REISINDRUKKEN UIT WESTELIJK AMERIKA
Groeten uit Californië
A
tel
buitenland
A&ür-
i
X JlMERIKA is een droom,
wordt gezegd. Als je er naar
toe gaat, breekt die droom
onherroepelijk. Anderen
zeggen: het is een nachtmer
rie. En wie heeft er zin vier
weken in een nachtmerrie te
leven?
Na een maand Californië
moet ik zeggen dat het een
droom én een nachtmerrie is.
Amerika is een paradijs en een
hei. Iedereen weet het eigenlijk
al: het is het Land van de Onbe
grensde Mogelijkheden. Met die
mogelijkheden kun je alle kan
ten op, de goede en de slechte.
Voor ons, verbaasde Europese
toeristen is het een geweldig
avontuur, een verbijsterende er
varing. We worden overdon
derd, schudden ons hoofd en ge
nieten als kinderen. De gruwe
lijke kant van Amerika, de
nachtmerrie, ervaren we alleen
maar oppervlakkig. Dat komt
waarschijnlijk ornaat we ons 's
avonds nauwelijks op straat
durven wagen in de grote ste
den. De drukke straten geven
ons een ongemakkelijk gevoel en
we snellen altijd schichtig (ik
had ons geld uit voorzorg ver
stopt in een zak van tentdoek
achter mijn broekband) naar
onze kamer.
Het valt wel direct op dat de
verschillende rassen en bevol
kingsgroepen gescheiden leven.
Chinezen en Mexicanen zitten
veel in de horecawereld, negers
hebben erg vaak lagere, bedie
nende baantjes. Op Pershing
Square, een plantsoen in het
centrum van Los Angeles, werd
de opstand in de negerwijk
Watts (1968) herdacht. Er waren
meer politieagenten dan demon
stranten. De tegenstellingen en
de ellende krijgen nauwelijks
aandacht in een overvolle, la
waaierige miljoenenstad als
L.A. Je voelt je klein en onzeker
vanaf het moment dat je via bre
de, kaarsrechte wegen met licht
roze en zachtgroene huizen ver
dwijnt in de kolossale steen
massa van Los Angeles tussen de
oceaan en de bergen. Huizen
kruipen tegen de hellingen op en
gigantische snelwegen wentelen
zich boven het gekrioel van elf
miljoen uit en schieten in alle
richtingen.
De stad is opgebouwd en be
volkt door avonturiers en geluk
zoekers uit de hele wereld. Elf
miljoen mensen vechten voor
hun bestaan en het is een harde
strijd, wreed en bloedig. De
sterke wint, de zwakke verliest.
De man die ons op een hete mid
dag zag zwoegen op het trottoir
van Sunset Boulevard, stopte en
opende trots rijn-luxueuze slee
voor ons, was drie jaar geleden
uit Armenië gekomen en hij had
het gemaakt in Amerika. „Het is
een vrij land", zei hij, „Daar hou
ik van",
De Deen die zijn auto ging ha
len om ons naar een motel te
brengen (we zochten in het duis
ter op Ventura Boulevard naar
de halte van een bus die 's
avonds al niet meer bleek te rij
den), had er duidelijk meer
moeite mee. Hij woonde in een
gerieflijk appartement en had
het prima. Ja, hij verdiende uit
stekend, maar dat was dan ook
de enige reden om in Los Ange
les te Mijven. Hij woonde nu tien
jaar in Amerika (en sprak nog
met een zwaar Scandinavisch
accent), maar hij zou dolgraag
terugwillen naar Denemarken.
De Armeniër en de Deen ver
schillen weinig van de miljoenen
die vóór hen in Californië op
jacht gingen naar een nieuw le
ven. In 1542 dobberde Juan Rod
riguez Cabrillo, een Portugese
zeeman in dienst van de Span
jaarden. als eerste de baai van
San Diego binnen. Na hem ver
kenden Spaanse missionarissen
de vriendelijke, verlaten kust
strook van Californië. En
daarna kwamen de Westeuro
peanen op zoek naar de zon en
naar goud.
Als we per Greyhound-bus
noordwaarts gaan, voelen we
dat dit land een gigantisch stuk
prehistorie is, met daarover een
heel dun laagje geschiedenis.
Het is een woest golvend maand-
landschap met grimmige stenen
spitsen, ondoordringbare wou
den, kale zandvlakten en hier en
daar in een plooi lopen wegen,
nauwelijks zichtbaar, verstop
pen mensen zich in een handvol
huisjes.
Nog maar honderd jaar ratelt
de westerse welvaartsmachine,
nog maar honderd jaar zijn
Engels-sprekende blanke men
sen bezig de valleien vol te bou
wen met fabrieken en kantoren.
Reizend tussen de kale bergrug
gen en de geel-bruine heuvels
vergeet je de verstikkende ste
den. Ze worden onzichtbaar, de
tijd verdwijnt achter de horizon,
we zijn alleen op een onherberg
zaam, onwerelds eiland.
Eerst moeten er Indianen in
Californië gewoond hebben,
maar hun sporen zijn uitgewist.
De Spanjaarden die vanuit
Mexico kwamen, hebben Cali
fornië aangekleed. De meeste
plaatsnamen zijn Spaans, veel
steden zijn gebouwd rond een
Mexicaanse gemeenschap.
Santa Barbara bijvoorbeeld is
een echt Mexicaans stadje. We
merkten het direct op toen we er
met ons hele hebben en houwen
op de rug op zoek gingen naar
een motel. De hoofdstraten wa
ren afgezet voor een grootse op
tocht van Spaanse veroveraars
te paard, kleurig verklede men
sen vierden de „Old Spanish
Days" en waren niet in de stem
ming om twee vreemdelingen
nauwkeurig uit te duiden waar
het door hen gevraagde adres
was. We sjokten verbeten in de
verkeerde richting en wierpen af
en toe jaloerse blikken naar de
grote Mexicaanse familie die op
de veranda's van hun huizen za
ten te drinken en te lachen. Jon
geren scheurden in open auto's
door de straten met blikjes bier
en cola in hun handen.
Toen we ons eindelijk gesett-
led hadden ontdekten we dat we
in een vriendelijk, Mexicaans
stadje zaten met witte huizen,
palmbomen en een heerlijk
strand. Het centrum is heet en
Spaans. Zoals veel Califonische
plaatsjes, heeft Santa Barbara
een „mission", een wit kerkje,
dat in de tweede helft van de
achttiende eeuw werd gebouwd.
De missions zijn de enige mo
numenten, de enige historixche
bouwwerken van dit land.
Opeens wordt rechts naast de
weg een riviertje zichtbaar. Dat
moet de Salinas zijn. We zitten
in het land van John Steinbeck!
Het riviertje, het is aanvankelijk
niet meer dan een vriendelijk
beekje, en de Highway 101 snel
len zij aan zij door de groene val
lei waar boeren in volstrekte
stilte sinaasappelen, druiven en
tomaten kweken.
Maar verder is de wereld van
John Steinbecks jeugd veran
derd. De schrijver ontdekte het
zelf al toen hij op reis ging met
zijn hond Charley: Salinas is uit
zijn krachten gegroeid. Main
Street is lang, saai en kil en al
die nieuwe, rechte straten die er
bij zijn gekomen, bieden geen
gezelligheid en knusheid, maar
slaapplaatsen en eetmogelijk-
heden voor de reizigers die op en
langs de Highway leven.
Zo is het met veel van die
kleine plaatsjes, King City, So-
ledad, Atascadero, San Miguel.
Rond de kern vaste bewoners
huizen voorbijgangers, mensen
die op weg zijn naar hun vol
gende doel in een land zonder
grenzen. Daarom zie je lange
wegen met alleen motels, gara
ges, autodealers, winkels met
auto-onderdelen, restaurants en
eethuizen. In Steinbeckhouse in
Salinas is nu een chique restau
rant gevestigd, zodat eenvou
dige mensen met niet zoveel
honger (zoals wij) de kans ont
nomen wordt in nauwer contact
te komen met een van Amerika 's
grootste schrijvers.
Monterey kijkt vanaf een be
rghelling uit over een romanti
sche baai die vroeger de vis le
verde waar de stad van leefde.
Eens zwoegden Mexicanen en
Chinezen in de haven, voeren de
vissersboten af en aan naar de
pier, de Fisherman's Warf en
stonken de fabrieken aan de
Cannery Row naar de vis die er
werd ingeblikt. Nu worden in de
haven van Monterey geen vissen
meer gevangen, op een kwade
dag was de zee leeg, uitgeput,
maar toeristen. De vispakhuizen
zijn omgebouwd tot winkels en
uitgaansgelegenheden.
Op de deur van het winkeltjes
van Lee Chong aan Cannery
Row hangt nog een klein briefje
dat herinnert aan de boeken van
John Steinbeck: Hier kochten
doe en zijn kornuiten een
drankje dat „oude tennisschoe
nen" werd genoemd.
„Jullie moeten naar Big Sur
gaan", zei de man in het bagage
depot van het Greyhoundstation
in Salinas en enthousiast begon
hij te vertellen over het duiken
van de rotsen van Big Sur, over
zijn surfavonturen op de woeste
golven van de Pacific. Achter
ons ontstond langzamerhand
een rij mensen die hun bagage
ook wel kwijt wilden, maar de
man was niet meer te stuiten.
Zijn ogen vlamden van geestd
rift, hij toonde een litteken op
zijn arm, van het waterskiën,
een lange jaap over zijn been,
van het racen op een Harley-
Davidson. Hij liet uitgebreid
zien wat je moet doen als je in
een draaikolk terechtkomt. Ik
hou van gevaar, zei hij. „It's
fun".
Goed, we gingen dus naar Big
Sur. Een vriendelijke jongen gaf
ons een lift langs de Pacific
Coast Highway die over de uit
erste rotsrand van de Verenigde
Staten balanceert. Rechts spat
de Stille Oceaan tegen de stenen.
Links golven de heuvels, die
volgens onze gastheer in het
voorjaar prachtig groen zijn,
maar door de eerste zomerzon
bruin gekleurd worden. Al gauw
maken de heuvels plaats voor de
woeste flanken van een ruig en
bijna ondoordringbaar natuur
gebied, Los Padres National Fo
rest. De uitlopers van dicht be
groeide bergjen komen pas boven
de oceaan tof stilstand, hier en
daar doorkliefd door riviertjes
die in oertijd (dat is dus de tijd
voor 1850 toen de eerste blanke
hier zijn voet durfde neer te zet
ten) onstuimige stromen ge
weest moeten zijn.
Big Sur is geen stad of dorp,
het is een vage aanduiding op de
kaart, het is een begrip, een in
spiratiebron voor schrijvers als
Henry Miller, Jack Kerouac en
Richard Brautigan. Langs de
highway staan een paar motels
en hier en daar in de dalen, tus
sen de loodrechte redwood-
bomen en kromme sycamores
kun je kamperen. We zetten
onze tent op en kijken verbaasd
naar de kolossale Amerikaanse
caravans, super-SRV-wagens
van alle gemakken voorzien.
Lekker primitief kamperen,
noemen ze dat.
Denk niet dat je er de ganse
dag kunt genieten van de stre
lende Californische zon. Zee-
dampen liggen voortdurend op
de loer en om een uur of zes
wordt het écht koud, dan geeft
de zon de strijd definitief op en
om acht uur is het donker.
Waar is 'de Grote Ameri
kaanse Pioniersgeest gebleven?
Het is waar dat de vermetele
ontdekkingsreizigers van vroe
ger, de naar nieuw, onbetreden
land zoekende boeren en de naar
goud snakkende stakkers van
toen de bikkelharde zakenmen
sen van dit moment zijn. Ze ver
overen nu de wereld vanuit een
comfortabel flatgebouw en hun
„avonturen" spreken niet meer
tot de verbeelding van ons, ge
zapige en jaloerse Europeanen.
Toch trekken door het wijde
Amerikaanse iand nog mensen
die vervuld zijn van die ouder
wetse, romantische pioniers
geest. Een van hen is Steve, een
17-jarige high school-leerling
uit Detroit, Michigan. We ont
moetten hem in het redwood-
woud van Big Sur. Plotseling
stond hij voor onze tent met een
grote cowboyhoed en zijn
blonde haar in een staart. „Hé,
ik hoor dat jullie uit Holland
komen. Dat is geweldig. Ik weet
niet waar het ligt, is het ergens
bij Zweden? Ik wil jullie uitno
digen bij ons feestje. We've a
real international party over
there, with people from all over
the world", zei Steve.
Luidkeels introduceerde hij
ons bij een stel jongeren die rond
een kampvuur zaten. Het waren
allemaal zwervers, net als Steve.
Liftend verkenden en verover
den ze alle hoeken van hun on-
meteleijke vaderland. Steve was
duidelijk de leider, hij vertelde
kostelijke verhalen over zijn
avonturen en af en toe brulde hij
„rock 'n roll", zodat de krijsende
blue-birds van schrik hun sna
vel hielden en de brutale grijze
wasberen even ophielden met
het rommelen in de proviand en
de afval rond de tenten en cara-
Steve nodigde iedereen uit bij
hem te komen kamperen. Het
vuur brandde de hele nacht en
tegen de ochtend kropen de
i'onge zwervers in hun slaapzak
en. Steve gaf me een blikje
Budweiser-bier en zei: „Ik zou
best ergens midden in de wil
dernis willen leven, ver weg van
de wereld". „Zou je dat je hele
leven volhouden?", vroeg ik. „Ik
bedoel: je bent toch opgegroeid
te midden van alle gemak en
luxe". „Ik weet het niet", zei hij.
En toch wil ik het proberen.
Juist omdat alles zo luxueus en
onecht is, verlangen wij naar het
primitieve, eerlijke leven".
Er werden boomstronken,
takken en blikjes in het vuur
feworpen, een jongen uit New-
ork riep dat het in zijn stad he
lemaal niet zo slecht was en zo
ging het de hele Wacht door.
En dan zijn er nog de Konin
gen van de Weg, de chauffeurs
van vrachtwagens die eenzaam
door de dagen en nachten snor
ren. Het zijn in zekere zin nog
avonturiers, als vogelvrije een
lingen zijn ze voortdurend op
pad met hun kostbare lading.
„Ik slaap een paar uur per
nacht", zei een truck-chauffeur
tegen mij. „Ik probeer tenminste
wat uit te rusten in mijn cabine.
Als ik een paar dagen vrij heb,
kruip ik in een motel, thuis ben
ik zelden". Drie huizen had-ie,
maar hij was er niet vaak.
Hij voelde zich een vrij man,
maar toch was hij niet gelukkig.
„Als ik uit Amerika weg zou
kunnen, zou ik het doen. Er is
iets mis met dit land. Kijk, ik
verdien 5 dollar per uur. Daar
net sprak ik met een collega die 7
dollar per uur maakt en dan
denk ik: dat wil ik ook. Zie je, we
willen steeds meer. Het is een
vreselijke wedloop. Toen ik ne
gen jaar was, ja toen was ik ge
lukkig, in 1939. Nu is het leven
hard en zakelijk, de druk is veel
te groot geworden. Maar ik moet
mee doen. In Europa zal het wel
heel wat rustiger zijn". Als we
onze whisky op hebben, gaat hij
languit in de brandende zon op
de rand van het zwembad lig
gen, even later snurkt hij zwaar
en regelmatig.
Californië, dat is toch het land
waar in de jaren zestig die ge
weldige beweging onder de jon
geren ontstond? Bloemen, opti
misme, vrijheid, nieuwe tijden,
hippies, de studenten van Berke
ley. Een van de redenen voor ons
om naar Californië te gaan, was
dat we iets van die beweging
wilden voelen.
Gesprekken met de meisjes
die naast ons kampeerden in Big
Sur beloofden wat dat betreft
weinig goeds. De meisjes waren
gemiddeld vijftien jaar en ze za
ten in een tehuis in San Diego
omdat ze in aanraking geweest
waren met de politie en/of psy
chiater. Af en toe kwam er eens
een naar ons toe. Een meisje dat
zich Cher noemde (ze had al vele
namen gehad) vertelde druk en
nerveus dat ze baalde van de an
deren. Ze wilde gewoon dronken
of stoned worden bij het kamp
vuur van Steve („Rock 'n roll")
en de zijnen. Cher praatte alsof
ze tien jaar ouder was, door haar
verbeten strijd met haar ouders
had ze twee keer zo beleefd als
een leeftijdgenote in Nederland.
Ze had een abortus achter de
rug en ze was door een psychia
ter behandeld. Volgens Cher zelf
ging dat zo: „Ik kon op school
niet goed en toen dachten mijn
ouders: er is iets mis met dat
kind, ze moet naar een psychia
ter. Ze stuurden me naar een
man, die me plaatjes liet zien. Ik
moest zegge wat die laajeioor-
stelden. Maar ik zei allemaal ge
kke dingen, ik deed zo maf mo
gelijk. Ja, het was een afknap
per".
Een van de andere meisjes
vertelde, een beetje vermoeid en
erg blasé: „Ik heb geprobeerd
mijn vader te vermoorden. Ik
was zwanger en ik wilde trou
wen. Mijn vader werd woedend
en hij zat mij na door het hele
huis
Langzamerhand kregen we
een idee van de merkwaardige,
gespleten wereld, waarin meis
jes als dezen opgroeien. Als kin
deren in Amerika een jaar of 12,
13 zijn, krijgen ze al het gevoel
dat ze bijna volwassen zijn. Er
wordt dan al van hen verwacht
dat ze zelfstandig zijn, ze rijden
in de auto van pa of ma en krij
gen hun rijbewijs als ze 16 zijn.
Maar voor de Californische wet
zijn ze nog steeds tieners, ze mo
gen niet roken voor ze 18 zijn en
niet drinken voor hun 21-ste.
En dat in een maatschappij
waar de verleidingen groter zijn
dan waar dan ook. Vader en
moeder zitten tussen vijf en acht
(het borreluurtje voor het avon
deten) lekker te pimpelen en als
hun kinderen ook wat pakken, is
dat best. De jongens en meisjes
willen naar feestjes waar ge
dronken en gerookt wordt, hun
ouders verbieden het en zo be
gint de grote strijd. Het gaat van
kwaad tot erger van beide kan
ten. „Volgend jaar ga ik trouwen
en wil ik een kind", zegt het 15-
jarige meisje dat haar vader
wilde vermoorden. „Dan ben ik
tenminste zelfstandig voor de
wet".
Je merkt niet zoveel van de
„veelbelovende" nieuwe genera
tie". Het elan van de jaren zestig
is duidelijk verdwenen, ook bij
de jongeren die, anders dan de
Misdadige Meisjes van San Die
go, wel de mogelijkheid hadden
rustig hun eigen leven op te
bouwen. In Los Angeles heerst
pessimisme. Twee jongelui die
ons in Hollywood een lift gaven,
mopperden verbitterd op hun
smerige, overvolle stad en
scholden op de politie: „Laatst
werd ik aangehouden toen ik op
een avond een drankwinkel uit
kwam en in mijn auto wilde
stappen. Het is je reinste wille
keur".
Maar misschien was het alle
maal wel heel anders in San
Francisco, de stad waar het tien
jaar geleden allemaal begon. In
de grote Pontiac van twee jon
gens uit Texas reden we de Gol
den City by the bay binnen. Het
zonnetje brak door de wolken en
uit de autoradio klonk in stereo
„Miracles" van Jefferson Stars
hip, een van de gangmakende
groepen van de flower-power.
Glorieus reden we over de steile
heuvels, waar nog steeds "de be
roemde cable-cars opereerden.
In de verte schemerden het ge
vangenis-eiland Alcatraz en de
Golden-Gate-brug.
San Francisco bleek een stuk
minder zakelijk en veel vriende
lijker te zijn dan L.A. De stad
doet een beetje Westeuropees
aan (een soort Londen of Am
sterdam) en zit vol toeristen. Je
treft er ook de gekste mensen
aan, oude zonderlingen en veel
stakkers die aan een stuk door
luidop lopen te praten.
Het centrum van de jongeren
cultuur van de jaren zestig is
triest en vervallen. In de heren
huizen van de beroemde
Haight-Ashbury-wijk wonen
arme sloebers en hopeloos ver
slaafden. Het Golden Gate-park
is kil en nevelig, als wij er arri
veren. Dan maar naar de Gol
den-Gate-brug, maar die blijkt
verdwenen te zijn in de mist.
Toch probeert een leger Japan
ners (je ziet ze in grote groepen
in de hele stad) er met de duurste
apparatuur foto's van te nemen.
Van de popcultuur is weinig
over, de jongeren die nog in de
oude idealen geloven, wonen in
kleine kolonies verspreid over
de stad. Eén van die kolonies
vinden we op het terrein van de
Berkeley-universiteit aan de
overkant van de baai. Het is rus
tig op de groene grasperken tus
sen de college-gebouwen waar
in 1968 de opstand tegen de
Amerikaanse maatschappij be
gon. Maar in het Griekse theater
hangt de sfeer die we zoeken. De
zangeres Emmylou Harris (zie
foto rechtsboven) treedt er op
voor een paar honderd jongeren
die ontspannen genieten van de
zon en de muziek.
De stemming is opperbest en
het stadion wordt helemaal ge
estdriftig als Jesse Colin Young
begint te zingen over het Ame
rika van de Indianen en zijn
„broeders en zusters" oproept
samen te streven naar een betere
wereld. Het concert was georga
niseerd door Bill Graham, de
man in de glorietijd van de
Love-beweging Frisco liet dave
ren van de activiteiten. Zijn
roem is nu behoorlijk verbleekt.
In een winkeltje bij de haven
verkoopt hij affiches en shirts
met de afbeeldingen van pop
sterren. Hij kan nog maar over
een bepaalde groep artiesten be
schikken, de gages die hij be
taalt liggen veel lager dan wat
de grote concertzalen bieden.
De economische recessie heeft
ook de popmuziek te pakken.
Veel organisators kunnen het fi
nancieel niet meer bolwerken.
Clubs waar vroeger groepen op
traden, zijn nu dicht of omge
bouwd tot dancings. Muziek op
de plaat is veel goedkoper, dan
stenten floreren, de belangrijk
ste club in San Francisco is nu
„Dance your ass off" en iedereen
danst er op disco-muziek een
van de vele nieuwe dansen, de
hustle, de bump enz.
De meeste Amerikanen zijn
rechtlijnige denkers, filosofeer
ik op een rustig moment voor de
vuist weg. Ze klampen zich in
een ware jungle (de chaotische
steden vol anderssoortige men
sen, het woeste, onherbergzame
platteland) vast aan een aantal
zekerheden, die voor ons lang
niet allemaal even zeker lijken.
Ze geloven in hun ras, hun gods
dienst (er zijn enorme kerkge
bouwen en er is ontzettend veel
reclame voor gemaakt) en vooral
in de Carrière, want de Carrière
is de enige weg naar de lokkende
rijkdom.
En naast, of liever bóven dat
alles is er nog de Natie, de Vlag.
De goed boerende Amerikaan
klampt zich vast aan zijn land,
dat het rechtvaardigste plekje
op aarde is. Maar ook veel men
sen die onder aan de carrière-
ladder staan en de welvaart al
leen maar van buiten kennen,
zweren bij hun vaderland. Dat
vaderland is het enige in de we
reld waar ze trots op kunnen
zijn, het is de machtigste natie
ter wereld en de rijkdom ligt er
binnen je bereik
In een bar ontmoetten we een
bruine man met een ijsmutsje,
hij zag er Noordafrikaans uit.
Hij beweerde dat hij Nederlands
bloed in zijn aderen had en zei
dat we broeders waren. Toen zei
hij met gebalde vuist en met tra
nen in zijn ogen: „Ik ben Ameri
kaan, ik vecht voor mijn land, ik
wil sterven voor mijn land. Ik
ben trots op Amerika. Genieten
jullie van mijn land? Ik wil dat
jullie van mijn land houden".
En als deze zekerheden nog
niet voldoende zijn, is er altijd
nog de wereld van de fantasie. In
Hollywood worden dagelijks de
heerlijkste dromen gemaakt.
Juist nu het niet zo best gaat met
de economie, bloeit de filmin
dustrie. Er is een schreeuwende
behoefte aan spektakelfilms,
films over vreselijke rampen,
films over het kwaad, de satan
die uitgebannen moet worden en
films over de misdaad, de grieze
lige komplotten (niet alleen van
boeven, maar ook van politie en
overheid) die de gewone man
terroriseren.
Alleen Hollywood heeft de ac
commodatie om dat alles breed
uit op het celluloid vast te leg
gen. De studio's van de grote
televisiemaatschappijen bevin
den zich nu allemaal in Los An
geles, het verarmende New York
is volkomen uit de gratie ge
raakt
De grote filmbazen met veel
poen beleven gouden tijden,
maar de romantiek is uit Holly
wood verdwenen. Toeristen
verdringen zich voor het Chi
nese Theater waar de sterren
van weleer hun handen en voe
ten in het cement drukten en
wandelen over Hollywood Bou
levard waar de namen van alle
filmhelden in het trottoir staan.
Maar ondertussen zijn veel za
ken in Hollywood veranderd in
porno-shops en nachtclubs met
brullende opschriften waarin
zoveel mogelijk het woord
„naakt" genoemd wordt. De ge
organiseerde misdaad wordt
steeds machtiger in de filmstad
Los Angeles. De filmsterren
hebben zich teruggetrokken in
de riante villa's op de berghel
lingen. Hollywood bloeit en Hol
lywood verloedert.
De tv zorgt de hele dag voor
afleiding. Hij staat aan in win
kels, bars en keukens, zoals bij
de radio. Zonder onderbreking
gaan programma's over in
reclame-spots, meestal voor au
to's, deodorantsprays („Hebt u
zweetvoeten, neem een bus en
spuit op uw sokken") en ham
burgers. Dagelijks worden er
nieuwe soorten hamburgers uit
gevonden, je hebt cheesebur
gers, cheeseburgers-de-luxe,
whoppers, double-hamburgers,
powerburgers....
Tussen de reclame door wor
den onophoudelijk films, series
en shows uitgezonden. Het moet
voor een Amerikaan moeilijk
zijn te weten te komen wat er
precies allemaal gaande is in de
wereld. In de nieuwsuitzendin
gen zie je alleen Wibo van der
Linde-achtige journalisten ver
tellen dat er weer een paar
moorden zijn gepleegd, terwijl
dan achter hun hoofd een groot
pistool, een mes of een touw
wordt geprojecteerd. De onder
werpen van de nieuwsuitzen
ding van 's avonds tien of elf uur
worden van tevoren al aange
kondigd „Straks op deze zender
een dubbele moord in West-Hol -
lywood en nieuwe onthullingen
in de Patty Hearst-zaak". De
onthullingen blijken weinig
voor te stellen, de moord wordt
breedt uitgemeten, er worden
drie zinnen gewijd aan Portugal
en de verslaggevers beëindigen
lachend hun personality-show.
Als je genoeg hebt van de
misdaadfilms en het opge
klopte sensatienieuws, kijk
je uit het raam. En dan merk
je dat het daar buiten net zo
is als op de tv! Onophoude
lijk loeien de sirenes en één
keer bleven vier politiewa
gens vlak voor ons hotel
staan. We zien een persone
nauto staan met wijd ge
opende portieren. Op het
trottoir liggen vier negers,
hun handen geboeid op de
rug. De agenten trekken ze
een voor een hardhandig
overeind en voeren ze weg.
We hebben geen flauw idee
wat er aan de hand is, maar
het maakt de Amerikaans»
tv-films een stuk geloof
waardiger...
15.00
15.02
15.35
15.45
18.15
18.45
18.55
19.05
cumei
NOS
20.00
Jourm
NCRV
20.21
Zij aa
21.30
Als d<
docun
de
sinds
22.25
Ruimt
wijde
NOS
23.00
Journ
IKOR
23.05
Het li
NEDf
NOS
18.45
Barba
18.55
Journ
KRO
19.05
Twiet
van e
geitje
19.10
The
film.
19.35
Verha
33.