant," vinden de twee ma chinebouwers. „We weten nu wat slecht is voor spullen: vocht, stof diertjes en die machine en het verhaal erbij maken vinden we heel leuk." In juni wordt het project afgesloten in vijf plaatsen in Zeeland. Op 18 juni gaan Lianne en Krista naar het Vlissingse Arsenaaltheater. Een heleboel verdelgingsmachines, tien scholen werken er aan mee, worden daar tentoongesteld. En er is een speciale Opvretervoor- stelling. En wat gebeurt er nu uiteindelijk met de restanten van die arme Opvreter? „Wanneer hij een stuiterbal gewor den is gaan alle kinderen van 't Klinket ermee spelen en zijn de mensen van het museum ook blij, want dan bfijven hun spullen heel."

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant katern Krullebak (1981-1999) | 1998 | | pagina 2