PER JAAR
3600
ONECHTE
KINDEREN"
ledereen weet wat „onechte kinderen"
zijn. Hoewel lang niet iedereen weet dat
die nare uitdrukking niets anders is dan
een verkorting om aan te duiden dat een
kind buiten de echt verwekt en geboren
is. Het zijn dus kinderen van ongehuwde
moeders.
Het aantal van de kinderen dat „alleen
maar een moeder" heeft, neemt af in ons
land. Enkele cijfers daarover. In 1966
werden er 4696 van die buitenechtelijke
kinderen geboren. Dat aantal liep vrij snel
op. Tot 5378 in 1969. Heel wat statistici
menen, dat die groei in dat jaar niet in de
laatste plaats een gevolg was van de op
vattingen, die Paus Paulus over het men
selijk leven en de abortus en de anti
conceptie neerlegde in zijn encycliek
Humanae Vitae van 1968. Absolute bewij
zen zijn en zullen daarvoor echter nooit
zijn te leveren.
Hoe het ook zij, sindsdien zijn de opvat
tingen over „de pil" en de abortus veran
derd. Vorig jaar was het aantal „onechte
kinderen" dat het levenslicht zag nog
slechts 3668. Deskundigen nemen aan
dat het nog wat zal teruglopen. En dan
verder vrij stabiel zal blijven.
Goed in de gaten moet men daarbij
houden dat over het algemeen het aantal
kinderen dat in ons land wordt geboren,
terugloopt. Dat ook in verband daarmee
het aantal „onechte kinderen" dat gebo
ren wordt, minder wordt. En dat die daling
ook verband houdt met de toeneming van
het aantal abortussen. Waarover we niet
veel weten. Officieel in ieder geval niet.
De getallen die daarover af en toe worden
gepubliceerd zijn uit de lucht gegrepen.
Zeker als het abortussen betreft die niet
in ziekenhuizen werden verricht op grond
van een medische reden.
Nu is zo'n 3600 geboorten per jaar bui
ten het huwelijk nog altijd een fiks aantal.
Want achter zo'n cijfer gaan mensen
schuil. Met hun leed, hun angst, hun ge-
wetensstrijd, hun onzekerheid. Achter
die cijfers gaan drama's schuil. Waarbij
vaak hele gezinnen en families zijn be
trokken. Ook heel duidelijk een niet ge
ring stuk sociale oneerlijkheid. Want
waarom is een vrouw die zo'n kindje wél
'eat komen als regel maatschappelijk
toch een getekende? En een vrouw die
■het laat weghalen" niet, of veel minder?
Hst is een van de vragen die men zich
gaat stellen als men zich in de problema
tiek van de ongehuwde moeder verdiept.
Onze redacteur Jacques Levij sprak met
eon aantal van die meisjes en vrouwen.
Dit hun verhalen maakte hij vier artikelen.
Het hadden er 3600 kunnen zijn. Want elk
verhaal is anders. Vandaar zo'n samen
vatting.
«r? sr.:-
jrw'
Een, zoals dat heet, volslanke vrouw - hoogblond - van 29
jaar. Beschaafd type dat zich gemakkelijk uitdrukt, vlot
beweegt en - dat blijkt uit al haar doen en laten - een uitste
kende gastvrouw is. Ze toont dat al op het moment dat ze de
toegangsdeur van haar royale flat - vijf hoog in een rustige
buurt van een grote stad - voor mij open doet. „O, u bent die
man van de krant. Komt u binnen. Geef mij uw jas maar". Ze
neemt het kledingstuk aan met een charmante nonchalance.
Gaat me voor naar de modern ingerichte zonnige woonka
mer. „Valt u daar maar neer. Of"- even aarzelend - „wilt u
ergens anders zitten, want u zal wel moeten schrijven." Als
op die opmerking ontkennend wordt geantwoord, verandert
er plotseling iets in haar houding. Wordt ze minder gespan
nen, misschien wat minder geforceerd opgewekt.
„Ach ja, u wilde alleen maar wat
praten". Ze biedt koffie „of iets
anders" aan. Is even druk in de
weer om de verfrissing klaar te
maken. Gaat dan in een rieten
fauteuil tegenover mij zitten.
Staat meteen weer op. Haalt uit
een andere kamer een foto.
„Da's nou Michel, m'n zoontje.
Hij is nu tien jaar. Doet het goed
op school". Het gezicht van een
knap kereltje. Hij heeft de mond
en de neus van z'n moeder. Z'n
weelderige haardos is rave-
zwart. Z'n ogen kijken me
nieuwsgierig aan. „Ik was acht
tien, toen ik in verwachting
raakte. Een kind nog. En de jon
gen die Michels vader zou wor
den, was zeventien. Hij zat nog
op de HBS. Ik had die school net
dat jaar, met het diploma, verla
ten. Eén ding moet u goed be
grijpen. Ik heb nooit met enige
wrok, of boosheid, aan die jon
gen teruggedacht. Hem nooit
van alles oe schuld gegeven. Bij
dit soort zaken zijn altijd twee
mensen betrokken." Ze kijkt me
wat uitdagend aan. Alsof ze een
tegenwerping wil uitlokken. Ik
zwijg.
Ze vertelt, levendig en zake
lijk, over de reacties van „thuis"
toen ze moest opbiechten dat ze
een kind verwachtte. „M'n ou
ders zijn zulke keurige burgers.
Pa heeft een leidende functie op
de secretarie van mijn geboorte
plaats. Hun wereldje van fat
soen en gedegenheid stortte in.
Ze hebben geprobeerd me te
bewegen met die jongen te
trouwen. Dat heb ik steevast
geweigerd. Ik heb zelfs nooit z'n
naam genoemd. Ik zal u bespa
ren wat ik in die maanden alle
maal heb meegemaakt. Van alle
kanten is er druk op me uitgeoe
fend. Vooral door moeder en
haar familie. Pa was veel begrij
pender, veel voller van het feit
dat ik in de nesten zat en dat m'n
jeugd in een klap voorbij was."
Haar jongere broer - „we waren
thuis met z'n viertjes" - toonde
het meeste begrip. „Hij was toen
zestien. Hij zei op een keer het
wel leuk te vinden dat er een
baby zou komen. Vader was niet
thuis. Moeder is toen, voor het
eerst in haar leven, uit haar rol
van echtgenote van een hoge
ambtenaar gevallen. Ze ging te
keer als een briesende leeuwin.
Freek, m'n broer, was er totaal
van ondersteboven. Ik niet. Ik
heb haar toen keihard gezegd
dat ik zelf de schuld - als daar
van al sprake zou zijn - op me
nam. Maar dat m'n ouders me
nooit, maar dan ook nooit, goed
hadden voorgelicht. Dat ik, als
jonge vrouw van achttien jaar,
zo groen als gras was gehouden
als het op sex en seksualiteit
aankwam. Ik heb toen gevraagd,
of het niet op hun weg zou heb
ben gelegen mij hun enige doch
ter, voor te lichten of te laten
voorlichten. En of ze in ieder ge
val Freek niet zouden vertellen
wat volwassen worden op dit
gebied betekent. Moeder stond
paf. En gaf toen het kenmer
kende antwoord dat Freek een
jongen was en dus niet in zeven
sloten tegelijk kon lopen. Ik
vroeg haar toen, of dat zelfde
dan niet gezegd moest worden
van de man die mij zwanger had
gemaakt. Waarmee het gesprek
meteen was afgelopen." Ze
prent me in dat dit alles al weer
elf jaar geleden is. „In een tijd
dus dat abortus nog geen dood
gewone zaak was. Trouwens, ik
geloof dat ik dat niet zou hebben
gedaan. Hoewel....? Je weet het
nooit. Er is zo'n druk op me uit
geoefend en ik moest, naast die
zwangerschap, zoveel andere
narigheid verwerken". Ze zegt
nog steeds dankbaar te zijn voor
het feit dat haar vader noch haar
moeder ooit over „wegmaken"
hebben gesproken. Ze heeft wel
erg geleden onder de houding
van kennissen en vrienden. Die
bekeken haar als een soort won
derdier. Vriendinnen bleven
weg. „Op twee na. Die hebben
me reuze geholpen om door die
vreselijk moeilijke tijd voor de
geboorte van het kindje heen te
komen. Ze hebben ook gemaakt
dat ik me niet beschaamd voel
de. Toen ik na enkele maanden
over de eerste schrik en verbijs
tering heen was, heb ik thuis ge
zegd dat ik weg wilde. Om m'n
ouders het medelijden eii de
meewarigheid van die gegoede
buurt te besparen. Ook om me
zelf te onttrekken aan dat dage
lijkse gezeur en die verwijten.
Vader heeft toen ingegrepen. Hij
heeft moeder, waar ik bij was,
duidelijk gezegd dat het afgelo
pen moest zijn. „Christa is onze
dochter. Ik voel we in hoge mate
verantwoordelijk voor haar wel
en wee. Ik wens dat ze thuis
blijft. Dat ze thuis bevalt. En dat
we in de komende maanden, in
alle rust, ons samen beraden
over haar toekomst. Toen moe
der nog wat tegensputterde, zei
hij ze alleen dat ze zondags als ze
in de kerk was, maar eens diep
moest nadenken over de beteke
nis van het begrip „naastenlief
de". We hadden Pa nog nooit zo
meegemaakt, zo definitief, zo
resoluut.
Michel is „thuis" geboren.
Christa is nog tijdens de zwan
gerschap gaan leren voor diplo
ma's gemeente-administratie.
Met hulp van haar vader. „Ik
ben thuis gebleven. Na de beval
ling zorgde Pa dat ik in een na
buurgemeente een baan kreeg
op een secretarie. Ik haalde ver
schillende diploma's. Toen Mi
chel vijf jaar was, heb ik de
knoop doorgehakt. Vertelde dat
ik zelfstandig wilde gaan wo
nen. Ma huilde. Ze had zich heel
erg aan Michel gehecht. Pa vond
het niet leuk, maar begreep het
wel. Ik kon op een gegeven mo
ment een aantrekkelijke baan
krijgen. Als secretaresse van een
burgemeester. Ik solliciteerde
en toen ik werd uitgenodigd
voor een gesprek - ik was toen
net 24 - was ik nerveus. Ik heb de
personeelschef precies verteld
hoe de vork aan de steel zat. De
goede man keek nogal bedenke
lijk. Speelde me toch door naar
z'n baas, de burgemeester. Die
praatte bijna twee uur met me.
Een dag later hoorde ik telefo
nisch dat ik die baan zou krij
gen. "Zo begon voor Christa een
nieuw leven. Ze vertelt, met hu
mor vaak, over de problemen die
zo'n moederschap voor een on
gehuwde werkende vrouw met
zich meebrengt. Ook over de op
lossingen die ze vond. Met hulp
van anderen. „Want er is wél be
grip. Er zijn echt nogal wat men
sen die je erdoor willen helpen.
Maar je moet er heel gewoon
over doen. Ook tegenover zo'n
kind zelf. We hebben ons leven
ingesteld op dat samenzijn met
z'n tweetjes. Ik heb m'n vrien
den en kennissen. We doen veel
samen. Michel weet dat m'n
baan veeleisend is. Dat ik vaak
geen vaste werkuren kan heb
ben. Hij heeft wat vriendjes.
Komt daar thuis. De ouders we
ten dat Michel alleen maar een
moeder heeft, zoals men dat
noemt. Ik speel geen vader en
moeder tegelijk, ik heb Michel
onlangs verteld, waarom hij
mijn naam draagt. En verder le
ven we, gewoon als andere men
sen. Aangepast aan onze situa
tie. Dat wel." Of ze ooit aan
trouwen heeft gedacht? „Ja, na
tuurlijk wel. Ik ben een gezonde
vrouw, ik heb behoefte aan een
man. Maar ik heb een vaste
vriend. Hij is 35. Hij wil met me
trouwen. Ik wil dat beslist niet,
ik zie er de noodzaak niet van in
want m'n leven is ingericht op
een samenzijn met de jongen
Bovendien ben ik ook een grote
-
mate van zelfstandige vrijheid
gewend. En ik ben ook wel bang
me te binden. Ik weet best dat ik,
ondanks alles, reuze heb geboft.
Ik heb de kans gekregen een ei
gen leventje op te bouwen." De
vader van Michel? Nee die jon
gen heeft nooit iets van zich la
ten horen. Hij moet hebben ge
weten dat ik een kindje van hem
verwachtte. Dat was op school
immers het gesprek van de dag.
Maar wat wilt u? Hij was zeven
tien. Ik heb nimmer enige nei
ging gehad, contact met hem te
maken. Waarom? We hebben
samen op veel te jeugdige leef
tijd mannetje en vrouwtje ge
speeld. Dat spel heeft voor mij
gevolgen gehad. Nou, die heb ik
aanvaard." Ze kijkt me vol aan,
lacht hartelijk. „Er bestaat op
dit gebied zo ontzaglijk veel hy
pocrisie. Kijk, ik ben een onge
huwde moeder. Dat is zo. Maar
waarom is een ongehuwde
vrouw die de gevolgen van een
seksuele omgang laat weghalen
dat nou niet? Omdat ze het kind
niet heeft gekregen? Ze is in
verwachting geweest. Dat
maakt je m.i. tot moeder. Maar
ze koos een weg die ik niet ge
gaan ben. Ik ben daarover elke
dag blij. Telkens als ik Michel
zie. die jongen beleef, hem lang
zaam maar zeker tot een per
soonlijkheid je zie opgroeien. Ik
heb dit kind niet gewild. Ik heb
dat geef ik eerlijk toe, zijn komst
met angst en tegenzin tegemoet
gezien. Maar ik heb het aanv
aard en ben daarvoor nu dank
baar...."
JACQUES LEVIJ