BELANGRIJKE STAP OP WEG NAAR RECHTVAARDIGER VERDELING VAN INKOMENS VETO-RECHT EN MISBRUIK ERVAN Dolf I iVei rei tin i Do Amerika en V.N. Studie prof. dr. Y. Tinbergen vrij uit ?at de Schi; I Eerste poging Duidelijk Schaars Nietzsche DOOR CORK VERHOEVEN Koreas? Eigenbelang Meerderheid Verdeeld Uitstoting! Lood HINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN INGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILING EILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PFILINGEN PEILINGEN (Van een onzer redacteuren) TILBURG - We meten de menselijke ongelijkheid op alle mogelijke manieren. Hebben voor die metingen in vele wetenschapsgebieden - sociologie, psychologie, economie - talloze methoden ontwikkeld. We weten daardoor zo langzamerhand heel wat af van de vele oorzaken die tot ongelijkheid onder de mensen kunnen leiden. En als we het niet weten - dat is vrij vaak het geval - hebben grote groepen in de samenleving de neiging „de maatschappe lijke struktuur" de schuld te geven. Onze kennis over dieper llg- ;ende oorzaken en achtergron- Ien van menselijke ongelijkheid heel wat anders dan gelijkwaar digheid - verwierven we waar schijnlijk, omdat het altijd in de aard van de mens heeft gelegen te zoeken naar wegen (en midde len) die tot een rechtvaardiger, eerlijker, evenwichtiger samen leving zouden kunnen leiden. In ons land heeft die discussie zich de laatste jaren nogal fel toegespitst op één aspect van die „rechtvaardiger samenleving". Enige jaren geleden Immers kwam, vrij plotseling, het vraagstuk van de rechtvaardige verdeling van de inkomens in het middelpunt van de belang stelling te staan. In feite een probleem dat niet meer dan één - uiteraard niet onbelangrijk - element vormt in ons verlangen naar een samenleving waarin de menselijke ongelijkheid tot een minimum beperkt zal zijn. De discussie die toen is gevoerd - het was meer een zinloos over en weer gepraat over „nietes" en „welles" - is wat verstomd. Merkwaardig, want voor som mige politici moet dat oeverloos gekrakeel over wat een recht vaardige inkomensverdeling dient te zijn en vooral, hoe die tot stand gebracht kan worden, een verrukkelijke kluif zijn. Waarom dan toch die mer kwaardige windstilte We ver klappen geen geheim als we con stateren dat we voor een zinvolle en wetenschappelijk verant woorde discussie over dat moei lijke onderwerp niet klaar wa ren (en zijn). Dat we gewoon veel te weinig weten over het inko men en dies wat daarbij een rol speelt. Dat we veelal, totnutoe, op onze gevoelens afgaan. En veel te weinig, of nauwelijks, meningen kunnen hebben die zijn gebaseerd op gewogen fei ten. Nobelprijswinnaar professor dr. Jan Tinbergen heeft nu die woordenstrijd op een heel ander niveau gebracht. Met een studie, in het Engels, over de spreiding van inkomens. Een boekwerk waarin hij als econometrist be kende gegevens over inkomens en inkomens-politiek wiskundig-statistisch „weegt". Het is duidelijk dat Tinbergen niet meteen alle antwoorden kan geven op alle vragen die over de inkomensverdeling en de inkomenspolitiek kunnen worden gesteld. Wat hij wél doet, en dat moet hem als een grote verdienste worden aange rekend, is een grote hoeveelheid door anderen verzamelde cij fers, feiten en andere gegevens rangschikken in modellen. Waardoor - om maar iets te noemen - blijkt dat er op het moeilijke terrein waarop hij zich beweegt nog tal van witte plekken zijn. Alleen reeds het feit dat hij ook die in kaart heeft gebracht, betekent dat wij dank zij die studie van deze hoogleraar-in-ruste een ferme stap vooruit hebben gemaakt en dat we kunnen gaan proberen door gericht onderzoek die witte plekken weg te werken. Waar door een gedachtenwisseling over een rechtvaardiger inko mensverdeling meer, veel meer kan worden dan wat zij tot op heden vrijwel steeds is geweest, een gevoelsmatige benadering van een onderwerp. Dat mi- schien alleen nader tot een op lossing kan worden gebracht als we zoveel mogelijk feiten, ook van psychologische aard, ken nen en doorzien waarover we het hebben. Men kan daarom stellen dat Tinbergen nu met deze studie een eerste ernstige poging heeft gedaan het terrein in kaart te brengen. Met de ge reedschappen die hem - en ons - op dit ogenblik ten dienste Het betrekkelijk beknopte boek, zo'n 170 bladzijden, is "een gemakkelijke lectuur. Het is een wetenschappelijk werk op hoog niveau, bestemd voor beoe fenaren van de economische we tenschappen. Er ln enkele ko lommen een bespreking van te geven die het geheel tot zijn recht laat komen, ls een bijna onmogelijke opgave. Gewoon, omdat dan bepaalde, populaire kanten van dat geheel, in het zoeklicht van de aandacht wor den geplaatst en geen of weinig recht kan worden gedaan aan de totaliteit van gegevens, statis tieken, formules en uitgangs punten waarop Tinbergen zijn studie baseert. Een voorbeeld om dat te ver duidelijken. In de Haagse Post van 12 juli geeft de ex-politicus en hooglereaar in de politicolo gie dr. J. van den Doel (Nijme gen) een uitvoerige en enthou siaste beschouwing over het ge esteskind van Tinbergen. Hul digt de auteur maar liefst als „de nieuwe Marx". En slaat daar mee, zo meent uw recensent, de plank helemaal, maar dan ook radicaal, mis. Tinbergen heeft niets meer, maar ook niets min der, willen doen dan een poging het vraagstuk van de inkomens verdeling op een betere manier te benaderen dan tot nu toe ge beurde. Hij heeft, ln 1975, een werkstuk geleverd dat het vraagstuk van de inkomensver deling plaatst ln het historisch van de cijfers die hem over bepaalde tijdsperio den ter beschikking stonden. Is daarbij uitgegaan van enkele hoofdpunten. Die keuze is, hoe kan het anders, niet helemaal objectief. Maar biedt hem volop kans zijn inzichten en opvattin gen te verwerken en te komen tot een werkmodel. Tinbergen is §een nieuwe Marx, of Keynes, of :icardo enz. Hij is gewoon Tin bergen, een van 's werelds vooraanstaande econometris ten, die een studie heeft gemaakt van een onderwerp dat hem als man die vele jaren ook nauw be trokken is geweest bij het ont wikkelingswerk fascineert. Hij heeft beslist geen politiek mani fest geschreven. Dat moet men er ook niet vanmaken.W ant dan doet men Tinbergen en dit werk een groot onrecht. Dan verzandt die studie in een felle strijd van Eartijen. Daarvoor is dit baan- rekende werk van hoog- wetenschappelijk gehalte te goed. fer de sociale en particuliere verzekeringen. En dat de rij kaards die een stukje van die tien procent krijgen er aardig wat belasting van moeten beta len. „Er zijn nu ook nog mensen die een heel bescheiden inkomen hebben. Zelfs één op de zes huishoudingen moeten leven van het officiële minimum in komen. Maardat zijn bejaar den, weduwen en jeugdigen, die twintig jaar geleden vrijwel niets ontvingen en daarom bij familie moesten inwonen. Ook hier dus toch verbetering, en niet zo weinig". Aldus Tinber gen zelf in een kranten-artikel. aarin hij er ook op wijst dat de ongelijkheid van inkomens in de Oost-Europese landen ongeveer dezelfde is als in de Westeuro- pese landen. Gewoon, omdat in dat westen veel meer belasting wordt betaald. In dat westen hebben enkele duizenden men sen inderdaad heel hoge inko mens. Maar de keerzijde van die medaille is dat er in de commu nistische landen honderddui zenden zijn, de boeren en lan darbeiders onder andere, die veel en veel armer zijn dan hun vakgenoten in het westen. Er heeft in dat westen, in Ne derland bijvoorbeeld, een her verdeling van inkomsten filaatsgevonden. Vooral door al- erlei gemeenschapsvoorzienin gen die collectief - en progres sief - bekostigd worden. Er zijn nog, soms vrij grote, inkomens verschillen. Tinbergen heeft be rekend dat in 1962 de rijkste huishoudingen in ons land 31 maal zoveel inkomen hadden als de armste huishoudingen. Nu ligt dat verschil tussen de 10 en 13 maal. De cijfers die de Rotterdamse hoogleraar hanteert - vaak on nauwkeurige cijfers zegt hij zelf tonen aan dat er in de westerse geïndustrialiseerde wereld, daarmee houdt het boek zich be zig, een niet geringe groei naar gelijker inkomensverhoudingen heeft plaats gevonden. Soms zelf een weinig minder dan specta culaire groei naar evenwicht. Tinbergen gaf daarvan onlangs zelf in een beschouwing over z'n studie enkele opvallende voor beelden. In 1900 bijvoorbeeld, zo ver telt hij, verdiende een Neder lander met een universitaire op leiding zes tot tien maal zoveel als de gemiddelde Nederlandse man. Welnu, rond 1970 was het inkomen van een academicus in ons land vier of vijf maal dat van de „gemiddelde Nederlander". Bruto inkomen. Waarbij dan ook nog de sterk gestegen pro gressie van de belasting moet worden bekeken. Een inko mensverschil dus, dat duidelijk aanzienlijk is verminderd. Interessant is ook z'n bereke ning dat in Groot-Brittannië en Frankrijk om en nabij 1860 on geveer veertig procent van het nationale inkomen naar bezit ters van kapitaal ging. In 1960 jvas dat nog ongeveer 21 pro fent. In Nederland rond 1970 ging, geschat, ongeveer tien pro- rent van het nationaal inkomen naar de kapitaalbezitters. Waarbij Tinbergen aantekent iac heel wat van die tien procent gaat naar mensen die vallen on- Tinbergen heeft onderzocht waaraan inkomensverschillen te wijten zijn. Hij zegt dat men sen die „schaars zijn meer ver dienen dan mensen die in hun vak concurrentie ondervinden. Met andere woorden, een van de oorzaken van inkomensverschil len ligt in de wet van vraag en aanbod. Een van de feiten waarop Tin bergen in zijn boek de aandacht vestigt is dat het beschikbaar komen van onderwijs, ook hoger onderwijs, voor velen de techni sche ontwikkeling heeft bevor derd. Er is, zo zegt hij, als het waren een race tussen de ont wikkeling van onze technologie en de stijging van het aantal goed-geschoolden. Hij meent dat de inkomensverdeling rechtvaardiger zal worden naarmate er meer geschoolden komen. Met andere woorden: ook hier zal de wet van vraag en aanbod gaan spelen. Doet dat op het ogenblik al. Immers, de con currentie die academisch opge leiden ondervinden door de toe neming van het aantal acade mici zal het aanbod van acade mici groter maken. En dus hun marktwaarde verminderen. Interessant zijn de berekenin gen die Tinbergen daarover maakt. Globaal genomen, zo meent hij, zal tussen 1970 en 1990 het verschil tussen het in komen van academici en het gemiddelde inkomen in ons land zo'n veertig procent kleiner worden. Tussen 1900 en 1970 werd het verschil al tussen de 57 en 38 procent minder. Tinbergen legt heel sterk de nadruk op het onderwijs voor het bereiken van een rechtvaar diger inkomensverdeling. Hij felooft, weer op grond van bere- eningen, dat door een verdub beling van het aantal middel baar opgeleiden en een toename van het aantal universitair opge leiden met tweehonderd pro cent, dus een stijging met de vermenigvuldigingsfactor drie, rond de eeuwwisselihg de inko mensverschillen geheel zullen zijn verdwenen. Een aardig re kensommetje voor al diegenen die het universitair onderwijs Prof. dr. J. Tinbergen. willen belemmeren in zijn groei en tegelijkertijd uit zijn op inkomens-nivellering. Tinbergen vraagt zich af, of het wel juist is dat wij de wel vaart van mensen nog steeds in geld uitdrukken. Hij wijst erop dat welvaart en welzijn wordt bepaald door een groot aantal factoren, waarvan het bezit van geld er één is. Welvaart van mensen hangt, onder andere ook af van hun werkcondities, de duur van hun opleidingen, de kwaliteit van hun opleidingen enz. Er zijn heel wat mensen die op hun tenen moeten staan om hun werk goed te kunnen doen (opleidingstekort) en mensen die er geen moeite mee hebben. Er zijn mensen die dankzij aan geboren eigenschappen in staat zijn zelfstandig beslissingen te nemen. Moeten zij daarvoor meer verdienen Tinbergen ontwikkelt dan een model waarmee hij inkomens verschillen poogt te verklaren. Een opzet, waarin hij heeft ver werkt dat niet alle mensen over dezelfde capaciteit behoeven te beschikken om toch tot een rechtvaardiger inkomensverde ling te komen. Een model dat vraag en aanbod met elkaar in evenwicht brengt en dat allerlei sociale elementen omvat. Tinbergen vindt dat inko- mensvoorsprongen die worden verkregen uit aangeboren vaar digheden, capaciteiten, moeten worden wegbelast, als het een maal zover is dat ieder lid van de samenleving het onderwijs kan krijgen dat in overeenstemming is met zijn/haar aanleg. Waarbij hij erkent dat er verschillen moeten blijven als gevolg van de condities waaronder iemand moet werken. Tinbergen is een realist. Hij gelooft niet dat men de inkomensverschillen kan wegwerken door ze weg te belas ten. Iets wat we nu wél Hjken te doen. Een gevaarlijk systeem, omdat we daarmee de prikkel tot werken wegnemen. En de meeste mensen hebben die prik kel nu eenmaal nodig. Hij vindt dat er rechtvaardige inkomens verschillen moeten blijven be staan. Verschillen die extra in spanning, meer studielust, meer verantwoordelijkheid, belonen. Hij wil af van de inkomensver schillen die voortvloeien uit een monopolie-positie, erfenissen of aangeboren begaafdheden. Tinbergen ontveinst zich niet dat het'scheppen van de voor waarden die daaraan optimaal zullen meewerken een zaak van vele jaren en het overwinnen van talloze moeilijkheden is. Immers het voor de vuist weg praten en stellingen poneren over en voor een rechtvaardiger inkomensverdeling is heel wat Vijfenzeventig jaar geleden, op 25 augustus 1900, stierf in Weimar de filosoof Friedrich Nietzsche. Van de 56 jaren die zijn leven geduurd had, had hij de laatste elf niet meer bewust meegemaakt, maar alle vorige dubbel zo bewust, dat zijn leven als geheel toch nog rijk gevuld mag heten. Vroeg rijp en op zijn 25e hoogleraar in de Griekse let terkunde, dichterlijk bevlogen en intellectueel veeleisend werd hij de schrijver van een weerbar stig oeuvre, misschien het meest intrigerende uit de negentiende eeuw. Het is niet eenvoudig de aard van dit oeuvre te omschrij ven. De stelligheden die het be vat zijn meestal gemakkelijk weg te strepen tegen andere, daarmee strijdige uitspraken. Als we dat doen, blijft er niets over behalve een herinnering aan de stelligheden en een ge- schroeide plek waarin zij ver dwenen zijn. Rond die plek, zou ik geneigd zijn te zeggen, speelt het denken van Nietzsche zich af als de zelfvernietiging van de westerse filosofie. Er is waarschijnlijk geen schrijver die meer invloed uit geoefend heeft dan Nietzsche. In zekere zin is dat strijdig met de aard van zijn werk, dat niet leer stellig is en niet om aanhangers vraagt. Mensen die zich beroe pen op een leer van Nietzsche, zijn geen leerlingen van hem. Het is niet mogelijk een samen hangende politiek op Nietzsche te baseren, zoals dat bij Marx wel min of meer het geval is. Maar wat school gemaakt heeft, is zijn achterdocht. Nietzsche wordt een meester van de ach terdocht genoemd. „Zoveel ach terdocht, zoveel filosofie", zegt hij. Achterdocht is een principe zonder inhoud. Het is het lot van invloedrijke schrijvers, dat zij op allerlei ma nieren geïnterpreteerd kunnen worden. Ook Nietzsche kan op elk van zijn stelligheden vastge bonden en vandaaruit in alle mogelijke richtingen geïnter preteerd worden. Hoe dogmati scher deze interpretatie is, des te minder heeft zij met Nietzsche te maken. Een groot deel van Nietzsches invloed bestaat dan ook uit een misbruik van zijn teksten. De nazi's waren daar meesters in. Hoe een dogmatisch marxisme Nietzsche afhandelt, blijkt uit een artikel in het filoso fisch woordenboek, dat in 1976 in Moskou werd uitgegeven en waaruit ik zonder commentaar citeer: „Duits idealistisch fik,, soof, voorloper van de ideology van het fascisme....N.s visies kregen gestalte in de tijd dat het kapitalisme imperialistischi trekken ging vertonen; zij uiaren een reactie van de burgerlijke ideologie tegen de verscherping van de klassentegenstellingen. Zijn kijk op de wereld was door. trokken van haat tegen de geest van de revolutie en tegen de massa. Volgens N. behoort de slavernij tot het wezen van ie cultuur, terwijl uitbuiting een onderdeel is van het normale Ie. ven. N's ideeën waren erop ge. richt de stroom van de onver, mtjdelijke revolutie te vertra. gen. Vanuit dit gezichtspunt had N. kritiek op de grondslagen van de burgerlijke liberale ideologie: de rationalistische filosofie, di traditionele moraal en het chris tendom. Hij was van mening dat zij de wil om te strijden ver zwakten en ongeschikt waren om de revolutionaire beweging tegen te houden. In hun plaats stelde hij openlijke inhumane en ondemocratische beginselen voor. N. maakt een scherp on derscheid tussen de ideologie die bestemd was een geest van onderworpenheid onder de werkende bevolking te bevorde ren („slavenmoraal") en de ideo logie die bedoeld was om een kaste van meesters op te voeden herenmoraal")....N. bracht de mythe van „de eeuwige terug keer van alle dingen" naar voren om de wetenschappelijke theo rie van de vooruitgang te be strijden". (emakkelijker - en vaak polit iek dankbaarder - dan er via een ge degen studie toe bijdragen dat wij in het ingewikkelde en nog steeds onoverzichtelijke pro bleem wat meer inzicht krijgen. Tinbergen doet dat in zijn boek. Hij maakt het de lezers niet gemakkelijk. Laat hun veel te concluderen over. Hij legt er vooral de nadruk op dat er nog veel onderzoek nodig is. Weten schap heeft altijd onderzoek no dig, is nimmer „klaar". „Elk hoofdstuk van dit boek laat een aantal vragen onbeantwoord". Hij wijst er in dat verband op dat er nog veel inlichtingen moe ten worden verzameld over de menselijke mogelijkheden met betrekking tot het produktie- proces in de uitgebreidste zin van het woord. We hebben be tere gegevens nodig over het in komen en over de belasting ontduiking, onder andere. Hu wijst erop dat het vandaag-c1'-- dag uiterst moeilijk zal zijn be paalde vormen van belastin gontduiking te ontdekken. Voorts moeten we nog veel on derzoek doen op het gebied van de produktieve functies van vele soorten arbeid. En hoe zeer ont beren we het ontbreken van een intensieve discussie over en een bepaling van het begrip „meten van nuttigheid". Ook moeten we het met z'n allen eens zien te worden over de sociale orde die we willen nastreven. Een lijstje, berger :ieiuij] worden. Want, het is nu duide lijk, het vraagstuk van een rechtvaardige verdeling van het inkomen ligt nog levensgroot vóór ons. Men is nog maar nau welijks begonnen het te verken nen. Dat wordt ook aangetoond door de studie van Tinbergen. JACQUES LEVI] Prof. dr. J. Tinbergen. „Income distribution" (analysis en poli cies). Uitg.: North- Holland/American Elsevier, f. 40,-. W ashington - De Verenigde Staten zitten niet meer aan de bovenkant van de wip in de Verenigde Naties. De landen van de derde wereld zijn in aantal in de meerderheid en - volgens (in oorsprong) normale democratische rechten - wil len deze landen dat ook uitbuiten. Maar machtige landen hebben een veto-recht in de Veiligheidsraad van deze V.N., dat is een recht, een voorrecht, om tegen de wil van een meerderheid „NEEN" te zeggen tegen een besluit van die zelfde meerderheid. In het verleden moesten we herhaaldelijk ervaren, dat de Sovjet-Unie gebruik - in veler ogen: misbruik-maakte van dat recht. In het koor van de veto's in de Verenigde Naties hebben nu ook de Verenigde Staten van Noord-Amerika nun stem ver heven. Zo torpedeerde Amerika in de Veiligheidsraad het volle dige lidmaatschap van Noord en Zuid-Vietnam. Thans streven Noord- en Zuid-Korea naar een lidmaatschap van de V.N. Hoe zal de houding van Washington zijn? Dat er - officieel althans - na de tweede wereldoorlog dertig jaar lang geen derde wereld brand is uitgebroken, hebben we mede te danken aan de NAVO en de V.N. In diezelfde V.N. hebben de V.S. het principe van de universitaliteit van deze volkerenorganisatie hoog ge houden. Zullen Ford en de zij- naarstig op zoek naar steun m de nen opnieuw (zoals ten aanzien wereld. Dan gaat het dus van Vietnam; gaan zondigen om het principe van „De meer- tegen dat principe van de uni- derheid beslist", versitaliteit van de V.N. als het gaat om erkenning van de beide 17 i Er is een soort van machtsstrijd aan de gang tussen de Algemene Ver gadering van de Ver enigde Naties en de Vei ligheidsraad van deze zelfde organisatie. De Derde Wereld heeft in de Algemene Vergadering een absolute meerder heid. Toen de V.N. in 1945 werden opgericht had men de nodige lessen ge leerd uit „De Volkeren bond" van Genève. Daarom werd in '45 bego ten - niet democratisch, maar wel realistisch - de uitvoerende macht aan de Veiligheidsraad te verle nen, waar da grote mo gendheden het recht van veto hebben. Door dat zelfde vetorecht is die Vei ligheidsraad vaak mach teloos. En de besluiten van de Algemene Verga dering zijn niet bindend. Er komen, zoals bekend, twee zeer belangrijke internationale conferenties: een conferentie van 77 niet-gebonden landen van 25 tot 29 augustus in de hoofdstad van Peru en de ope ningszitting van de Algemene Vergadering der Verenigde Na ties, die op 16 september begint. Noord- en Zuid-Korea zijn, via hun diplomatieke kanalen, De Amerikaanse minister van buitenlandse zaken, Henry Kis singer, heeft - als getrouwe pen delaar van zijn koppelbaas, die nu eenmaal president van de V.S. is - letterlijk gezegd: „We hebben begrepen, dat ons eigen belang nauw samenhangt met het lot van de hele mensheid". En eigenbelang van de V.S.mis schien ook wel eigenbelang van de (rijke) westerse wereld, kan een belangrijke rol spelen in de controverse over erkenning van zegt Tinbergen, dat naar belie ven aanzienlijk uitgebreid kar. de beide Korea's als lid van de V.N. Park Tsjoeng-Hee, presi dent van Zuid-Korea, wil - juist als Noord-Korea apart lid worden van de V.N. In de geest van zijn diplomatie zoekt men min of meer een compromis als tussen West- en Oost-Duitsland (beide lid van de V.N.) bereikt is, Die vergelijking gaat in zovene mank, dat Bonn en Oost-Berlijn het vredesakkoord beide nood gedwongen wilden, spijts bij voorbeeld de „muur van Be rlijn". Noord- en Zuid-Korea staan lijnrecht tegenover elkaar. Ook daar is een „muur". Maar men zoekt steun in de derde we reld. Dus: bij meerderheid van stemmen. Verdeelde landen kunnen pas, met instemming van beide lan den, lid worden van de V.N., al dus een der principes van het handvest van de V.N. In dat op zicht werd een akkoord bereikt tussen Oost- en West-Duitsland. Even de schijnwerpers ne- venwaarts op dit onderwerp ge richt: conclusies van diezelfde Veillgheidsraad op al of niet uit stoting uit de V.N. van Israël en Zuid-Afrika. Kunnen beide landen lid blijven? Ongetwijfeld volgt bij een uitstotingsproce dure een „veto" van de V.S. Maar de veto's waarmee,Ame rika in de Veiligheidsraad het volledige lidmaatschap van Noord- en Zuid-Vietnam heeft getorpedeerd geeft toch wel een onbegrijpelijke, misschien wel unieke, wending aan de politiek die Ford, Kissinger en de zijnen willen. Want het lichtvaardige veto dat Amerika ten opzichte van Vietnam heeft gehanteerd, gaat in veler ogen minder zwaar wegen als het gaat om uitstoting van bijvooi beeld Israël en Zuid-Afrika. „Ach, een vj* tootje.." zegt de beschaafde mens dan. mar men vergeet Is raël, Zuid-Afrika. Men ver geet...het veto..." JAN KRUN da bet V' i „Armeluiszilver, de mensen uit de tin hadden. Tin was minvermogendheid. bezit van tinnen voorv iets omtrent de social eet er trouwens nog \i wie drinkt er nog uit wie speelt er nog met Een van hen is de 43-jar Dolf Roessingh van Iterson Wassenaar. „Mijn overgroot der is in 1824 een brons- en t gieterij begonnen in Haarl Van vader op zoon is dat bed overgegaan. Je kunt het je n welijks voorstellen, maar n eigen vader had daar nog 60 r personeel rondlopen. Dat w naarmate de vraag daalde ga deweg minder, totdat in 1964 leen mijn vader, mijn broer ei waren overgebleven. Samen mijn broer heb ik toen jn Wa: naar een kleine werkplaats kocht, waar we op heel kle schaal doorgingen met het gieten. Dat brons hebben we ten schieten, want daar enorm hoge temperaturen nodig: zo rond de 1400 gra Celcius. In die kleine ruimte dat niet meer te realiseren. Tin heeft een smeltpunt 230 graden, dat is dus we doen. Enfin, we leverden op stelling aanvankelijk nog aai wat al aan juweliers, winkel decoratieve voorwerpen en gelijke, maar op een gege moment werd ook dat sic minder lonend. Dat kwam doordat er steeds meer kitscl dem markt verscheen; ma, naai vervaardigde voorwer en vooral veel gietwerk lood. Dat lijkt enorm veel op maar het is tien maal zo gc koop. Tin kost ons dertig gul per kilo, dus ga maar na... Lood is trouwens leven vaarlijk: Er zijn wel menser voor de gein eens een keer of bier uit zo'n ouderwetse g< ten beker willen drinken, tin is er niks aan de hand, r als het een Joden beker is, hi binnen de kortste keer lood giltiging. Hoe je tin van lood kunt derscheiden? Heel gemakke 1 lissen de wat verkreuk, komsthal van Schiphol lo< Het haar strak naar achte een forse zonnebril. Op h, resse van het slag, dat n< „En juist die dame zou aanhouden", zegt de wat 1 rende haldienstleider H. II< n s' terwijl hij haar met de 0'Bt. Met een hoofdknik 'end naar een dandy in een i onderd gulden-kostuum: j-'jn koffer zou ik ook best tinnen willen zien. Want de heeft ons geleerd, "f onopvallende tv, okkelen. En niet het zogJ n '-'«ngharigr gespuis", w n bijna iedereen denkt a Woord drugsmokkel laat ,e*.zijn vaker en eerde, onb secretaresses en smntï'f echtparen, dp !11' °Hewel: het keuj vela V?." 0nze natie. Waar held" wortH eerder gesn H. Hendriks B0.?,"v.cr hfl praat. Sinds tl, ,''1J °Pinternationale h sPectear hooSste chef. Uur isser stelt hem HenH u°UWe rot van Schip! "e ld"k,s, gezicht verraadt kir f, hlJ dl' compliment Wior a gehoord. Dat geldt teur vl8 tsPraak van ins dicht ,-i.SCr' Schiphol dovp„J VOOr dc smokkel in lovende middelen". Hendrfu0 a de dag vult de de ,deze Stelling aan dan betere naam h beren derdj®nt' "Maar we koudca"agel,,ks ,ie/c faa' thaUe dn' dat in de aank' is. |n ^douane vijftig man tiendp gen wordt de aal Passagier geobservl i

Krantenbank Zeeland

de Vrije Zeeuw | 1975 | | pagina 22