De jeugd van nu is zo rijk Wat ben je groot geworden... We denken meer na, maar zijn ook eigenwijs OUD EN JONG Liever doe ik nog wat voor de toekomst Waanzin Ouderen zijn de baas in Popkensburg KRULLEBAK DINSDAG 12 NOVEMBER 1985 'Ik heb een opa van 87 en een oma van 83. Ze wonen gelukkig nog in hun eigen huis in Vlissingen. De meeste dingen kunnen ze zelf nog. Als je ze zo ziet zitten kun je niet geloven dat het ooit kinderen waren. „Toen ik 13 was voer ik al onder de zeilen", vertelt opa trots. „Als koksmaatje bij m'n vader. Toen ik 20 was leerde ik oma kennen. Die was dus 16. In Vlissingen. Ik woonde toen in Hoofdplaat. Soms duurde het wel 4 maanden voor we weer eens naar Vlissingen voeren". „Opa kwam soms te voet", zegt oma. „Anderhalf uur van Hoofdplaat naar Breskens. Soms met de tram. Als hij geld had. Het was toen 1917. Eerste wereldoorlog". Respect - Hoe dachten jullie in je jeugd over oude mensen? Oma: „Je keek er tegen op. En we hadden veel medelijden met die oudjes. Want ze moesten blijven werken tot ze erbij neervielen. Of handje ophouden bij de kinderen". „Mensen van 40 vond ik toen al oud", zegt opa. „Ze liepen allemaal in het zwart. De werkmensen, niet de rijken. Als kind bracht ik vaak een pannetje soep naar een oud vrouwtje". „En nu ben ik zelf een oude vrouw", vertelt oma. „Ik had nooit gedacht dat het zo goed zou worden voor oude mensen". - Hoe denken jullie over de jeugd? „Ze zijn veel vrijer. Ze kunnen beter hun woordje doen. Ik zou best weer jong willen zijn. Ze hebben nu veel meer kansen dan vroeger. Zelfs arbeiderskinderen gaan nu verder na de basisschool", zegt opa. „Wel jammer dat er steeds meer werkeloos worden na al dat leren", zegt oma. „Vroeger had je dat niet. Maar je verdiende niet veel. Zo'n negen gulden per week". „Vroeger waren we bang voor rijke mensen. Als er eentje voorbijkwam moest je je pet afnemen. Soms liep ik de hele dag met de pet in m'n hand", lacht opa. „Tegenwoordig heb je dat niet meer gelukkig". „Ik vind de jeugd erg leuk", zegt oma. Ik ben alleen bang dat ze het nog moeilijk gaan krijgen. Ze weten niet hoe rijk ze zijn. Smmigen hebben nooit geleerd tevreden te zijn met minder. Maar dat ligt meer aan hun ouders". „Vroeger had je kankerpitten en tevreden mensen", besluit opa. „Nu ook, dat zal altijd wel zo blijven". Leen van Duivendijk.' Een buitenbeentje van 77. Zo zou je Jan Blanken uit Groot Abeele kunnen noemen. Je kunt hem tegenkomen met een spandoek of met een jas vol buttons. Hij demonstreert niet alleen te gen 'Borsele' (kerncentrales) of 'Woensdrecht' (raketten), maar zelfs in België en Duitsland. Hij is fel tegen kerncentrales en kruisraketten. Daarom is hij aktief in de 50+-beweging. „Dat zijn oudere mensen. Net als ik", zegt Jan. „Wij demon streren samen met de jeugd voor een veilige toekomst. Door de bewapeningswedloop is niemand meer veilig. Vroeger werd er om een stad gevochten. Binnen de muren was het veilig voor vrouwen en kinderen. Bij een atoomaanval is niemand meer veilig", zegt hij. Jodenster Toen hij 20 was, was hij al fel tegen het leger. „In de oorlog deed Denemarken niets tegen de Duitsers. Wel liep iedereen met een jodenster. Ook niet- joden. Zo konden de Duitsers niks doen. Je kan moeilijk een heel land meenemen", vertelt Jan Blanken. Jan woont ondanks z'n hoge leeftijd nog gewoon thuis. Een vrouw komt af en toe de woon kamer soppen. „De keuken niet", vertelt Jan. „Dan kan ik later niets meer terugvinden". Vandalisme De jeugd ziet hij wel zitten. Al zijn er wel veel die aan de verkeerde kant staan: vandalen dus. „Het hek kapot maken rond de basis van Woensdrecht zie ik niet zitten. Overal je mening op kalken ook niet". Een bejaardentehuis is niks voor hem. „Door veel ouderen word je met de nek aangeke ken. Ik ga niet zitten wachten op m'n laatste adem. Liever doe ik nog wat voor de toekomst. Samen met de jonge ren", besluit Jan. gedicht gedicht ge Hé snotneus! Je denkt wel dat je heel wat bent: wat schreeuwen mag je in deze maatschappij. Maar meepraten: ho! Dat gaat te ver, dat is er voor jou voorlopig niet bij... En jij daar opa, maak je toch niet zo druk. Vertrouw maar op wat ik beslis. Je bent al oud wacht nou maar af, we weten heus wel wat goed voor je is... Zowel jong als oud tellen eigenlijk niet mee: 't wordt tijd voor een verbond tussen die twee. Marina van den Boog aart Collin, Jolanda, Bianka, Maroesjka, Miranda, Ellen, Leon, Martijn, Ser ge en Debora wonen in Zierikzee. Collin is 10. Ellen en Debora 14 en de anderen zijn 11 jaar. Bijna allemaal hebben ze nog wel één of meer opa's of oma's die ze ook opzoeken. Het leukst van oude mensen vinden ze hun gezelligheid. Het vervelendst hun gezeur. Maar het allerergst vin den ze toch wel als opa of oma zo goedbedoeld zegt: „Wat ben je toch weer groot geworden". - Zou je nu al oud willen zijn? „Absoluut niet", zegt Debora. „Eerst wil ik nog heel veel meema ken". „Wat ik dan nu allemaal zou moe ten missen", vindt Martijn. „Ik hoop wel dat ik oud ben voor de derde wereldoorlog komt. Daar ben ik bang voor. Dan heb ik tenminste m'n leven gehad", zegt Leon. Eigenlijk denken ze alle 10 dat bejaarden niet veel meer kunnen. Zitten, lezen, pijpje roken, praten, schaken. Hoewel ze toch ook wel uitzonderingen kennen. Maroesjka: „Een man in Borren- damme (bejaardentehuis) loopt en zwemt nog elke dag. Ze zijn heel verbaasd te horen dat maar zo'n 9% in een tehuis zit. „Ik vind ze wel wijzer", vindt Serge. „Ze denken meer na". „Ze zijn vaak wel achterdochtig", zegt Ellen, „laatst wou een jongen een oude vrouw helpen en toen deed ze net of hij wou stelen". Boodschappen „Oude mensen snappen ons niet"! Dat is duidelijk voor Debora. „Ze weten toch niet hoe we leven en wat we leuk vinden". Serge zou juist wel meer voor be jaarden willen doen. „Ik ga best vaak met mijn vriendjes werkjes voor ze doen. Boodschappen en zo. Dat vind ik leuk en die mensen zijn weer blij. Ze kennen iemand die voor ƒ7,50 per uur bejaarden gezelschap houdt. Maar dat vinden ze duidelijk te ver gaan. „Ik zwaai altijd naar bejaarden", zegt Jolanda. In huis -Je opa en oma in huis? „Nee hoor!" Daar zijn ze het over eens. „Een poosje is wel leuk. Je mag meer, krijgt eens wat extra's. Maar ze zouden zich vast overal mee gaan bemoeien". - Horen bejaarden in een bejaar dentehuis? Nee, dat vinden ze niet nodig. „Ze mogen hier nog best bij ons wonen", vindt Miranda. „Trouwens, ze leven nog, dus ze hebben nog rechten", besluit Bian ka. „Ik ben altijd m'n eigen baas geweest. En dat wil ik blijven ook. Ik ga niet in een bejaar dentehuis zitten wachten tot ik dood ga. Liever ga ik met een groepje samenwonen en samen werken". Aan het woord is meneer Rie- mens (63). Hij wordt, samen met zijn vrouw, medebewoner van Popkensburg. Popkens burg wordt een woongemeen schap van ouderen". „Ja, echt van ouderen, en niet alleen voor ouderen", zegt me vrouw Riemens (56). Boerderij „Popkensburg is een oude boer derij in Sint-Laurens (Walche ren). Een schitterend plekje. De schuur wordt verbouwd tot o.a. keuken, eetzaal, wasseret te, hobbyruimte. We hebben het met z'n allen betaald. Het oude boerenhuis wordt lo geerhuis. Verder komen er nog 14 nieuwe huisjes. De eerste paal werd twee weken geleden geslagen", vertelt mevrouw Riemens trots. Sint-Laurens krijgt er een mini dorpje bij. Er komen 24 mensen te wonen. Ieder in z'n eigen huisje. Sommigen gaan in de grote tuin werken. De groente wordt door de bewoners gegeten. Om de beurt moetje koken. Ze eten samen in de eetzaal". Kinderen „De jongeren helpen de oude ren", zegt meneer Riemens. „De jongste is 56, de oudste 73. De huisregels spreken we sa men af'. Mevrouw Riemens: „Kinderen zijn welkom bij alle opa's en oma's. Ze kunnen logeren in het boerenhuis. Of tenten bouwen op het veld. Als ze komen eten moeten ze wel iets betalen. Veel jongeren denken dat het 'echte leven' ophoudt als je bejaard raakt. „Ze snappen niet dat je nog volop leeft. Plannen maakt, dingen doet, verliefd kan zijn", zegt Anneliese Cleton (54) uit Zierikzee. Haar vriend, de heer J. de Wilde (70), voegt er aan toe: „Ik voel me niet oud, maar ik zou wel heel graag weer 30 zijn." „Ik voel me oud als een jong meisje voor me opstaat in de tram", zegt Anneliese, „kijk, ik slaap slechter, ben sneller moe, dat wel. Maar verder: ik voel me 20." De heer De Wilde was lang een belangrijk man binnen de padvin derij. Ging altijd met veel plezier met jongeren om. Nog staan er elke dag wel een paar kinderen op de stoep om hem te helpen. „Ik zou niet zonder ze kun nen. 'Tussen 12 en 3 uur niet storen' staat op een briejje onder de bel. „Tja. ik ben 70. Ik doe veel", zegt de heer De Wilde, „maar kan niet meer sneller zwemmen dan mijn klein zoon. En m'n knieën willen niet meer zo. Die rust heb ik echt nodig. Aftakelen is heel naar". Ze geloven niet dat de jeugd zoveel moeilijker is dan vroeger. Wel dat het anders is. Kinderen zijn verwen der met spullen. „Wel eens teveel", zegt Anneliese. „Aan de andere kant missen ze veel. Gewone dingen: op straat spelen, overal mogen lopen, vrij kamperen en vaak gezelligheid thuis. Vooral dat laatste vind ik heel erg". „Maar bijvoorbeeld die groepen hadden wij ook", vult de heer De Wilde aan. „Elkaar opzoeken, bra- vour, heibel trappen. Meedoen om erbij te horen. Dat is niks nieuws Oud zijn heeft ook voordelen. De heer De Wilde: „Je hoeft je niet meer te bewijzen". „Vooral dat", zegt Anneliese. „Ik hoef niks meer. Ik mag dik zijn. Kan aantrekken wat ik wil. Vroeger was ik altijd onzeker. Beter contact - Hoe kan het contact oud-jong weer verbeteren Ze vinden dat je moet beginnen bij de ouders. Die vinden oma vaak lastig. Hoe kun je dan verwachten dat de jeugd wel om oma geeft? Anneliese: „En de bejaardentehui zen weg. De ouderen weer in huis". „Maar ja, we kunnen lastig zijn f hoor", zegt haar vriend. „We zijn I vaak eigenwijs. Hebben veel meege- maakt en denken meer na. Maar geven ook niet gauw iets toe. Wat dat betreft kan de jeugd van ons leren meer na te denken. En wij van de jeugd niet zo dwars te zijn. Meer open te staan voor nieu we dingen. We kunnen gewoon niet zonder elkaar."

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant katern Krullebak (1981-1999) | 1985 | | pagina 2