„Ik dacht dat
de wereld voor
me open lag"
HUURAANPASSING PER 1 APRIL
Overleggroepen voorlopig
nog niet aan het werk
i Fietspak voor Westerterp i
OVER ALLERHEILIGEN EN ALLERZIELEN
Leven vóór en na de dood
Oprichting
beleggingsbank
voor
ontwikkelings
projecten
HBS-diploma, maar toch geen werk
Gesprekken
met werkloze
jongeren III
r i
Verkoper
Kinderlijk
Part -time
student
Bij moeder thuis
De ligging
t
Voorgangers
Job
Stafke
Verdringing
Trekvo,
I
Pieter is een 21-jarige op de zaterdagen aardrijkskunde studerende parttime student.
Met zijn HBS-diploma op zak dacht hij een paar jaar geleden dat de wereld voor hem
open lag. „Maar het werd hoe langer hoe moeilijker om een beetje baan te krijgen. Kijk, ik
wil best alle werk aanpakken, als het maar niet in een fabriek of oerstom duf werk is".
Als we Pieter ontmoeten is
hij voor de zoveelste keer
werkloos. Sinds 1 oktober. Hij
verwacht het tot volgend jaar
augustus te blijven. „Dan ben
ik klaar met m'n studie mo-
aardrijkskunde en kan ik fijn
voor de klas gaan staan".
„Ik zeg maar zo: Een ander
heeft een studiebeurs of ou
ders die de studie betalen. Nou
bij mij doet het arbeidsbureau
het. Ik schaam mij er niet voor
dat ik voorlopig een uitkering
krijg. Ik ben een van de zove-
len; ik voel me niet a-sociaal,
ben eigenlijk een full-time
part-time student.
Ik solliciteerde altijd met
mijn cijferlijst van de HBS in
de hand. Bovenaan stond na
melijk een negen, daarna al
lemaal achten. Niet dat ik van
plan was om al ergens met een
carrière te beginnen. Waarom
zou ik? Nee, ik liep al vanaf de
HBS met het idee rond om
naar het Nederlands Weten
schappelijk Bureau voor Toe
risme (NWIT) in Breda te gaan.
Mijn zus zit ook in de reiswe
reld. Vandaar. Ik wist alleen
niet of er wel toekomst in zat.
Dat vond ik wel een vereiste.
Er was echter een wachtlijst
toen ik me opgaf. Ik kon er dus
nog een jaar over denken".
„Ik begon als verkoper bij
een confectiebedrijf. Die eer
ste werkervaring vond ik
hardstikke leuk. Na vier
maanden ben ik er weggegaan.
Ik wilde toch wat anders. Fe
bruari 1973 begon ik bij een
grenswisselkantoor. Dat leek
oók wel wat voor mij. Met
mensen en met geld omgaan.
Alhoewel: mijn kas klopte
nooit. Ik ben niet zo precies.
Toch was het een zélige baan.
Je spreekt een mondje over de
grens en zo". „Bij het grens
wisselkantoor heb ik tot okto
ber 1973 gewerkt. Ik moest er
hard aanpakken met de wee
kenddiensten en overuren er
bij. Voordeel was dat je wel
eens een dag doordeweeks vrij
was. Maar dan was ik zo moe,
dat ik mijn bed in rolde en er
de hele dag niet uit kwam."
„Toen begon ik de lerare
nopleiding aan het Mollerin-
stituut in Tilburg. Je moest
twee vakken kiezen. Ik koos
aardrijkskunde en natuur
kunde. Ik bleef thuis wonen en
mijn ouders betaalden de stu
die. Het was geen vetpot maar
ik kon er behoorlijk van ko
men. Het NWIT liet ik voorlo
pig schieten. Ik ben namelijk
wel zo materialistisch dat ik
zeker wil zijn van een goede
baan als ik met een studie
klaar ben."
Ik was wel wat jaartjes ou
der dan de andere leerlingen
van het Mollerinstituut. Die
leerlingen die vers van de
Havo kwamen, waren nog zo
kinderlijk. Ik voelde me er
daarom niet erg thuis, had ge
leerd zelfstandig te handelen.,
was niet meer gewend dat an
deren (de leraren) alles voor
me regelden. Het student-zijn
heeft wel zijn voordelen. Je
leeft in een kleine beschermde
wereld. Je hebt eigenlijk niets,
maar toch alles wat je hartje
begeert, begrijp je?
„In de kerstvakantie ging ik
naar de Canarische eilanden.
Mijn zus werkte daar toen als
hostess. Een heerlijke tijd had
ik daar. Ik kwam met bruine
harses terug, terwijl de ande
ren bleek zagen van het stude
ren. Ik voelde me heerlijk uit
gerust en haalde mijn tenta
mens, behalve dan die onvol
doende voor Engelse spreek
vaardigheid. Je bent meestal
ook maar goed in één vak, in
mijn geval aardrijkskunde. In
juni 1974 kregen we weer ten
tamens. Ik ging niet over van
wege weer een onvoldoende
voor Engelse spreekvaardig
heid".
„Omdat ik een zeven gemid
deld had voor aardrijkskunde
kon ik naar de part-time op
leiding. Ik blij. Het leek me een
goede combinatie: én studeren
én werken. Ik naar het ar
beidsbureau om me te laten in
schrijven. Ik wilde een baan
voor halve dagen. Maar die
was er niet. Ik kreeg het adres
van een verzekeringmaat-
schappii waar ik voor hele da
gen op ae schade-afdeling zou
kunnen komen werken. Dat
leek me toch wel wat. Ik naar
de chef daar. Hij zei tegen me
dat ik een zeer verantwoorde
lijke baan kreeg. Ik moest een
type-diploma gaan halen, en
een assurantie-cursus volgen
die een jaar zou duren. Voor
dat laatste, wilde die man wel
dat ik mijn aardrijkskundes-
tudie zou opgeven. Ik dacht:
dat doe ik niet. Het is toch ook
te gek dat je bijna nergens
wordt aangenomen als je ver
telt dat je, in je eigen vrije tijd
notabene, studeert? Goed, die
baan ging dus niet door. Ze
wilden me daar ook nog eens
afschepen met het minimum
loon. „Je hebt geen ervaring",
zei die chef. „Ja kom nou,
dacht ik. Ik heb genoeg erva
ring met mensen opgedaan en
mijn vorige werkgevers waren
redelijk tevreden over mij.
Ik zat dus zonder werk. In
het begin amuseerde ik me
wel. Het werd echter steeds
saaier. Bij m'n vrienden en
vriendinnen kon ik eigenlijk
alleen maar op de zaterdaga
vonden binnenvallen. Die con
tacten verslapten. Na een
tijdje had ik het gevoel: Er
ontbreekt iets. Ik verlangde er
naar om onder de mensen te
zijn. Potverdrie, ik wil toch
een baantje hebben dacht ik.
Werken is namelijk niet alleen
maar werken. De helft van de
dag zit je op kantoor te ver-
knudden. Je praat wat, hebt
plezier, steekt een sigaretje
op".
Daarbij komt dat ik het op
een gegeven moment ook niet
juist vond om de hele dag thuis
bij mijn moeder te zitten. Ik
had zoveel energie over. Het
gekke was: mijn studie ging er
ook aan. Maanden van te voren
was ik al bezig met mijn ten
tamens die ik in januari 1975
moest halen. Ik kon me nog
maar heel moeilijk concentre
ren: ik was zó afgeleid".
,Weet je: ik doe gewoon
graag mee in de maatschappij.
Kijk ik ben nou bezig om de
tuin hier aan te leggen. Ik
woon nou sinds een maand met
mijn zus hier in dit nieuwe
huis. Ik ga er geen moeras van
maken, omdat de omgeving
dat niet prettig vindt. Je wil!
toch een beetje voor normaal
worden aangezien, niet?"
„Ondertussen was ik nogal
kieskeurig geworden in het
banen zoeken. Ik wilde een be
etje m'n gemak. In ieder geval
wilde ik 's avonds niet kapot
terugkomen van mijn werk.
Nu was er bij het arbeidsbu
reau inmiddels een TAP-
regeling. Die houdt in dat je
ervaring kunt opdoen bij een
gemeente-instelling of bedrijf,
terwijl ze maar vijftien pro
cent van je loon hoeven te beta
len. Da's natuurlijk voordelig.
Al veeg je maar de stoep aan,
dan breng je dat al op".
„Via die TAP-regeling werd
mij een boekhoudbaantje bij
de gemeente beloofd. Ik dacht
dat ik onder andere met de
telmachine moest omgaan.
Nou, ik tel hardstikke graag.
Dat werk kreeg ik natuurlijk
niet toen ik kwam. Ik moest op
de zolder van die gemeente
instelling met nog iemand an
ders het archief gaan ordenen.
Ik kreeg een stofjas mee, kun je
nagaan. Het was voor een half
jaar. Ik nam de baan aan en
begon op 1 april j.L Eerst op
een andere afdeling. Ik moest
er allerlei rotkarweitjes opk
nappen, zoals lijnen trekken.
Als ik eens wat ander werk
vroeg, keken die ambtenaren
me aan en zeiden: „Da's veel te
moeilijk voor jou". Ik heb er
het stomste werk gedaan. Da
genlang carbonnetjes tussen
twee vellen uitgescheurd. Er
wordt daar ook heel wat afge
stempeld. Dagenlang heb ik
stempels op allerlei papieren
moeten drukken. En dat alle
maal tegen een redelijk salaris
van fl. 981,-. netto per maand.
Nou is zo'n kleine duizend
gulden ook niet te veel - dat is
ook het bedrag van mijn hui
dige uitkering - maar ja, ik
woonde nog thuis".
„Na een maand verhuisde ik
naar de zolder. Ik had onder
tussen al geleerd: niks vragen,
niks mag, gewoon doen. Na
een paar weken baalde ik goed
van dat archiefwerk. Ik leefde
al weer naar werkloos-zijn toe.
Ik nam in ieder geval drie we
ken vakantie op, ging naar Po
len, kwam met kringen onder
m'n ogen terug. Na vijf maan
den was het werk op die zolder
klaar. Ze bekeken het en wa
ren redelijk tevreden". „Weet
je, wat me vooral bij die amb
tenaren is opgevallen? Hun
vooroordelen. Ze hebben ge
woon weinig vertrouwen in
jongeren. Ze denken dat jon
geren niks weten, niks kunnen,
langharig, lui en werkschuw
zijn". „Schrijf maar in de
krant dat ik best graag bij de
receptie van een hotel zou wil
len werken, groepsleider zou
willen zijn. Alles wat in de
dienstverlenende sector ligt
trekt me trouwens aan. Als zo
iets op de proppen komt, al is
het morgen, dan doe ik het.
Maar ja, je krijgt van niemand
het vertrouwen als je nog zo
jong bent. Ze vinden me toch
maar een snotneus.
MIEKE NUIJEN
(Van een onzer verslagge
vers)
BREDA - In de regeling
„huuraanpassing 1976",
waarover woensdag een bro
chure van het ministerie van
Volkshuisvesting is versche
nen, heeft staatssecretaris
Van Dam de mogelijkheid
geopend, naast de normale
huurverhoging van 8 procent
per 1 april van volgend jaar,
voor huuraanpassingen die
zijn afgestemd op de kwali
teit van de woning.
Praktisch betekend dit, dat
onder bepaalde omstandighe
den, waarover de brochure dui
delijkheid verschaft, de huur
met méér dan 8 procent (maxi
maal met 12 procent) kan wor
den verhoogd, echter ook dat,
wanneer daar aanleiding toe is,
de huur kan worden bevroren of
zelfs verlaagd.
Om de wenselijkheid van huu
raanpassing te beoordelen heeft
Van Dam een waardenngsme-
thode ontwikkeld, waarmee kan
worden nagegaan of de huur van
een na-oorlogse woning (na 5
mei 1945 gebouwd) ongeveer op
het goede niveau ligt. Die me
thode werkt met een punten
waardering.
de woning staat (bijvoorbeeld
op basis van woningdichtheid)
en de ligging binnen de wijk
(wat grenst er aan een woning, t
hoe is het uitzicht, is er parkeer- jnr
gelegenheid, speelgelegenheid
en dergelijke?).
waarvan die punten aan m|
woning kunnen worden t<
deeld.
Behalve het aantal en de
grootte van de in de woning
aanwezige vertrekken is de
aanwezigheid al dan niet van
centrale verwarming, sanitaire
voorzieningen, zolder, kelder en
voor- en achtertuin mede bepa
lend voor de totaal-score aan
punten.
Daarnaast spelen ook wat
minder gemakkelijk te meten
zaken mee, die in de brochure
„liggingsfactoren" worden ge
noemd. Daaronder worden ver
staan de woonvorm (is het een
flat-etage of een eengezinswo
ning, is het een vrijstaande wo
ning, is er een lift aanwezig?), de
kwalificatie van de wijk waarin
Op dit punt wil de staatssecre
taris de huurder als meest be
langhebbende bij de beoorde
ling een stem in het kapittel ge
ven. In een circulaire aan alle
colleges van b. en w. schrijft hij,
dat daartoe in alle gemeenten
overleggroepen van huurders en
verhuurders in het leven geroe
pen moeten worden, groepen
welke het best ook door b. en w.
kunnen worden samengesteld.
Binnen zijn puntenwaarder
ingssysteem heeft de staatsse
cretaris maximaal 3 5 punten be
schikbaar gesteld voor die zoge
naamde „subjectieve normen",
namelijk 15 voor de woonvorm,
10 voor de wijk en 10 voor de
nabije omgeving van de woning.
De door de hem aanbevolen
overleggroepen moeten maat
staven vaststellen aan de hand
Mode-ontwerper Frans Molenaar heeft al snel op het plan voor goede fietskleding van minister
Westerterp ingehaakt en ontwierp deze driedelige fietspakken. Ze zijn gemaakt van waterafstotende,
gewatteerde stof en kosten 198 gulden per stuk.
Er zijn echter problemen bil
de praktische uitvoering van J,l
huurdersinspraak. De staats A
cretaris heeft in ziin circulaij
(van 30 september) bepaald, dj
die overleggroepen uiterlijk
december aanstaande hun aan'l
bevelingen aan huurders en i-,l
huurders klaar dienen te fel
ben. Dat is van nu af gerekend!
nog ongeveer een maand I
Steekproeven in een aantal
gemeenten leveren de wettJ
schap op, dat dergelijke ov«
leggroepen op dit moment op i'.l
best nog in het stadium te
voorbereiding zijn, zodat ze |J
hun werkzaamheden de eer»
weken nog niet toe zullen zijg,)
De werkgroep VolkshulivJ
ting van de PvdA doet in het paf
tijblad „Roos in de vuist" in J
artikel van Karei Musch ln ai:
verband de suggestie over li
gaan tot instelling van comms
sies volgens artikel 90 van dJ
Woningwet. Voor zover er pro.
blemen zouden zijn met de J
schakeling van huurders fel
het ontbreken (veelal in Braba:
en Zeeland) van huurdersven.
nigingen bestaat de mogelijk-
heid vertegenwoordigingen va
vakbonden en vrouwenvere»|
gingen in te schakelen.
ROTTERDAM (ANP) - Dial
dag 4 november zal in Rotel
dam de akte worden gepassittj
voor de oprichting van lil
„Ecumenical Develops»
Cooperative Society", een coop*
eratieve beleggingsbank v«J
ontwikkelingsprojecten. DeJ
officiële oprichting zal worm!
bijgewoond door dr. Philip PoJ
ter, secretaris-generaal van ik|
Wereldraad van Kerken.
Het centrale comité van 4
Wereldraad van Kerken besltd
in zijn zitting van 1974 in Ëerlijil
een coöperatieve bank in het ij
ven te roepen, teneinde eJ
leden-kerken in de gelegenheii
te stellen geld te beleggen i
humanitaire projecten in on'J
wikkelingslanden, die norma I
ter wegens gebrek aan financi
weinig kans maken van de gi
te komen.
Voorlopig kunnen alleen
leden-kerken van de Wereic-I
raad en haar kerkelijke instfcf
lingen lid van de bank word
Gezocht wordt naar de moj
lijkheid ook particuliere
dgevers te laten deelnemen
De bank zal beginnen te fusil
tioneren, zodra het start kipj
taal van 12,5 miljoen guldenb;
een is
Met de tekstgroep van het Jon
gerenkoor hebben we een Eu
charistieviering rond Allerhei
ligen en Allerzielen gemaakt.
Nu zijn er onderwerpen die be
ter in de markt liggen. Thema's
die betrekking hebben op va
kantie, vredesweek, vastenactie
of minderheidsgroepen leveren
minder problemen op, hebben
we gemerkt. Dat zegt natuurlijk
nog niet zoveel over echte be
trokkenheid Misschien praten
we zo gemakkelijk over vrede,
ontwikkelingshulp of gerech
tigheid omdat de woorden en
formules zo maar voor het grij
pen liggen Het is allemaal bijna
panklaar. Er zijn altijd wel ge
noeg woorden voorhanden om
de aanwezigheid van echte be
trokkenheid te suggereren of de
afwezigheid van echte betrok
kenheid te verdoezelen. Maar
wat kun je nu over Allerheiligen
en Allerzielen zeggen Daar
zijn geen woorden voor En ze
ker geen daden. Beide feesten
missen wat je noemt een eigen
tijds karakter. Ze zijn in de let
terlijke zin van het woord niet
erg actueel Ze gaan over de do
den. Ze staan dwars op iedere
dadendrang. Stilstaan bij de
doden is een bij uitstek nutte
loze zaak, een bezigheid zonder
enig rendement. Het onderwerp
leent zich voor geen enkele actie
Geen werkgroep die er zijn
schouders eens onder kan zet
ten.
T'aar het nutteloze hoeft nog
ajet zinloos te zijn, ook al denk
je dat gemakkelijk. En iets doen
is nog niet hetzelfde als iets zin
vols doen. Nutteloos is het stil
staan bij de doden heel zeker. Is
het ook zinloos Op dat moment
zijn Allerheiligen en Allerzielen
definitief achterhaald. Wat is de
zin van deze dagen Heel wat
mensen vinden het zinvol een
ogenblik stil te staan bij het feit
dat ze voorgangers hebben:
voorgangers in het leven, voor
gangersin het geloof. Dat is geen
overbodige gedachte en heeft
niets te maken met kritiekloze
verering van de goede oude tijd.
We kunnen in sommige opzich
ten verder kijken dan onze voor
gangers Dat is geen reden om
verwaand te doen We staan op
hun schouders. Zelfs om je af te
zetten van de ander, heb je de
ander nog nodig. Dat is wel het
minste wat Allerheiligen en Al
lerzielen zin kan geven: erken-,
nen dat je aangewezen bent op
voorgangers. De doden hebben
gezorgd voor het materiaal van
ons bestaan Zonder hun erva
ring en inzet, opgeslagen in taal,
wetgeving, kunst, levenswijs
heid, wetenschap en godsdienst
zou het er nu letterlijk beestach
tig aan toegaan.
Maar goed. Wie zou de voor
gangers deze erkenning willen
onthouden Het peloton heeft
vaart gekregen dank zij de vele
bekende en onbekende cou
reurs, die niet te beroerd ge
weest zijn vaart te helpen ma
ken, een tijdje de kop te nemen
en zonodig zelfs de sprint aan te
trekken. Maar waar zijn ze ge
bleven Is er toekomst voor de
uitvallers Zijn de doden defi
nitief afgeschreven Blijven ze
voorgoed achter in de bezemwa-
gen van de geschiedenis Je
kunt niet over Allerheiligen en
Allerzielen praten zonder op
deze vragen in te gaan.
„Geloof je in een persoonlijk
leven na de dood Ook gelo
vige mensen reageren soms ra
deloos, soms onverschillig, in
ieder geval heel vaak onwennig
op deze vraag. Het is goed je ei
gen reacties te beluisteren, ze
niet meteen van tafel te vegen
met de gedachte: „Ja, maar als
we dat al niet meer kunnen gelo
ven, blijft er van het geloof he
lemaal niets meer over." Zelfs
wanneer dat zo zou zijn, blijft
staan dat niet iedere belangstel
ling voor een persoonlijk leven
na de dood voortkomt uit de
heldere bron van het geloof.
Tenslotte kun je bij spiritisten,
„Let wel, voor een boom is er
hoop:
zelfs omgehouwen kan hij nog
uitbotten, opnieuw in blaren
schieten.
Al worden zijn wortels oud in de
grond,
al sterft zijn tronk diep in de bo
dem,
hij hoeft maar water te ruiken en
hij loopt uit,
krijgt weer twijgen als een jonge
plant.
We zouden er minstens de vele Maar een mens sterft en het is
gelovigen van het Oude Testa- gedaan,
ment onrecht mee doen. Heel geeft de geest, en hij is voorbij:
magiërs en paragnosten de
meest opzienbarende en fantas
tische verhalen beluisteren over
contacten met overledenen. Met
geloof heeft dit vaak niet zo heel
veel te maken. En omgekeerd
gaat het niet aan bepaalde twij
fels en kritische vraagtekens
zonder meer als tekenen van on
geloof te bestempelen.
wat bladzijden van het Oude
Testament spreken doodnuch-
tere taal. En ook al geloven
christenen niet dat het Oude
Testament het laatste woord
zegt over leven en dood, dan be
tekent dat nog niet dat het
daarmee ook achterhaald is. Het
is niet toevallig dat juist het ver
haal van de meedogenloze rea
list Job zoveel mensen van onze
tijd aanspreekt.
water uit de zee dat verdampt,
een rivier die totaal verdroogt.
Als een mens eenmaal geveld is,
blijft hij liggen,
zolang de nemel bestaat, hij
slaapt en wordt niet meer wak
ker."
Dat is wel het minste wat we
van het Oude Testament kunnen
leren: dat wij mensen geen recht
hebben op zoiets als onsterfe
lijkheid en dat het eeuwige leven
absoluut niet te plaatsen is bin
nen het natuurlijke ritme van
sterven en ontkiemen. Daar doet
alle poëzie betreffende de bo
men in de herfst, 'de vallende
bladeren en de korrel in de voor
niets aan af.
Aan dit bijbelse realisme
kunnen we ook niet voorbij
gaan. Daarom is de houding van
de man Job zo fascinerend. Zijn
visie op het leven is (nog) niet
christelijk, maar het uitgangs
punt is onthullend. Als je vraagt
naar de zin van het leven, moet
je niet vanuit het hiernamaals
beginnen te redeneren. Job zegt
als het ware tegen God: „Ik
weet, God, dat ik na de dood
geen leven heb. Daarvan maak
ik je geen verwijt, want ik ben
maar een mens, een schepsel.
Wat ik je wel verwijt: dat ik vóór
de dood geen leven heb." Job
protesteert niet tegen het feit
dat mensen sterven. Hij protes
teert tegen het feit dat mensen
dood kunnen zijn, vóór ze ge
storven zijn. Iemand van de
tekstgroep heeft in een boek een
verhaal gevonden dat dit nog
eens illustreert: „Stafke is
doodgevallen op straat Veel
nieuwsgierigen. Een opstopping
van verkeer. De ambulance
ramjt hem op en legt hem in een
dodenhuisje. Men wacht op een
familielid, een vriend of een
kennis, drie dagen lang. Nie
mand is gekomen. Dan heeft
men hem op een namiddag in
een bestelauto naar Schoonsel-
hof gebracht en begraven als een
verloren voorwerp. Stafke was
een mens alleen in de stad, door
die andere mensen allang be
graven". Blijkbaar heeft de
dood vele namen: geïsoleerd
heid, eenzaamheid, verloren
heid, zoals ook het leven vele
namen heeft: contact, gebor
genheid, trouw, waarheid, ver
geving, genade. Zo is de vraag
naar het leven né de dood alleen
maar zinvol als ze tegelijk een
vraag is naar de zin van het le
ven vóór de dood.
In het Nieuwe Testament vind
je vooral bij Paulus en Johannes
de diepe overtuiging, dat men
sen reeds vóór de dood deel heb
ben aan het eeuwig leven. Mis
schien vinden we het juist
daarom zo moeilijk aan een ij
ven na de dood te geloven, o J
dat we in het leven vóórdedw|
zo weinig oog hebben voors
tekenen van genade, trouw e'
eeuwig leven. In zijn boei?
„Oosterse Renaissance" vraafl
Han Fortman zich af: „Waatfll
is het Eeuwig Licht der LiturJ
zo verbleekt Waarom zijn-I
velen radeloos of minstens tfj
tisch tegenover de gedachte 3 'I
een „hiernamaals" Fortöjl
geeft op die vraag een even hJ
als diepzinnig antwoord: „Wl
het heden niet bloeit, daarij
het vertrouwen in de toekoffiSJ
geen vrucht zetten."
Een opmerking die de
waard is. Het geloof in het 1*1
namaals kan uit een verdrfofj
van de problemen van het 1WJ
hier en nu voortkomen, n*
ook het onvermogen om in<®
leven na de dood te geloven H
uit een verdringing van 'n
paalde ervaring hier en nu v»
tkomen. Fortman bedoelt Of'L
varing dat je deel hebt aan^l
leven en Gods licht. Dit s®1
verdringing is niet met F
choanalyse te verhelpen, ®él
alleen met verwondering,
en overgave. Het eeuwig Ie*®
nooit vanzelfsprekend, r
vóór de dood, noch na de
Het moet ontdekt worden, »M
nooit simpelweg gegeven,
neer het tenminste betekent -■I
ven uit genade, trouw en
heid. Het mag een wondert'
wanneer het mensen gefe" I
te leven na de dood, net isr .1
minder wonderlijk sea®1 I
mensen het klaarspelen te 1" I
vóór de dood. .1
J. HULS»»!
ALGEMEEN
trekvogel eet
letterlijke zij
die na de br
het voorjaar
bied terugv
wordt genoei
vogel kennen
levenslang 0{
hij het eerste
deze twee ui
overgangen. 1
kan men een
dien hij in eer
rondzwerft,
richting te vc
in het ene lan
genoemd, tei
land als stan
In de sti
gië-Luxembi
Duitsland v
voornamelijk
westelijke r:
strek verloo
richting. We
ook nog
slechts kom
"wintergaste
ren. Daarnaa
tijden veel d
tergasten of
meren" hier
broeden.
De vogeltrek
nomen over
Toch ziet
plaatsen "stu
optreden. Dit
grafische om
stakels". De
kust is zo'n s
HORIZON
nr. 29 1. arm
door het zwaa
een vliegtuig
10. beweeg
Zuidamerikaa
12. kloosten
duister 17. t
19. dwergne
sekteneter 22
elijke tempr
huisgrond 2'
25. uniek 2!
28. plaats in
VAN DE 10
die alle op
den hebben
meer zonder
loor VAD u
de eerste rc
Rotterdam e
uit Hengel
titelkandida
met 12-8 te
ste wedstrijr
menten voor
getwijfeld u
hebben.
Uit de partij
selaar de sta
It-
Zwart: 4, 6/!
27, 28. B. v.
Wit: 15, 24
45/49. Th. L
Wit aan zet
nu is zwart
ren. Op (12
34-29 (23 x
(9 - 14?) 24
weer 34 -
plaats van
tioneel zo
moet volger
niet want d
37) 41 x 32
47) 34 - 30
Op 28 - 32
-28 enz.) (23
39) 41 - 37
'36) 47 - 41
20) 25 x 3 (4