ERS Postzegel- verzameSero: Anderhalve eeuw spoorwegen: een betwistbaar jubileum ntctbad. VAN HOBBY TOT BELEGGINGSKUNST N B.V. Veilingen -**• Befwistbaar Passenger Railways 150th Anniversary Kunstwerken Spoorbreedte 20 «tekent, samenwerken je heen en afwisselend >id en verantwoordelijk- zoeken kunnen bijv. in an ons bij de opleiding). kJVEND op dinsdag 23 uur aanwezig zijn in: 3 te AXEL. :ljn wij bereikbaar on- i vrijdag tussen 8.30- in de Prijsslag Super- en Vlissingen i als leerling. ring, prima a werkkrln.: ntoor te Den 1 fetermans. .00 uur. van 19.00 lot 21.00 uur. 6566 r.00 uur lefoonOllOO-'t^tO* Deze week heeft voor de vaderlandse filatelist het uur der waarheid geslagen. De cataloog van de Nederlandse postzegels (uitgave van de NVPH) is voor de eenvoudige klant in de handel gekomen. En om meteen maar de jubel en de tranen bijeen te vegen: postzegels verzamelen is vanaf september geen hobby meer, maar een beleggerskunst. Dus kan degene jubelen, die alle hok jes in zijn album (zonder plak ker wel te verstaan...) heeft op gevuld en bovendien de dubbel- stockboeken goed gekregen heeft, toen de zegels aan de lo ketten kwamen. Maar hij is dan ook een ge slaagde belegger te noemen. De tranen zijn voor de vele verza melaars met de witte vensters in hun album en de lege stockboe- ken. Postzegels zijn waanzinnig duur aan het worden. Dat geldt niet alleen voor de alleroudste uitgaven: dat gaat op voor alle uitgiften tot voor enkele jaren toe. De gemiddelde opslag sedert de gids van vorig jaar bedraagt zo n 20%. Dat wil niet zeggen dat alle zegels 20% duurder zijn geworden - er zijn er zelfs enkele aan te wijzen die gelijk geprijsd bleven - maar door de bank ge nomen moet men 20% meer op de toonbank leggen. De speciale catalogus, zoals deze uitgave sinds jaar en dag heet, is dit jaar heel speciaal. In dien men al over de schrik van die 20% opslag heen is - en dat duurt even, want zo hoog was die inflatie in het afgelopen jaar nou ook net niet - komt men in de postzegelhandel voor extra verrassingen te staan. Het blijkt nl. dat de gloednieuwe cataloog op de dag van verschijnen al verouderd is en niet gehanteerd wordt. De aangegeven prijzen voor postfris en zonder plakker klop pen niet eens voor de uitgaven van pakweg 1960. De handel kan de zegels niet eens meer in kopen voor de afgedrukte prij zen. Intussen hebben er nl. een aantal postzegelveilingen plaats gevonden, waarop niet alleen voor de oude Willem-zegels en de Wilhelmientjes met loshan gend haar, maar voor alle zegels voor 1960 enorme sommen be steed zijn. Praktisch betekent dat voor de verzamelaar: voor zegels, uitgekomen tussen 1950 en 1960 moet men rekenen op een extra-toeslag van zo'n 20% op de nieuwe cataloogprijs. Voor zegels uitgekomen voor 1940 ligt die extra-toeslag bij 30 tot 40% en soms al bij 45%. En in die befaamde, speciaal ge noemde cataloog staan achter die postzegels al prijzen die ver uit meer dan 20% in prijs ver hoogd werden. ZOMSRZEGELS 1956 Rembrandt-eerle Aankoopprijs van 18 waarden Ik zei het U al: filatelie i6 in ons vaderland een vak voor be leggers geworden. Die wonder schone guilloche opdrukken van J. van Krimpen uit 1940 (ook wel bekend als de traliezegels) de den vorig jaar per serie van 2.5 cent tot 5 gld. 18 waarden) fl. 125,-. Dat is in de nieuwe cata loog 175 gulden geworden, maar in de winkel zult U minstens 230 gulden moeten neertellen. Dat is de jongste veilingprijs voor die serie en daar komt dan nog eens tafelgeld, veilinggeld en btw. bovenop Kortom voor 230 gul den de serie hebt U een koopje gehaald. De Julianazegels en face (1949-1952) haalden vorig jaar een cataloog-prijs van 820 gul den, maar waren daarvoor ook al niet meer te hebben. Dat is in de nieuwe 1976-uitgave al 1140 gulden geworden maar de prijs die men betalen moet ligt rond de 2000 gulden per serie. De cataloog-commissie heeft zich voor deze ontwikkeling al enigszins gedekt door de op merking vooraf, dat prijzen zonder plakker en in uiterst vlekkeloze staat aanzienlijk bo ven de noteringen liggen. De opwaartse trend van de postzegel-markt is al jaren aan de gang, zoals de prijzen voor Aankoopprijs fl 1959 cataloog fl 1960 fl 1962 fl 1963 fl 1964 fl 1965 fl 1966 fl 1968 fl 1971 fl 1973 fl 1975 fl 1976 fl tijdens de oorlog fl 13, oH 1959 cataloog fl 13,75 I960 fl 15,5o 1962 fl 19,35 1963 fl 22,5o 0,73 1964 fl 25,- 2,5o 1965 fl 31,3o 2,5o 1966 fl 4o,- 3,- 1968 fl 50,60 3,75 1971 fl 5o,75 4,75 1973 fl 7o,2o 6,50 1975 fl 125,- 9,- 1976 fl 175,- 17,5o 2o,- 25,- 4o,- 60.- nb.Laatste veilingprijs was fl 23ot-"kaal". alle goederen. Wat die extra- gen akkertje kon wied°n, bleef push omhoog veroorzaakt is de de hobby tamelijk hygiënisch, vlucht van net kapitaal in de Natuurlijk hebben van het begin postzegel. af aan verzamelaars, die een iets Zolang de filatelist op zijn el- dikkere portemonnee hadden, wat meer ingekocht dan de ver zamelaar met het zakcentje. Maar dat behoefde niet te bete kenen, dat er pure economische motieven achter zaten. Elke fila telist zal een extra-voorraadje aanleggen om nu en vooral later, als men aan de loketten niet meer terecht kan, een ruilvoor- raad te te hebben. Toen de prijzen echter in de inflatie-versnelling terecht kwamen, werd voorraadvor- ming naast hobby ook een be- leggerstip. Hoe hou ik mijn bezit waardevast, werd de kreet. Dat is in de aandeelsector gepro beerd (en mislukt), dat werd in grond gezocht en die markt is tamelijk afgegraasd. Dat werd in goud gezocht, maar dat moet men nu evenals het zilver al weer afgestoten hebben, omdat de prijzen zakken. In is op het ogenblik een briljantje en ken nelijk de postzegelwereld. In West-Duitsland is die be leggerstrend al jaren aan de gang en nog volop in de hausse Vooral zegels van de oude deel staten zijn gezocht, maar ook moderner goed maakt grote prijzen. Nederland heeft deze weg nu ook en wel definitief in geslagen. Moet de kleine verza melaar nu het hoofd in de schoot leggen en het slagveld aan de be legger overlaten? Welnee. Een rasechte filatelist heeft altijd al geleefd van de kruimels van welvoorziene dissen. En boven dien die grote troost: de cataloog van 1977 zal weer zeer speciale prijzen in petto hebben. Dat is helemaal geen profetie, want die van dit jaar loopt al hopeloos achter. HARRY KOLKS Dit Is de Locomotion, het ver vaarlijke ijzeren paard waarvan de benaming tot vandaag de dag in het woord locomotief zou voortleven. De diameter van de wielen bedroeg één meter twin tig, het gewicht zes en een halve ton. De maximumsnelheid kwam in de buurt van de 25 ki lometer per uur. Zoals Amsterdam al maanden doende is met een zevende eeuwfeest dat pas op 27 oktober aan zijn officiële herdenkingsdatum toe is, zo zijn de railofielen al een hele zomer in de weer met de viering van anderhalve eeuw spoorwegwezen. Gezien de geïso leerde ligging van het Verenigd Koninkrijk komen vooral de buitenlandse enthousiasten van alle kanten letterlijk aangevlogen, wat al direct een zekere relati vering van het aanbeden vervoermiddel inhoudt: in het internationale verkeer is de trein niet meer wat hij is geweest. Op korte afstand trouwens evenmin. De twintig kilometer rail verbinding waarmee het op 27 september 1825 allemaal begon, de spoorweg tussen de steden Darlington en Stockton in het dal van de Tees in Noord-Engeland, is ook allang verbust. Maar goed, het spoorwegfes tival bereikt op de herdenkings dag zijn hoogtepunt met de ope ning van het Nationale spoor wegmuseum te York, waar niet alleen een getrouwe nabootsing te zien zal zijn van de Locomo tion, het wonderwerk van Ge orge Stephenson dat honder dvijftig jaar geleden de eerste trein trok, maar ook een trotse falanx van Britse stoomlocomo tieven, zoals de Shannon die de oudste is die nog onder stoom kan rijden, de Flying Scotsman en de Mallard die met 190 km. per uur een wereldrecord in snelheid voor stoomlocomotie ven op zijn naam heeft staan. Een plechtige zitting in de Lon- dense Royal Albert Hall ont breekt evenmin als een vuur werk met spoorwegmotieven in de badplaats Blackpool, nog steeds een Mekka voor tram- Maar zoals alle herdenkings data is ook deze betwistbaar. Het staat natuurlijk vast dat op 27 september de Locomotion een trein van 38 wagens - waar van twaalf met steenkool bela den en 22 met 450 passagiers van Stockton naar Darlington heeft getrokken. Op die route werd bij wijlen een topsnelheid van twintig kilometer per uur bereikt. Maar in feite was de Stockton and Darlington Rail- 1975 way nog maar de doek-opener voor het eerste bedrijf dat vijf jaar later met de Liverpool- Manchester-spoorweg zou be ginnen. Wel betekende de Stockton- Darlington een enorme techni sche sprong vooruit op de vele mijnspoorwegen en talrijke stoomlocomotieftypen die Enge land al kende. Maar 't bleef toch een veredeld goederenspoor, in de eerste plaats bedoeld voor het steenkolenvervoer tussen het streekcentrum Darlington en de havenplaats Stockton. De be voorrechten die de eerste rit mochten meemaken zaten op ge- improviseerde banken in ko lenwagens en alleen het direc tierijtuig bezat de vorm van een koets. Pas in een laat stadium kreeg Stephenson de opdracht dat passagiersrijtuig te maken. Het kwam de dag voor de ope- ningsrit uit zijn werkplaats te Newcastle aan en de bouwer had het de wat twijfelachtige naam „Experiment" gegeven. Sterker nog: de eerste perso nentreinen op deze oudste spoorweg werden helemaal niet door stoomlocomotieven ge trokken, maar met paarden. De directie ging er van uit dat geen mens zijn leven zou toevertrou wen aan stoomtractie. Over igens vergiste zij zich nog in een ander opzicht, namelijk in de omvang van het vervoer. Haar verwachtingen werden ver over troffen. Gerekend was op een redelijk goederenvervoer met bestemming Stockton of Dar lington. In werkelijkheid over trof de via Stockton naar Lon den of andere markten te ver schepen vracht het lokale aan bod vele keren. Dat gold met name het kolenvervoer. Nog voordat de lijn tussen Darlington en Stockton was ge opend, was al begonnen aan de aanleg van de eerste werkelijke spoorwegverbinding, de het vijftig kilometer lange traject tussen Manchester en Liverpool, dat zich onderscheidde door vele kunstwerken, zoals de doorsnijding van een rotsachtig massief de Olijfberg, en het via duct met negen overspanningen over het dal van de Sankey. Aan de ingebruikneming van de spoorweg is een beroemde loco- motievenwedstrijd voorafge gaan. De uitslag, een absolute triomf voor de familie Stephen son (behalve George werkten ook diens broer Robert en zijn gelijknamige zoon in het bedrijf) waarvan de „Rocket" de vier mededingers glansrijk versloeg. De enige serieuze concurrent, de „Novelty" van Braithwaite en Erickson, legde het, in weerwil van zijn snelheid en elegant uit erlijk, af door technische man kementen. George Stephenson is wel de vader van de spoorwegen ge noemd en dat is terecht. Hij is er zeker niet de uitvinder van. Spoor-wegen kwamen immers al eeuwen eerder voor: houten latten, later ijzeren staven, die het karreverkeer over slechte landwegen moesten vergemak kelijken. Stoomvoertuigen die op de straatweg reden waren er ook al eerder: de stoomwagen van de Franse officier Cugnot uit 17 71 of die van Trevithick uit 1808. George Stephenson - en ook zijn zoon was veel meer dan een uitvinder, hij was een ontwerper van zowel de baan als de voertuigen en hij had een be drijfseconomisch talent, dat overigens door Robert nog werd overtroffen. Robert had vooral zijn wat vriendelijker karakter, zijn betere contact eigenschappen mee. Vader Ge orge verned in zijn weerbar stigheid en vooral in zijn af schuwelijk accent dat hij de zoon was van een eenvoudige mijnwerker. De treinen van de Great Western Railway reden over een breed spoor van rond twee meter. Op hun traject tussen Londen Bristol kwamen ze langs de stad Swindon, waar de locomotieven werden gebouwd voor deze maatschappij. De ontwerper was Isambar Kingdom Brunei, wiens standbeeld nog steeds de inwoners en bezoekers eraan herinnert dat hij niet alleen een concurrent van Stephenson, maar ook een geniaal technicus was. Van Engeland uit heeft het spoorwegwezen zich snel over het vasteland van Europa en over de Verenigde Staten van Noord-Amerika verbreid. Als men 1830 aanhoudt als het begin van het eerste échte spoorweg wezen met de lijn Manchester- Liverpool komt Nederland met een tijdverschil van negen jaar toch niet zo erg met de trek schuit. In Zweden bijvoorbeeld zou het nog bijna twintig jaar duren voor het ijzeren paard er zijn entree maakte. Aan Stephensons vader dan ken we in zekere zin de vrijwel internationale spoorbreedte van 1435 millimeter, overeenko mende met vier Engelse voet en achteneenhalve duim. George placht te zeggen dat hij die maat had overgenomen van zijn vader omdat de kolenkarretjes in de mijnen die breedte hadden. Maar in Engeland heeft een halve eeuw lang een enorme strijd gewoed over de spoor breedte omdat een hoogst be gaafde concurrent van de Step hensons, Isambard Kingdom Brunei, de zogenoemde Great Western Railway van Londen naar Bristol en Exeter aanlegde met een breedte van zeven En gelse voet, afgerond twee meter in Nederlandse maat. Zijn ar gument: breder betekent hogere snelheid en toch comfortabeler en veiliger. Omdat hij een bril jante geest was, heeft het er lang naar uitgezien dat hij de strijd om de spoorbreedte zou gaan winnen. Hij verloor - posthuum - de strijd omdat hij met zijn opvattingen te laat aan de markt was gekomen. Er lag al driedui zend kilometer rails van 1435 millimeter tegenover nog geen vijfhonderd küometer van twee meter. In de negentiger jaren werden de laatste stukken breedspoor van de Great Wes tern Railway versmald op stan daardbreedte. Dat was een kleine dertig jaar nadat ook de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij haar net van twee meter tot 1435 mil limeter had teruggebracht, want ook de eerste Nederlandse spoorweg was in de brede versie aangelegd. Was er al strijd om de spoor breedte, die om de concessies was nog veel feller. Twee motie ven gingen daarbij samen: spoorwegen werden een winst gevend object geacht en elke plaats die een beetje in het beeld wilde blijven had er wat voor over als ze een spoorwegaanslui ting kon krijgen. Zo kwam het Verenigd Koninkrijk dan aan zijn meer dan aan honderdtwin tig spoorwegmaatschappijen tot de nationalisatie van 1948 er één British Rail van maakte. Die zette er wel het mes in. In 1930 lag er in het Verenigd Konink rijk zo'n dertigduizend kilome ter spoorweg, nu iets meer dan de helft daarvan. Het perso neelsbestand slonk van ach thonderdduizend naar 250.000 man. En de stoom verdween. Elektrische en dieselelektrische tractie hebben het karwei over genomen. Wie nu nog stoom wil zien kan in Engeland en Wales te recht op alweer een twintigtal museumspoorwegen, die met behulp van alles voor de lief hebberij opofferend enthou siasme rijdend worden gehou den. Ze profiteren op het ogen blik in niet geringe mate mee van het heersende heimwee naar het verleden. JOOP BARTMAN GUILLOCBE-OPDRÜKKEH 1940 (Tralie-serie)

Krantenbank Zeeland

de Vrije Zeeuw | 1975 | | pagina 21