AMSTERDAM-700
PARTIELE LEERPLICHT DOET
VEEL JONGEREN DE DAS OM
Mondriai
vrl^
Ult"
vrir
uit
Amsterdam 700 jaar. Al vanaf de
jaarwisseling wordt dat feest gevierd.
De Amsterdamse kranten hebben ero
ver geschreven. Alle oude clichés zijn
weer eens opgepoetst, oude prenten
herdrukt, nieuwe liedjes geschreven.
Amsterdam roert de trom. Een onzer
redacteuren, van huisuit Haarlemmer
en dus een buurman van de Amster
dammers, heeft een eigen kijk op het
feestje bij de buren. Een druppel tegen
gif in een oceaan van bla-bla en retteke-
tet.
Groter
Cultus
Gesprekken
met werkloze
jongeren I
Geen geld
Schamen
Studeren
ijdschrift
W \J
Voorbarig
fubileuiH
van een kostbare stad
Voor de gewone man wordt de grauwheid van zijn buurt niet verjaagd door wat flarden confetti.
Maandag is het zover. Dan krijgen de elfduizend zieke en
bedlegerige Amsterdammers een bloemetje of een mandje
fruit van hun stadsbestuur, 's Middags komt Hare Majesteit
de Koningin persoonlijk naar de Hoofdstad des Rijks om er
een voor duur geld van top tot teen gerestaureerd Historisch
Museum te openen, 's Avonds stralen de lichtjes in de ronde
Evangelisch-Lutherse kerk aan het Singel; allang geen kerk
meer, maar na een verkoopruimte voor kampeerartikelen te
zijn geweest nu het uitgelezen trefpunt voor alles wat Am
sterdam sinds de tweede wereldoorlog aan regenten en re
gentendom heeft opgeleverd en dat is, als men de vele wisse
lingen van burgemeesters, wethouders en raadsleden in
aanmerking neemt, kwantitatief in elk geval heel wat.
Amsterdam viert immers
feest. Maandag is het de officiële
dag dat de stad zeven eeuwen
geleden van Floris de Vijfde het
recht kreeg aan de Amstel tol te
heffen. Op zichzelf al een merk
waardig feit, want de betrek
kingen tussen Gijsbrecht van
Amstel en „der keerlen god" wa
ren verre van hartelijk. Een eer
ste teken dat, als 't om geld ver
dienen ging, de Amsterdammers
niet zo nauw keken.
Op zichzelf betekende die tol-
brief nog niet zo heel veel.
Stadsrechten hield die in elk ge
val niet, de Amsterdammers
hebben er zelfs tot 1306 op moe
ten wachten. Heel wat andere
steden lagen in dat opzicht ver
voor: Zutphen in 1190, Geer-
truidenberg in 1213, Middel
burg in 1217, Haarlem in 1245
om er maar enkele te noemen.
Zich waarschijnlijk bewust
van een wisselvallige en onze
kere toekomst hebben de regen
ten van het huidige Amsterdam
maar niet het risico genomen
nog eenendertig jaar met hun
festiviteiten te wachten. Sinds
de eerste januari van dit jaar is
het Comité Amsterdam 700 ferm
aan het ralleballen geslagen,
waarbij overheid en bedrijfsle
ven niet op een dubbeltje heb
ben gekeken. Er is voor rond tien
miljoen gulden zeepbellen ge
blazen en schuim geklopt en als
we de plaatselijke bladen uit
Amsterdam goed hebben begre
pen hebben de inheemsen zich
opperbest vermaakt. Met uit
zondering van de letterlijk
grootscheepse manifestatie
„Sail Amsterdam" - waarbij
niet duidelijk is of de Engelse
vertaling dan wel de Amster
damse uitspraak van „Zeil" is
bedoeld - droeg het programma
het genoeglijke en onschuldige
karakter van de volksvermaken
die men hier en daar nog wel op
het onbedorven platteland kan
aantreffen.
Het zou ons niet verbazen als
het Comité Amsterdam 700 als
verontschuldiging voor de huis
bakkenheid van het geboden
programma - dat dan ook be
paald geen jumbo's vol reikhal
zende vreemdelingen heeft aan
getrokken - zou aanvoeren dat
tien miljoen de wereld niet is.
Men moet toegeven: in Amster
dam is men gewend met royalere
bedragen te werken. Even een
blik in de gemeentebegrotingen
van de laatste zeven jaar. In
1969 104 miljoen te kort, in 197 0
101 miljoen, in 1972 een meeval
ler: slechts 89 miljoen, in 1972
gaat het gelukkig weer crescen
do: 102 miljoen, in 1973 154 mil
joen, in 1974 226 miljoen, dit
jaar een schijnbare terugval
naar 98 miljoen, schijnbaar om
dat de vermindering uitsluitend
wordt veroorzaakt door het feit
dat de minister van Verkeer en
Waterstaat bereid is de tekorten
van de Amsterdamse gemeente
tram voor rijksrekening te ne
men. Voor het volgend jaar
wordt de trend weer opgepakt:
geraamd tekort 112 miljoen gul
den. Bij elkaar is dat een dik mil
jard, zéker als men de nog niet
vastgestelde bijdragen voor de
tram meerekent. Een aardig
sommetje voor een tijdvak dat
slechts een honderdste van de
jubileumjaren omvat.
Daarmee zijn we er overigens
nog lang niet. Wie denkt, als het
over openbaar vervoer en falend
stadsbestuur gaat, niet aan het
ondergrondse paradepaardje,
de metro? In 1969 nog geraamd
voor een bedrag van 405 mil
joen, in 1975 naar optimistische
schattingen de negenhonderd
miljoen, maar nog lang niet het
eindpunt naderende. Niet alleen
om Amsterdam te laten bestaan,
zelfs om het bereikbaar te hou
den moeten de dierbare rijksge
noten zich wel het een en ander
getroosten. Dat is een opgave die
niet van vandaag of gisteren da
teert. In 1824 moest de haven
van Amsterdam, die nu eenmaal
aan de verkeerde kant van de
grote zeewegen ligt, voor onder
gang worden behoed door het
graven van het Noordhollands
kanaal. Al vijftig jaar later bleek
dat een misgreep, dus dan de
duinen van Kennemerland maar
opgeofferd en doorgestoken
naar de Noordzee. De eerste
sluis was al gauw te klein, dus
werd een tweede, grotere ge
bouwd. Alweer te benepen ge
zien, zodat in 1928 voor de derde
keer, opnieuw sluizen met veel
officieel vertoon werden ge
opend. Het waren destijds de
grootste van Europa, dat stond
tenminste in de schoolboekjes.
Maar het kanaal bleef het ka
naal, dus beperkt in zijn capaci
teit. Geen nood: in 1963 begon
Rijkswaterstaat aan een gigan
tisch karwei. Dag en nacht rol
den de steentreinen uit de Ar
dennen naar de pieren van IJ-
muiden, die tenslotte drie kilo
meter in zee staken. Het kanaal
werd tot 160 meter verbreed, een
lineaal van water die Noord-
Holland landschappelijk in
tweeën sneed. Kosten: honderd
miljoen.
Niet dat Amsterdam daarmee
tevreden was. Inmiddels ging
het licht op groen voor het gra
ven van de Hemtunnel, zodat de
oude spoorbrug de zeeschepen
niet meer kan hinderen. Sterker
nog: dat de Amsterdamse wer
ven schepen kunnen bouwen tot
driehonderdduizend ton. Dat
zijn die schepen waarmee de
markt allang overvoerd is, zoals
het Rijn-Schelde-Verolme-
concern zich maar al te goed
bewust is. Kosten van de opera
tie Hemtunnel: 350 miljoen gul
den. Daarmee zijn we er niet.
Een kanaal blijft immers maar
een kanaal. Dus is jongste doel
van Amsterdams streven de aan
leg van een beschutte voorhaven
in IJmuiden. Dat de buurge
meente Velsen, op wier territoir
die voorziening gesticht zou
moeten worden, daar uit
milieu-overwegingen helemaal
niet happig op is, mag niet hin
deren. De kosten zijn in elk ge
val berekend: 503 miljoen, in
guldens van 1974. De zestig mil
joen voor de betering van de vol
strekt kunstmatige verbinding
met de Rijn vallen daarbij in het
niet.
Tegenover zulke geweldige
bedragen, op te brengen door de
belastingbetalers van Cadzand
tot Roodeschool en van Vaals tot
Vlieland, moeten natuurlijk
overeenkomstige nationale be
langen staan. Maar die cijfers
zijn heel wat bescheidener. Als
gevolg van de kostbare kanaal
verbreding werd in 1969 voor
het eerst een omzet aan goede
renvervoer van twintig miljoen
ton gehaald. Daarop trad een
stabilisatie in. Rotterdam daar
entegen bleef tot en met 1973
stijgen en bereikte een goede
renomvang van driehonderd
miljoen ton. De haven van Ant
werpen slaat altijd nog vier keer
zoveel om als die van Amster
dam.
Wie over deze met zoveel zorg
in stand gehouden kunstmatig
heden nadenkt, wordt allicht ge
troffen door het geheel kunst
matige ontstaan van de jubile
rende stad. Van oudsher wekte
de weke en waterige grond de
verbazing der bezoekers. Ge
makkelijk kon men zien dat de
straten en erven met allerlei
stoffen opgehoogd waren. In de
oude Hollandse maten: drie voe
ten klei, daarna tien of elf voeten
veen en daaraan een pijpaar-
dachtige stof, nog lichter dan
water, zodat wanneer die derrie
zich van het veen losmaakte, zij
ging drijven, want Amstelland
had overal water onder zich.
Is het die kledderige bodem-
stuctuur geweest, die ook in po
litiek opzicht de stad een steeds
zwalkend, onstandvastig en
schipperend beleid heeft doen
voeren, de na de oorlog wellicht
wat al te spontaan verleende
wapenspreuk ten spijt? Zal de
koningin maandagmiddag, als
ze het Historisch Museum van
de stad opent, zich herinneren
dat Amsterdam pas in 1578, als
laatste Hollandse stad, de zijde
van haar stamvader koos? Zal
zij zich herinneren dat het Am
sterdam was dat in 1652 stad
houder Willem II de voet dwars
zette en pas na twintig jaar
stadhouderloos tijdperk geen
vleierij te karakterloos vond om
Willem de Derde in het ramp
jaar 1672 te smeken om zich toch
vooral tot het laatst tegen de
Fransen te verzetten?
De stad, die naar Vondels
woorden, „als Keizerin de
Kroon draagt van Europa", was
toen alweer op haar retour. En
haar opkomst had ze er goed
deels aan te danken dat de Zui
delijke Nederlanden stevig in
Spaanse handen bleven. De stad
zelf kreeg trouwens een stevige
economische injectie door de
toevloed van uitgeweken Bra
banders en Vlamingen. Aan Am
sterdam heeft 't niet gelegen dat
er, pas na eeuwen een Benelux
zou ontstaan, het heeft de stad
houders Maurits en Frederik
Hendrik tegengewerkt waar het
kon om te verhinderen dat Ant
werpen als vrije Nederlandse
stad zijn oude plaats zou herne
men. De befaamde burgemees
ter Andries Bicker ging er daar
bij niet op achteruit. Hij leverde
de koning van Spanje een vloot
in de Middellandse Zee, voorzag
Duinkerken en Oostende van
kruit en lood en bracht een paar
miljoen over naar de Spaanse
Nederlanden opdat men daar de
Spaanse bezettingstroepen zou
kunnen betalen.
Dergelijke praktijken verhin
derden niet dat de Amsterdam
mers het aanzien van hun stad
voortdurend koesterden. De
hierboven geciteerde lofzang
van Vondel is een voorbeeld van
een poëtische cultus, die tot op
de dag van vandaag heeft stand
gehouden. Meer uiterlijk praal
schuwden ze evenmin, die
hoofdstedelingen met een jtji
beperkte roeping. In 1489 be.1
roemden ze zich erop dat ze tod I
maar de rooms-koninklijt I
kroon van Maximiliaan vel
Oostenrijk in het
mochten voeren. Conrad Busks I
Huet merkte smalend op dat kt I
overbekend was dat de Amstet
dammers gebruik hadden f
maakt van de gevoeligheid vel
een vorst die voortdurend o; I
zwart zaad zat: „Zoals de eerst I
de beste pruikenmaker in eet I
hofstad zich hofleverancier mag I
noemen".
Het is best mogelijk dat kt I
zijn van een stad van koophai l
del meer dan van industrie An-1
sterdam dat parvenu-ai
trekje heeft gegeven, f
zeggen dat dit wei wordt vei-1
goed door de Amsterdamse hs I
mor, die vooral het kenmerk vir. I
de tramconducteurs zou zijn. Et I
tramconducteurs zijn
uitgestorven, dus die stelling I
onbewijsbaar geworden. Wil I
weten we uit Nederlands meeü I
nationale boek, de Camera 01-1
scura, dat Nurks uit Amsterdam I
kwam. De schets waarin hij op-1
treedt heet dan ook „Een onaar-1
genaam mens in de Haarlemme
Hout". En de enige aardige f
genbestuurder van de Amste-
damse tram die wij
meemaakten, was een Surina-1
mer. Hij stuurde zijn verliesge-1
vend voertuig met een brede I
glimlach over de rails en hado: I
zijn blanke rijksgenoten voor I
dat hij de toeristen tenminste in I
vloeiend Engels de weg konwi; I
zen. Misschien dat de Bijlmer-
expres jubilerend en zieltogen: I
Amsterdam die nieuwe impu-
sen kan geven die voor de eerst
volgende zeven eeuwen nodig
zijn. Daarmee zou de geschiedt-1
nis zich slechts herhalen. Wart I
ook de bloei uit het verleden was
op immigratie gebaseeid.
JOOP BARTMAk I
Op de dag dat we een afspraak hebben belt ze 's morgens vroeg op.
Of ik in plaats van het afgesproken tijdstip 's middags, 's ochtends
lang kan komen. „Ik wil de eerste les stenografie niet missen".
Anoinette, 17 jaar; een aan een stuk door ratelend kruidje roer me
niet. Sinds september jl. werkloos. Vers van de L.H.N.O., als cas-
sière bij een zelfbedieningszaak begonnen. De job duurde al met al
44 dagen. Toen werd ze ontslagen. „Ze dachten op m'n werk dat ik
één dag naar het vormingscuntrum hoefde. Het bleken twee dagen
te zijn".
„Na de lagere school ben ik
naar het LHNO (lager huis-
houd- en nijverheidsonderwijs)
gegaan. Na de brugklas deed ik
de kantooropleiding. Daarna
nog een jaar de huishoudrich-
ting. Ik vond mezelf nog te jong
om meteen te gaan werken. Toen
ik dit jaar van het LHNO af
kwam - ik was gezakt voor het
huishouddiploma en had geen
zin om het overnieuw te doen -
wilde ik een kantoorbaan heb
ben. Dat leek me nou hartstikke
fijn. Enfin, ik solliciteerde bij de
PTT en de Zonnebloem en bij
nog zo wat kantoren. Iedere keer
werd ik niet aangenomen. Ze
vragen Mavo, of je moet 18 jaar
oud zijn, of je wordt niet aange
nomen omdat je nog naar het
vormingsinstituut moet."
„Eindelijk. Ik werd aangeno
men bij een zelfbedieningszaak
als cassière. Ik kreeg het mini-
munloon uitbetaald, f 479,-
netto per maand." „Toen ik
veertien dagen gewerkt had,
kreeg ik m'n twee weken vakan
tie die ik van tevoren al had be
sproken, doorbetaald. Dat was
wel sympathiek. Ze wilden wèl
dat ik vier dagen in de week zou
werken. In augustus kwam er
echter een brief van het vor
mingscentrum voor werkende
jongeren, waarin stond dat ik
twee dagen naar het instituut
moest. Ze kijken namelijk niet
naar je leeftijd - ik ben nu zeven
tien - maar naar het aantal leer
jaren dat je hebt gehad. Ik had er
maar tien, vandaar die twee da
gen." „Het kwam er op neer dat
ik én twee dagen naar het insti
tuut moet én vier dagen werken,
terwijl ik ook recht had op een
vrije dag. Dat wist ik toen nog
niet, maar dat zei Riet, onze
vormingsleidster."
„Dus op een vrijdag zeg ik
tegen mijn chef „Morgen kom
ik niet". Nou, daar was ie kwaad
over. hij zegt tegen mij: „Als jij
profijt kan trekken dan kan ik
het ook. Je betaalt die veertien
dagen vakantie maar terug."
„Enfin, de volgende week, op
een dinsdag krijg ik een seintje
dat ik me bij de chef moet mel
den. Een collega zegt nog tegen
me: „Hey, je moet zeker op het
matje kómen". Ik naar boven.
„Ja, zegt die chef, ja ja". Ik: „Zeg
maar wat er aan de hand is
Zegt mijn chef; „Ik weet niet
waar ik moet beginnen, maar u
kunt de kassa niet goed aan. Ik
wil niet zeggen dat je de klanten
niet goed helpt, of de bonnen
niet goed uitschrijft. In ieder ge
val, laten we het zo stellen: Dit is
je laatste week geweest."
„Ik weet bijna zeker dat mijn
ontslag te maken had met het
feit dat ik twee dagen naar het
vormingscentrum moest. Maar
ja, dat gaf hij niet toe". „Ik weet
wel dat er een ander meisje was.
Negentien jaar oud was ze. Zij
liep, toen ik er werkte in de ww
en viel voor mij in als ik er niet
was. Na mijn ontslag is zij, voor
mij in de plaats voor hele dagen
aangenomen.
„Nou, ik had goed een brok in
mijn keel hoor, toen ik mijn ont
slag kreeg. Dat wilde ik bij mijn
chef niet laten merken, maar
toen ik thuiskwam en het tegen
mijn ouders moest vertellen, be
gon ik wél te huilen. Mijn vader
troostte me en zei dat ik er toch
ook niets aan kon doen".
„Het erge bij mijn ontslag was
nog dat ik eigenlijk geen recht
had op een ww-uitkering. Je
moet dan namelijk minstens 65
dagen hebben gewerkt en ik had
maar 44 dagen gemaakt".
Hoe vond je dat werk als cas
sière?
„Eerlijk gezegd. Ik voelde me
net een vogel in een kooitje. Je
had een lang stuk toonbank, en
daarachter een schot. Daar zat
ik in. Soms was er wel eens niets
te doen. Daarom nam ik de tele
foon op als ie rinkelde. Want van
alleen maar achter de kassa zit
ten, leer je ook niets bij. Maar ja,
ik mocht dat kassahok eigenlijk
niet uit". Onder mekaar was het
wel gezellig".
Ik verveel me. Tegenwoordig
ga ik daarom 's middags maar
eens naar een getrouwde neef. -
Ze lacht. - Dan pleit ik 'm. Ik heb
het thuis best naar mijn zin,
daar niet van, maar ik moet er
gewoon tussen uit".
Na een paar weken zonder
geld ben ik met de vormingsleid
ster gaan praten, want ik bracht
thuis helemaal niets binnen.
Mijn vader zei: „Je moet toch te
eten hebben en kleren kunnen
kopen. Toen zei Riet, dat is onze
vormingsleidster, dat ik naar
het arbeidsbureau moest gaan
om me als werkzoekende te la
ten inschrijven."
„Toen ik daar kwam, stond
het er stampend vol van de men
sen. Ik dacht: Hier maak ik ook
weinig kans. Het arbeidsbureau
adviseerde me,met al mijn pape
rassen naar de bedrijfsvereni
ging op de Wilhelminasingel te
gaan. Ondertussen hadden mijn
ouders er ook de zenuwen van
dat ik geen werk had. Kijk, mijn
vader werkt al drie jaar niet,
mag ie niet meer, vanwege een
krik in zijn rugwervels en een
versleten heup. Mijn broer stu
deerde en mijn moeder werkte
erbij om een beetje rond te ko
men. Ze kregen voor mij alleen
maar kinderbijslag voor twee
dagen per week. En dat was veel
te weinig. Toen heb ik wel eens
gedacht. Was ik maar op school
gebleven. Maar ik wilde hele
maal niet meer verder leren. Ik
wilde naar kantoor".
„Gelukkig die ww-uitkering
kwam voor elkaar. En nou doe ik
samen met mijn vader, het huis
houden". „In het begin vond ik
dat hartstikke leuk om te doen.
Ik werkte de hele dag. Nam me
voor: morgen doe ik de keuken;
vrijdag doe 'k de kamer. Maar na
een week had ik er al weinig zin
meer in.
„Of ik het vervelend vond om
te zeggen dat ik in de ww. liep?
Nou en of. Ik schaamde me er
voor. Daarom zei ik het in het
begin tegen niemand. Wat niet
weet wat niet deert, zeg ik maar.
Ik deed een keertje boodschap
pen, vraagt de winkeljuffrouw:
„Goh, ben je vrij vandaag?"
Toen antwoordde ik maar wat.
Jé bent bang dat ze denken:
„Daar zal wel iets mee aan de
hand zijn, dat zij ww. trekt". Ik
ben altijd bang dat mensen er
gens profijt van gaan trekken.
Nee dan heb ik liever dat men
sen er de draak mee steken. Dan
voel ik me niet zo opgelaten. Ik
vind het erg als de mensen den
ken dat ik te lui ben om wat te
doen. Nou vind ik het niet meer
zo erg om het te zeggen".
„Mijn moeder heeft wel tegen
me gezegd: Waarom ga je niet
naar de Inas-opleiding? Er zeg
gen er wel meer: „Voor kan
toorwerk ben jij geen type. Ik
weet wel, mijn mond staat niet
stil. Je merkt het zelf. Als je met
mij begint te praten, dan krijg je
er geen speld tussen. Maar ik wil
nu eenmaal naar kantoor. Als je
de Inas doet, krijg je later zoveel
mee te maken. Nee, dat is niets
voor mij".
Ik vraag haar wat het verschil
is met het lhno, omdat ze zegt
dat als elke school zo was als het
vormingscentrum, ze dan best
wél een hele week naar school
zou willen.
„Kijk op het lhno werd je
strak gehouden. Je mocht niet
roken, dus deden we het stie
kem. De onderwijzeressen
noemden we zuster die, en juf
frouw zo. Hier mogen we ze bij
de voornamen noemen, terwijl
er toch regels zijn. Joh, het is
hier hartstikke fijn
Als ik haar vraag of ze nog van
plan is te solliciteren. „Ik weet
het niet. Als je vertelt dat je twee
dagen naar het vormingscen
trum moet, dan hebben ze eigen
lijk wemig aan je. Wat kan ik nu
eigenlijk ook".
Vormingsleidster Riet zegt als
ik bel om te vragen of er wel
meer jongens en meisjes van
wege het twee dagen verplicht
naar het vormingscentrum
gaan, worden ontslagen: „Ja le
gio. Die kindereen komen net
van school en weten vaak zelf
niet hoe het nu precies met die
partiële leerplicht zit. Ik moet
overigens zeggen dat de voor
lichting hierover op het lhno
slecht is".
„Maar dat chefs van bedrijven
durven beweren dat ze niets van
die regelingen afweten. De
kranten staan er toch vol van.
Nee ze ontslaan die jongeren,
bijvoorbeeld Antoinette, met
het smoesje dat ze niet geschikt
is voor de kassa, terwijl ze alleen
maar willen dat die jongeren
vier in plaats van drie dagen in
de week komen werken".
MIEKE NUIJEN
In het leger van 207.000
werklozen, sukkelt ook
een steeds groter wor
dende groep jongeren
mee. Eind september
werden er al 27.000 gere
gistreerd, waarvan 15.000
jongens en 12.360 meisjes
beneden de 19 jaar. In de
leeftijdsgroep van 19 tot
22 jaar zijn de werkloos-
heidsprocenten ook on
rustbarend. Was er van
die groep 6% in 1968
werkloos, nu is dat aantal
gestegen tot 10%. reden
genoeg om eens met een
aantal werkloze jongeren
te gaan praten. Over de
oorzaak van hun werkloos
zijn; hoe ze hun dagen
doorbrengen; en welke
veranderingen het niet-
werken in hun leven te
weeg heeft gebracht.
Uit de Boemerang van
het NVV: - werkloosheid
is niet normaal". Je Hele
opvoeding, het hele on
derwijs is erop gericht dat
je een produktie moet
gaan leveren. Aan je be
roep wordt erg veel
waarde gehecht. Als !e
iemand tegenkomt dan
vragen ze niet: „Wie ben
je"? maar; „Wat doe je".
Jongeren, ongeschoold;
met een voortgezet lagere
beroepsopleiding; hoger
beroepsonderwijs of dj
die om andere redenen,
bijvoorbeeld vanwege
hun verblijf -ooit- in een
psychiatrische inrichting,
niet aan de slag konden
komen, laten we in een se
rie van vijf aan het woord.
LITERAIRE Dag'75: zater
dag 22 nov. in De Effenaar,
Eindhoven. Prijsuitreiking poe-
zie/proza prijsvraag jongeren;
verder Poëzie Hardop o.l.v.
Huub Oosterhuis; Schoolkran
ten Werken met woorden en
Zelf drukken - drie werkwin
kels - en expositie Reizende
Bladen.
DRIE maanden (vanaf nov.)
bij Cosa, Oude Delft 183b, Delft,
expositie met werk van 14 kun
stenaars o.a. Marijke van Vlaar-
dingen, Anne Westgeest, Joanna
Yaban, Lucien den Arend, Nel
v.d. Maaden.
TWINTIG personen uit 11
landen krijgen eremedailles
voor hun verdiensten bij behoud'
van burchten en kastelen. Voor
Nederland worden deze te Va
duz uitgereikt aan Peter Roov-
ers, kasteel Heyen en gemeente
Zeist, Zeister Slot.
DUIZEND jaar oude weefsels
uit het Inca-rijk en emaille plas
tieken van Gerard van der Lin
den t.m. 16 nov. in galerie „In de
di-ye Swaentjes" Oisterwijk.
AKKE Sins, grafiek en Henk
Groenhuis keramiek, t.m. 15
nov. in galerie Den Oijevaar,
Oirschot.
HEDENDAAGSE grafiek uit
Sovjet-Unie tot 23 nov. in Van
Reekum galerie Apeldoorn.
PAUL Huf, film en fotografie
tentoonstelling (o.a. nieuwe film
over Carel Willink) in Singer-
museum, Laren, van 2-30 nov.
HERMAN van Veen vierde
triomfen in Hamburg. Weken
lang van te voren uitverkocht;
extra voorstelling. Alleen Fitz
gerald en Minelli overkwam dit,
schreef de pers.
KENTERING 1: De dichter-
prozaïst Jac van Hattum werd
75 jaar. Daarom een inter
view van Jan Willem Overeem,
gemaakt bij zijn 70e verjaardag!
„De paus was zo moe, dat hij
besloot tolerant te worden", zo
begint één van de religieus ge
tinte „Sprookjes voor de veran
dering" door Otto Dijk. Hans
Krijt vertaalde uit het Tsje
chisch een verhaal van Ota Pa
vel: „In dienst van Zweden" uit
de bundel „De dood van de
mooie herten", die binnenkort
bij Strengholt verschijnt. In de
Kroniek van het Theater houdt
Jan Willem Overeem een plei
dooi voor een volwaardige er
kenning van het poppenspel tus
sen toneel, opera, dans, mime,
muziek en beeldende kunst.
Wim Hazeu bekijkt hoe
(on)zorgvuldig recensenten te
werk gaan. Is literatuuronder
wijs he stiefkind bij mavo-
onderwijs? vraagt Anneke
Reitsma zich af. Zij toont aan
dat dit afhankelijk is van de do
cent voor de klas. Verder in deze
aflevering o.a. nog poëzie van
Frans Jozef Degenhardt en Wim
Hazeu. (Kentering, Badhuisweg
232, Den Haag).
De kubistische studie van de
schilder Pieter Mondriaan, die
de naam van Naakt 1912 (Seu-
phor) of Duinen en zee 1912 (ca-
tai. Den Haag '66) kreeg, heeft
steeds op haar kop gehangen.
Wanneer je haar omdraait is ze
noch een naakt, noch duinen,
maar een kubistische Piëta, ge
ïnspireerd door de Piëta van Vil-
leneuve lès Avignon in het Lou
vre, waarvan hij in 1912 in op
dracht een kopie maakte. Dat
zegt de heer J. Harthoorn uit
Haarlem, die voor intimi een
boekje schreef met de titel
MONDRIAAN BIJ NADER IN
ZIEN. Dit voorbeeld is geen
grapje van hem, maar een illus
tratie van het feit, dat zijns in
ziens de beeldtaal van de grote
Mondriaan tot op heden nogal
eenzijdig en daardoor verkeerd
begrepen is.
Hoe komt Harthoorn aan deze
- en nog vele andere wijsheden -
over Mondriaan? „Het is niel
mijn verdienste, dat ik ovei
Mondriaan schrijf", zegt hi
tegen me, „maar wel, dat ik d<
vier jaar geleden gestorven ir
A.P. van den Briel aan het pra
ten en schrijven heb gekregen"
Van den Briel is veertig jaar on
afgebroken een hechte vrient
Het komt weinig voor dat j
een roman onder ogen krijg
waarin de thema's liefde, ziekt
en dood zo fascinerend zijn ver
weven tot één geheel als in he
nieuwe werkstuk van Adriaai
van der Veen: In Liefdesnaar
(Querido, 284 pag. 27.50
Zeldzaam indringend geschre
ven, onomwonden en oprech
en het is een openbaring te con
stateren dat Van der Veens po
ging om de perfecte romanvorr
te benaderen inderdaad gestalt
heeft gekregen. Laat ik maa
eens gaan uitleggen waarom zij
naam in het rijtje „prulschri;
vers" geschrapt dient te wordei
Al ligt het iets genuanceerde
grofweg komt het verhaal nee
°P een driehoeksverhoudir
tussen een professor in „creatie
writing", een goede vijftige
zijn vrouw Mini die na een lai
s'epende ziekte uiteindeli;
sterft en het buurmeisje Angel
twintig jaar jonger dan profe
sor Vernon, huisvriend en b
vendien studente.;Zij is het d