AMSTERDAM-700 PARTIELE LEERPLICHT DOET VEEL JONGEREN DE DAS OM Mondriai vrl^ Ult" vrir uit Amsterdam 700 jaar. Al vanaf de jaarwisseling wordt dat feest gevierd. De Amsterdamse kranten hebben ero ver geschreven. Alle oude clichés zijn weer eens opgepoetst, oude prenten herdrukt, nieuwe liedjes geschreven. Amsterdam roert de trom. Een onzer redacteuren, van huisuit Haarlemmer en dus een buurman van de Amster dammers, heeft een eigen kijk op het feestje bij de buren. Een druppel tegen gif in een oceaan van bla-bla en retteke- tet. Groter Cultus Gesprekken met werkloze jongeren I Geen geld Schamen Studeren ijdschrift W \J Voorbarig fubileuiH van een kostbare stad Voor de gewone man wordt de grauwheid van zijn buurt niet verjaagd door wat flarden confetti. Maandag is het zover. Dan krijgen de elfduizend zieke en bedlegerige Amsterdammers een bloemetje of een mandje fruit van hun stadsbestuur, 's Middags komt Hare Majesteit de Koningin persoonlijk naar de Hoofdstad des Rijks om er een voor duur geld van top tot teen gerestaureerd Historisch Museum te openen, 's Avonds stralen de lichtjes in de ronde Evangelisch-Lutherse kerk aan het Singel; allang geen kerk meer, maar na een verkoopruimte voor kampeerartikelen te zijn geweest nu het uitgelezen trefpunt voor alles wat Am sterdam sinds de tweede wereldoorlog aan regenten en re gentendom heeft opgeleverd en dat is, als men de vele wisse lingen van burgemeesters, wethouders en raadsleden in aanmerking neemt, kwantitatief in elk geval heel wat. Amsterdam viert immers feest. Maandag is het de officiële dag dat de stad zeven eeuwen geleden van Floris de Vijfde het recht kreeg aan de Amstel tol te heffen. Op zichzelf al een merk waardig feit, want de betrek kingen tussen Gijsbrecht van Amstel en „der keerlen god" wa ren verre van hartelijk. Een eer ste teken dat, als 't om geld ver dienen ging, de Amsterdammers niet zo nauw keken. Op zichzelf betekende die tol- brief nog niet zo heel veel. Stadsrechten hield die in elk ge val niet, de Amsterdammers hebben er zelfs tot 1306 op moe ten wachten. Heel wat andere steden lagen in dat opzicht ver voor: Zutphen in 1190, Geer- truidenberg in 1213, Middel burg in 1217, Haarlem in 1245 om er maar enkele te noemen. Zich waarschijnlijk bewust van een wisselvallige en onze kere toekomst hebben de regen ten van het huidige Amsterdam maar niet het risico genomen nog eenendertig jaar met hun festiviteiten te wachten. Sinds de eerste januari van dit jaar is het Comité Amsterdam 700 ferm aan het ralleballen geslagen, waarbij overheid en bedrijfsle ven niet op een dubbeltje heb ben gekeken. Er is voor rond tien miljoen gulden zeepbellen ge blazen en schuim geklopt en als we de plaatselijke bladen uit Amsterdam goed hebben begre pen hebben de inheemsen zich opperbest vermaakt. Met uit zondering van de letterlijk grootscheepse manifestatie „Sail Amsterdam" - waarbij niet duidelijk is of de Engelse vertaling dan wel de Amster damse uitspraak van „Zeil" is bedoeld - droeg het programma het genoeglijke en onschuldige karakter van de volksvermaken die men hier en daar nog wel op het onbedorven platteland kan aantreffen. Het zou ons niet verbazen als het Comité Amsterdam 700 als verontschuldiging voor de huis bakkenheid van het geboden programma - dat dan ook be paald geen jumbo's vol reikhal zende vreemdelingen heeft aan getrokken - zou aanvoeren dat tien miljoen de wereld niet is. Men moet toegeven: in Amster dam is men gewend met royalere bedragen te werken. Even een blik in de gemeentebegrotingen van de laatste zeven jaar. In 1969 104 miljoen te kort, in 197 0 101 miljoen, in 1972 een meeval ler: slechts 89 miljoen, in 1972 gaat het gelukkig weer crescen do: 102 miljoen, in 1973 154 mil joen, in 1974 226 miljoen, dit jaar een schijnbare terugval naar 98 miljoen, schijnbaar om dat de vermindering uitsluitend wordt veroorzaakt door het feit dat de minister van Verkeer en Waterstaat bereid is de tekorten van de Amsterdamse gemeente tram voor rijksrekening te ne men. Voor het volgend jaar wordt de trend weer opgepakt: geraamd tekort 112 miljoen gul den. Bij elkaar is dat een dik mil jard, zéker als men de nog niet vastgestelde bijdragen voor de tram meerekent. Een aardig sommetje voor een tijdvak dat slechts een honderdste van de jubileumjaren omvat. Daarmee zijn we er overigens nog lang niet. Wie denkt, als het over openbaar vervoer en falend stadsbestuur gaat, niet aan het ondergrondse paradepaardje, de metro? In 1969 nog geraamd voor een bedrag van 405 mil joen, in 1975 naar optimistische schattingen de negenhonderd miljoen, maar nog lang niet het eindpunt naderende. Niet alleen om Amsterdam te laten bestaan, zelfs om het bereikbaar te hou den moeten de dierbare rijksge noten zich wel het een en ander getroosten. Dat is een opgave die niet van vandaag of gisteren da teert. In 1824 moest de haven van Amsterdam, die nu eenmaal aan de verkeerde kant van de grote zeewegen ligt, voor onder gang worden behoed door het graven van het Noordhollands kanaal. Al vijftig jaar later bleek dat een misgreep, dus dan de duinen van Kennemerland maar opgeofferd en doorgestoken naar de Noordzee. De eerste sluis was al gauw te klein, dus werd een tweede, grotere ge bouwd. Alweer te benepen ge zien, zodat in 1928 voor de derde keer, opnieuw sluizen met veel officieel vertoon werden ge opend. Het waren destijds de grootste van Europa, dat stond tenminste in de schoolboekjes. Maar het kanaal bleef het ka naal, dus beperkt in zijn capaci teit. Geen nood: in 1963 begon Rijkswaterstaat aan een gigan tisch karwei. Dag en nacht rol den de steentreinen uit de Ar dennen naar de pieren van IJ- muiden, die tenslotte drie kilo meter in zee staken. Het kanaal werd tot 160 meter verbreed, een lineaal van water die Noord- Holland landschappelijk in tweeën sneed. Kosten: honderd miljoen. Niet dat Amsterdam daarmee tevreden was. Inmiddels ging het licht op groen voor het gra ven van de Hemtunnel, zodat de oude spoorbrug de zeeschepen niet meer kan hinderen. Sterker nog: dat de Amsterdamse wer ven schepen kunnen bouwen tot driehonderdduizend ton. Dat zijn die schepen waarmee de markt allang overvoerd is, zoals het Rijn-Schelde-Verolme- concern zich maar al te goed bewust is. Kosten van de opera tie Hemtunnel: 350 miljoen gul den. Daarmee zijn we er niet. Een kanaal blijft immers maar een kanaal. Dus is jongste doel van Amsterdams streven de aan leg van een beschutte voorhaven in IJmuiden. Dat de buurge meente Velsen, op wier territoir die voorziening gesticht zou moeten worden, daar uit milieu-overwegingen helemaal niet happig op is, mag niet hin deren. De kosten zijn in elk ge val berekend: 503 miljoen, in guldens van 1974. De zestig mil joen voor de betering van de vol strekt kunstmatige verbinding met de Rijn vallen daarbij in het niet. Tegenover zulke geweldige bedragen, op te brengen door de belastingbetalers van Cadzand tot Roodeschool en van Vaals tot Vlieland, moeten natuurlijk overeenkomstige nationale be langen staan. Maar die cijfers zijn heel wat bescheidener. Als gevolg van de kostbare kanaal verbreding werd in 1969 voor het eerst een omzet aan goede renvervoer van twintig miljoen ton gehaald. Daarop trad een stabilisatie in. Rotterdam daar entegen bleef tot en met 1973 stijgen en bereikte een goede renomvang van driehonderd miljoen ton. De haven van Ant werpen slaat altijd nog vier keer zoveel om als die van Amster dam. Wie over deze met zoveel zorg in stand gehouden kunstmatig heden nadenkt, wordt allicht ge troffen door het geheel kunst matige ontstaan van de jubile rende stad. Van oudsher wekte de weke en waterige grond de verbazing der bezoekers. Ge makkelijk kon men zien dat de straten en erven met allerlei stoffen opgehoogd waren. In de oude Hollandse maten: drie voe ten klei, daarna tien of elf voeten veen en daaraan een pijpaar- dachtige stof, nog lichter dan water, zodat wanneer die derrie zich van het veen losmaakte, zij ging drijven, want Amstelland had overal water onder zich. Is het die kledderige bodem- stuctuur geweest, die ook in po litiek opzicht de stad een steeds zwalkend, onstandvastig en schipperend beleid heeft doen voeren, de na de oorlog wellicht wat al te spontaan verleende wapenspreuk ten spijt? Zal de koningin maandagmiddag, als ze het Historisch Museum van de stad opent, zich herinneren dat Amsterdam pas in 1578, als laatste Hollandse stad, de zijde van haar stamvader koos? Zal zij zich herinneren dat het Am sterdam was dat in 1652 stad houder Willem II de voet dwars zette en pas na twintig jaar stadhouderloos tijdperk geen vleierij te karakterloos vond om Willem de Derde in het ramp jaar 1672 te smeken om zich toch vooral tot het laatst tegen de Fransen te verzetten? De stad, die naar Vondels woorden, „als Keizerin de Kroon draagt van Europa", was toen alweer op haar retour. En haar opkomst had ze er goed deels aan te danken dat de Zui delijke Nederlanden stevig in Spaanse handen bleven. De stad zelf kreeg trouwens een stevige economische injectie door de toevloed van uitgeweken Bra banders en Vlamingen. Aan Am sterdam heeft 't niet gelegen dat er, pas na eeuwen een Benelux zou ontstaan, het heeft de stad houders Maurits en Frederik Hendrik tegengewerkt waar het kon om te verhinderen dat Ant werpen als vrije Nederlandse stad zijn oude plaats zou herne men. De befaamde burgemees ter Andries Bicker ging er daar bij niet op achteruit. Hij leverde de koning van Spanje een vloot in de Middellandse Zee, voorzag Duinkerken en Oostende van kruit en lood en bracht een paar miljoen over naar de Spaanse Nederlanden opdat men daar de Spaanse bezettingstroepen zou kunnen betalen. Dergelijke praktijken verhin derden niet dat de Amsterdam mers het aanzien van hun stad voortdurend koesterden. De hierboven geciteerde lofzang van Vondel is een voorbeeld van een poëtische cultus, die tot op de dag van vandaag heeft stand gehouden. Meer uiterlijk praal schuwden ze evenmin, die hoofdstedelingen met een jtji beperkte roeping. In 1489 be.1 roemden ze zich erop dat ze tod I maar de rooms-koninklijt I kroon van Maximiliaan vel Oostenrijk in het mochten voeren. Conrad Busks I Huet merkte smalend op dat kt I overbekend was dat de Amstet dammers gebruik hadden f maakt van de gevoeligheid vel een vorst die voortdurend o; I zwart zaad zat: „Zoals de eerst I de beste pruikenmaker in eet I hofstad zich hofleverancier mag I noemen". Het is best mogelijk dat kt I zijn van een stad van koophai l del meer dan van industrie An-1 sterdam dat parvenu-ai trekje heeft gegeven, f zeggen dat dit wei wordt vei-1 goed door de Amsterdamse hs I mor, die vooral het kenmerk vir. I de tramconducteurs zou zijn. Et I tramconducteurs zijn uitgestorven, dus die stelling I onbewijsbaar geworden. Wil I weten we uit Nederlands meeü I nationale boek, de Camera 01-1 scura, dat Nurks uit Amsterdam I kwam. De schets waarin hij op-1 treedt heet dan ook „Een onaar-1 genaam mens in de Haarlemme Hout". En de enige aardige f genbestuurder van de Amste- damse tram die wij meemaakten, was een Surina-1 mer. Hij stuurde zijn verliesge-1 vend voertuig met een brede I glimlach over de rails en hado: I zijn blanke rijksgenoten voor I dat hij de toeristen tenminste in I vloeiend Engels de weg konwi; I zen. Misschien dat de Bijlmer- expres jubilerend en zieltogen: I Amsterdam die nieuwe impu- sen kan geven die voor de eerst volgende zeven eeuwen nodig zijn. Daarmee zou de geschiedt-1 nis zich slechts herhalen. Wart I ook de bloei uit het verleden was op immigratie gebaseeid. JOOP BARTMAk I Op de dag dat we een afspraak hebben belt ze 's morgens vroeg op. Of ik in plaats van het afgesproken tijdstip 's middags, 's ochtends lang kan komen. „Ik wil de eerste les stenografie niet missen". Anoinette, 17 jaar; een aan een stuk door ratelend kruidje roer me niet. Sinds september jl. werkloos. Vers van de L.H.N.O., als cas- sière bij een zelfbedieningszaak begonnen. De job duurde al met al 44 dagen. Toen werd ze ontslagen. „Ze dachten op m'n werk dat ik één dag naar het vormingscuntrum hoefde. Het bleken twee dagen te zijn". „Na de lagere school ben ik naar het LHNO (lager huis- houd- en nijverheidsonderwijs) gegaan. Na de brugklas deed ik de kantooropleiding. Daarna nog een jaar de huishoudrich- ting. Ik vond mezelf nog te jong om meteen te gaan werken. Toen ik dit jaar van het LHNO af kwam - ik was gezakt voor het huishouddiploma en had geen zin om het overnieuw te doen - wilde ik een kantoorbaan heb ben. Dat leek me nou hartstikke fijn. Enfin, ik solliciteerde bij de PTT en de Zonnebloem en bij nog zo wat kantoren. Iedere keer werd ik niet aangenomen. Ze vragen Mavo, of je moet 18 jaar oud zijn, of je wordt niet aange nomen omdat je nog naar het vormingsinstituut moet." „Eindelijk. Ik werd aangeno men bij een zelfbedieningszaak als cassière. Ik kreeg het mini- munloon uitbetaald, f 479,- netto per maand." „Toen ik veertien dagen gewerkt had, kreeg ik m'n twee weken vakan tie die ik van tevoren al had be sproken, doorbetaald. Dat was wel sympathiek. Ze wilden wèl dat ik vier dagen in de week zou werken. In augustus kwam er echter een brief van het vor mingscentrum voor werkende jongeren, waarin stond dat ik twee dagen naar het instituut moest. Ze kijken namelijk niet naar je leeftijd - ik ben nu zeven tien - maar naar het aantal leer jaren dat je hebt gehad. Ik had er maar tien, vandaar die twee da gen." „Het kwam er op neer dat ik én twee dagen naar het insti tuut moet én vier dagen werken, terwijl ik ook recht had op een vrije dag. Dat wist ik toen nog niet, maar dat zei Riet, onze vormingsleidster." „Dus op een vrijdag zeg ik tegen mijn chef „Morgen kom ik niet". Nou, daar was ie kwaad over. hij zegt tegen mij: „Als jij profijt kan trekken dan kan ik het ook. Je betaalt die veertien dagen vakantie maar terug." „Enfin, de volgende week, op een dinsdag krijg ik een seintje dat ik me bij de chef moet mel den. Een collega zegt nog tegen me: „Hey, je moet zeker op het matje kómen". Ik naar boven. „Ja, zegt die chef, ja ja". Ik: „Zeg maar wat er aan de hand is Zegt mijn chef; „Ik weet niet waar ik moet beginnen, maar u kunt de kassa niet goed aan. Ik wil niet zeggen dat je de klanten niet goed helpt, of de bonnen niet goed uitschrijft. In ieder ge val, laten we het zo stellen: Dit is je laatste week geweest." „Ik weet bijna zeker dat mijn ontslag te maken had met het feit dat ik twee dagen naar het vormingscentrum moest. Maar ja, dat gaf hij niet toe". „Ik weet wel dat er een ander meisje was. Negentien jaar oud was ze. Zij liep, toen ik er werkte in de ww en viel voor mij in als ik er niet was. Na mijn ontslag is zij, voor mij in de plaats voor hele dagen aangenomen. „Nou, ik had goed een brok in mijn keel hoor, toen ik mijn ont slag kreeg. Dat wilde ik bij mijn chef niet laten merken, maar toen ik thuiskwam en het tegen mijn ouders moest vertellen, be gon ik wél te huilen. Mijn vader troostte me en zei dat ik er toch ook niets aan kon doen". „Het erge bij mijn ontslag was nog dat ik eigenlijk geen recht had op een ww-uitkering. Je moet dan namelijk minstens 65 dagen hebben gewerkt en ik had maar 44 dagen gemaakt". Hoe vond je dat werk als cas sière? „Eerlijk gezegd. Ik voelde me net een vogel in een kooitje. Je had een lang stuk toonbank, en daarachter een schot. Daar zat ik in. Soms was er wel eens niets te doen. Daarom nam ik de tele foon op als ie rinkelde. Want van alleen maar achter de kassa zit ten, leer je ook niets bij. Maar ja, ik mocht dat kassahok eigenlijk niet uit". Onder mekaar was het wel gezellig". Ik verveel me. Tegenwoordig ga ik daarom 's middags maar eens naar een getrouwde neef. - Ze lacht. - Dan pleit ik 'm. Ik heb het thuis best naar mijn zin, daar niet van, maar ik moet er gewoon tussen uit". Na een paar weken zonder geld ben ik met de vormingsleid ster gaan praten, want ik bracht thuis helemaal niets binnen. Mijn vader zei: „Je moet toch te eten hebben en kleren kunnen kopen. Toen zei Riet, dat is onze vormingsleidster, dat ik naar het arbeidsbureau moest gaan om me als werkzoekende te la ten inschrijven." „Toen ik daar kwam, stond het er stampend vol van de men sen. Ik dacht: Hier maak ik ook weinig kans. Het arbeidsbureau adviseerde me,met al mijn pape rassen naar de bedrijfsvereni ging op de Wilhelminasingel te gaan. Ondertussen hadden mijn ouders er ook de zenuwen van dat ik geen werk had. Kijk, mijn vader werkt al drie jaar niet, mag ie niet meer, vanwege een krik in zijn rugwervels en een versleten heup. Mijn broer stu deerde en mijn moeder werkte erbij om een beetje rond te ko men. Ze kregen voor mij alleen maar kinderbijslag voor twee dagen per week. En dat was veel te weinig. Toen heb ik wel eens gedacht. Was ik maar op school gebleven. Maar ik wilde hele maal niet meer verder leren. Ik wilde naar kantoor". „Gelukkig die ww-uitkering kwam voor elkaar. En nou doe ik samen met mijn vader, het huis houden". „In het begin vond ik dat hartstikke leuk om te doen. Ik werkte de hele dag. Nam me voor: morgen doe ik de keuken; vrijdag doe 'k de kamer. Maar na een week had ik er al weinig zin meer in. „Of ik het vervelend vond om te zeggen dat ik in de ww. liep? Nou en of. Ik schaamde me er voor. Daarom zei ik het in het begin tegen niemand. Wat niet weet wat niet deert, zeg ik maar. Ik deed een keertje boodschap pen, vraagt de winkeljuffrouw: „Goh, ben je vrij vandaag?" Toen antwoordde ik maar wat. Jé bent bang dat ze denken: „Daar zal wel iets mee aan de hand zijn, dat zij ww. trekt". Ik ben altijd bang dat mensen er gens profijt van gaan trekken. Nee dan heb ik liever dat men sen er de draak mee steken. Dan voel ik me niet zo opgelaten. Ik vind het erg als de mensen den ken dat ik te lui ben om wat te doen. Nou vind ik het niet meer zo erg om het te zeggen". „Mijn moeder heeft wel tegen me gezegd: Waarom ga je niet naar de Inas-opleiding? Er zeg gen er wel meer: „Voor kan toorwerk ben jij geen type. Ik weet wel, mijn mond staat niet stil. Je merkt het zelf. Als je met mij begint te praten, dan krijg je er geen speld tussen. Maar ik wil nu eenmaal naar kantoor. Als je de Inas doet, krijg je later zoveel mee te maken. Nee, dat is niets voor mij". Ik vraag haar wat het verschil is met het lhno, omdat ze zegt dat als elke school zo was als het vormingscentrum, ze dan best wél een hele week naar school zou willen. „Kijk op het lhno werd je strak gehouden. Je mocht niet roken, dus deden we het stie kem. De onderwijzeressen noemden we zuster die, en juf frouw zo. Hier mogen we ze bij de voornamen noemen, terwijl er toch regels zijn. Joh, het is hier hartstikke fijn Als ik haar vraag of ze nog van plan is te solliciteren. „Ik weet het niet. Als je vertelt dat je twee dagen naar het vormingscen trum moet, dan hebben ze eigen lijk wemig aan je. Wat kan ik nu eigenlijk ook". Vormingsleidster Riet zegt als ik bel om te vragen of er wel meer jongens en meisjes van wege het twee dagen verplicht naar het vormingscentrum gaan, worden ontslagen: „Ja le gio. Die kindereen komen net van school en weten vaak zelf niet hoe het nu precies met die partiële leerplicht zit. Ik moet overigens zeggen dat de voor lichting hierover op het lhno slecht is". „Maar dat chefs van bedrijven durven beweren dat ze niets van die regelingen afweten. De kranten staan er toch vol van. Nee ze ontslaan die jongeren, bijvoorbeeld Antoinette, met het smoesje dat ze niet geschikt is voor de kassa, terwijl ze alleen maar willen dat die jongeren vier in plaats van drie dagen in de week komen werken". MIEKE NUIJEN In het leger van 207.000 werklozen, sukkelt ook een steeds groter wor dende groep jongeren mee. Eind september werden er al 27.000 gere gistreerd, waarvan 15.000 jongens en 12.360 meisjes beneden de 19 jaar. In de leeftijdsgroep van 19 tot 22 jaar zijn de werkloos- heidsprocenten ook on rustbarend. Was er van die groep 6% in 1968 werkloos, nu is dat aantal gestegen tot 10%. reden genoeg om eens met een aantal werkloze jongeren te gaan praten. Over de oorzaak van hun werkloos zijn; hoe ze hun dagen doorbrengen; en welke veranderingen het niet- werken in hun leven te weeg heeft gebracht. Uit de Boemerang van het NVV: - werkloosheid is niet normaal". Je Hele opvoeding, het hele on derwijs is erop gericht dat je een produktie moet gaan leveren. Aan je be roep wordt erg veel waarde gehecht. Als !e iemand tegenkomt dan vragen ze niet: „Wie ben je"? maar; „Wat doe je". Jongeren, ongeschoold; met een voortgezet lagere beroepsopleiding; hoger beroepsonderwijs of dj die om andere redenen, bijvoorbeeld vanwege hun verblijf -ooit- in een psychiatrische inrichting, niet aan de slag konden komen, laten we in een se rie van vijf aan het woord. LITERAIRE Dag'75: zater dag 22 nov. in De Effenaar, Eindhoven. Prijsuitreiking poe- zie/proza prijsvraag jongeren; verder Poëzie Hardop o.l.v. Huub Oosterhuis; Schoolkran ten Werken met woorden en Zelf drukken - drie werkwin kels - en expositie Reizende Bladen. DRIE maanden (vanaf nov.) bij Cosa, Oude Delft 183b, Delft, expositie met werk van 14 kun stenaars o.a. Marijke van Vlaar- dingen, Anne Westgeest, Joanna Yaban, Lucien den Arend, Nel v.d. Maaden. TWINTIG personen uit 11 landen krijgen eremedailles voor hun verdiensten bij behoud' van burchten en kastelen. Voor Nederland worden deze te Va duz uitgereikt aan Peter Roov- ers, kasteel Heyen en gemeente Zeist, Zeister Slot. DUIZEND jaar oude weefsels uit het Inca-rijk en emaille plas tieken van Gerard van der Lin den t.m. 16 nov. in galerie „In de di-ye Swaentjes" Oisterwijk. AKKE Sins, grafiek en Henk Groenhuis keramiek, t.m. 15 nov. in galerie Den Oijevaar, Oirschot. HEDENDAAGSE grafiek uit Sovjet-Unie tot 23 nov. in Van Reekum galerie Apeldoorn. PAUL Huf, film en fotografie tentoonstelling (o.a. nieuwe film over Carel Willink) in Singer- museum, Laren, van 2-30 nov. HERMAN van Veen vierde triomfen in Hamburg. Weken lang van te voren uitverkocht; extra voorstelling. Alleen Fitz gerald en Minelli overkwam dit, schreef de pers. KENTERING 1: De dichter- prozaïst Jac van Hattum werd 75 jaar. Daarom een inter view van Jan Willem Overeem, gemaakt bij zijn 70e verjaardag! „De paus was zo moe, dat hij besloot tolerant te worden", zo begint één van de religieus ge tinte „Sprookjes voor de veran dering" door Otto Dijk. Hans Krijt vertaalde uit het Tsje chisch een verhaal van Ota Pa vel: „In dienst van Zweden" uit de bundel „De dood van de mooie herten", die binnenkort bij Strengholt verschijnt. In de Kroniek van het Theater houdt Jan Willem Overeem een plei dooi voor een volwaardige er kenning van het poppenspel tus sen toneel, opera, dans, mime, muziek en beeldende kunst. Wim Hazeu bekijkt hoe (on)zorgvuldig recensenten te werk gaan. Is literatuuronder wijs he stiefkind bij mavo- onderwijs? vraagt Anneke Reitsma zich af. Zij toont aan dat dit afhankelijk is van de do cent voor de klas. Verder in deze aflevering o.a. nog poëzie van Frans Jozef Degenhardt en Wim Hazeu. (Kentering, Badhuisweg 232, Den Haag). De kubistische studie van de schilder Pieter Mondriaan, die de naam van Naakt 1912 (Seu- phor) of Duinen en zee 1912 (ca- tai. Den Haag '66) kreeg, heeft steeds op haar kop gehangen. Wanneer je haar omdraait is ze noch een naakt, noch duinen, maar een kubistische Piëta, ge ïnspireerd door de Piëta van Vil- leneuve lès Avignon in het Lou vre, waarvan hij in 1912 in op dracht een kopie maakte. Dat zegt de heer J. Harthoorn uit Haarlem, die voor intimi een boekje schreef met de titel MONDRIAAN BIJ NADER IN ZIEN. Dit voorbeeld is geen grapje van hem, maar een illus tratie van het feit, dat zijns in ziens de beeldtaal van de grote Mondriaan tot op heden nogal eenzijdig en daardoor verkeerd begrepen is. Hoe komt Harthoorn aan deze - en nog vele andere wijsheden - over Mondriaan? „Het is niel mijn verdienste, dat ik ovei Mondriaan schrijf", zegt hi tegen me, „maar wel, dat ik d< vier jaar geleden gestorven ir A.P. van den Briel aan het pra ten en schrijven heb gekregen" Van den Briel is veertig jaar on afgebroken een hechte vrient Het komt weinig voor dat j een roman onder ogen krijg waarin de thema's liefde, ziekt en dood zo fascinerend zijn ver weven tot één geheel als in he nieuwe werkstuk van Adriaai van der Veen: In Liefdesnaar (Querido, 284 pag. 27.50 Zeldzaam indringend geschre ven, onomwonden en oprech en het is een openbaring te con stateren dat Van der Veens po ging om de perfecte romanvorr te benaderen inderdaad gestalt heeft gekregen. Laat ik maa eens gaan uitleggen waarom zij naam in het rijtje „prulschri; vers" geschrapt dient te wordei Al ligt het iets genuanceerde grofweg komt het verhaal nee °P een driehoeksverhoudir tussen een professor in „creatie writing", een goede vijftige zijn vrouw Mini die na een lai s'epende ziekte uiteindeli; sterft en het buurmeisje Angel twintig jaar jonger dan profe sor Vernon, huisvriend en b vendien studente.;Zij is het d

Krantenbank Zeeland

de Vrije Zeeuw | 1975 | | pagina 20