Liever apart dan gepest
Daar moet gewoon
een fietspad komen
Ventje
Laat ze
dan maar
werken
Wie netjes
schrijft mag
van school af
2
DINSDAG 9 SEPTEMBER 1997
„16 Kilometer, misschien iets meer," dat is dus 32 kilome
ter per dag, 160 per week en pakweg 6400 per jaar! Dat
staat je te wachten wanneer je in Hoofdplaat woont, de
basisschool hebt afgemaakt en naar de middelbare school
in Oostburg moet fietsen.
Marchia, Lianne, Omar en Danielle zitten nu in de brug
klas. Caressa kan er al wat meer over meepraten, zij zit
in de tweede klas: „Toen het vorige winter zo koud was
ben ik wel met de bus gegaan. Maar we mogen niet elke
keer met de bus, alleen als het erg koud of nat is." Hoewel
een sterke tegenwind het ergste is, volgens Caressa:
„Tegen kou en regen kun je je kleden, maar met tegen
wind moet je steeds afstappen." In het hele jaar is zij
maar één keer te laat gekomen: „Toen had ik een klein
poesje gevonden, dat was niet zo erg."
De eerste voorwaarde is een goede fiets: „Stevig met
versnellingen en het liefst geen mountainbike want dat is
slecht voor je rug."
De meeste brugklassers krijgen dan ook aan het begin
van het schooljaar een splinternieuw exemplaar. Verdere
benodigdheden: een regenpak, een telefoonkaart en een
strippenkaart: „Voor als er wat gebeurt."
De scholieren staan om zes uur naast hun bed en om
kwart voor zeven bij het verzamelpunt in het dorp. Om
kwart over acht moeten ze op school zijn. De weg voert via
Sasput, Slijkplaat en Schoondijke: „Tot Schoondijke is
een lange rechte polderweg, zonder fietspad en zonder
lantarenpalen. Dat is best gevaarlijk. Er rijden niet zo
veel auto's, maar als er een is dan gaat ie vaak wel hard
en dan moet je soms de berm in. Daar moet gewoon een
fietspad komen."
Niet weg
Zou het dan niet gewoon veel makkelijker zijn om in
Oostburg te gaan wonen?
„Nee hoor, daar is altijd lawaai van al die auto's. Hier is
het lekker klein en je kent iedereen. We zouden hier niet
weg willen."
Er is een school waar je
makkelijker op komt dan af
mag. Dat is de Korczakschool
in Middelburg, een speciale
school voor leerlingen met ge
dragsproblemen.
Als het op een gewone basis
school niet meer lukt met je,
omdat je altijd ruzie hebt bij
voorbeeld of er in woede wei
eens op losslaat, kan het nodig
zijn dat je naar deze school
gaat. Daar zijn de klassen heel
klein en je hebt altijd begelei
ding van een juf of meester,
ook in de pauzes.
Je kunt op deze school blijven
tot je achttien bent, of naar
een andere speciale school
gaan. Heel soms lukt het een
leerling om weer terug te ke
ren naar een gewone school.
Rare dingen
Roy Demesmaecker (14) uit
Vlissingen is zo'n leerling. Hij
zat maar liefst bijna zes jaar
op de Korczakschool. „Ik wist
eerst niet wat de Korczak
school was", zegt Roy.
„Ik was wel nieuwsgierig,
vond het leuk om met het bus
je te gaan. De reden dat ik er
naar toe moest was m'n ge
drag en m'n wei*k. Ik liep ach
ter en deed allemaal rare din
gen. Ik had bijna geen vrien
den, was vaak boos en ging
kauwgompakjes jatten bij de
Spar".
Netter schrijven
Roy heeft het uiteindelijk goed
naar z'n zin gehad op deze
school. Hij voelt zich er thuis
en veel leerkrachten raakten
gehecht aan Roy met z'n en
thousiaste verhalen.
Toch heeft hij z'n best moeten
doen om van de school af te
mogen.
„Niet zo snel reageren en
vooral netter schrijven" noemt
Roy als de belangrijkste pun
ten waar hij aan moest wer
ken.
Dit schooljaar start hij in het
individueel beroepsonderwijs
van de CSW in Middelburg.
„Toen ik er ging kijken vond
ik het er heel leuk. Misschien
dat het moeilijk is met het
huiswerk".
Bang dat het toch weer mis
zal gaan is Roy niet: „Dan ga
ik gewoon weer terug naar de
Korczakschool!"
Spiegeltje
spiegeltje
puistenkop.
Je bent overal
nog veel te ielig,
met onwegwasbaar
vele luchtjes,
-nief de fijnste-
van teen tot top.
Alles tussen
piep en brom.
Jij meidenkriebels
zij meidengiebels.
Je bent onhandig
en onzeker,
je leven net
een nare mop.
Arme arme
arme puber!
Maar zet door
want zelfs bij jou
houdt dit eens op.
Marina van den Boogaart
Een uurtje spijbelen...ach, wie
heeft dat nu niet gedaan?
„Dat is ook niet zo erg," zegt
Elly Bustraan," Maar de
kinderen met wie ik te maken
heb, zijn echte probleemspijbe-
laars."
Elly werkt in opdracht van de
gemeenten in de Oosterschel-
de-regio.
Elly: „Ik moet proberen om
leerlingen die veel spijbelen of
die zonder diploma de school
willen verlaten terug naai
school te krijgen."
Elly werkt op maandag en
donderdag aan de spijbelgeval-
len. Ze voert heel veel gesprek- J
ken.
Elly: „Over het algemeen
neem ik contact op met de
ouders en maak een afspraak
bij de leerling thuis waar de
leerling bij is."
Ouders
De ouders zijn dan al door de
school op de hoogte gebracht,
dat hun kind een probleem
spijbelaar is. In de meeste
gevallen werken de ouders
positief mee met Elly om hun
kind weer naar school te
krijgen.
Elly: „Er zijn twee belangrijke
redenen waarom kinderen
spijbelen. De eerste reden is,
dat ze liever willen werken,
dan naar school gaan. En de
tweede is, dat er problemen,
vaak heel ernstige, zijn".
Die problemen zijn heel ver
schillend. Elly: „Ruzie thuis,
pesten, ruzie met de school,
eigen problemen enz.. Vaak is
het zo, dat er eerst iets aan het
probleem gedaan moet worden,
voordat een leerling terug kan
naar school."
Wachttijd
En dat levert meteen een
nieuw probleem op. Elly: „Als
je dan zo ver bent, dat je hulp
wil, dan is de wachttijd vaak
meer dan een halfjaar en dan
is het niet meer nodig."
Oorzaak: te weinig personeel!
Toch blijft Elly met veel inzet
haar werk doen. Het is geble
ken, dat de doelstelling: Iedere
spijbelaar terug naar school
niet haalbaar is. Elly: „Laat ze
dan maar werken als ze hun
eigen brood kunnen verdienen.
Als ze echt niet willen, krijg je
ze met geen stok naar school
terug."
De keuze is nog niet gemaakt.
Wordt het de bugel of kiest Jos
Wisse (13) uit Zoutelande toch
maar voor de trommel en de stok
ken?
Al jaren lang blaast hij zijn num
mertje mee in het muziekkorps
Luctor et Emergo.
„Ik begon net als iedereen met
blokfluiten en vervolgens kwam de
bugel," legt hij uit. „Maar het
slagwerk leek mij ook heel leuk.
Vandaar, dat ik daar een paar
maanden geleden mee begonnen
ben. Eerst op een trommelvel met
schuimrubber, daarna op een
namaaktrom zonder geluid en nu
oefen ik op een echte. Natuurlijk
met de deuren dicht!"
Op de boerderij van zijn ouders
Paul-Pieter Pattenier: als je iets niet probeert, dan kan je het nooit. foto Lex de Meester
door elkaar, op jaarmarkten
bijvoorbeeld".
Spierziekte
Paul-Pieter werd geboren met de
ziekte spierdystrofie. Dat betekent
dat je spieren steeds minder kun
nen.
„Toen ik drie jaar was kon ik nog
rennen en tot mijn zevende zat ik
op een gewone basisschool in Zou
telande. Daar ging het uiteindelijk
niet zo goed meer. De kinderen
pestten mij omdat ik natuurlijk
niet zo snel was als zij, en ik viel
nogal eens."
Paul-Pieter zit nu op de Sprienke
in Goes. „Dat is veel fijner. Er zijn
nog een paar kinderen met spier-
klinken afwisselend de vrolijke
bugeltonen en het tromgeroffel.
Jos: „Met een trommel kun je geen
melodie spelen. Je geeft een tik of
een roffel. Zo'n roffel is het leukst,
maar ook het lastigst".
Als het muziekkorps eropuit trekt
bepaalt de dirigent, welk instru
ment Jos bespeelt. De bugel of de
trom. „Hangt een beetje af of er
genoeg bugelspelers zijn," zegt Jos.
Gekleed in roodwitte blazer, een
blauwe broek met rode streep en
een rode pet met witte pluim gaat
Jos regelmatig met de fanfare de
straat op. „Netjes in de maat, heel
anders dan bij een looporkest,"
vertelt hij. „Dan loop je kriskras
Gabber
Zelf is Jos een liefhebber van house
en gabber. „Vooral met die zware
base-drum," zegt hij verlekkerd.
Het muziekkorps speelt andere
muziek. Filmmuziek, bijvoorbeeld
uit de film Poca Hontas of de
Beauty and the Beast.
„Prima muziek om te spelen en om
naar te luisteren," vindt Jos.
Met zijn vingers trommelt hij op
tafel. Onbewust. Wordt -het dan
toch de trommel?
Jos met een geheimzinnig lachje:
„Mmmm, misschien, drummer van
een popgroep lijkt me ook wel
aardig."
Paul-Pieter Pattenier is twaalf jaar.
Hij is de eerste van zijn school met
een typediploma, hij zwemt goed en
vaak, hij vliegert en doet aan mo
delbouw, hij kookt graag en houdt
van boodschappen doen. Paul-Pie
ter weet veel van computers en
alles van kopieermachines. Hij
houdt van harde muziek, D.J.Vince
vindt hij bijvoorbeeld erg goed en
crossen op ruig terrein hoort ook in
het rijtje thuis.
Niks ongewoons dus. Of toch?
Als Paul-Pieter 's ochtends op wil
staan, drukt hij op een belletje.
Dan komt er iemand die hem helpt
met aankleden en hem in de tilliffc
zet. Zo komt hij in zijn rolstoel en
kan hij zich gaan wassen.
dystrofie. We begrijpen elkaar
tenminste. De regering had
bedacht dat we weer samen naar
school moesten. Nou, ik geloof daar
niet in. De gewone kinderen snap
pen niet wat je hebt. Al wordt ze
verteld dat je ziek bent, ze blijven
toch pesten. Ik voel me hier veel
beter".
Hockey
De kinderen trekken af en toe naar
het Sportpunt in Goes om te
zaalhockeyen. Iedereen heeft een
andere rolstoel met eigen aanpas
singen.
Paul-Pieter: „Dat hockeyen is hart
stikke leuk, en moeilijk! Ik hou met
één hand m'n stick vast en met de
andere hand bedien ik m'n rolstoel,
ik moet de bal en het spel in de ga
ten houden en ook nog uitkijken
dat je niet botst. Kijk, er zijn hier
soms kinderen die zeggen dat kan
ik toch niet en die blijven dan in
hun stoel zitten. Ik doe dat niet
want als je iets niet probeert dan
kan je het nooit".