WOONRADEN BEHEREN AL1LIES
GARANTIE-INSTITUUT WONINGBOUW:
tf
Gereed'
schap
Wie een eigen huis wil ko
pen, kan in een zee van el
lende verzeild raken. De mo
gelijkheden om te stranden
zijn talloos. Vooral als men
een beunhaas inschakelt.
Geld weg. Huis niet af. Huis
wel af maar slecht gebouwd.
Bouwondernemer failliet.
Huis veel te laat gereed. Huis
wordt duurder dan gedacht.
Enzovoort. Enzovoort.
De gevolgen kunnen cata
strofaal zijn, waarmee niet
gezegd is, dat de koop van
een huis per definitie een
ramp kan betekenen.
Een mogelijkheid om dit te
voorkomen is het onlangs
geboren Garantie-Instituut
Woningbouw. Dit instituut
biedt voordelen aan op
drachtgever en bouwer, en
ook de gemeente waar het
huis in komst is er dikwijls
mee gebaat.
Het Garantie Instituut wil
kortweg gezegd een degelij
ke, vertrouwensvolle relatie
bevorderen tussen bouwon
dernemer en koper. De
bouwondernemer die inge
schreven staat, mag een vig
net gebruiken bij zijn aan
biedingen. En dit vignet be
wijst dat hij van goede huize
is.
De koper van zijn kant weet
dan dat hij met een bonafide
firma in zee gaat en dat hij
garanties en waarborgen
verwerft die hem voor een
teleurstelling moeten be
hoeden.
De gemeente, die dikwijls
zich garant moet stellen voor
de hypotheek weet bij een
transactie met een
Garantie-woning dat haar
geld veilig is, en zal zelfs
dikwijls alleen aan bouwers
die lid zijn van de club grond
verkopen.
Huis zonder troubles
De Stichting Garantie-Instituut
Woningbouw is opgericht door
de Vereniging van Nederlandse
Gemeenten, de Consumenten
bond, het Konsumenten Kon-
takt, de Stichting Bouwcen
trum, de Stichting Landelijk
Contact van de Vrouwen Advies
Commissie voor de Woning
bouw en door enkele instellin
gen die het algemeen belang be
vorderen, zoals de Kon. Mij tot
Bevordering der Bouwkunst, de
Bond van Ned. Architecten, en
de Bemiddelende Organen van
de Woningbouw. Wellicht
wordt dit rijtje uitgebreid.
De overheid staat zeer positief
tegenover het instituut. Minis
ter Gruyters heeft schriftelijk
zijn instemming laten blijken.
Wat doet het Instituut?
De koper van een woning die
onder de waarborg- en garan
tieregeling van het instituut
staat, heeft dan een aantal ze
kerheden:
1 De woningen worden aange
boden op duidelijke wijze; de
verkoopomschrijving voldoet
aan objectieve eisen zoals ge
steld door het instituut.
2 De koop wordt afgesloten aan
de hand van een door het insti
tuut bepaald model.
3 Mocht de bouwondernemer
tijdens de bouw in financiële
moeilijkheden geraken, dan
wordt de koper tot een maxi
mum schadeloos gesteld (hetzij
door een extra uitkering, hetzij
dat hij zijn reeds gestorte geld
plus rente terugkrijgt via een
verzekeraar).
4 De woning moet voldoen aan
standaardgarantienormen van
het instituut en wel voor be
paalde termijnen van 6 maan
den (voor het kleinere spul) tot
10 jaar (voor verborgen gebre
ken).
Mochten koper en bouwer het
niet eens worden, dan doet het
instituut een uitspraak waar
over hoger beroep mogelijk is.
Mocht de bouwondernemer
niet in staat zijn tot het nako
men van zijn garantieverplich
tingen, dan ontvangt de koper
schadeloosstelling van een ver
zekeraar.
„Opdruk"
De bouwondernemer krijgt
door lidmaatschap een soort
opdruk van degelijkheid en be
kwaamheid. waarmee hij zich
sterker op de markt kan presen
teren. Een bouwer mag dan ook
alleen huizen aanbieden die aan
de normen van het instituut
voldoen.
een goed nieuw huis zonder troubles, en dat voor weinig geld extra
De koper krijgt nog meer zeker
heden: tijdens het bouwen wor
den steekproeven genomen door
inspecteurs van het instituut.
Men krijgt kort en goed een huis
zonder troubles, en dat voor een
gering bedrag (voor het Insti
tuut. wel te verstaan).
Het Garantie Instituut hoopt de
gemeenten nu zover te krijgen,
dat zij alleen grond ver
kopen aan instituut
bouwondernemers, waardoor
de beunhazen (die welig tieren
in de bouw) buiten het schip val
len.
Voorzitter van het instituut is ir.
W. F. Schut, voormalig minister
van woningbouw en volkshuis-
vesing. Ir. Schut heeft de naam,
dat hij de kwaliteit van een huis
belangrijker vindt dan het
tempo van bouwen. Directeur is
de heer J. J. A. Berger, ex-
burgemeester van Groningen en
voormalig lid van de. Tweede
Kamer. De heer Berger heeft te
vens hoge posities bekleed bij
het GAK en bij de wereld van de
verzekeringen.
Sedert 1 juni is hij in dienst.
„Ik wil benadrukken dat ieder
het recht behoudt om zijn eigen
bouwondernemer uit te kiezen.
Het instituut biedt sociale ze
kerheid, maar niet in de zin van
mensen, maar voor objecten. De
koper, die wij liever verkrijger
noemen, krijgt niet alleen de ze
kerheid dat hij recht heeft, maar
ook waar hij dat recht kan ha
len. En de zekerheid gaat naar
beide kanten, want ae onder
nemer wordt beschermd tegen
beunhazerij. We hebben ook
vrouwen in het instituut, omdat
mannen met hun geleerdheid
vaak praktische punten over het
hoofd zien. In Engeland bestaat
al een soortgelijke instelling die
goede ervaringen schijnt te
hebben. We hopen nu wel dat de
minister het niet alleen bij
woorden van sympathie laat,
maar dat hij ons ook geld geeft."
Wanneer de eerste huizen met
het stempel van het Garantie In
stituut zullen verschijnen, is
nog niet bekend.
JAN KOESEN
„Net zoals je he( vanzelf
sprekend vindt dat je iets te
zeggen hebt over je eigen
kleding, zo moet je ook over
je huis kunnen beschikken."
Dr. ir. H. Priemus vindt dat
de huisconsument zich in de
luren heeft laten leggen door
een historisch ontstaan, ri
gide systeem waarbij de
zwakkere lees: de mens
zonder centen - er altijd
zwaar bekaaid afkomt ver
geleken bij de machtige.
Hij wil daarom een totale
omwenteling van het sy -
steem, 'n revolutie in volks
huisvesting, en een heel an
dere verdeling van de wo
ningvoorraad.
Dr. Priemus is directeur van
het Instituut voor Volks-
huisvestingsonderzoek van
het R.I.W. (Research Insti
tuut Woningbouw). Hij is
verbonden aan de TH Delft
afdeling Bouwkunde.
„Ik geloof dat een groot deel van
de uniformiteit te maken heeft
met het feit, dat de lakens door
het bouwbedrijf zijn uitgedeeld.
De bewoners hebben geen reele
stem gehad in het kapittel.
We wonen eenvormig. We heb
ben niks te zeggen over ons huis
en nog minder over de directe
omgeving. Door een netweik
van onnatuurlijke regels is ook
de prijs voor het huis grillig, om
niet te zeggen idioot bepaald.
Een huis dat bewoond wordt,
levert bij verkoop maar
20.000,- op. Staat hetzelfde
huis leeg, dan moet het het dub
bele opbrengen.
Het grootste deel van de Neder
landse huizen is „huur' Zelfs in
de Sovjet-Unie hebben de
meeste bewoners een „eigen
huis".
Vroeger was ook in Nederland
het eigen huis de norm. Toen
kwam de industriële revolutie
en daarmee de trek naar de stad.
Het werd niet meer vanzelf
sprekend dat men zijn eigen
huis bouwde of kocht. Woning
bouwbedrijven en woningex-
ploitatiemaatschappijen verre
zen. De stad groeide. De nieuwe
lingen werden in buitenwijken
gestouwd. Het meergezinshuis
en de huurwoning ontstonden.
Winstobject
De woning werd een kapitaal
goed, een winstobject. Daaraan
is zelfs nu nog niet veel veran
derd. De zaak is zelfs verouderd.
Hoge flats bepalen de sky-line.
Bouwers en overheid hebben
zich laten spannen voor het ver-
commercialiseren van bouwen
en wonen. En de consument
heeft zich finaal in de luren la
ten leggen. Ook zij verslijten de
nieuwe trend als modern en ei
gentijds. Men dacht met een na
tuurverschijnsel te maken te
hebben. In Zwitserland heb je
bergen. In de stad heb je flats.
En de gemeentelijke overheid
verhaast het degeneratieproces
van de oude wijken doordat zij
gevoelig blijkt te zijn voor de ei
sen van het gemotoriseerd ver
keer. De koopkracht van een
auto is groter dan van een fiets.
In de kofferruimte van een Ford
gaat meer dan op de bagagedra
ger van een Fongers. De over
heid is handlanger van de com
mercie.
Bouwconcerns krijgen een
machtige greep op de gedaante
van de stad.
Dr. Priemus zet eerst dit verle-
Weer
echt de
baas fit
Ie huis
den en heden ordentelijk op een
rijtje.
Dan blikt hij naar de toekomst.
„Er is geen enkel steekhoudend
argument om dit te continueren.
Ik wil een totaal andere opzet.
Ten eerste: maar een huis per
gezin. Ten tweede: geen winst
bij verkoop. Daarentegen moet
de gemeente het risico e.d. fi
nancieel opvangen, zodat het
huis geen blok aan je been
wordt. Voor het huis wordt een
redelijk bedrag getaxeerd, en
dat krijg je. Meer niet. Je hebt
zodoende ook geen risico.
Vervolgens wil ik de woonver-
enigingen omzetten in woning
raden die met wijkraden te
vergelijken zijn, dus een collec
tief van bewoners dat de dienst
uitmaakt. Je bent op die manier
volledig de baas in eigen huis,
ook het huurhuis dus, maar met
je buurt heb je ook wat te zeggen
over de directe omgeving. Hier
toe moet er een herverkaveling
komen van het bezit van de cor
poraties. Geen plukjes huizen
her en der verspreid tussen
grote blokken van een ander.
De woningraden moeten een
smeltkroes worden tussen ex-
huurders en ex-kopers. En de
raad nieuwe stijl kan dan ook
het risico van leegstand opvan
gen. De particuliere bezitter
komt in mijn opzet niet voor. Hij
mag wel beleggen, maar niet
beheren. Want wat betaalt op
dit moment de bewoner? Be
paalde mensen krijgen geen hy
potheek (oud, ziek. arm). En an
deren krijgen meer dan 100%,
Ik meen dat je een maandbedrag
moet betalen dat in evenredig
heid staat tot je mogelijkhe
den."
Naar draagkracht
Dr. Priemus wil in dit laatste
uiterst consequent zijn. Een
kleinverdiener heeft dus ook
recht op een riante bungalow,
en moet hiervoor dus veel min
der betalen dan zijn veel hoger
gesalarieerde buurman. „Over
igens is dat nu al het kenmerk
van huren. Het is natuurlijk
even wennen, maar daar staat
als groot voordeel tegenover dat
je geen categorie van goed wo
nen uitsluit. We moeten dus wo
nen naar draagkracht. Bij de
verdeling van de woonruimte
moeten de eigen bewoners van
een wijk voorrang hebben."
Dr. Priemus gaat er van uit dat
er forse inkomensverschillen
zullen blijven, ook al neemt de
nivellering toe. „Maar juist op
de primaire behoeften van on
derwijs, gezondheid en volksge
zondheid mag het inkomen geen
rol spelen."
De woonraden nieuwe stijl zijn
niet alleen belast met het beheer
maar ook met het geven van
opdrachten voor nieuwe typen
huizen. De huidige woonvoor-
raad is veel te eenvormig. „Door
het kolossale tempo en het bou
wen in veel te grote aantallen.
Dat is natuurlijk voordeliger
bouwen, maar het resultaat is
saaiheid en uniformiteit." Maar
voor het zover is, moet er nog
heel wat gebeuren. Dr. Priemus
vat zijn visie samen:
1 De wooncorporaties verdwij
nen en worden wedergeboren in
woonraden.
2 Eliminatie van het verschijn
sel huren, dus ook van huurcon
tracten, huurliberalisering,
huursubsidie, huurharmonisa-
tie etc.
3 Werkelijke zeggenschap over
woning en woonomgeving.
4 Eliminatie van de categorieën
woningwetwoningen, premie
woningen, vrije sectorwoningen
etc. en instelling van één natio
naal volkshuisvestingsfinancie-
ringsfonds, beheerd door de
centrale van de woonraden. Dit
fonds kent in principe slechts
één regeling.
5 De woningexploitanten en de
huisjesmelkers gaan met congé.
6 Woonkosten naar rato van in
komen.
7 Eliminatie van de kloof tussen
volkshuisvesting en ruimtelijke
ordening. Geen doorkruising
van geldjagers.
8 Eliminatie van doorstromen.
Het beleid moet gericht zijn op
goed wonen, dus niet-
doorstromen. De aanleiding tot
het stimuleren van doorstromen
komt geheel te vervallen.
9 Een einde aan het touwtrek
ken rond huurverhogingen, dat
een deel van de bevolking stevig
treft en dat een ander deel met
rust laat.
11) Verdwijning van de onbe
grijpelijke scheiding in beheer
van wonmg (door corporaties,
beleggers e.d.) en woonomge
ving (gemeente), waardoor het
tussengebied tussen woning en
woonomgeving thans weer tus
sen de wal en het schip komt.
JAN KOESEN
Gek, maar als iemand van
plan is een auto te kopen,
weet hij tevoren vrij precies
welke auto dat wordt, maar
gaat het om de aanschaf van
b.v. een boormachine, dan
begint menigeen een soort
massa-enquête. Op de vraag
„welke boormachine is de
beste?" is stomweg geen
antwoord te geven. Het enige
antwoord zou zijn: die be
staat niet. Want eigenlijk
bedoelt de vragensteller met
de „beste" boormachine"
een exemplaar dat heel
weinig kost, en dat alles kan.
En die kan geen enkele fa
brikant maken.
De technische specificaties
kunnen heel indrukwekkend
lijken: een 13inm boorkop,
vier toerentallen, dubbel-
geisoleerd (dat moet trou
wens élke boormachine vol
gens voorschrift zijn!), ther
mische beveiliging.
Nou, als u een boormachine
koopt om af en toe eens een
gaatje in een redelijk be
werkbare (baksteen)muur te
boren, teneinde een schilde
rijtje op te hangen, dan mag
u die thermische beveiliging
gerust vergeten, evenals die
13mm boorkop. En al die
toerentallen zijn aan u dan
ook nauwelijks besteed. Het
is natuurlijk best leuk om
dan toch zo'n supermachiene
te hebben, maar alleen uw
zwager, die het ding elke
week komt lenen, heeft ple
zier van de honderden gul
dens die u ervoor neergelegd
hebt.
Dat is overigens geen fulmi-
natie tegen de krachtige,
veelzijdige dhz-
boormachine. Integendeel
wellicht, want zo vaak blijkt
dat mensen die een boorma
chine kopen „om alleen maar
een gaatje in de muur te bo
ren" na korte tijd de moge
lijkheden ervan ontdekken.
Ze kopen er allerlei accessoi
res en hulpstukken bij. En
als ze dan een heel licht ma
chientje hebben, wordt dat al
gauw ontoereikend.
Koop dus een boormachine
met overleg, maar overleg
voornamelijk met uzelf.
Voelt u zich een beginnend
doe-het-zelver. neem dan ge
rust wèl die 450 watt ma
chine met vier toeren, of zelfs
met traploos regelbaar toe
rental. En bekijk tevoren al,
welke hulpstukken van het
zelfde merk leverbaar zijn.
En of de service van de win
kelier goed is. Want mis
schien moet het ding na een
jaar wel eens gerepareerd
worden.
Koop hulpstukken pas als u
de machine een tijd gebruikt
hebt, zodat u hem door en
door kent.
Houd de machine schoon,
dan leeft hij langer. Bewaar
hem niet in een vochtig
schuurtje. Werk er, ondanks
de dubbele isolatie, niet mee
in een natte omgeving.
Die drie gaatjes in de boor-
kop. onder de tandkrans. zit-
i ten er niet voor niets. Ook als
u gewoon even een boortje
inzet, draai dan met de boor-
kopsleutel de zaak in elk van
die drie gaatjes vast. Een niet
volkomen recht bevestigd
boortje gaat slingeren. Dat
geeft een onregelmatig ge-
boord gat. en het veroor-
zaakt op de lange duur spe-
ling op de as van de machine.
Laat een boor nooit heet
worden. Als u een gaatje
boort in een harde muur,
stop dan af en toe, en laat het
i boortje afkoelen.
Wist u dat het indraaien van
schroeven met een boorma-
chine, mits die heel lang-
zaam kan draaien, erg goed
gaat? Het best gaat dat met
een traploos regelbare ma-
j chine. Er zijn zelfs machines
j die zowel links-als rechts
j kunnen draaien, en daarmee
j kun je dus ook schroeven
j uidraaien. Als er bij een
j karwei erg veel geschroefd
moet worden, kan dat erg
j gemakkelijk zijn. Maar be-
denk dan ook weer. dat zo'n
links-en rechtsom draaiende
machine niet geschikt is om
j er hulpstukken mee aan te
drijven! Die passen er dan
ook niet op. Want stel dat u
een cirkelzaaghulpstukje op
de machine gemonteerd
j hebt. en hij draait de ver-
keerde kant op! Dat zou tot
ongelukken kunnen leiden.
Zo'n machine is dan ook echt
de „tweede boormachine"
voor do doorgewinterde
doe-het-zelver.
MAR GROEN