„Ik dacht dat de wereld voor me open lag" HUURAANPASSING PER 1 APRIL Overleggroepen voorlopig nog niet aan het werk i Fietspak voor Westerterp i OVER ALLERHEILIGEN EN ALLERZIELEN Leven vóór en na de dood Oprichting beleggingsbank voor ontwikkelings projecten HBS-diploma, maar toch geen werk Gesprekken met werkloze jongeren III r i Verkoper Kinderlijk Part -time student Bij moeder thuis De ligging t Voorgangers Job Stafke Verdringing Trekvo, I Pieter is een 21-jarige op de zaterdagen aardrijkskunde studerende parttime student. Met zijn HBS-diploma op zak dacht hij een paar jaar geleden dat de wereld voor hem open lag. „Maar het werd hoe langer hoe moeilijker om een beetje baan te krijgen. Kijk, ik wil best alle werk aanpakken, als het maar niet in een fabriek of oerstom duf werk is". Als we Pieter ontmoeten is hij voor de zoveelste keer werkloos. Sinds 1 oktober. Hij verwacht het tot volgend jaar augustus te blijven. „Dan ben ik klaar met m'n studie mo- aardrijkskunde en kan ik fijn voor de klas gaan staan". „Ik zeg maar zo: Een ander heeft een studiebeurs of ou ders die de studie betalen. Nou bij mij doet het arbeidsbureau het. Ik schaam mij er niet voor dat ik voorlopig een uitkering krijg. Ik ben een van de zove- len; ik voel me niet a-sociaal, ben eigenlijk een full-time part-time student. Ik solliciteerde altijd met mijn cijferlijst van de HBS in de hand. Bovenaan stond na melijk een negen, daarna al lemaal achten. Niet dat ik van plan was om al ergens met een carrière te beginnen. Waarom zou ik? Nee, ik liep al vanaf de HBS met het idee rond om naar het Nederlands Weten schappelijk Bureau voor Toe risme (NWIT) in Breda te gaan. Mijn zus zit ook in de reiswe reld. Vandaar. Ik wist alleen niet of er wel toekomst in zat. Dat vond ik wel een vereiste. Er was echter een wachtlijst toen ik me opgaf. Ik kon er dus nog een jaar over denken". „Ik begon als verkoper bij een confectiebedrijf. Die eer ste werkervaring vond ik hardstikke leuk. Na vier maanden ben ik er weggegaan. Ik wilde toch wat anders. Fe bruari 1973 begon ik bij een grenswisselkantoor. Dat leek oók wel wat voor mij. Met mensen en met geld omgaan. Alhoewel: mijn kas klopte nooit. Ik ben niet zo precies. Toch was het een zélige baan. Je spreekt een mondje over de grens en zo". „Bij het grens wisselkantoor heb ik tot okto ber 1973 gewerkt. Ik moest er hard aanpakken met de wee kenddiensten en overuren er bij. Voordeel was dat je wel eens een dag doordeweeks vrij was. Maar dan was ik zo moe, dat ik mijn bed in rolde en er de hele dag niet uit kwam." „Toen begon ik de lerare nopleiding aan het Mollerin- stituut in Tilburg. Je moest twee vakken kiezen. Ik koos aardrijkskunde en natuur kunde. Ik bleef thuis wonen en mijn ouders betaalden de stu die. Het was geen vetpot maar ik kon er behoorlijk van ko men. Het NWIT liet ik voorlo pig schieten. Ik ben namelijk wel zo materialistisch dat ik zeker wil zijn van een goede baan als ik met een studie klaar ben." Ik was wel wat jaartjes ou der dan de andere leerlingen van het Mollerinstituut. Die leerlingen die vers van de Havo kwamen, waren nog zo kinderlijk. Ik voelde me er daarom niet erg thuis, had ge leerd zelfstandig te handelen., was niet meer gewend dat an deren (de leraren) alles voor me regelden. Het student-zijn heeft wel zijn voordelen. Je leeft in een kleine beschermde wereld. Je hebt eigenlijk niets, maar toch alles wat je hartje begeert, begrijp je? „In de kerstvakantie ging ik naar de Canarische eilanden. Mijn zus werkte daar toen als hostess. Een heerlijke tijd had ik daar. Ik kwam met bruine harses terug, terwijl de ande ren bleek zagen van het stude ren. Ik voelde me heerlijk uit gerust en haalde mijn tenta mens, behalve dan die onvol doende voor Engelse spreek vaardigheid. Je bent meestal ook maar goed in één vak, in mijn geval aardrijkskunde. In juni 1974 kregen we weer ten tamens. Ik ging niet over van wege weer een onvoldoende voor Engelse spreekvaardig heid". „Omdat ik een zeven gemid deld had voor aardrijkskunde kon ik naar de part-time op leiding. Ik blij. Het leek me een goede combinatie: én studeren én werken. Ik naar het ar beidsbureau om me te laten in schrijven. Ik wilde een baan voor halve dagen. Maar die was er niet. Ik kreeg het adres van een verzekeringmaat- schappii waar ik voor hele da gen op ae schade-afdeling zou kunnen komen werken. Dat leek me toch wel wat. Ik naar de chef daar. Hij zei tegen me dat ik een zeer verantwoorde lijke baan kreeg. Ik moest een type-diploma gaan halen, en een assurantie-cursus volgen die een jaar zou duren. Voor dat laatste, wilde die man wel dat ik mijn aardrijkskundes- tudie zou opgeven. Ik dacht: dat doe ik niet. Het is toch ook te gek dat je bijna nergens wordt aangenomen als je ver telt dat je, in je eigen vrije tijd notabene, studeert? Goed, die baan ging dus niet door. Ze wilden me daar ook nog eens afschepen met het minimum loon. „Je hebt geen ervaring", zei die chef. „Ja kom nou, dacht ik. Ik heb genoeg erva ring met mensen opgedaan en mijn vorige werkgevers waren redelijk tevreden over mij. Ik zat dus zonder werk. In het begin amuseerde ik me wel. Het werd echter steeds saaier. Bij m'n vrienden en vriendinnen kon ik eigenlijk alleen maar op de zaterdaga vonden binnenvallen. Die con tacten verslapten. Na een tijdje had ik het gevoel: Er ontbreekt iets. Ik verlangde er naar om onder de mensen te zijn. Potverdrie, ik wil toch een baantje hebben dacht ik. Werken is namelijk niet alleen maar werken. De helft van de dag zit je op kantoor te ver- knudden. Je praat wat, hebt plezier, steekt een sigaretje op". Daarbij komt dat ik het op een gegeven moment ook niet juist vond om de hele dag thuis bij mijn moeder te zitten. Ik had zoveel energie over. Het gekke was: mijn studie ging er ook aan. Maanden van te voren was ik al bezig met mijn ten tamens die ik in januari 1975 moest halen. Ik kon me nog maar heel moeilijk concentre ren: ik was zó afgeleid". ,Weet je: ik doe gewoon graag mee in de maatschappij. Kijk ik ben nou bezig om de tuin hier aan te leggen. Ik woon nou sinds een maand met mijn zus hier in dit nieuwe huis. Ik ga er geen moeras van maken, omdat de omgeving dat niet prettig vindt. Je wil! toch een beetje voor normaal worden aangezien, niet?" „Ondertussen was ik nogal kieskeurig geworden in het banen zoeken. Ik wilde een be etje m'n gemak. In ieder geval wilde ik 's avonds niet kapot terugkomen van mijn werk. Nu was er bij het arbeidsbu reau inmiddels een TAP- regeling. Die houdt in dat je ervaring kunt opdoen bij een gemeente-instelling of bedrijf, terwijl ze maar vijftien pro cent van je loon hoeven te beta len. Da's natuurlijk voordelig. Al veeg je maar de stoep aan, dan breng je dat al op". „Via die TAP-regeling werd mij een boekhoudbaantje bij de gemeente beloofd. Ik dacht dat ik onder andere met de telmachine moest omgaan. Nou, ik tel hardstikke graag. Dat werk kreeg ik natuurlijk niet toen ik kwam. Ik moest op de zolder van die gemeente instelling met nog iemand an ders het archief gaan ordenen. Ik kreeg een stofjas mee, kun je nagaan. Het was voor een half jaar. Ik nam de baan aan en begon op 1 april j.L Eerst op een andere afdeling. Ik moest er allerlei rotkarweitjes opk nappen, zoals lijnen trekken. Als ik eens wat ander werk vroeg, keken die ambtenaren me aan en zeiden: „Da's veel te moeilijk voor jou". Ik heb er het stomste werk gedaan. Da genlang carbonnetjes tussen twee vellen uitgescheurd. Er wordt daar ook heel wat afge stempeld. Dagenlang heb ik stempels op allerlei papieren moeten drukken. En dat alle maal tegen een redelijk salaris van fl. 981,-. netto per maand. Nou is zo'n kleine duizend gulden ook niet te veel - dat is ook het bedrag van mijn hui dige uitkering - maar ja, ik woonde nog thuis". „Na een maand verhuisde ik naar de zolder. Ik had onder tussen al geleerd: niks vragen, niks mag, gewoon doen. Na een paar weken baalde ik goed van dat archiefwerk. Ik leefde al weer naar werkloos-zijn toe. Ik nam in ieder geval drie we ken vakantie op, ging naar Po len, kwam met kringen onder m'n ogen terug. Na vijf maan den was het werk op die zolder klaar. Ze bekeken het en wa ren redelijk tevreden". „Weet je, wat me vooral bij die amb tenaren is opgevallen? Hun vooroordelen. Ze hebben ge woon weinig vertrouwen in jongeren. Ze denken dat jon geren niks weten, niks kunnen, langharig, lui en werkschuw zijn". „Schrijf maar in de krant dat ik best graag bij de receptie van een hotel zou wil len werken, groepsleider zou willen zijn. Alles wat in de dienstverlenende sector ligt trekt me trouwens aan. Als zo iets op de proppen komt, al is het morgen, dan doe ik het. Maar ja, je krijgt van niemand het vertrouwen als je nog zo jong bent. Ze vinden me toch maar een snotneus. MIEKE NUIJEN (Van een onzer verslagge vers) BREDA - In de regeling „huuraanpassing 1976", waarover woensdag een bro chure van het ministerie van Volkshuisvesting is versche nen, heeft staatssecretaris Van Dam de mogelijkheid geopend, naast de normale huurverhoging van 8 procent per 1 april van volgend jaar, voor huuraanpassingen die zijn afgestemd op de kwali teit van de woning. Praktisch betekend dit, dat onder bepaalde omstandighe den, waarover de brochure dui delijkheid verschaft, de huur met méér dan 8 procent (maxi maal met 12 procent) kan wor den verhoogd, echter ook dat, wanneer daar aanleiding toe is, de huur kan worden bevroren of zelfs verlaagd. Om de wenselijkheid van huu raanpassing te beoordelen heeft Van Dam een waardenngsme- thode ontwikkeld, waarmee kan worden nagegaan of de huur van een na-oorlogse woning (na 5 mei 1945 gebouwd) ongeveer op het goede niveau ligt. Die me thode werkt met een punten waardering. de woning staat (bijvoorbeeld op basis van woningdichtheid) en de ligging binnen de wijk (wat grenst er aan een woning, t hoe is het uitzicht, is er parkeer- jnr gelegenheid, speelgelegenheid en dergelijke?). waarvan die punten aan m| woning kunnen worden t< deeld. Behalve het aantal en de grootte van de in de woning aanwezige vertrekken is de aanwezigheid al dan niet van centrale verwarming, sanitaire voorzieningen, zolder, kelder en voor- en achtertuin mede bepa lend voor de totaal-score aan punten. Daarnaast spelen ook wat minder gemakkelijk te meten zaken mee, die in de brochure „liggingsfactoren" worden ge noemd. Daaronder worden ver staan de woonvorm (is het een flat-etage of een eengezinswo ning, is het een vrijstaande wo ning, is er een lift aanwezig?), de kwalificatie van de wijk waarin Op dit punt wil de staatssecre taris de huurder als meest be langhebbende bij de beoorde ling een stem in het kapittel ge ven. In een circulaire aan alle colleges van b. en w. schrijft hij, dat daartoe in alle gemeenten overleggroepen van huurders en verhuurders in het leven geroe pen moeten worden, groepen welke het best ook door b. en w. kunnen worden samengesteld. Binnen zijn puntenwaarder ingssysteem heeft de staatsse cretaris maximaal 3 5 punten be schikbaar gesteld voor die zoge naamde „subjectieve normen", namelijk 15 voor de woonvorm, 10 voor de wijk en 10 voor de nabije omgeving van de woning. De door de hem aanbevolen overleggroepen moeten maat staven vaststellen aan de hand Mode-ontwerper Frans Molenaar heeft al snel op het plan voor goede fietskleding van minister Westerterp ingehaakt en ontwierp deze driedelige fietspakken. Ze zijn gemaakt van waterafstotende, gewatteerde stof en kosten 198 gulden per stuk. Er zijn echter problemen bil de praktische uitvoering van J,l huurdersinspraak. De staats A cretaris heeft in ziin circulaij (van 30 september) bepaald, dj die overleggroepen uiterlijk december aanstaande hun aan'l bevelingen aan huurders en i-,l huurders klaar dienen te fel ben. Dat is van nu af gerekend! nog ongeveer een maand I Steekproeven in een aantal gemeenten leveren de wettJ schap op, dat dergelijke ov« leggroepen op dit moment op i'.l best nog in het stadium te voorbereiding zijn, zodat ze |J hun werkzaamheden de eer» weken nog niet toe zullen zijg,) De werkgroep VolkshulivJ ting van de PvdA doet in het paf tijblad „Roos in de vuist" in J artikel van Karei Musch ln ai: verband de suggestie over li gaan tot instelling van comms sies volgens artikel 90 van dJ Woningwet. Voor zover er pro. blemen zouden zijn met de J schakeling van huurders fel het ontbreken (veelal in Braba: en Zeeland) van huurdersven. nigingen bestaat de mogelijk- heid vertegenwoordigingen va vakbonden en vrouwenvere»| gingen in te schakelen. ROTTERDAM (ANP) - Dial dag 4 november zal in Rotel dam de akte worden gepassittj voor de oprichting van lil „Ecumenical Develops» Cooperative Society", een coop* eratieve beleggingsbank v«J ontwikkelingsprojecten. DeJ officiële oprichting zal worm! bijgewoond door dr. Philip PoJ ter, secretaris-generaal van ik| Wereldraad van Kerken. Het centrale comité van 4 Wereldraad van Kerken besltd in zijn zitting van 1974 in Ëerlijil een coöperatieve bank in het ij ven te roepen, teneinde eJ leden-kerken in de gelegenheii te stellen geld te beleggen i humanitaire projecten in on'J wikkelingslanden, die norma I ter wegens gebrek aan financi weinig kans maken van de gi te komen. Voorlopig kunnen alleen leden-kerken van de Wereic-I raad en haar kerkelijke instfcf lingen lid van de bank word Gezocht wordt naar de moj lijkheid ook particuliere dgevers te laten deelnemen De bank zal beginnen te fusil tioneren, zodra het start kipj taal van 12,5 miljoen guldenb; een is Met de tekstgroep van het Jon gerenkoor hebben we een Eu charistieviering rond Allerhei ligen en Allerzielen gemaakt. Nu zijn er onderwerpen die be ter in de markt liggen. Thema's die betrekking hebben op va kantie, vredesweek, vastenactie of minderheidsgroepen leveren minder problemen op, hebben we gemerkt. Dat zegt natuurlijk nog niet zoveel over echte be trokkenheid Misschien praten we zo gemakkelijk over vrede, ontwikkelingshulp of gerech tigheid omdat de woorden en formules zo maar voor het grij pen liggen Het is allemaal bijna panklaar. Er zijn altijd wel ge noeg woorden voorhanden om de aanwezigheid van echte be trokkenheid te suggereren of de afwezigheid van echte betrok kenheid te verdoezelen. Maar wat kun je nu over Allerheiligen en Allerzielen zeggen Daar zijn geen woorden voor En ze ker geen daden. Beide feesten missen wat je noemt een eigen tijds karakter. Ze zijn in de let terlijke zin van het woord niet erg actueel Ze gaan over de do den. Ze staan dwars op iedere dadendrang. Stilstaan bij de doden is een bij uitstek nutte loze zaak, een bezigheid zonder enig rendement. Het onderwerp leent zich voor geen enkele actie Geen werkgroep die er zijn schouders eens onder kan zet ten. T'aar het nutteloze hoeft nog ajet zinloos te zijn, ook al denk je dat gemakkelijk. En iets doen is nog niet hetzelfde als iets zin vols doen. Nutteloos is het stil staan bij de doden heel zeker. Is het ook zinloos Op dat moment zijn Allerheiligen en Allerzielen definitief achterhaald. Wat is de zin van deze dagen Heel wat mensen vinden het zinvol een ogenblik stil te staan bij het feit dat ze voorgangers hebben: voorgangers in het leven, voor gangersin het geloof. Dat is geen overbodige gedachte en heeft niets te maken met kritiekloze verering van de goede oude tijd. We kunnen in sommige opzich ten verder kijken dan onze voor gangers Dat is geen reden om verwaand te doen We staan op hun schouders. Zelfs om je af te zetten van de ander, heb je de ander nog nodig. Dat is wel het minste wat Allerheiligen en Al lerzielen zin kan geven: erken-, nen dat je aangewezen bent op voorgangers. De doden hebben gezorgd voor het materiaal van ons bestaan Zonder hun erva ring en inzet, opgeslagen in taal, wetgeving, kunst, levenswijs heid, wetenschap en godsdienst zou het er nu letterlijk beestach tig aan toegaan. Maar goed. Wie zou de voor gangers deze erkenning willen onthouden Het peloton heeft vaart gekregen dank zij de vele bekende en onbekende cou reurs, die niet te beroerd ge weest zijn vaart te helpen ma ken, een tijdje de kop te nemen en zonodig zelfs de sprint aan te trekken. Maar waar zijn ze ge bleven Is er toekomst voor de uitvallers Zijn de doden defi nitief afgeschreven Blijven ze voorgoed achter in de bezemwa- gen van de geschiedenis Je kunt niet over Allerheiligen en Allerzielen praten zonder op deze vragen in te gaan. „Geloof je in een persoonlijk leven na de dood Ook gelo vige mensen reageren soms ra deloos, soms onverschillig, in ieder geval heel vaak onwennig op deze vraag. Het is goed je ei gen reacties te beluisteren, ze niet meteen van tafel te vegen met de gedachte: „Ja, maar als we dat al niet meer kunnen gelo ven, blijft er van het geloof he lemaal niets meer over." Zelfs wanneer dat zo zou zijn, blijft staan dat niet iedere belangstel ling voor een persoonlijk leven na de dood voortkomt uit de heldere bron van het geloof. Tenslotte kun je bij spiritisten, „Let wel, voor een boom is er hoop: zelfs omgehouwen kan hij nog uitbotten, opnieuw in blaren schieten. Al worden zijn wortels oud in de grond, al sterft zijn tronk diep in de bo dem, hij hoeft maar water te ruiken en hij loopt uit, krijgt weer twijgen als een jonge plant. We zouden er minstens de vele Maar een mens sterft en het is gelovigen van het Oude Testa- gedaan, ment onrecht mee doen. Heel geeft de geest, en hij is voorbij: magiërs en paragnosten de meest opzienbarende en fantas tische verhalen beluisteren over contacten met overledenen. Met geloof heeft dit vaak niet zo heel veel te maken. En omgekeerd gaat het niet aan bepaalde twij fels en kritische vraagtekens zonder meer als tekenen van on geloof te bestempelen. wat bladzijden van het Oude Testament spreken doodnuch- tere taal. En ook al geloven christenen niet dat het Oude Testament het laatste woord zegt over leven en dood, dan be tekent dat nog niet dat het daarmee ook achterhaald is. Het is niet toevallig dat juist het ver haal van de meedogenloze rea list Job zoveel mensen van onze tijd aanspreekt. water uit de zee dat verdampt, een rivier die totaal verdroogt. Als een mens eenmaal geveld is, blijft hij liggen, zolang de nemel bestaat, hij slaapt en wordt niet meer wak ker." Dat is wel het minste wat we van het Oude Testament kunnen leren: dat wij mensen geen recht hebben op zoiets als onsterfe lijkheid en dat het eeuwige leven absoluut niet te plaatsen is bin nen het natuurlijke ritme van sterven en ontkiemen. Daar doet alle poëzie betreffende de bo men in de herfst, 'de vallende bladeren en de korrel in de voor niets aan af. Aan dit bijbelse realisme kunnen we ook niet voorbij gaan. Daarom is de houding van de man Job zo fascinerend. Zijn visie op het leven is (nog) niet christelijk, maar het uitgangs punt is onthullend. Als je vraagt naar de zin van het leven, moet je niet vanuit het hiernamaals beginnen te redeneren. Job zegt als het ware tegen God: „Ik weet, God, dat ik na de dood geen leven heb. Daarvan maak ik je geen verwijt, want ik ben maar een mens, een schepsel. Wat ik je wel verwijt: dat ik vóór de dood geen leven heb." Job protesteert niet tegen het feit dat mensen sterven. Hij protes teert tegen het feit dat mensen dood kunnen zijn, vóór ze ge storven zijn. Iemand van de tekstgroep heeft in een boek een verhaal gevonden dat dit nog eens illustreert: „Stafke is doodgevallen op straat Veel nieuwsgierigen. Een opstopping van verkeer. De ambulance ramjt hem op en legt hem in een dodenhuisje. Men wacht op een familielid, een vriend of een kennis, drie dagen lang. Nie mand is gekomen. Dan heeft men hem op een namiddag in een bestelauto naar Schoonsel- hof gebracht en begraven als een verloren voorwerp. Stafke was een mens alleen in de stad, door die andere mensen allang be graven". Blijkbaar heeft de dood vele namen: geïsoleerd heid, eenzaamheid, verloren heid, zoals ook het leven vele namen heeft: contact, gebor genheid, trouw, waarheid, ver geving, genade. Zo is de vraag naar het leven né de dood alleen maar zinvol als ze tegelijk een vraag is naar de zin van het le ven vóór de dood. In het Nieuwe Testament vind je vooral bij Paulus en Johannes de diepe overtuiging, dat men sen reeds vóór de dood deel heb ben aan het eeuwig leven. Mis schien vinden we het juist daarom zo moeilijk aan een ij ven na de dood te geloven, o J dat we in het leven vóórdedw| zo weinig oog hebben voors tekenen van genade, trouw e' eeuwig leven. In zijn boei? „Oosterse Renaissance" vraafl Han Fortman zich af: „Waatfll is het Eeuwig Licht der LiturJ zo verbleekt Waarom zijn-I velen radeloos of minstens tfj tisch tegenover de gedachte 3 'I een „hiernamaals" Fortöjl geeft op die vraag een even hJ als diepzinnig antwoord: „Wl het heden niet bloeit, daarij het vertrouwen in de toekoffiSJ geen vrucht zetten." Een opmerking die de waard is. Het geloof in het 1*1 namaals kan uit een verdrfofj van de problemen van het 1WJ hier en nu voortkomen, n* ook het onvermogen om in<® leven na de dood te geloven H uit een verdringing van 'n paalde ervaring hier en nu v» tkomen. Fortman bedoelt Of'L varing dat je deel hebt aan^l leven en Gods licht. Dit s®1 verdringing is niet met F choanalyse te verhelpen, ®él alleen met verwondering, en overgave. Het eeuwig Ie*® nooit vanzelfsprekend, r vóór de dood, noch na de Het moet ontdekt worden, »M nooit simpelweg gegeven, neer het tenminste betekent -■I ven uit genade, trouw en heid. Het mag een wondert' wanneer het mensen gefe" I te leven na de dood, net isr .1 minder wonderlijk sea®1 I mensen het klaarspelen te 1" I vóór de dood. .1 J. HULS»»! ALGEMEEN trekvogel eet letterlijke zij die na de br het voorjaar bied terugv wordt genoei vogel kennen levenslang 0{ hij het eerste deze twee ui overgangen. 1 kan men een dien hij in eer rondzwerft, richting te vc in het ene lan genoemd, tei land als stan In de sti gië-Luxembi Duitsland v voornamelijk westelijke r: strek verloo richting. We ook nog slechts kom "wintergaste ren. Daarnaa tijden veel d tergasten of meren" hier broeden. De vogeltrek nomen over Toch ziet plaatsen "stu optreden. Dit grafische om stakels". De kust is zo'n s HORIZON nr. 29 1. arm door het zwaa een vliegtuig 10. beweeg Zuidamerikaa 12. kloosten duister 17. t 19. dwergne sekteneter 22 elijke tempr huisgrond 2' 25. uniek 2! 28. plaats in VAN DE 10 die alle op den hebben meer zonder loor VAD u de eerste rc Rotterdam e uit Hengel titelkandida met 12-8 te ste wedstrijr menten voor getwijfeld u hebben. Uit de partij selaar de sta It- Zwart: 4, 6/! 27, 28. B. v. Wit: 15, 24 45/49. Th. L Wit aan zet nu is zwart ren. Op (12 34-29 (23 x (9 - 14?) 24 weer 34 - plaats van tioneel zo moet volger niet want d 37) 41 x 32 47) 34 - 30 Op 28 - 32 -28 enz.) (23 39) 41 - 37 '36) 47 - 41 20) 25 x 3 (4

Krantenbank Zeeland

de Vrije Zeeuw | 1975 | | pagina 20