Wat is particulier? HOUDT U VAN STRIPS? AARDE VERIATEN BIJ DRIETAL BOEKEN VAN REMBRANDT 2 Otto Dicke: „Verbazing zet me aan het werk" xpositie zeeuwse studie over galeries en subsidie ota bene eerste nederlandse stripblad voor de groten oek eindredactie henk egbers te" te te OUDE Boeken en prenten worden van 27 tot en met 29 sep tember door negentig Neder landse en buitenlandse antiqua ren te koop aangeboden in Mar- riot Hotel Amsterdam. Soortge lijke beurs was twee jaar gele den in Tokio. Dit is jubileum- beurs t.g.v. 40-jarig bestaan van de Nederlandse Vereniging van Antiquaren. BRABANTS Kamerorkest be staat 20 jaar. Feestconcert op 19 oktober in Diligentia, Den Haag o.l.v. gastdirigent David Porce- lijn. Daags daarna in Amster dams Concertgebouw N1EL Steenbergen is de eerste exposant in de nieuwe galerie Micro te Oosterhout (Heuvel 19), die gisteravond geopend is. Tot en met 18 oktober kunt u deze tentoonstelling er gaan bekij ken. DE LUSTIGE Weduwe, ope rette van Franz Léhar in een nieuwe reeks voorstellingen in KVO, Antwerpen; vanaf 28 sept. Verder op 12, 25, 26, 31 okt. en 2 nov. MUSIS Sacrum, het aloude gebouw in het hart van Arnhem zal als de plannen van architect Hertzberger doorgaan, er heel anders uit gaan zien; o.a. met winkelgalerijen, verhuizing van Rotonde en verbetering concert zaal. ROAD Show, grafisch werk van twaalf Britse kunstenaars alsmede Traditionele Chinese schilderskunst der 20e eeuw zijn tot en met 7 oktober te zien in De Zonnewijzer, PCO, Eindhoven. POPPENSPEL-week in Haagse Comedie-HOT. Van maandag 20 tot en met zaterdag 25 oktober treden telkens en achtereenvolgens twee dagen op: Jan Nelissen-Feie Bosma; Die Spieldose München-Otto v.d. Mieden; Henk Abbing- popstudio Hinderik-Henk en Ans Boerwinkel en Feike Bos ma. MAGNIFICAT van Bach, Te Deum van Strategier en Five Mystical Songs van Williams door Toonkunstkoor Breda en HBO o.l.v. Jo Ivens op 14 okto ber in Turfschip Breda. Solis ten: Annette de La Bije, Lidy Dekker, Aafje Heynis, Marius van Altena, Ruud v.d. Meer en organist Tijn van Eijk. KINDERKUNST uit Zuid- Afrika te zien in De Warande te Turnhout van 3 oktober tot 2 november; alsmede de tentoon stelling Het ambacht van de Steenkappers. TANDARTS Paul Nahon uit Tilburg en afkomstig uit Ginne- ken (1915) exposeert kleurenfo to's in Schouwzaal Bellrires te Hapert. Tot 10 november. BRABANTSE Oude Kunst- en Antiekbeurs in kasteel Neme- iaer te Haaren van 27 september tot en met 5 oktober; dagelijks van 14-22 uur. De vijftien deel nemers, waaronder Bycroft uit het Engelse Fordham willen deze beurs laten uitgroeien tot de meest gerenommeerde bene den de rivieren. „Raar, als je dingen doet, die teer zijn, ze gauw banaal zijn. Er schijnt minder ruimte voor te zijn". PIETER LAURENS MOL (28) uit Breda, bij zijn tentoon stelling in het VAN ABBEMU- SEUM te Eindhoven (tot 10 okt.). Conceptual art (ideeën- kunst)? „Ja, liever dan objecten, zoals op het affiche staat. Het gaat om de waarheid, die er ach ter ligt. Nee, ik ben me niet be wust, dat ik daarmee aggressie oproep. Ik wil niet provoceren. Misschien roep ik angst op, om dat ik andere gebieden van het leven aanboor dan het ver trouwde". Hij geeft me een ko ker met een blank vel papier. In het papier zit een gat. Daarom heen de tekst: This paper is yours; this - het gat - is mine. Dit papier isvanjou;dit - uitge sneden stuk - is van mij). „Hon derd gaten heb ik bij mensen, die ik dit papier heb gegeven", zegt hij. Ik laat het anderen zien De een: „De vent is gek; het is ge woon een papier met een gat erin". De ander: „Dat is een aar dig gebaèr". Weer een ander: „Om dat te vatten, moet je alleen zitten". Sommigen zien alleen dingen; anderen hebben gevoel, voor een gebaar; een teken. De realisten - zo noemen ze zich, maar beter is :materialisten - hebben enkel oog voor de tast- DE REVISOR-4: „Er gebeurt niets in Engeland. Oude dames. Alleen maar Iris Murdoch", zegt Ian McEwan in een interview n.a.v. de „gebeurtenis" First Love, Last Rites, waarvan de Nederlandse vertaling (De laat ste dag van de zomer) uitkwam. Gerrit Krol is „Een vreemdeling in Hoogezand-Sappemeer" bare dingen, de feiten, meestal zijn ze bang voor de onzichtbare realiteit (aggressie). Is dat nu kunst? Pieter: „Door deze tentoon stelling krijg ik het ontembare verlangen zo geestelijk mogelijk te werken. Uit de kunst te tillen. Het gebaar. Ik probeerde ener zijds zo vergeestelijkt mogelijk te werken, anderzijds werk te maken waarbij het materiaal opnieuw beleefd kan worden.. Het is niet vlug in elkaar gezet. Harmonie is voor mij belang rijk". Partituur voor een Stanley Blokschaaf: twee foto's van een blokschaaf, met daaronder twee soorten, ingelijste, houtkrullen. Een schaaf, die zoet en een schaaf, die stout schaaft (termen uit de timmermanswereld). Je zou er bijna een uitvoering mee kunnen geven. Anders leren kij ken dan je gewend bent. Praten en schrijven daarover is bijna banaal. "Waardering voor de kunstenaar gaat ten koste van de persoonlijke bele ving" is een citaat uit zijn cata logus. Waardering kun je zelfs vervangen door „verguizing". Om het even; in beide gevallen gaat de beschouwer zichzelf uit de weg en niets is zo moeilijk, pijnlijk dan de confrontatie met jezelf. Pieter: „Mijn eigen-gevoel staat voorop, maar ik probeer het zo te filteren, dat het univer seel herkenbaar wordt. Uit gangspunt is de liefde; zo voel ik het Eén grote schreeuw om liefde te krijgen èn te geven. Maar dat houdt ook lijden in. Bij mijn beste werk is het lijden het grootst geweest'. Van het woord 'painting' (schilderij), maakt hij 'pain-thing' (pijnlijk ding). „Het is de taak van de kunstenaar zich zo kwetsbaar mogelijk op te stellen. Niet beginnen bij de maatschappij, om je daarin te passen, maar beginnen bij de ontdekking van jezelf en zien wat je daarmee voor die maat schappij kunt betekenen. Pu bliek kan dat niet altijd opbren gen; ordeelt snel. Daarom ben je kwetsbaar". „Ja, toch wel een boodschap", zegt hij bij een „eindeloze" reeks foto's van zijn lippen. Voel me daarbij meest verwant met het werk van een Bruce Nau- man.Wilde soort zelfportret als een soort engel, die fluistert: al les is goed. Dingen gebeuren niet voor niets. Alles heeft verband met elkaar. Kun je alleen in stilte beleven. Maar de omge ving kan het moeilijk accepte ren". Eigenlijk is zo'n museumzaal niet zo'n gelukkige omgeving. Wat voor zin heeft het om hier te vertellen, dat er bv. foto's han gen van met maanlicht en ca mera geschreven woord 'love'; van zijn „performance" in Utrecht, waarop hij letterlijk met zichzelf de vloer aanveegt; een tekening „ongeïnspireerd" gemaakt tijdens een dorre pe riode (zoals iedereen wel eens krabbelt bij het telefoneren) en op een gebarsten landschap lijkt of een foto van (zijn) op de re naissance (is: wedergeboorte) geïnspireerde tors met navel- verband daarna??? Het komt als mededeling waarschijnlijk „be lachelijk" over. Voldoende is iets te weten van de geïnspireerdheid (de aard er van) van Pieter Laurens Mol en dan kijkend je eigen reacties, heel stil, af te checken. „Niet het resultaat is belangrijk, maar de houding en inzet, de persoon sbewijzen, die ik achter laat", zegt hij. „Ik exposeer tevens mijn zwakte". Daarom geen persoonsbeschrijving bij de ex positie. „Dat maakt een gesloten cirkel en minder kwetsbaar. Ik wil me bloot stellen. We zijn sa- mem aan het leren; het publiek en ik. Kunst, niet om het oog te strelen, maar als gereedschap om het leven te leren kennen". Lts (enige diploma: timmer man), uts (een jaar), hts (even; ging goed); enkele jaren St. Joost. „Het werd me allemaal teveel; vond het te star. Heb toen drie jaar keihard alléén ge werkt; materiaal leren kennen in verband met gevoel; jaar Am sterdam in atelier van Cadena. Via allerlei kleinere exposities in binnen- en buitenland, nu in het Van Abbe. Hij is door direc teur Ammann van Kunstmu seum Luzern (Zwitserland) ge vraagd voor de expositie Jonge Nederlandse Kunstenaars. Even praten we nog over het rot-verwijt, dat kunstenaars op kosten van de gemeenschap zit ten te „spelen". Pieter: „Wat ik doe is geen luxe. Werk heel hard; voel me niet schuldig. Er wordt te weinig rekening gehouden met de functie, die je in het maatschappelijk bestel zou kunnen hebben en die ik ook wens te hebben. Ik lijd daaron der". Henk Egbers FIGUUR TEKENINGEN LANDSCHAFTEN een vertaling. Interessante me dedelingen in de bijdrage van Marita Mathijsen over Gerrit van de Linde, die als theologie student amoureus zo verwik keld raakte, dat hij in 1834 ons land moest verlaten (Uit onge publiceerde brieven van de Schoolmeester). Susan Janssen ging naar Meudon, op zoek naar Céline en Verdaasdonk besloot zijn reeks over „Vormen van li teratuurwetenschap". Bij deze greep uit de royale inhoud nog- seven noemen het illustratieve „strip"-werk van Pieter Hol- stein (De Revisor, postbus 5176, Den Haag). „De verbazing zet me aan het werk", zegt Otto Dicke (57) tegen me. „Mijn tekeningen ge ven de mensen geen problemen. Toch zijn het alleen maar lijnen en vlekken". Zojuist zijn er drie boeken ten dope gehouden. Te keningen van Otto Dicke. Een bundel Landschapppen; één met Kinderen en één met Figuur Tekeningen. Telkens een hon derdtal bladzijden met zijn weergaloss knappe en boeiende tekeningen. „Ik teken zeer tradi tioneel. De landschapstekenin gen uit de 17de eeuw zijn voor het nageslacht zeer bepalend geweest. Daar ontkom ik ook niet aan", aldus Dicke, „toch heb ik, dacht ik, wel een eigen handschrift - nogal emotioneel - ontwikkeld". Wie b.v. zijn boek met karakteristieke schet sen van het Nederlandse polder landschap doorbladert, kan zich voorstellen, dat hij wel eens de „Rembrandt Twee" genoemd is. September Agendo gaf de drie boeken over deze artiest uit Dordrecht uit voor 19,90 per stuk. Achter op de boeken staat achter zijn naam „autodidact". „Ik vind het niet zo'n lelijk woord" zegt hij. „Het betekent, dat je zonder hulp van buiten je weg gegaan bent. Jaren geleden werd ik als docent gevraagd voor de Rotterdamse academie. Maar ik heb alleen maar mijn rijbewijs en zwemdiploma, zei ik. Toch wilden ze me hebben om les te geven in figuur tekenen op grond van mijn prak tijk. Ik ben jong begonnen in het reclamevak, als illustrator bij De La Mar in Amsterdam. Eppo Doeve bewonderde ik zeer; zo zeer zelfs, dat „Dicke" onder de tekeningen op „Doeve" begon te lijken". Otto Dicke krabbelt de namen op mijn notitieblokje. Inderdaad. „Doeve zei er wat van en sindsdien onderteken ik steeds met Otto Dicke". In zijn Dordtse atelier is hij nog iedere dag bezig als illustra tor; kalenders; boekillustraties; tijdschriften e.d. „Het is een to taal andere kant van mijn werk. Niet te vergelijken met het te kenwerk, dat in deze boeken is uitgegeven. Dat is zeer mer kwaardig. Er is geen verband tussen de kindertjes, die ik b.v. voor Nutricia tekende en deze kindertekeningen Het meest houdt hij van zijn landschappen. Die geven dan ook een nogal indrukwekkende getuigenis van zijn natuurlijke tekentalent. „Wie tekeningen heeft gemaakt van een niveau als Otto Dicke in zijn beste wer ken schijnbaar achteloos haalt, heeft een zeldzame verrijking bijgedragen aan de toch al zo rijke Hollandse tekenkunst", schrijft Philip Kouwen als inlei ding op de bundel landschap pen. En Otto zegt: „De Alblas- serwaard is mijn land; Twente en Drente. Het is van de mensen, die het zien. Landschapsgevoe- lig zijn is creatief gevoelig wor den. Mijn landschapstekenin gen worden geboren uit nostal gie en uit positief protest: wij hebben het nög, kijk! Ik heb de indruk, dat b.v. de Rijkswater staat ook niet altijd meer zo landschapsgevoelig is". In zijn bundel landschappen zijn honderd van zijn karakte ristieke schetsen bijeenge bracht, die vooral in het polder landschap rond Dordrecht, waar hij tijdens het weekend met zijn fiets intrekt, zijn ge maakt. Het landschap met zijn wilgen en stoere calvinistische boeren, dat hem mateloos boeit. Je proeft het. Verder tref je er tekeningen in aan uit Twente, Drente, Frankrijk en Hongarije. Het. boekje Figuurtekenin gen? Het zijn met name vrouwen-naakten. Otto Dicke: „Het zijn mijn vingeroefenin gen, die je wekelijks moet doen. Erg fijn. Kijk naar grote figuren als Rodin; ze deden het ook". Cees Buddin'gh schrijft in het voorwoord van deze bundel o.a.: „Het is misschien een ietwat romantische, en zeker een poëti sche uitspraak, maar zodra Otto Dicke de tekenstift ter hand neemt wordt hij nu eenmaal een dichter - en dan bovendien een Moet de overheid particuliere galeries wel of niet subsidiëren? We hebben, wat Noord-Brabant betreft, al eens aangedrongen op een studie van dit probleem door de culturele raad. Het kwam er nog niet van. Daarom is het wel interessant, dat deze zaak, deze week wel aan de orde was in de culturele raad van Zeeland. Daar heeft Galerij Uilenspiegel te Sas van Gent de kat de bel aangebonden. Deze galerie vroeg bij haar vijfjarig bestaan aan de gemeente 1000 en aan de provincie 5000 subsidie; éénmalig en voor het treffen van bijzondere voorzieningen. Deze vraag kwam, zoals dat gaat, aan de orde in de sectie be eldende kunst van de raad. Daar was men de mening toegedaan, dat de overheid in het algemeen geen subsidie kan toekennen aan een particuliere galerie. Anderzijds was men van oordeel dat Uilenspiegel voor Sas van Gent e.o. onmisbaar is en als kwaliteitsgalerie voor de hele provincie een functie vervult. Daarom werd geadviseerd wél over te gaan tot de gevraagde subsidie, bij wijze van een een malige aanmoedigingssubsidie. Deze subsidie-aanvraag is te vens de aanleiding geweest om een redelijk onderbouwd stuk te schrijven over het totale pro bleem. Daarbij komt dan uiter aard de spanning tussen parti culier initiatief en overheids bemoeiing tot uitdrukking. Daar kun je verschillend over oordelen. Overheidsinitiatieven zijn niet, omdat ze overheidsini tiatieven zijn, altijd in het alge meen belang net zo min als par ticuliere initiatieven ervan ge speend hoeven te zijn. Ook los je particuliere initiatieven niet al tijd op in de algemene belangen- saus door er bv een stichting van te maken, zoals ook hier in deze nota weer gesuggereerd wordt etc etc. Het hangt allemaal sa men met de maatschappijvisie, die je hebt, met wat je onder al gemeen belang, onder particu lier initiatief, onder inspraak e.d. verstaat. Het Zeeuwse stuk laat de spe cifieke musea buiten beschou wing en komt dan tot de tweede ling: Openbare expositiecentra èn galeries. De centra worden in het algemeen beheerd door stichtingen, gemeentebesturen of gemeentelijke diensten, waardoor, aldus de nota, rede lijke mogelijkheden zijn voor de betrokkenen - bevolking en be eldende kunstenaars - om in vloed op het beleid uit te oefe nen. Galeries hebben als belang rijke functie te bemiddelen bij de verkoop van beeldende kunst aan het publiek en ontstaan toe vallig, dank zij particulier in itiatief. Kunstenaars en publiek hebben daarop geen invloed. De relatie tussen openbare expositiecentra en galeries is min of meer te vergelijken met die tussen de bibliotheken en de boekhandels. In tegenstelling tot de meeste boekhandels zijn de galeries in Zeeland niet in staat winst te maken. Het is, zo wordt gezegd, de taak van dé provincie te bevor deren, dat expositiecentra, die van provinciale of tenminste re gionale betekenis zijn, tot stand komen en goed functioneren. In het kader van het gemeentelijk culturele beleid past het tot stand brengen van plaatselijke expositiecentra en het beschik baar stellen van de financiële middelen. Er zijn (alleen in Zee land?) nog maar weinig gemeen ten die in dit opzicht een beleid voeren. Het ligt echter niet op de weg van de provinciale of ge meentelijke overheid om gale ries, die in wezen een commer ciële achtergrond hebben te subsidiëren. Een uitzondering kan worden gemaakt voor een galerie die door een stichting wordt beheerd en waarbij de statuten invloed van betrokke nen wil mogelijk maken, zo heet het. Hier worden toch wel een paar zaken door elkaar gehaald. Kijk, als een stichting met inspraak op de galerie wordt gezet, blijft ze even commercieel. Waarom zou dan wel gedacht kunnen worden aan subsidie? Boven dien subsidieert de overheid op dit moment zoveel commerciële instellingen; bv. in verband met de werkvoorziening (een goed draaiende galerie heeft ook te maken met werkvoorziening aan kunstenaars). Er is door de culturele raad ook gepeild in andere provin cies. Blijkt, dat provinciale sub sidie aan particuliere galeries niet voorkomt. (Waarschijnlijk is het probleem in de meeste provincies ook nog niet aan de orde geweest). Gemeentelijke subsidie aan particuliere gale ries komt wel voor (bv. in Dord recht, Groningen, Alkmaar, Den Helder). Enkele provincies en gemeenten verlenen wel aan koopsubsidies aan de kopers in galeries. Kortom: het is een nog onontgonnen terrein, waarover culturele raden zich nog best eens kunnen buigen. De Zeeuwse nota is daarbij een goed uitgangspunt, omdat ze zeker nog niet het laatste woord dichter in de ouderwetse bete kenis van het woord. Zoals Al- bert Verwey het eens gedefini eerd heeft: „Ik ben een dichter en der schoonheid zoon". Als je de duizenden en nog eens dui zenden naakten bekijkt die Otto Dicke in de loop van zo'n vier decennia heeft getekend, moet je wel tot de slotsom komen: voor hem bestaan geen lelijke vrou wen". En het boek vol kinderen; kruipend, zogend, slapend, spe lend? Otto Dicke: „Ik houd van kinderen. Heb ze steeds om me heen. Heb nu ook kleinkinde ren". Hij is een soort artistieke journalist, die met zijn pen het leven beeldend vastlegt. Car- miggelt schrijft in het voor woord: „Tekenend, gaat Otto Dcike van hetzelfde beginsel uit als ik. Maar behalve zijn virtu oos talent om momenten vast te leggen, draagt hij zijn vertede ring bij die echt is". Vertedering is misschien wel het beste woord om Otto Dicke te karakteriseren als je hem ontmoet, rechtstreeks of via deze drie mooie boeken. Kijk er naar uit. H.E. Mensen-kinderen, wal nad ik een paar roturen, toen ik het boek van CRI STELWEG: DEZE AARDE VERLATEN (uitg. Ambo- 8.90) las. De enige ontdekking, die ik daarbij deed was, dat ikzelf ook nog lang niet klaar ben met de reali teit van de dood. Ik geloof, dat ik dat al wel wist, maar heb het bijna lijfelijk opnieuw ervaren met dit boekje, waarin de schrijfster verslag doet van het afsterven van haar 64-jarige broer; kanker. „Verslag doen" is misschien wel de beste karakte ristiek voor dit verhaal. En dat kan Saartje Burgerhart - want dat is Cri Stelweg - omdat zij met de journalistiek vertrouwd is. Daarbij heeft zij echter wel de pretentie om tegelijk het, toch wel actuele, probleem van de ac tieve euthanasie aan de orde te stellen. Het heeft gespeeld rond het sterfbed van haar broer in haar eigen huis. Nu kun je dat probleem - kan en mag ik een eind aan mijn le ven maken, als er geen hoop meer is? - erg moeilijk in zijn algemeenheid stellen; hoewel dat door moralisten, ethici wel gedaan wordt. Het hangt van zoveel zaken af; onder andere van de visie, die jezelf hebt op het leven, op de plaats van de Cri Stellweg DEZE O mens in deze kosmos. Of met an dere woorden: van je eigen le vensbeschouwing. Ik vind, dat je daarvoor respect-moet hebben en dat je daar als buitenstaander niet in kunt treden. Het zijn zeer persoonlijke ervaringen èn be slissingen. Die hangen niet als een objectief gegeven ergens in de lucht. Ieder „geval" is uniek; iedere beslissing daaromtrent is uniek. En dan ben je benieuwd hoe broer Carl zijn doodvonnis ver werkt, hoe hij tot zijn besluit komt: ik stap eruit, wanneer ik dat zelf wil. Goed, dat is dan misschien een vorm van casuïs tiek, van het bekijken van een „geval", maar dan wel - in mijn iees-geval - om zelf wat meer helderheid te krijgen op een dergelijke situatie. Hodie mihi, eras tibi; vandaag ik, morgen gij. Maar niets van dat alles. Cri Stelweg heeft niet veel meer ge daan dan de „opdracht" van haar broer vervullen:.„Vertel 't ze maar". Vertel jij 't ze maar hoe een vent afpeigert aan die rotziekte". Ze maakt je tot mede-voyeuse (zoals ze zich op dezelfde pagina noemt) naast het sterfbed van Carl. Dat gebe urt wel indringend beeldend. •Dat wel! Reportage der machteloos heid Pech gehad, zegt Carl, be rustend na zijn opstandige ge dachten - en wie zou daar niet doorheen moeten? - eruit ge gooid te hebben. Van een ver werkingsproces blijkt niet veel. Je leest dan wel een zinnetje als: „We praten nu voorlopig over het doel van het leven van een mens op aarde", maar wat de in houd van die gesprekken ge weest is, verneem je nauwelijks iets. En dat zou wel een bijdrage geweest kunnen zijn aan het probleem van de euthanasie. „Ik wil eruit stappen, wanneer ik dat wil. Als er geen enkele hoop meer is wens ik het recht te heb ben om te zeggen. „Ik ga". Hij wil niet als een beest creperen. Kreten; begrijpelijke kreten van een mens in doodsnood. Het probleem wordt gesteld. Een probleem, waar je best wakker van kunt liggen, maar zo vreemd is het nu ook niet; zelfs het besluit niet. Wat wel ver wonderlijk is? De wijze waarop ermee omgesprongen wordt. De arts wil er niets van weten; de verpleegster is bang, dat zij de laatste spuit zal geven. De om geving sluit zich af, behalve Cri Stelweg en haar man; zij doen althans pogingen om aan het verlangen tegemoet te komen. Maar ook de wijze waarop zij op de omgeving reageren (op de arts b.v.) en de wijze waarop zij zelf met palvium experimente ren - aanvankelijk heeft het een averechtse uitwerking - is een al te emotioneel reageren op een overigens vrij rationeel besluit. Tot op zekere hoogte kun je ze het zelfs niet kwalijk nemen en is deze geschiedenis een „leer school". Je hoort wel eens zeggen: „Op je sterfbed zul je er spijt van hebben". Hoezeer dit gezegde waar is, maken de openharige bekentenissen van Carl wel dui delijk. In zoverre heeft het boek je toch ook wel iets te zeggen. Wij, de levenden, gaan veelal nog ten onder aan activisme aan „geen tijd hebben voor"...on szelf yi anderen. Wij leven nog in een cultuur' van „tijd is geld". De geschiedenis drukt je met je neus op de tijdloosheid van het leven. In onze dadendrang (alles wat nog af moet) lopen we met een grote boog om een dergelijke gebeurtenis heen (ook daarvan geeft het boek voorbeelden) en weten er geen raad mee als we deze toch niet kunnen ontlopen. Wat dat betreft kan dit boek wel je kop uit het zand trekken. Een goed Doek.? Ik weet het niet. Een slecht boek? Ik weet het niet. Dat moet u voor uzelf maar uit maken. Vandaag wordt in Dordrecht de jaarlijkse Stripdag gehouden. Er wordt vei chillend over geoordeeld. De een vindt het een gezellige boel, de ander zegt: van mij hoeft het niet; tè commercieel.Dat moet u eventueel zelf maar gaan bekijken. „Wij willen geen winst maken, we willen alleen iets leuks maken", zegt een groep ervaren stripma kers in Nederland, die het eerste Neaerlandse stripblad voor vol wassenen De Vrije Balloen gaan uitgeven. Het eerste nummer is uit. Zij vinden, dat de volwassen striplezer tot nu toe gediscrimineerd is. „Al jaren moeten zij genoegen nemen met een enkele strip in hun dagblad of wat buitenlandse stripalbums. Er zijn genoeg stripbla den, maar deze zijn allemaal gemaakt voor de jeugdige striplezer tjes". De makers van De Vrije Balloen zijn allen ervaren stripma kers, die b.v. al jaren werkten voor bladen als Pep, Sjors en Donald Duck. Medewerkers zijn: Andries Brandt (o.a. Oom Dagobert, Flintstones-teksten), Leo van Noppen (werkte voor o.a. Toonder), Jan van Haasteren (o.a. Ketelbinkie, Knabbel, en Babbel),Robert van der Kroft (o.a. Pepijn, Sjors en Sjimmie), Patty Klein (teksten voor Tom Poes, Vera van de Risico e.a.), The Tjong Khing (De twee van Oldenbroek, Arendsoog), Jan Steenman (Clio en Pluk, Roel Dijkstra), Lo Hartog van Banda (o.a. teksten voor Ti-Ta Tovenaar), Huub Scholten, Romy Verholt, Hans v.d. Boom en Herman van Haasteren. De Vrije Balloen verschijnt voorlopig tweemaandelijks in een oplage van 9000 exemplaren in eigen beheer. „Gewoon om helemaal vrij te kunnen werken." Het eerste nummer bevat 32 bladzijden en kost 2,95. Wanneer dit bedrag overgemaakt wordt op giro 3464468 t.n.v. J. van Haasteren-Verholt te Hensbroek, krijgt u het thuis. Het is ook mogelijk, dat de tijdschriftenwinkel bij u in de buurt het voorradig neeft.

Krantenbank Zeeland

de Vrije Zeeuw | 1975 | | pagina 23