REISINDRUKKEN UIT WESTELIJK AMERIKA Groeten uit Californië A tel buitenland A&ür- i X JlMERIKA is een droom, wordt gezegd. Als je er naar toe gaat, breekt die droom onherroepelijk. Anderen zeggen: het is een nachtmer rie. En wie heeft er zin vier weken in een nachtmerrie te leven? Na een maand Californië moet ik zeggen dat het een droom én een nachtmerrie is. Amerika is een paradijs en een hei. Iedereen weet het eigenlijk al: het is het Land van de Onbe grensde Mogelijkheden. Met die mogelijkheden kun je alle kan ten op, de goede en de slechte. Voor ons, verbaasde Europese toeristen is het een geweldig avontuur, een verbijsterende er varing. We worden overdon derd, schudden ons hoofd en ge nieten als kinderen. De gruwe lijke kant van Amerika, de nachtmerrie, ervaren we alleen maar oppervlakkig. Dat komt waarschijnlijk ornaat we ons 's avonds nauwelijks op straat durven wagen in de grote ste den. De drukke straten geven ons een ongemakkelijk gevoel en we snellen altijd schichtig (ik had ons geld uit voorzorg ver stopt in een zak van tentdoek achter mijn broekband) naar onze kamer. Het valt wel direct op dat de verschillende rassen en bevol kingsgroepen gescheiden leven. Chinezen en Mexicanen zitten veel in de horecawereld, negers hebben erg vaak lagere, bedie nende baantjes. Op Pershing Square, een plantsoen in het centrum van Los Angeles, werd de opstand in de negerwijk Watts (1968) herdacht. Er waren meer politieagenten dan demon stranten. De tegenstellingen en de ellende krijgen nauwelijks aandacht in een overvolle, la waaierige miljoenenstad als L.A. Je voelt je klein en onzeker vanaf het moment dat je via bre de, kaarsrechte wegen met licht roze en zachtgroene huizen ver dwijnt in de kolossale steen massa van Los Angeles tussen de oceaan en de bergen. Huizen kruipen tegen de hellingen op en gigantische snelwegen wentelen zich boven het gekrioel van elf miljoen uit en schieten in alle richtingen. De stad is opgebouwd en be volkt door avonturiers en geluk zoekers uit de hele wereld. Elf miljoen mensen vechten voor hun bestaan en het is een harde strijd, wreed en bloedig. De sterke wint, de zwakke verliest. De man die ons op een hete mid dag zag zwoegen op het trottoir van Sunset Boulevard, stopte en opende trots rijn-luxueuze slee voor ons, was drie jaar geleden uit Armenië gekomen en hij had het gemaakt in Amerika. „Het is een vrij land", zei hij, „Daar hou ik van", De Deen die zijn auto ging ha len om ons naar een motel te brengen (we zochten in het duis ter op Ventura Boulevard naar de halte van een bus die 's avonds al niet meer bleek te rij den), had er duidelijk meer moeite mee. Hij woonde in een gerieflijk appartement en had het prima. Ja, hij verdiende uit stekend, maar dat was dan ook de enige reden om in Los Ange les te Mijven. Hij woonde nu tien jaar in Amerika (en sprak nog met een zwaar Scandinavisch accent), maar hij zou dolgraag terugwillen naar Denemarken. De Armeniër en de Deen ver schillen weinig van de miljoenen die vóór hen in Californië op jacht gingen naar een nieuw le ven. In 1542 dobberde Juan Rod riguez Cabrillo, een Portugese zeeman in dienst van de Span jaarden. als eerste de baai van San Diego binnen. Na hem ver kenden Spaanse missionarissen de vriendelijke, verlaten kust strook van Californië. En daarna kwamen de Westeuro peanen op zoek naar de zon en naar goud. Als we per Greyhound-bus noordwaarts gaan, voelen we dat dit land een gigantisch stuk prehistorie is, met daarover een heel dun laagje geschiedenis. Het is een woest golvend maand- landschap met grimmige stenen spitsen, ondoordringbare wou den, kale zandvlakten en hier en daar in een plooi lopen wegen, nauwelijks zichtbaar, verstop pen mensen zich in een handvol huisjes. Nog maar honderd jaar ratelt de westerse welvaartsmachine, nog maar honderd jaar zijn Engels-sprekende blanke men sen bezig de valleien vol te bou wen met fabrieken en kantoren. Reizend tussen de kale bergrug gen en de geel-bruine heuvels vergeet je de verstikkende ste den. Ze worden onzichtbaar, de tijd verdwijnt achter de horizon, we zijn alleen op een onherberg zaam, onwerelds eiland. Eerst moeten er Indianen in Californië gewoond hebben, maar hun sporen zijn uitgewist. De Spanjaarden die vanuit Mexico kwamen, hebben Cali fornië aangekleed. De meeste plaatsnamen zijn Spaans, veel steden zijn gebouwd rond een Mexicaanse gemeenschap. Santa Barbara bijvoorbeeld is een echt Mexicaans stadje. We merkten het direct op toen we er met ons hele hebben en houwen op de rug op zoek gingen naar een motel. De hoofdstraten wa ren afgezet voor een grootse op tocht van Spaanse veroveraars te paard, kleurig verklede men sen vierden de „Old Spanish Days" en waren niet in de stem ming om twee vreemdelingen nauwkeurig uit te duiden waar het door hen gevraagde adres was. We sjokten verbeten in de verkeerde richting en wierpen af en toe jaloerse blikken naar de grote Mexicaanse familie die op de veranda's van hun huizen za ten te drinken en te lachen. Jon geren scheurden in open auto's door de straten met blikjes bier en cola in hun handen. Toen we ons eindelijk gesett- led hadden ontdekten we dat we in een vriendelijk, Mexicaans stadje zaten met witte huizen, palmbomen en een heerlijk strand. Het centrum is heet en Spaans. Zoals veel Califonische plaatsjes, heeft Santa Barbara een „mission", een wit kerkje, dat in de tweede helft van de achttiende eeuw werd gebouwd. De missions zijn de enige mo numenten, de enige historixche bouwwerken van dit land. Opeens wordt rechts naast de weg een riviertje zichtbaar. Dat moet de Salinas zijn. We zitten in het land van John Steinbeck! Het riviertje, het is aanvankelijk niet meer dan een vriendelijk beekje, en de Highway 101 snel len zij aan zij door de groene val lei waar boeren in volstrekte stilte sinaasappelen, druiven en tomaten kweken. Maar verder is de wereld van John Steinbecks jeugd veran derd. De schrijver ontdekte het zelf al toen hij op reis ging met zijn hond Charley: Salinas is uit zijn krachten gegroeid. Main Street is lang, saai en kil en al die nieuwe, rechte straten die er bij zijn gekomen, bieden geen gezelligheid en knusheid, maar slaapplaatsen en eetmogelijk- heden voor de reizigers die op en langs de Highway leven. Zo is het met veel van die kleine plaatsjes, King City, So- ledad, Atascadero, San Miguel. Rond de kern vaste bewoners huizen voorbijgangers, mensen die op weg zijn naar hun vol gende doel in een land zonder grenzen. Daarom zie je lange wegen met alleen motels, gara ges, autodealers, winkels met auto-onderdelen, restaurants en eethuizen. In Steinbeckhouse in Salinas is nu een chique restau rant gevestigd, zodat eenvou dige mensen met niet zoveel honger (zoals wij) de kans ont nomen wordt in nauwer contact te komen met een van Amerika 's grootste schrijvers. Monterey kijkt vanaf een be rghelling uit over een romanti sche baai die vroeger de vis le verde waar de stad van leefde. Eens zwoegden Mexicanen en Chinezen in de haven, voeren de vissersboten af en aan naar de pier, de Fisherman's Warf en stonken de fabrieken aan de Cannery Row naar de vis die er werd ingeblikt. Nu worden in de haven van Monterey geen vissen meer gevangen, op een kwade dag was de zee leeg, uitgeput, maar toeristen. De vispakhuizen zijn omgebouwd tot winkels en uitgaansgelegenheden. Op de deur van het winkeltjes van Lee Chong aan Cannery Row hangt nog een klein briefje dat herinnert aan de boeken van John Steinbeck: Hier kochten doe en zijn kornuiten een drankje dat „oude tennisschoe nen" werd genoemd. „Jullie moeten naar Big Sur gaan", zei de man in het bagage depot van het Greyhoundstation in Salinas en enthousiast begon hij te vertellen over het duiken van de rotsen van Big Sur, over zijn surfavonturen op de woeste golven van de Pacific. Achter ons ontstond langzamerhand een rij mensen die hun bagage ook wel kwijt wilden, maar de man was niet meer te stuiten. Zijn ogen vlamden van geestd rift, hij toonde een litteken op zijn arm, van het waterskiën, een lange jaap over zijn been, van het racen op een Harley- Davidson. Hij liet uitgebreid zien wat je moet doen als je in een draaikolk terechtkomt. Ik hou van gevaar, zei hij. „It's fun". Goed, we gingen dus naar Big Sur. Een vriendelijke jongen gaf ons een lift langs de Pacific Coast Highway die over de uit erste rotsrand van de Verenigde Staten balanceert. Rechts spat de Stille Oceaan tegen de stenen. Links golven de heuvels, die volgens onze gastheer in het voorjaar prachtig groen zijn, maar door de eerste zomerzon bruin gekleurd worden. Al gauw maken de heuvels plaats voor de woeste flanken van een ruig en bijna ondoordringbaar natuur gebied, Los Padres National Fo rest. De uitlopers van dicht be groeide bergjen komen pas boven de oceaan tof stilstand, hier en daar doorkliefd door riviertjes die in oertijd (dat is dus de tijd voor 1850 toen de eerste blanke hier zijn voet durfde neer te zet ten) onstuimige stromen ge weest moeten zijn. Big Sur is geen stad of dorp, het is een vage aanduiding op de kaart, het is een begrip, een in spiratiebron voor schrijvers als Henry Miller, Jack Kerouac en Richard Brautigan. Langs de highway staan een paar motels en hier en daar in de dalen, tus sen de loodrechte redwood- bomen en kromme sycamores kun je kamperen. We zetten onze tent op en kijken verbaasd naar de kolossale Amerikaanse caravans, super-SRV-wagens van alle gemakken voorzien. Lekker primitief kamperen, noemen ze dat. Denk niet dat je er de ganse dag kunt genieten van de stre lende Californische zon. Zee- dampen liggen voortdurend op de loer en om een uur of zes wordt het écht koud, dan geeft de zon de strijd definitief op en om acht uur is het donker. Waar is 'de Grote Ameri kaanse Pioniersgeest gebleven? Het is waar dat de vermetele ontdekkingsreizigers van vroe ger, de naar nieuw, onbetreden land zoekende boeren en de naar goud snakkende stakkers van toen de bikkelharde zakenmen sen van dit moment zijn. Ze ver overen nu de wereld vanuit een comfortabel flatgebouw en hun „avonturen" spreken niet meer tot de verbeelding van ons, ge zapige en jaloerse Europeanen. Toch trekken door het wijde Amerikaanse iand nog mensen die vervuld zijn van die ouder wetse, romantische pioniers geest. Een van hen is Steve, een 17-jarige high school-leerling uit Detroit, Michigan. We ont moetten hem in het redwood- woud van Big Sur. Plotseling stond hij voor onze tent met een grote cowboyhoed en zijn blonde haar in een staart. „Hé, ik hoor dat jullie uit Holland komen. Dat is geweldig. Ik weet niet waar het ligt, is het ergens bij Zweden? Ik wil jullie uitno digen bij ons feestje. We've a real international party over there, with people from all over the world", zei Steve. Luidkeels introduceerde hij ons bij een stel jongeren die rond een kampvuur zaten. Het waren allemaal zwervers, net als Steve. Liftend verkenden en verover den ze alle hoeken van hun on- meteleijke vaderland. Steve was duidelijk de leider, hij vertelde kostelijke verhalen over zijn avonturen en af en toe brulde hij „rock 'n roll", zodat de krijsende blue-birds van schrik hun sna vel hielden en de brutale grijze wasberen even ophielden met het rommelen in de proviand en de afval rond de tenten en cara- Steve nodigde iedereen uit bij hem te komen kamperen. Het vuur brandde de hele nacht en tegen de ochtend kropen de i'onge zwervers in hun slaapzak en. Steve gaf me een blikje Budweiser-bier en zei: „Ik zou best ergens midden in de wil dernis willen leven, ver weg van de wereld". „Zou je dat je hele leven volhouden?", vroeg ik. „Ik bedoel: je bent toch opgegroeid te midden van alle gemak en luxe". „Ik weet het niet", zei hij. En toch wil ik het proberen. Juist omdat alles zo luxueus en onecht is, verlangen wij naar het primitieve, eerlijke leven". Er werden boomstronken, takken en blikjes in het vuur feworpen, een jongen uit New- ork riep dat het in zijn stad he lemaal niet zo slecht was en zo ging het de hele Wacht door. En dan zijn er nog de Konin gen van de Weg, de chauffeurs van vrachtwagens die eenzaam door de dagen en nachten snor ren. Het zijn in zekere zin nog avonturiers, als vogelvrije een lingen zijn ze voortdurend op pad met hun kostbare lading. „Ik slaap een paar uur per nacht", zei een truck-chauffeur tegen mij. „Ik probeer tenminste wat uit te rusten in mijn cabine. Als ik een paar dagen vrij heb, kruip ik in een motel, thuis ben ik zelden". Drie huizen had-ie, maar hij was er niet vaak. Hij voelde zich een vrij man, maar toch was hij niet gelukkig. „Als ik uit Amerika weg zou kunnen, zou ik het doen. Er is iets mis met dit land. Kijk, ik verdien 5 dollar per uur. Daar net sprak ik met een collega die 7 dollar per uur maakt en dan denk ik: dat wil ik ook. Zie je, we willen steeds meer. Het is een vreselijke wedloop. Toen ik ne gen jaar was, ja toen was ik ge lukkig, in 1939. Nu is het leven hard en zakelijk, de druk is veel te groot geworden. Maar ik moet mee doen. In Europa zal het wel heel wat rustiger zijn". Als we onze whisky op hebben, gaat hij languit in de brandende zon op de rand van het zwembad lig gen, even later snurkt hij zwaar en regelmatig. Californië, dat is toch het land waar in de jaren zestig die ge weldige beweging onder de jon geren ontstond? Bloemen, opti misme, vrijheid, nieuwe tijden, hippies, de studenten van Berke ley. Een van de redenen voor ons om naar Californië te gaan, was dat we iets van die beweging wilden voelen. Gesprekken met de meisjes die naast ons kampeerden in Big Sur beloofden wat dat betreft weinig goeds. De meisjes waren gemiddeld vijftien jaar en ze za ten in een tehuis in San Diego omdat ze in aanraking geweest waren met de politie en/of psy chiater. Af en toe kwam er eens een naar ons toe. Een meisje dat zich Cher noemde (ze had al vele namen gehad) vertelde druk en nerveus dat ze baalde van de an deren. Ze wilde gewoon dronken of stoned worden bij het kamp vuur van Steve („Rock 'n roll") en de zijnen. Cher praatte alsof ze tien jaar ouder was, door haar verbeten strijd met haar ouders had ze twee keer zo beleefd als een leeftijdgenote in Nederland. Ze had een abortus achter de rug en ze was door een psychia ter behandeld. Volgens Cher zelf ging dat zo: „Ik kon op school niet goed en toen dachten mijn ouders: er is iets mis met dat kind, ze moet naar een psychia ter. Ze stuurden me naar een man, die me plaatjes liet zien. Ik moest zegge wat die laajeioor- stelden. Maar ik zei allemaal ge kke dingen, ik deed zo maf mo gelijk. Ja, het was een afknap per". Een van de andere meisjes vertelde, een beetje vermoeid en erg blasé: „Ik heb geprobeerd mijn vader te vermoorden. Ik was zwanger en ik wilde trou wen. Mijn vader werd woedend en hij zat mij na door het hele huis Langzamerhand kregen we een idee van de merkwaardige, gespleten wereld, waarin meis jes als dezen opgroeien. Als kin deren in Amerika een jaar of 12, 13 zijn, krijgen ze al het gevoel dat ze bijna volwassen zijn. Er wordt dan al van hen verwacht dat ze zelfstandig zijn, ze rijden in de auto van pa of ma en krij gen hun rijbewijs als ze 16 zijn. Maar voor de Californische wet zijn ze nog steeds tieners, ze mo gen niet roken voor ze 18 zijn en niet drinken voor hun 21-ste. En dat in een maatschappij waar de verleidingen groter zijn dan waar dan ook. Vader en moeder zitten tussen vijf en acht (het borreluurtje voor het avon deten) lekker te pimpelen en als hun kinderen ook wat pakken, is dat best. De jongens en meisjes willen naar feestjes waar ge dronken en gerookt wordt, hun ouders verbieden het en zo be gint de grote strijd. Het gaat van kwaad tot erger van beide kan ten. „Volgend jaar ga ik trouwen en wil ik een kind", zegt het 15- jarige meisje dat haar vader wilde vermoorden. „Dan ben ik tenminste zelfstandig voor de wet". Je merkt niet zoveel van de „veelbelovende" nieuwe genera tie". Het elan van de jaren zestig is duidelijk verdwenen, ook bij de jongeren die, anders dan de Misdadige Meisjes van San Die go, wel de mogelijkheid hadden rustig hun eigen leven op te bouwen. In Los Angeles heerst pessimisme. Twee jongelui die ons in Hollywood een lift gaven, mopperden verbitterd op hun smerige, overvolle stad en scholden op de politie: „Laatst werd ik aangehouden toen ik op een avond een drankwinkel uit kwam en in mijn auto wilde stappen. Het is je reinste wille keur". Maar misschien was het alle maal wel heel anders in San Francisco, de stad waar het tien jaar geleden allemaal begon. In de grote Pontiac van twee jon gens uit Texas reden we de Gol den City by the bay binnen. Het zonnetje brak door de wolken en uit de autoradio klonk in stereo „Miracles" van Jefferson Stars hip, een van de gangmakende groepen van de flower-power. Glorieus reden we over de steile heuvels, waar nog steeds "de be roemde cable-cars opereerden. In de verte schemerden het ge vangenis-eiland Alcatraz en de Golden-Gate-brug. San Francisco bleek een stuk minder zakelijk en veel vriende lijker te zijn dan L.A. De stad doet een beetje Westeuropees aan (een soort Londen of Am sterdam) en zit vol toeristen. Je treft er ook de gekste mensen aan, oude zonderlingen en veel stakkers die aan een stuk door luidop lopen te praten. Het centrum van de jongeren cultuur van de jaren zestig is triest en vervallen. In de heren huizen van de beroemde Haight-Ashbury-wijk wonen arme sloebers en hopeloos ver slaafden. Het Golden Gate-park is kil en nevelig, als wij er arri veren. Dan maar naar de Gol den-Gate-brug, maar die blijkt verdwenen te zijn in de mist. Toch probeert een leger Japan ners (je ziet ze in grote groepen in de hele stad) er met de duurste apparatuur foto's van te nemen. Van de popcultuur is weinig over, de jongeren die nog in de oude idealen geloven, wonen in kleine kolonies verspreid over de stad. Eén van die kolonies vinden we op het terrein van de Berkeley-universiteit aan de overkant van de baai. Het is rus tig op de groene grasperken tus sen de college-gebouwen waar in 1968 de opstand tegen de Amerikaanse maatschappij be gon. Maar in het Griekse theater hangt de sfeer die we zoeken. De zangeres Emmylou Harris (zie foto rechtsboven) treedt er op voor een paar honderd jongeren die ontspannen genieten van de zon en de muziek. De stemming is opperbest en het stadion wordt helemaal ge estdriftig als Jesse Colin Young begint te zingen over het Ame rika van de Indianen en zijn „broeders en zusters" oproept samen te streven naar een betere wereld. Het concert was georga niseerd door Bill Graham, de man in de glorietijd van de Love-beweging Frisco liet dave ren van de activiteiten. Zijn roem is nu behoorlijk verbleekt. In een winkeltje bij de haven verkoopt hij affiches en shirts met de afbeeldingen van pop sterren. Hij kan nog maar over een bepaalde groep artiesten be schikken, de gages die hij be taalt liggen veel lager dan wat de grote concertzalen bieden. De economische recessie heeft ook de popmuziek te pakken. Veel organisators kunnen het fi nancieel niet meer bolwerken. Clubs waar vroeger groepen op traden, zijn nu dicht of omge bouwd tot dancings. Muziek op de plaat is veel goedkoper, dan stenten floreren, de belangrijk ste club in San Francisco is nu „Dance your ass off" en iedereen danst er op disco-muziek een van de vele nieuwe dansen, de hustle, de bump enz. De meeste Amerikanen zijn rechtlijnige denkers, filosofeer ik op een rustig moment voor de vuist weg. Ze klampen zich in een ware jungle (de chaotische steden vol anderssoortige men sen, het woeste, onherbergzame platteland) vast aan een aantal zekerheden, die voor ons lang niet allemaal even zeker lijken. Ze geloven in hun ras, hun gods dienst (er zijn enorme kerkge bouwen en er is ontzettend veel reclame voor gemaakt) en vooral in de Carrière, want de Carrière is de enige weg naar de lokkende rijkdom. En naast, of liever bóven dat alles is er nog de Natie, de Vlag. De goed boerende Amerikaan klampt zich vast aan zijn land, dat het rechtvaardigste plekje op aarde is. Maar ook veel men sen die onder aan de carrière- ladder staan en de welvaart al leen maar van buiten kennen, zweren bij hun vaderland. Dat vaderland is het enige in de we reld waar ze trots op kunnen zijn, het is de machtigste natie ter wereld en de rijkdom ligt er binnen je bereik In een bar ontmoetten we een bruine man met een ijsmutsje, hij zag er Noordafrikaans uit. Hij beweerde dat hij Nederlands bloed in zijn aderen had en zei dat we broeders waren. Toen zei hij met gebalde vuist en met tra nen in zijn ogen: „Ik ben Ameri kaan, ik vecht voor mijn land, ik wil sterven voor mijn land. Ik ben trots op Amerika. Genieten jullie van mijn land? Ik wil dat jullie van mijn land houden". En als deze zekerheden nog niet voldoende zijn, is er altijd nog de wereld van de fantasie. In Hollywood worden dagelijks de heerlijkste dromen gemaakt. Juist nu het niet zo best gaat met de economie, bloeit de filmin dustrie. Er is een schreeuwende behoefte aan spektakelfilms, films over vreselijke rampen, films over het kwaad, de satan die uitgebannen moet worden en films over de misdaad, de grieze lige komplotten (niet alleen van boeven, maar ook van politie en overheid) die de gewone man terroriseren. Alleen Hollywood heeft de ac commodatie om dat alles breed uit op het celluloid vast te leg gen. De studio's van de grote televisiemaatschappijen bevin den zich nu allemaal in Los An geles, het verarmende New York is volkomen uit de gratie ge raakt De grote filmbazen met veel poen beleven gouden tijden, maar de romantiek is uit Holly wood verdwenen. Toeristen verdringen zich voor het Chi nese Theater waar de sterren van weleer hun handen en voe ten in het cement drukten en wandelen over Hollywood Bou levard waar de namen van alle filmhelden in het trottoir staan. Maar ondertussen zijn veel za ken in Hollywood veranderd in porno-shops en nachtclubs met brullende opschriften waarin zoveel mogelijk het woord „naakt" genoemd wordt. De ge organiseerde misdaad wordt steeds machtiger in de filmstad Los Angeles. De filmsterren hebben zich teruggetrokken in de riante villa's op de berghel lingen. Hollywood bloeit en Hol lywood verloedert. De tv zorgt de hele dag voor afleiding. Hij staat aan in win kels, bars en keukens, zoals bij de radio. Zonder onderbreking gaan programma's over in reclame-spots, meestal voor au to's, deodorantsprays („Hebt u zweetvoeten, neem een bus en spuit op uw sokken") en ham burgers. Dagelijks worden er nieuwe soorten hamburgers uit gevonden, je hebt cheesebur gers, cheeseburgers-de-luxe, whoppers, double-hamburgers, powerburgers.... Tussen de reclame door wor den onophoudelijk films, series en shows uitgezonden. Het moet voor een Amerikaan moeilijk zijn te weten te komen wat er precies allemaal gaande is in de wereld. In de nieuwsuitzendin gen zie je alleen Wibo van der Linde-achtige journalisten ver tellen dat er weer een paar moorden zijn gepleegd, terwijl dan achter hun hoofd een groot pistool, een mes of een touw wordt geprojecteerd. De onder werpen van de nieuwsuitzen ding van 's avonds tien of elf uur worden van tevoren al aange kondigd „Straks op deze zender een dubbele moord in West-Hol - lywood en nieuwe onthullingen in de Patty Hearst-zaak". De onthullingen blijken weinig voor te stellen, de moord wordt breedt uitgemeten, er worden drie zinnen gewijd aan Portugal en de verslaggevers beëindigen lachend hun personality-show. Als je genoeg hebt van de misdaadfilms en het opge klopte sensatienieuws, kijk je uit het raam. En dan merk je dat het daar buiten net zo is als op de tv! Onophoude lijk loeien de sirenes en één keer bleven vier politiewa gens vlak voor ons hotel staan. We zien een persone nauto staan met wijd ge opende portieren. Op het trottoir liggen vier negers, hun handen geboeid op de rug. De agenten trekken ze een voor een hardhandig overeind en voeren ze weg. We hebben geen flauw idee wat er aan de hand is, maar het maakt de Amerikaans» tv-films een stuk geloof waardiger... 15.00 15.02 15.35 15.45 18.15 18.45 18.55 19.05 cumei NOS 20.00 Jourm NCRV 20.21 Zij aa 21.30 Als d< docun de sinds 22.25 Ruimt wijde NOS 23.00 Journ IKOR 23.05 Het li NEDf NOS 18.45 Barba 18.55 Journ KRO 19.05 Twiet van e geitje 19.10 The film. 19.35 Verha 33.

Krantenbank Zeeland

de Vrije Zeeuw | 1975 | | pagina 14