Wat is particulier?
HOUDT U VAN STRIPS?
AARDE
VERIATEN
BIJ DRIETAL
BOEKEN VAN
REMBRANDT 2
Otto Dicke: „Verbazing zet me aan het werk"
xpositie
zeeuwse studie over galeries en subsidie
ota bene
eerste nederlandse stripblad voor de groten
oek
eindredactie
henk egbers
te" te te
OUDE Boeken en prenten
worden van 27 tot en met 29 sep
tember door negentig Neder
landse en buitenlandse antiqua
ren te koop aangeboden in Mar-
riot Hotel Amsterdam. Soortge
lijke beurs was twee jaar gele
den in Tokio. Dit is jubileum-
beurs t.g.v. 40-jarig bestaan van
de Nederlandse Vereniging van
Antiquaren.
BRABANTS Kamerorkest be
staat 20 jaar. Feestconcert op 19
oktober in Diligentia, Den Haag
o.l.v. gastdirigent David Porce-
lijn. Daags daarna in Amster
dams Concertgebouw
N1EL Steenbergen is de eerste
exposant in de nieuwe galerie
Micro te Oosterhout (Heuvel 19),
die gisteravond geopend is. Tot
en met 18 oktober kunt u deze
tentoonstelling er gaan bekij
ken.
DE LUSTIGE Weduwe, ope
rette van Franz Léhar in een
nieuwe reeks voorstellingen in
KVO, Antwerpen; vanaf 28 sept.
Verder op 12, 25, 26, 31 okt. en 2
nov.
MUSIS Sacrum, het aloude
gebouw in het hart van Arnhem
zal als de plannen van architect
Hertzberger doorgaan, er heel
anders uit gaan zien; o.a. met
winkelgalerijen, verhuizing van
Rotonde en verbetering concert
zaal.
ROAD Show, grafisch werk
van twaalf Britse kunstenaars
alsmede Traditionele Chinese
schilderskunst der 20e eeuw zijn
tot en met 7 oktober te zien in De
Zonnewijzer, PCO, Eindhoven.
POPPENSPEL-week in
Haagse Comedie-HOT. Van
maandag 20 tot en met zaterdag
25 oktober treden telkens en
achtereenvolgens twee dagen
op: Jan Nelissen-Feie Bosma;
Die Spieldose München-Otto
v.d. Mieden; Henk Abbing-
popstudio Hinderik-Henk en
Ans Boerwinkel en Feike Bos
ma.
MAGNIFICAT van Bach, Te
Deum van Strategier en Five
Mystical Songs van Williams
door Toonkunstkoor Breda en
HBO o.l.v. Jo Ivens op 14 okto
ber in Turfschip Breda. Solis
ten: Annette de La Bije, Lidy
Dekker, Aafje Heynis, Marius
van Altena, Ruud v.d. Meer en
organist Tijn van Eijk.
KINDERKUNST uit Zuid-
Afrika te zien in De Warande te
Turnhout van 3 oktober tot 2
november; alsmede de tentoon
stelling Het ambacht van de
Steenkappers.
TANDARTS Paul Nahon uit
Tilburg en afkomstig uit Ginne-
ken (1915) exposeert kleurenfo
to's in Schouwzaal Bellrires te
Hapert. Tot 10 november.
BRABANTSE Oude Kunst- en
Antiekbeurs in kasteel Neme-
iaer te Haaren van 27 september
tot en met 5 oktober; dagelijks
van 14-22 uur. De vijftien deel
nemers, waaronder Bycroft uit
het Engelse Fordham willen
deze beurs laten uitgroeien tot
de meest gerenommeerde bene
den de rivieren.
„Raar, als je dingen doet, die
teer zijn, ze gauw banaal zijn. Er
schijnt minder ruimte voor te
zijn". PIETER LAURENS MOL
(28) uit Breda, bij zijn tentoon
stelling in het VAN ABBEMU-
SEUM te Eindhoven (tot 10
okt.). Conceptual art (ideeën-
kunst)? „Ja, liever dan objecten,
zoals op het affiche staat. Het
gaat om de waarheid, die er ach
ter ligt. Nee, ik ben me niet be
wust, dat ik daarmee aggressie
oproep. Ik wil niet provoceren.
Misschien roep ik angst op, om
dat ik andere gebieden van het
leven aanboor dan het ver
trouwde". Hij geeft me een ko
ker met een blank vel papier. In
het papier zit een gat. Daarom
heen de tekst: This paper is
yours; this - het gat - is mine.
Dit papier isvanjou;dit - uitge
sneden stuk - is van mij). „Hon
derd gaten heb ik bij mensen, die
ik dit papier heb gegeven", zegt
hij.
Ik laat het anderen zien De
een: „De vent is gek; het is ge
woon een papier met een gat
erin". De ander: „Dat is een aar
dig gebaèr". Weer een ander:
„Om dat te vatten, moet je alleen
zitten". Sommigen zien alleen
dingen; anderen hebben gevoel,
voor een gebaar; een teken. De
realisten - zo noemen ze zich,
maar beter is :materialisten -
hebben enkel oog voor de tast-
DE REVISOR-4: „Er gebeurt
niets in Engeland. Oude dames.
Alleen maar Iris Murdoch", zegt
Ian McEwan in een interview
n.a.v. de „gebeurtenis" First
Love, Last Rites, waarvan de
Nederlandse vertaling (De laat
ste dag van de zomer) uitkwam.
Gerrit Krol is „Een vreemdeling
in Hoogezand-Sappemeer"
bare dingen, de feiten, meestal
zijn ze bang voor de onzichtbare
realiteit (aggressie). Is dat nu
kunst?
Pieter: „Door deze tentoon
stelling krijg ik het ontembare
verlangen zo geestelijk mogelijk
te werken. Uit de kunst te tillen.
Het gebaar. Ik probeerde ener
zijds zo vergeestelijkt mogelijk
te werken, anderzijds werk te
maken waarbij het materiaal
opnieuw beleefd kan worden..
Het is niet vlug in elkaar gezet.
Harmonie is voor mij belang
rijk". Partituur voor een Stanley
Blokschaaf: twee foto's van een
blokschaaf, met daaronder twee
soorten, ingelijste, houtkrullen.
Een schaaf, die zoet en een
schaaf, die stout schaaft (termen
uit de timmermanswereld). Je
zou er bijna een uitvoering mee
kunnen geven. Anders leren kij
ken dan je gewend bent.
Praten en schrijven daarover
is bijna banaal. "Waardering
voor de kunstenaar gaat ten
koste van de persoonlijke bele
ving" is een citaat uit zijn cata
logus. Waardering kun je zelfs
vervangen door „verguizing".
Om het even; in beide gevallen
gaat de beschouwer zichzelf uit
de weg en niets is zo moeilijk,
pijnlijk dan de confrontatie met
jezelf. Pieter: „Mijn eigen-gevoel
staat voorop, maar ik probeer
het zo te filteren, dat het univer
seel herkenbaar wordt. Uit
gangspunt is de liefde; zo voel ik
het Eén grote schreeuw om
liefde te krijgen èn te geven.
Maar dat houdt ook lijden in. Bij
mijn beste werk is het lijden het
grootst geweest'. Van het woord
'painting' (schilderij), maakt hij
'pain-thing' (pijnlijk ding). „Het
is de taak van de kunstenaar
zich zo kwetsbaar mogelijk op te
stellen. Niet beginnen bij de
maatschappij, om je daarin te
passen, maar beginnen bij de
ontdekking van jezelf en zien
wat je daarmee voor die maat
schappij kunt betekenen. Pu
bliek kan dat niet altijd opbren
gen; ordeelt snel. Daarom ben je
kwetsbaar".
„Ja, toch wel een boodschap",
zegt hij bij een „eindeloze" reeks
foto's van zijn lippen. Voel me
daarbij meest verwant met het
werk van een Bruce Nau-
man.Wilde soort zelfportret als
een soort engel, die fluistert: al
les is goed. Dingen gebeuren niet
voor niets. Alles heeft verband
met elkaar. Kun je alleen in
stilte beleven. Maar de omge
ving kan het moeilijk accepte
ren".
Eigenlijk is zo'n museumzaal
niet zo'n gelukkige omgeving.
Wat voor zin heeft het om hier te
vertellen, dat er bv. foto's han
gen van met maanlicht en ca
mera geschreven woord 'love';
van zijn „performance" in
Utrecht, waarop hij letterlijk
met zichzelf de vloer aanveegt;
een tekening „ongeïnspireerd"
gemaakt tijdens een dorre pe
riode (zoals iedereen wel eens
krabbelt bij het telefoneren) en
op een gebarsten landschap lijkt
of een foto van (zijn) op de re
naissance (is: wedergeboorte)
geïnspireerde tors met navel-
verband daarna??? Het komt als
mededeling waarschijnlijk „be
lachelijk" over.
Voldoende is iets te weten van
de geïnspireerdheid (de aard er
van) van Pieter Laurens Mol en
dan kijkend je eigen reacties,
heel stil, af te checken. „Niet het
resultaat is belangrijk, maar de
houding en inzet, de persoon
sbewijzen, die ik achter laat",
zegt hij. „Ik exposeer tevens
mijn zwakte". Daarom geen
persoonsbeschrijving bij de ex
positie. „Dat maakt een gesloten
cirkel en minder kwetsbaar. Ik
wil me bloot stellen. We zijn sa-
mem aan het leren; het publiek
en ik. Kunst, niet om het oog te
strelen, maar als gereedschap
om het leven te leren kennen".
Lts (enige diploma: timmer
man), uts (een jaar), hts (even;
ging goed); enkele jaren St.
Joost. „Het werd me allemaal
teveel; vond het te star. Heb toen
drie jaar keihard alléén ge
werkt; materiaal leren kennen
in verband met gevoel; jaar Am
sterdam in atelier van Cadena.
Via allerlei kleinere exposities
in binnen- en buitenland, nu in
het Van Abbe. Hij is door direc
teur Ammann van Kunstmu
seum Luzern (Zwitserland) ge
vraagd voor de expositie Jonge
Nederlandse Kunstenaars.
Even praten we nog over het
rot-verwijt, dat kunstenaars op
kosten van de gemeenschap zit
ten te „spelen". Pieter: „Wat ik
doe is geen luxe. Werk heel hard;
voel me niet schuldig. Er wordt
te weinig rekening gehouden
met de functie, die je in het
maatschappelijk bestel zou
kunnen hebben en die ik ook
wens te hebben. Ik lijd daaron
der".
Henk Egbers
FIGUUR TEKENINGEN
LANDSCHAFTEN
een vertaling. Interessante me
dedelingen in de bijdrage van
Marita Mathijsen over Gerrit
van de Linde, die als theologie
student amoureus zo verwik
keld raakte, dat hij in 1834 ons
land moest verlaten (Uit onge
publiceerde brieven van de
Schoolmeester). Susan Janssen
ging naar Meudon, op zoek naar
Céline en Verdaasdonk besloot
zijn reeks over „Vormen van li
teratuurwetenschap". Bij deze
greep uit de royale inhoud nog-
seven noemen het illustratieve
„strip"-werk van Pieter Hol-
stein (De Revisor, postbus 5176,
Den Haag).
„De verbazing zet me aan het
werk", zegt Otto Dicke (57)
tegen me. „Mijn tekeningen ge
ven de mensen geen problemen.
Toch zijn het alleen maar lijnen
en vlekken". Zojuist zijn er drie
boeken ten dope gehouden. Te
keningen van Otto Dicke. Een
bundel Landschapppen; één
met Kinderen en één met Figuur
Tekeningen. Telkens een hon
derdtal bladzijden met zijn
weergaloss knappe en boeiende
tekeningen. „Ik teken zeer tradi
tioneel. De landschapstekenin
gen uit de 17de eeuw zijn voor
het nageslacht zeer bepalend
geweest. Daar ontkom ik ook
niet aan", aldus Dicke, „toch
heb ik, dacht ik, wel een eigen
handschrift - nogal emotioneel
- ontwikkeld". Wie b.v. zijn
boek met karakteristieke schet
sen van het Nederlandse polder
landschap doorbladert, kan zich
voorstellen, dat hij wel eens de
„Rembrandt Twee" genoemd is.
September Agendo gaf de drie
boeken over deze artiest uit
Dordrecht uit voor 19,90 per
stuk.
Achter op de boeken staat
achter zijn naam „autodidact".
„Ik vind het niet zo'n lelijk
woord" zegt hij. „Het betekent,
dat je zonder hulp van buiten je
weg gegaan bent. Jaren geleden
werd ik als docent gevraagd
voor de Rotterdamse academie.
Maar ik heb alleen maar mijn
rijbewijs en zwemdiploma, zei
ik. Toch wilden ze me hebben
om les te geven in figuur
tekenen op grond van mijn prak
tijk. Ik ben jong begonnen in het
reclamevak, als illustrator bij
De La Mar in Amsterdam. Eppo
Doeve bewonderde ik zeer; zo
zeer zelfs, dat „Dicke" onder de
tekeningen op „Doeve" begon te
lijken". Otto Dicke krabbelt de
namen op mijn notitieblokje.
Inderdaad. „Doeve zei er wat
van en sindsdien onderteken ik
steeds met Otto Dicke".
In zijn Dordtse atelier is hij
nog iedere dag bezig als illustra
tor; kalenders; boekillustraties;
tijdschriften e.d. „Het is een to
taal andere kant van mijn werk.
Niet te vergelijken met het te
kenwerk, dat in deze boeken is
uitgegeven. Dat is zeer mer
kwaardig. Er is geen verband
tussen de kindertjes, die ik b.v.
voor Nutricia tekende en deze
kindertekeningen
Het meest houdt hij van zijn
landschappen. Die geven dan
ook een nogal indrukwekkende
getuigenis van zijn natuurlijke
tekentalent. „Wie tekeningen
heeft gemaakt van een niveau
als Otto Dicke in zijn beste wer
ken schijnbaar achteloos haalt,
heeft een zeldzame verrijking
bijgedragen aan de toch al zo
rijke Hollandse tekenkunst",
schrijft Philip Kouwen als inlei
ding op de bundel landschap
pen. En Otto zegt: „De Alblas-
serwaard is mijn land; Twente
en Drente. Het is van de mensen,
die het zien. Landschapsgevoe-
lig zijn is creatief gevoelig wor
den. Mijn landschapstekenin
gen worden geboren uit nostal
gie en uit positief protest: wij
hebben het nög, kijk! Ik heb de
indruk, dat b.v. de Rijkswater
staat ook niet altijd meer zo
landschapsgevoelig is".
In zijn bundel landschappen
zijn honderd van zijn karakte
ristieke schetsen bijeenge
bracht, die vooral in het polder
landschap rond Dordrecht,
waar hij tijdens het weekend
met zijn fiets intrekt, zijn ge
maakt. Het landschap met zijn
wilgen en stoere calvinistische
boeren, dat hem mateloos boeit.
Je proeft het. Verder tref je er
tekeningen in aan uit Twente,
Drente, Frankrijk en Hongarije.
Het. boekje Figuurtekenin
gen? Het zijn met name
vrouwen-naakten. Otto Dicke:
„Het zijn mijn vingeroefenin
gen, die je wekelijks moet doen.
Erg fijn. Kijk naar grote figuren
als Rodin; ze deden het ook".
Cees Buddin'gh schrijft in het
voorwoord van deze bundel o.a.:
„Het is misschien een ietwat
romantische, en zeker een poëti
sche uitspraak, maar zodra Otto
Dicke de tekenstift ter hand
neemt wordt hij nu eenmaal een
dichter - en dan bovendien een
Moet de overheid particuliere
galeries wel of niet subsidiëren?
We hebben, wat Noord-Brabant
betreft, al eens aangedrongen op
een studie van dit probleem door
de culturele raad. Het kwam er
nog niet van. Daarom is het wel
interessant, dat deze zaak, deze
week wel aan de orde was in de
culturele raad van Zeeland.
Daar heeft Galerij Uilenspiegel
te Sas van Gent de kat de bel
aangebonden. Deze galerie
vroeg bij haar vijfjarig bestaan
aan de gemeente 1000 en aan
de provincie 5000 subsidie;
éénmalig en voor het treffen van
bijzondere voorzieningen.
Deze vraag kwam, zoals dat
gaat, aan de orde in de sectie be
eldende kunst van de raad. Daar
was men de mening toegedaan,
dat de overheid in het algemeen
geen subsidie kan toekennen
aan een particuliere galerie.
Anderzijds was men van oordeel
dat Uilenspiegel voor Sas van
Gent e.o. onmisbaar is en als
kwaliteitsgalerie voor de hele
provincie een functie vervult.
Daarom werd geadviseerd wél
over te gaan tot de gevraagde
subsidie, bij wijze van een een
malige aanmoedigingssubsidie.
Deze subsidie-aanvraag is te
vens de aanleiding geweest om
een redelijk onderbouwd stuk te
schrijven over het totale pro
bleem. Daarbij komt dan uiter
aard de spanning tussen parti
culier initiatief en overheids
bemoeiing tot uitdrukking.
Daar kun je verschillend over
oordelen. Overheidsinitiatieven
zijn niet, omdat ze overheidsini
tiatieven zijn, altijd in het alge
meen belang net zo min als par
ticuliere initiatieven ervan ge
speend hoeven te zijn. Ook los je
particuliere initiatieven niet al
tijd op in de algemene belangen-
saus door er bv een stichting van
te maken, zoals ook hier in deze
nota weer gesuggereerd wordt
etc etc. Het hangt allemaal sa
men met de maatschappijvisie,
die je hebt, met wat je onder al
gemeen belang, onder particu
lier initiatief, onder inspraak
e.d. verstaat.
Het Zeeuwse stuk laat de spe
cifieke musea buiten beschou
wing en komt dan tot de tweede
ling: Openbare expositiecentra
èn galeries. De centra worden in
het algemeen beheerd door
stichtingen, gemeentebesturen
of gemeentelijke diensten,
waardoor, aldus de nota, rede
lijke mogelijkheden zijn voor de
betrokkenen - bevolking en be
eldende kunstenaars - om in
vloed op het beleid uit te oefe
nen. Galeries hebben als belang
rijke functie te bemiddelen bij
de verkoop van beeldende kunst
aan het publiek en ontstaan toe
vallig, dank zij particulier in
itiatief. Kunstenaars en publiek
hebben daarop geen invloed.
De relatie tussen openbare
expositiecentra en galeries is
min of meer te vergelijken met
die tussen de bibliotheken en de
boekhandels. In tegenstelling
tot de meeste boekhandels zijn
de galeries in Zeeland niet in
staat winst te maken.
Het is, zo wordt gezegd, de
taak van dé provincie te bevor
deren, dat expositiecentra, die
van provinciale of tenminste re
gionale betekenis zijn, tot stand
komen en goed functioneren. In
het kader van het gemeentelijk
culturele beleid past het tot
stand brengen van plaatselijke
expositiecentra en het beschik
baar stellen van de financiële
middelen. Er zijn (alleen in Zee
land?) nog maar weinig gemeen
ten die in dit opzicht een beleid
voeren. Het ligt echter niet op de
weg van de provinciale of ge
meentelijke overheid om gale
ries, die in wezen een commer
ciële achtergrond hebben te
subsidiëren. Een uitzondering
kan worden gemaakt voor een
galerie die door een stichting
wordt beheerd en waarbij de
statuten invloed van betrokke
nen wil mogelijk maken, zo heet
het.
Hier worden toch wel een paar
zaken door elkaar gehaald. Kijk,
als een stichting met inspraak
op de galerie wordt gezet, blijft
ze even commercieel. Waarom
zou dan wel gedacht kunnen
worden aan subsidie? Boven
dien subsidieert de overheid op
dit moment zoveel commerciële
instellingen; bv. in verband met
de werkvoorziening (een goed
draaiende galerie heeft ook te
maken met werkvoorziening
aan kunstenaars).
Er is door de culturele raad
ook gepeild in andere provin
cies. Blijkt, dat provinciale sub
sidie aan particuliere galeries
niet voorkomt. (Waarschijnlijk
is het probleem in de meeste
provincies ook nog niet aan de
orde geweest). Gemeentelijke
subsidie aan particuliere gale
ries komt wel voor (bv. in Dord
recht, Groningen, Alkmaar, Den
Helder). Enkele provincies en
gemeenten verlenen wel aan
koopsubsidies aan de kopers in
galeries. Kortom: het is een nog
onontgonnen terrein, waarover
culturele raden zich nog best
eens kunnen buigen. De
Zeeuwse nota is daarbij een
goed uitgangspunt, omdat ze
zeker nog niet het laatste woord
dichter in de ouderwetse bete
kenis van het woord. Zoals Al-
bert Verwey het eens gedefini
eerd heeft: „Ik ben een dichter
en der schoonheid zoon". Als je
de duizenden en nog eens dui
zenden naakten bekijkt die Otto
Dicke in de loop van zo'n vier
decennia heeft getekend, moet je
wel tot de slotsom komen: voor
hem bestaan geen lelijke vrou
wen".
En het boek vol kinderen;
kruipend, zogend, slapend, spe
lend? Otto Dicke: „Ik houd van
kinderen. Heb ze steeds om me
heen. Heb nu ook kleinkinde
ren". Hij is een soort artistieke
journalist, die met zijn pen het
leven beeldend vastlegt. Car-
miggelt schrijft in het voor
woord: „Tekenend, gaat Otto
Dcike van hetzelfde beginsel uit
als ik. Maar behalve zijn virtu
oos talent om momenten vast te
leggen, draagt hij zijn vertede
ring bij die echt is". Vertedering
is misschien wel het beste woord
om Otto Dicke te karakteriseren
als je hem ontmoet, rechtstreeks
of via deze drie mooie boeken.
Kijk er naar uit.
H.E.
Mensen-kinderen, wal nad ik
een paar roturen, toen ik het
boek van CRI STELWEG:
DEZE AARDE VERLATEN
(uitg. Ambo- 8.90) las. De
enige ontdekking, die ik daarbij
deed was, dat ikzelf ook nog
lang niet klaar ben met de reali
teit van de dood. Ik geloof, dat ik
dat al wel wist, maar heb het
bijna lijfelijk opnieuw ervaren
met dit boekje, waarin de
schrijfster verslag doet van het
afsterven van haar 64-jarige
broer; kanker. „Verslag doen" is
misschien wel de beste karakte
ristiek voor dit verhaal. En dat
kan Saartje Burgerhart - want
dat is Cri Stelweg - omdat zij
met de journalistiek vertrouwd
is. Daarbij heeft zij echter wel de
pretentie om tegelijk het, toch
wel actuele, probleem van de ac
tieve euthanasie aan de orde te
stellen. Het heeft gespeeld rond
het sterfbed van haar broer in
haar eigen huis.
Nu kun je dat probleem - kan
en mag ik een eind aan mijn le
ven maken, als er geen hoop
meer is? - erg moeilijk in zijn
algemeenheid stellen; hoewel
dat door moralisten, ethici wel
gedaan wordt. Het hangt van
zoveel zaken af; onder andere
van de visie, die jezelf hebt op
het leven, op de plaats van de
Cri Stellweg DEZE
O
mens in deze kosmos. Of met an
dere woorden: van je eigen le
vensbeschouwing. Ik vind, dat je
daarvoor respect-moet hebben
en dat je daar als buitenstaander
niet in kunt treden. Het zijn zeer
persoonlijke ervaringen èn be
slissingen. Die hangen niet als
een objectief gegeven ergens in
de lucht. Ieder „geval" is uniek;
iedere beslissing daaromtrent is
uniek.
En dan ben je benieuwd hoe
broer Carl zijn doodvonnis ver
werkt, hoe hij tot zijn besluit
komt: ik stap eruit, wanneer ik
dat zelf wil. Goed, dat is dan
misschien een vorm van casuïs
tiek, van het bekijken van een
„geval", maar dan wel - in mijn
iees-geval - om zelf wat meer
helderheid te krijgen op een
dergelijke situatie. Hodie mihi,
eras tibi; vandaag ik, morgen
gij. Maar niets van dat alles. Cri
Stelweg heeft niet veel meer ge
daan dan de „opdracht" van
haar broer vervullen:.„Vertel 't
ze maar". Vertel jij 't ze maar
hoe een vent afpeigert aan die
rotziekte". Ze maakt je tot
mede-voyeuse (zoals ze zich op
dezelfde pagina noemt) naast
het sterfbed van Carl. Dat gebe
urt wel indringend beeldend.
•Dat wel!
Reportage der machteloos
heid Pech gehad, zegt Carl, be
rustend na zijn opstandige ge
dachten - en wie zou daar niet
doorheen moeten? - eruit ge
gooid te hebben. Van een ver
werkingsproces blijkt niet veel.
Je leest dan wel een zinnetje als:
„We praten nu voorlopig over
het doel van het leven van een
mens op aarde", maar wat de in
houd van die gesprekken ge
weest is, verneem je nauwelijks
iets. En dat zou wel een bijdrage
geweest kunnen zijn aan het
probleem van de euthanasie. „Ik
wil eruit stappen, wanneer ik
dat wil. Als er geen enkele hoop
meer is wens ik het recht te heb
ben om te zeggen. „Ik ga". Hij
wil niet als een beest creperen.
Kreten; begrijpelijke kreten van
een mens in doodsnood. Het
probleem wordt gesteld.
Een probleem, waar je best
wakker van kunt liggen, maar zo
vreemd is het nu ook niet; zelfs
het besluit niet. Wat wel ver
wonderlijk is? De wijze waarop
ermee omgesprongen wordt. De
arts wil er niets van weten; de
verpleegster is bang, dat zij de
laatste spuit zal geven. De om
geving sluit zich af, behalve Cri
Stelweg en haar man; zij doen
althans pogingen om aan het
verlangen tegemoet te komen.
Maar ook de wijze waarop zij op
de omgeving reageren (op de
arts b.v.) en de wijze waarop zij
zelf met palvium experimente
ren - aanvankelijk heeft het een
averechtse uitwerking - is een al
te emotioneel reageren op een
overigens vrij rationeel besluit.
Tot op zekere hoogte kun je ze
het zelfs niet kwalijk nemen en
is deze geschiedenis een „leer
school".
Je hoort wel eens zeggen: „Op
je sterfbed zul je er spijt van
hebben". Hoezeer dit gezegde
waar is, maken de openharige
bekentenissen van Carl wel dui
delijk. In zoverre heeft het boek
je toch ook wel iets te zeggen.
Wij, de levenden, gaan veelal
nog ten onder aan activisme aan
„geen tijd hebben voor"...on
szelf yi anderen. Wij leven nog
in een cultuur' van „tijd is geld".
De geschiedenis drukt je met je
neus op de tijdloosheid van het
leven. In onze dadendrang (alles
wat nog af moet) lopen we met
een grote boog om een dergelijke
gebeurtenis heen (ook daarvan
geeft het boek voorbeelden) en
weten er geen raad mee als we
deze toch niet kunnen ontlopen.
Wat dat betreft kan dit boek wel
je kop uit het zand trekken. Een
goed Doek.? Ik weet het niet. Een
slecht boek? Ik weet het niet.
Dat moet u voor uzelf maar uit
maken.
Vandaag wordt in Dordrecht de jaarlijkse Stripdag gehouden. Er
wordt vei chillend over geoordeeld. De een vindt het een gezellige
boel, de ander zegt: van mij hoeft het niet; tè commercieel.Dat moet
u eventueel zelf maar gaan bekijken. „Wij willen geen winst maken,
we willen alleen iets leuks maken", zegt een groep ervaren stripma
kers in Nederland, die het eerste Neaerlandse stripblad voor vol
wassenen De Vrije Balloen gaan uitgeven. Het eerste nummer is uit.
Zij vinden, dat de volwassen striplezer tot nu toe gediscrimineerd
is. „Al jaren moeten zij genoegen nemen met een enkele strip in hun
dagblad of wat buitenlandse stripalbums. Er zijn genoeg stripbla
den, maar deze zijn allemaal gemaakt voor de jeugdige striplezer
tjes". De makers van De Vrije Balloen zijn allen ervaren stripma
kers, die b.v. al jaren werkten voor bladen als Pep, Sjors en Donald
Duck. Medewerkers zijn: Andries Brandt (o.a. Oom Dagobert,
Flintstones-teksten), Leo van Noppen (werkte voor o.a. Toonder),
Jan van Haasteren (o.a. Ketelbinkie, Knabbel, en Babbel),Robert
van der Kroft (o.a. Pepijn, Sjors en Sjimmie), Patty Klein (teksten
voor Tom Poes, Vera van de Risico e.a.), The Tjong Khing (De twee
van Oldenbroek, Arendsoog), Jan Steenman (Clio en Pluk, Roel
Dijkstra), Lo Hartog van Banda (o.a. teksten voor Ti-Ta Tovenaar),
Huub Scholten, Romy Verholt, Hans v.d. Boom en Herman van
Haasteren. De Vrije Balloen verschijnt voorlopig tweemaandelijks
in een oplage van 9000 exemplaren in eigen beheer. „Gewoon om
helemaal vrij te kunnen werken." Het eerste nummer bevat 32
bladzijden en kost 2,95. Wanneer dit bedrag overgemaakt wordt
op giro 3464468 t.n.v. J. van Haasteren-Verholt te Hensbroek, krijgt
u het thuis. Het is ook mogelijk, dat de tijdschriftenwinkel bij u in
de buurt het voorradig neeft.