BELANGRIJKE STAP OP WEG
NAAR RECHTVAARDIGER
VERDELING VAN INKOMENS
VETO-RECHT EN
MISBRUIK ERVAN
Dolf I
iVei
rei
tin i
Do
Amerika en V.N.
Studie prof. dr. Y. Tinbergen
vrij
uit
?at de Schi;
I
Eerste poging
Duidelijk
Schaars
Nietzsche
DOOR
CORK
VERHOEVEN
Koreas? Eigenbelang
Meerderheid
Verdeeld
Uitstoting!
Lood
HINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN
INGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN
PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILING
EILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PFILINGEN PEILINGEN
(Van een onzer redacteuren)
TILBURG - We meten de menselijke ongelijkheid op alle mogelijke manieren. Hebben
voor die metingen in vele wetenschapsgebieden - sociologie, psychologie, economie - talloze
methoden ontwikkeld. We weten daardoor zo langzamerhand heel wat af van de vele
oorzaken die tot ongelijkheid onder de mensen kunnen leiden. En als we het niet weten - dat
is vrij vaak het geval - hebben grote groepen in de samenleving de neiging „de maatschappe
lijke struktuur" de schuld te geven.
Onze kennis over dieper llg-
;ende oorzaken en achtergron-
Ien van menselijke ongelijkheid
heel wat anders dan gelijkwaar
digheid - verwierven we waar
schijnlijk, omdat het altijd in de
aard van de mens heeft gelegen
te zoeken naar wegen (en midde
len) die tot een rechtvaardiger,
eerlijker, evenwichtiger samen
leving zouden kunnen leiden.
In ons land heeft die discussie
zich de laatste jaren nogal fel
toegespitst op één aspect van die
„rechtvaardiger samenleving".
Enige jaren geleden Immers
kwam, vrij plotseling, het
vraagstuk van de rechtvaardige
verdeling van de inkomens in
het middelpunt van de belang
stelling te staan. In feite een
probleem dat niet meer dan één -
uiteraard niet onbelangrijk -
element vormt in ons verlangen
naar een samenleving waarin de
menselijke ongelijkheid tot een
minimum beperkt zal zijn. De
discussie die toen is gevoerd -
het was meer een zinloos over en
weer gepraat over „nietes" en
„welles" - is wat verstomd.
Merkwaardig, want voor som
mige politici moet dat oeverloos
gekrakeel over wat een recht
vaardige inkomensverdeling
dient te zijn en vooral, hoe die
tot stand gebracht kan worden,
een verrukkelijke kluif zijn.
Waarom dan toch die mer
kwaardige windstilte We ver
klappen geen geheim als we con
stateren dat we voor een zinvolle
en wetenschappelijk verant
woorde discussie over dat moei
lijke onderwerp niet klaar wa
ren (en zijn). Dat we gewoon veel
te weinig weten over het inko
men en dies wat daarbij een rol
speelt. Dat we veelal, totnutoe,
op onze gevoelens afgaan. En
veel te weinig, of nauwelijks,
meningen kunnen hebben die
zijn gebaseerd op gewogen fei
ten.
Nobelprijswinnaar professor
dr. Jan Tinbergen heeft nu die
woordenstrijd op een heel ander
niveau gebracht. Met een studie,
in het Engels, over de spreiding
van inkomens. Een boekwerk
waarin hij als econometrist be
kende gegevens over inkomens
en inkomens-politiek
wiskundig-statistisch „weegt".
Het is duidelijk dat Tinbergen
niet meteen alle antwoorden
kan geven op alle vragen die
over de inkomensverdeling en
de inkomenspolitiek kunnen
worden gesteld. Wat hij wél
doet, en dat moet hem als een
grote verdienste worden aange
rekend, is een grote hoeveelheid
door anderen verzamelde cij
fers, feiten en andere gegevens
rangschikken in modellen.
Waardoor - om maar iets te
noemen - blijkt dat er op het
moeilijke terrein waarop hij
zich beweegt nog tal van witte
plekken zijn. Alleen reeds het
feit dat hij ook die in kaart heeft
gebracht, betekent dat wij dank
zij die studie van deze
hoogleraar-in-ruste een ferme
stap vooruit hebben gemaakt en
dat we kunnen gaan proberen
door gericht onderzoek die witte
plekken weg te werken. Waar
door een gedachtenwisseling
over een rechtvaardiger inko
mensverdeling meer, veel meer
kan worden dan wat zij tot op
heden vrijwel steeds is geweest,
een gevoelsmatige benadering
van een onderwerp. Dat mi-
schien alleen nader tot een op
lossing kan worden gebracht als
we zoveel mogelijk feiten, ook
van psychologische aard, ken
nen en doorzien waarover we
het hebben. Men kan daarom
stellen dat Tinbergen nu met
deze studie een eerste ernstige
poging heeft gedaan het terrein
in kaart te brengen. Met de ge
reedschappen die hem - en ons -
op dit ogenblik ten dienste
Het betrekkelijk beknopte
boek, zo'n 170 bladzijden, is
"een gemakkelijke lectuur. Het
is een wetenschappelijk werk op
hoog niveau, bestemd voor beoe
fenaren van de economische we
tenschappen. Er ln enkele ko
lommen een bespreking van te
geven die het geheel tot zijn
recht laat komen, ls een bijna
onmogelijke opgave. Gewoon,
omdat dan bepaalde, populaire
kanten van dat geheel, in het
zoeklicht van de aandacht wor
den geplaatst en geen of weinig
recht kan worden gedaan aan de
totaliteit van gegevens, statis
tieken, formules en uitgangs
punten waarop Tinbergen zijn
studie baseert.
Een voorbeeld om dat te ver
duidelijken. In de Haagse Post
van 12 juli geeft de ex-politicus
en hooglereaar in de politicolo
gie dr. J. van den Doel (Nijme
gen) een uitvoerige en enthou
siaste beschouwing over het ge
esteskind van Tinbergen. Hul
digt de auteur maar liefst als „de
nieuwe Marx". En slaat daar
mee, zo meent uw recensent, de
plank helemaal, maar dan ook
radicaal, mis. Tinbergen heeft
niets meer, maar ook niets min
der, willen doen dan een poging
het vraagstuk van de inkomens
verdeling op een betere manier
te benaderen dan tot nu toe ge
beurde. Hij heeft, ln 1975, een
werkstuk geleverd dat het
vraagstuk van de inkomensver
deling plaatst ln het historisch
van de cijfers die
hem over bepaalde tijdsperio
den ter beschikking stonden. Is
daarbij uitgegaan van enkele
hoofdpunten. Die keuze is, hoe
kan het anders, niet helemaal
objectief. Maar biedt hem volop
kans zijn inzichten en opvattin
gen te verwerken en te komen
tot een werkmodel. Tinbergen is
§een nieuwe Marx, of Keynes, of
:icardo enz. Hij is gewoon Tin
bergen, een van 's werelds
vooraanstaande econometris
ten, die een studie heeft gemaakt
van een onderwerp dat hem als
man die vele jaren ook nauw be
trokken is geweest bij het ont
wikkelingswerk fascineert. Hij
heeft beslist geen politiek mani
fest geschreven. Dat moet men
er ook niet vanmaken.W ant dan
doet men Tinbergen en dit werk
een groot onrecht. Dan verzandt
die studie in een felle strijd van
Eartijen. Daarvoor is dit baan-
rekende werk van hoog-
wetenschappelijk gehalte te
goed.
fer de sociale en particuliere
verzekeringen. En dat de rij
kaards die een stukje van die
tien procent krijgen er aardig
wat belasting van moeten beta
len.
„Er zijn nu ook nog mensen
die een heel bescheiden inkomen
hebben. Zelfs één op de zes
huishoudingen moeten leven
van het officiële minimum in
komen. Maardat zijn bejaar
den, weduwen en jeugdigen, die
twintig jaar geleden vrijwel
niets ontvingen en daarom bij
familie moesten inwonen. Ook
hier dus toch verbetering, en
niet zo weinig". Aldus Tinber
gen zelf in een kranten-artikel.
aarin hij er ook op wijst dat de
ongelijkheid van inkomens in de
Oost-Europese landen ongeveer
dezelfde is als in de Westeuro-
pese landen. Gewoon, omdat in
dat westen veel meer belasting
wordt betaald. In dat westen
hebben enkele duizenden men
sen inderdaad heel hoge inko
mens. Maar de keerzijde van die
medaille is dat er in de commu
nistische landen honderddui
zenden zijn, de boeren en lan
darbeiders onder andere, die
veel en veel armer zijn dan hun
vakgenoten in het westen.
Er heeft in dat westen, in Ne
derland bijvoorbeeld, een her
verdeling van inkomsten
filaatsgevonden. Vooral door al-
erlei gemeenschapsvoorzienin
gen die collectief - en progres
sief - bekostigd worden. Er zijn
nog, soms vrij grote, inkomens
verschillen. Tinbergen heeft be
rekend dat in 1962 de rijkste
huishoudingen in ons land 31
maal zoveel inkomen hadden als
de armste huishoudingen. Nu
ligt dat verschil tussen de 10 en
13 maal.
De cijfers die de Rotterdamse
hoogleraar hanteert - vaak on
nauwkeurige cijfers zegt hij zelf
tonen aan dat er in de westerse
geïndustrialiseerde wereld,
daarmee houdt het boek zich be
zig, een niet geringe groei naar
gelijker inkomensverhoudingen
heeft plaats gevonden. Soms zelf
een weinig minder dan specta
culaire groei naar evenwicht.
Tinbergen gaf daarvan onlangs
zelf in een beschouwing over z'n
studie enkele opvallende voor
beelden.
In 1900 bijvoorbeeld, zo ver
telt hij, verdiende een Neder
lander met een universitaire op
leiding zes tot tien maal zoveel
als de gemiddelde Nederlandse
man. Welnu, rond 1970 was het
inkomen van een academicus in
ons land vier of vijf maal dat van
de „gemiddelde Nederlander".
Bruto inkomen. Waarbij dan
ook nog de sterk gestegen pro
gressie van de belasting moet
worden bekeken. Een inko
mensverschil dus, dat duidelijk
aanzienlijk is verminderd.
Interessant is ook z'n bereke
ning dat in Groot-Brittannië en
Frankrijk om en nabij 1860 on
geveer veertig procent van het
nationale inkomen naar bezit
ters van kapitaal ging. In 1960
jvas dat nog ongeveer 21 pro
fent. In Nederland rond 1970
ging, geschat, ongeveer tien pro-
rent van het nationaal inkomen
naar de kapitaalbezitters.
Waarbij Tinbergen aantekent
iac heel wat van die tien procent
gaat naar mensen die vallen on-
Tinbergen heeft onderzocht
waaraan inkomensverschillen
te wijten zijn. Hij zegt dat men
sen die „schaars zijn meer ver
dienen dan mensen die in hun
vak concurrentie ondervinden.
Met andere woorden, een van de
oorzaken van inkomensverschil
len ligt in de wet van vraag en
aanbod.
Een van de feiten waarop Tin
bergen in zijn boek de aandacht
vestigt is dat het beschikbaar
komen van onderwijs, ook hoger
onderwijs, voor velen de techni
sche ontwikkeling heeft bevor
derd. Er is, zo zegt hij, als het
waren een race tussen de ont
wikkeling van onze technologie
en de stijging van het aantal
goed-geschoolden. Hij meent
dat de inkomensverdeling
rechtvaardiger zal worden
naarmate er meer geschoolden
komen. Met andere woorden:
ook hier zal de wet van vraag en
aanbod gaan spelen. Doet dat op
het ogenblik al. Immers, de con
currentie die academisch opge
leiden ondervinden door de toe
neming van het aantal acade
mici zal het aanbod van acade
mici groter maken. En dus hun
marktwaarde verminderen.
Interessant zijn de berekenin
gen die Tinbergen daarover
maakt. Globaal genomen, zo
meent hij, zal tussen 1970 en
1990 het verschil tussen het in
komen van academici en het
gemiddelde inkomen in ons land
zo'n veertig procent kleiner
worden. Tussen 1900 en 1970
werd het verschil al tussen de 57
en 38 procent minder.
Tinbergen legt heel sterk de
nadruk op het onderwijs voor
het bereiken van een rechtvaar
diger inkomensverdeling. Hij
felooft, weer op grond van bere-
eningen, dat door een verdub
beling van het aantal middel
baar opgeleiden en een toename
van het aantal universitair opge
leiden met tweehonderd pro
cent, dus een stijging met de
vermenigvuldigingsfactor drie,
rond de eeuwwisselihg de inko
mensverschillen geheel zullen
zijn verdwenen. Een aardig re
kensommetje voor al diegenen
die het universitair onderwijs
Prof. dr. J. Tinbergen.
willen belemmeren in zijn groei
en tegelijkertijd uit zijn op
inkomens-nivellering.
Tinbergen vraagt zich af, of
het wel juist is dat wij de wel
vaart van mensen nog steeds in
geld uitdrukken. Hij wijst erop
dat welvaart en welzijn wordt
bepaald door een groot aantal
factoren, waarvan het bezit van
geld er één is. Welvaart van
mensen hangt, onder andere ook
af van hun werkcondities, de
duur van hun opleidingen, de
kwaliteit van hun opleidingen
enz. Er zijn heel wat mensen die
op hun tenen moeten staan om
hun werk goed te kunnen doen
(opleidingstekort) en mensen
die er geen moeite mee hebben.
Er zijn mensen die dankzij aan
geboren eigenschappen in staat
zijn zelfstandig beslissingen te
nemen. Moeten zij daarvoor
meer verdienen
Tinbergen ontwikkelt dan een
model waarmee hij inkomens
verschillen poogt te verklaren.
Een opzet, waarin hij heeft ver
werkt dat niet alle mensen over
dezelfde capaciteit behoeven te
beschikken om toch tot een
rechtvaardiger inkomensverde
ling te komen. Een model dat
vraag en aanbod met elkaar in
evenwicht brengt en dat allerlei
sociale elementen omvat.
Tinbergen vindt dat inko-
mensvoorsprongen die worden
verkregen uit aangeboren vaar
digheden, capaciteiten, moeten
worden wegbelast, als het een
maal zover is dat ieder lid van de
samenleving het onderwijs kan
krijgen dat in overeenstemming
is met zijn/haar aanleg. Waarbij
hij erkent dat er verschillen
moeten blijven als gevolg van de
condities waaronder iemand
moet werken. Tinbergen is een
realist. Hij gelooft niet dat men
de inkomensverschillen kan
wegwerken door ze weg te belas
ten. Iets wat we nu wél Hjken te
doen. Een gevaarlijk systeem,
omdat we daarmee de prikkel
tot werken wegnemen. En de
meeste mensen hebben die prik
kel nu eenmaal nodig. Hij vindt
dat er rechtvaardige inkomens
verschillen moeten blijven be
staan. Verschillen die extra in
spanning, meer studielust, meer
verantwoordelijkheid, belonen.
Hij wil af van de inkomensver
schillen die voortvloeien uit een
monopolie-positie, erfenissen of
aangeboren begaafdheden.
Tinbergen ontveinst zich niet
dat het'scheppen van de voor
waarden die daaraan optimaal
zullen meewerken een zaak van
vele jaren en het overwinnen
van talloze moeilijkheden is.
Immers het voor de vuist weg
praten en stellingen poneren
over en voor een rechtvaardiger
inkomensverdeling is heel wat
Vijfenzeventig jaar geleden,
op 25 augustus 1900, stierf in
Weimar de filosoof Friedrich
Nietzsche. Van de 56 jaren die
zijn leven geduurd had, had hij
de laatste elf niet meer bewust
meegemaakt, maar alle vorige
dubbel zo bewust, dat zijn leven
als geheel toch nog rijk gevuld
mag heten. Vroeg rijp en op zijn
25e hoogleraar in de Griekse let
terkunde, dichterlijk bevlogen
en intellectueel veeleisend werd
hij de schrijver van een weerbar
stig oeuvre, misschien het meest
intrigerende uit de negentiende
eeuw. Het is niet eenvoudig de
aard van dit oeuvre te omschrij
ven. De stelligheden die het be
vat zijn meestal gemakkelijk
weg te strepen tegen andere,
daarmee strijdige uitspraken.
Als we dat doen, blijft er niets
over behalve een herinnering
aan de stelligheden en een ge-
schroeide plek waarin zij ver
dwenen zijn. Rond die plek, zou
ik geneigd zijn te zeggen, speelt
het denken van Nietzsche zich af
als de zelfvernietiging van de
westerse filosofie.
Er is waarschijnlijk geen
schrijver die meer invloed uit
geoefend heeft dan Nietzsche. In
zekere zin is dat strijdig met de
aard van zijn werk, dat niet leer
stellig is en niet om aanhangers
vraagt. Mensen die zich beroe
pen op een leer van Nietzsche,
zijn geen leerlingen van hem.
Het is niet mogelijk een samen
hangende politiek op Nietzsche
te baseren, zoals dat bij Marx
wel min of meer het geval is.
Maar wat school gemaakt heeft,
is zijn achterdocht. Nietzsche
wordt een meester van de ach
terdocht genoemd. „Zoveel ach
terdocht, zoveel filosofie", zegt
hij. Achterdocht is een principe
zonder inhoud.
Het is het lot van invloedrijke
schrijvers, dat zij op allerlei ma
nieren geïnterpreteerd kunnen
worden. Ook Nietzsche kan op
elk van zijn stelligheden vastge
bonden en vandaaruit in alle
mogelijke richtingen geïnter
preteerd worden. Hoe dogmati
scher deze interpretatie is, des te
minder heeft zij met Nietzsche te
maken. Een groot deel van
Nietzsches invloed bestaat dan
ook uit een misbruik van zijn
teksten. De nazi's waren daar
meesters in. Hoe een dogmatisch
marxisme Nietzsche afhandelt,
blijkt uit een artikel in het filoso
fisch woordenboek, dat in 1976
in Moskou werd uitgegeven en
waaruit ik zonder commentaar
citeer: „Duits idealistisch fik,,
soof, voorloper van de ideology
van het fascisme....N.s visies
kregen gestalte in de tijd dat het
kapitalisme imperialistischi
trekken ging vertonen; zij uiaren
een reactie van de burgerlijke
ideologie tegen de verscherping
van de klassentegenstellingen.
Zijn kijk op de wereld was door.
trokken van haat tegen de geest
van de revolutie en tegen de
massa. Volgens N. behoort de
slavernij tot het wezen van ie
cultuur, terwijl uitbuiting een
onderdeel is van het normale Ie.
ven. N's ideeën waren erop ge.
richt de stroom van de onver,
mtjdelijke revolutie te vertra.
gen. Vanuit dit gezichtspunt had
N. kritiek op de grondslagen van
de burgerlijke liberale ideologie:
de rationalistische filosofie, di
traditionele moraal en het chris
tendom. Hij was van mening dat
zij de wil om te strijden ver
zwakten en ongeschikt waren
om de revolutionaire beweging
tegen te houden. In hun plaats
stelde hij openlijke inhumane en
ondemocratische beginselen
voor. N. maakt een scherp on
derscheid tussen de ideologie
die bestemd was een geest van
onderworpenheid onder de
werkende bevolking te bevorde
ren („slavenmoraal") en de ideo
logie die bedoeld was om een
kaste van meesters op te voeden
herenmoraal")....N. bracht de
mythe van „de eeuwige terug
keer van alle dingen" naar voren
om de wetenschappelijke theo
rie van de vooruitgang te be
strijden".
(emakkelijker - en vaak polit iek
dankbaarder - dan er via een ge
degen studie toe bijdragen dat
wij in het ingewikkelde en nog
steeds onoverzichtelijke pro
bleem wat meer inzicht krijgen.
Tinbergen doet dat in zijn
boek. Hij maakt het de lezers
niet gemakkelijk. Laat hun veel
te concluderen over. Hij legt er
vooral de nadruk op dat er nog
veel onderzoek nodig is. Weten
schap heeft altijd onderzoek no
dig, is nimmer „klaar". „Elk
hoofdstuk van dit boek laat een
aantal vragen onbeantwoord".
Hij wijst er in dat verband op
dat er nog veel inlichtingen moe
ten worden verzameld over de
menselijke mogelijkheden met
betrekking tot het produktie-
proces in de uitgebreidste zin
van het woord. We hebben be
tere gegevens nodig over het in
komen en over de belasting
ontduiking, onder andere. Hu
wijst erop dat het vandaag-c1'--
dag uiterst moeilijk zal zijn be
paalde vormen van belastin
gontduiking te ontdekken.
Voorts moeten we nog veel on
derzoek doen op het gebied van
de produktieve functies van vele
soorten arbeid. En hoe zeer ont
beren we het ontbreken van een
intensieve discussie over en een
bepaling van het begrip „meten
van nuttigheid". Ook moeten we
het met z'n allen eens zien te
worden over de sociale orde die
we willen nastreven. Een lijstje,
berger
:ieiuij]
worden. Want, het is nu duide
lijk, het vraagstuk van een
rechtvaardige verdeling van het
inkomen ligt nog levensgroot
vóór ons. Men is nog maar nau
welijks begonnen het te verken
nen. Dat wordt ook aangetoond
door de studie van Tinbergen.
JACQUES LEVI]
Prof. dr. J. Tinbergen. „Income
distribution" (analysis en poli
cies). Uitg.: North-
Holland/American Elsevier,
f. 40,-.
W ashington - De Verenigde Staten zitten niet meer aan
de bovenkant van de wip in de Verenigde Naties. De landen
van de derde wereld zijn in aantal in de meerderheid en -
volgens (in oorsprong) normale democratische rechten - wil
len deze landen dat ook uitbuiten. Maar machtige landen
hebben een veto-recht in de Veiligheidsraad van deze V.N.,
dat is een recht, een voorrecht, om tegen de wil van een
meerderheid „NEEN" te zeggen tegen een besluit van die
zelfde meerderheid.
In het verleden moesten we
herhaaldelijk ervaren, dat de
Sovjet-Unie gebruik - in veler
ogen: misbruik-maakte van dat
recht. In het koor van de veto's
in de Verenigde Naties hebben
nu ook de Verenigde Staten van
Noord-Amerika nun stem ver
heven. Zo torpedeerde Amerika
in de Veiligheidsraad het volle
dige lidmaatschap van Noord
en Zuid-Vietnam. Thans streven
Noord- en Zuid-Korea naar een
lidmaatschap van de V.N. Hoe
zal de houding van Washington
zijn?
Dat er - officieel althans - na
de tweede wereldoorlog dertig
jaar lang geen derde wereld
brand is uitgebroken, hebben
we mede te danken aan de
NAVO en de V.N. In diezelfde
V.N. hebben de V.S. het principe
van de universitaliteit van deze
volkerenorganisatie hoog ge
houden. Zullen Ford en de zij- naarstig op zoek naar steun m de
nen opnieuw (zoals ten aanzien wereld. Dan gaat het dus
van Vietnam; gaan zondigen om het principe van „De meer-
tegen dat principe van de uni- derheid beslist",
versitaliteit van de V.N. als het
gaat om erkenning van de beide 17 i
Er is een soort van
machtsstrijd aan de gang
tussen de Algemene Ver
gadering van de Ver
enigde Naties en de Vei
ligheidsraad van deze
zelfde organisatie. De
Derde Wereld heeft in de
Algemene Vergadering
een absolute meerder
heid. Toen de V.N. in 1945
werden opgericht had
men de nodige lessen ge
leerd uit „De Volkeren
bond" van Genève.
Daarom werd in '45 bego
ten - niet democratisch,
maar wel realistisch - de
uitvoerende macht aan de
Veiligheidsraad te verle
nen, waar da grote mo
gendheden het recht van
veto hebben. Door dat
zelfde vetorecht is die Vei
ligheidsraad vaak mach
teloos. En de besluiten
van de Algemene Verga
dering zijn niet bindend.
Er komen, zoals bekend, twee
zeer belangrijke internationale
conferenties: een conferentie
van 77 niet-gebonden landen
van 25 tot 29 augustus in de
hoofdstad van Peru en de ope
ningszitting van de Algemene
Vergadering der Verenigde Na
ties, die op 16 september begint.
Noord- en Zuid-Korea zijn, via
hun diplomatieke kanalen,
De Amerikaanse minister van
buitenlandse zaken, Henry Kis
singer, heeft - als getrouwe pen
delaar van zijn koppelbaas, die
nu eenmaal president van de
V.S. is - letterlijk gezegd: „We
hebben begrepen, dat ons eigen
belang nauw samenhangt met
het lot van de hele mensheid".
En eigenbelang van de V.S.mis
schien ook wel eigenbelang van
de (rijke) westerse wereld, kan
een belangrijke rol spelen in de
controverse over erkenning van
zegt Tinbergen, dat naar belie
ven aanzienlijk uitgebreid kar.
de beide Korea's als lid van de
V.N. Park Tsjoeng-Hee, presi
dent van Zuid-Korea, wil - juist
als Noord-Korea apart lid
worden van de V.N. In de geest
van zijn diplomatie zoekt men
min of meer een compromis als
tussen West- en Oost-Duitsland
(beide lid van de V.N.) bereikt is,
Die vergelijking gaat in zovene
mank, dat Bonn en Oost-Berlijn
het vredesakkoord beide nood
gedwongen wilden, spijts bij
voorbeeld de „muur van Be
rlijn". Noord- en Zuid-Korea
staan lijnrecht tegenover elkaar.
Ook daar is een „muur". Maar
men zoekt steun in de derde we
reld. Dus: bij meerderheid van
stemmen.
Verdeelde landen kunnen pas,
met instemming van beide lan
den, lid worden van de V.N., al
dus een der principes van het
handvest van de V.N. In dat op
zicht werd een akkoord bereikt
tussen Oost- en West-Duitsland.
Even de schijnwerpers ne-
venwaarts op dit onderwerp ge
richt: conclusies van diezelfde
Veillgheidsraad op al of niet uit
stoting uit de V.N. van Israël en
Zuid-Afrika. Kunnen beide
landen lid blijven? Ongetwijfeld
volgt bij een uitstotingsproce
dure een „veto" van de V.S.
Maar de veto's waarmee,Ame
rika in de Veiligheidsraad het
volledige lidmaatschap van
Noord- en Zuid-Vietnam heeft
getorpedeerd geeft toch wel een
onbegrijpelijke, misschien wel
unieke, wending aan de politiek
die Ford, Kissinger en de zijnen
willen. Want het lichtvaardige
veto dat Amerika ten opzichte
van Vietnam heeft gehanteerd,
gaat in veler ogen minder zwaar
wegen als het gaat om uitstoting
van bijvooi beeld Israël en
Zuid-Afrika. „Ach, een vj*
tootje.." zegt de beschaafde
mens dan. mar men vergeet Is
raël, Zuid-Afrika. Men ver
geet...het veto..."
JAN KRUN
da
bet
V'
i
„Armeluiszilver,
de mensen uit de
tin hadden. Tin was
minvermogendheid.
bezit van tinnen voorv
iets omtrent de social
eet er trouwens nog \i
wie drinkt er nog uit
wie speelt er nog met
Een van hen is de 43-jar
Dolf Roessingh van Iterson
Wassenaar. „Mijn overgroot
der is in 1824 een brons- en t
gieterij begonnen in Haarl
Van vader op zoon is dat bed
overgegaan. Je kunt het je n
welijks voorstellen, maar n
eigen vader had daar nog 60 r
personeel rondlopen. Dat w
naarmate de vraag daalde ga
deweg minder, totdat in 1964
leen mijn vader, mijn broer ei
waren overgebleven. Samen
mijn broer heb ik toen jn Wa:
naar een kleine werkplaats
kocht, waar we op heel kle
schaal doorgingen met het
gieten. Dat brons hebben we
ten schieten, want daar
enorm hoge temperaturen
nodig: zo rond de 1400 gra
Celcius. In die kleine ruimte
dat niet meer te realiseren.
Tin heeft een smeltpunt
230 graden, dat is dus we
doen. Enfin, we leverden op
stelling aanvankelijk nog aai
wat al aan juweliers, winkel
decoratieve voorwerpen en
gelijke, maar op een gege
moment werd ook dat sic
minder lonend. Dat kwam
doordat er steeds meer kitscl
dem markt verscheen; ma,
naai vervaardigde voorwer
en vooral veel gietwerk
lood.
Dat lijkt enorm veel op
maar het is tien maal zo gc
koop. Tin kost ons dertig gul
per kilo, dus ga maar na...
Lood is trouwens leven
vaarlijk: Er zijn wel menser
voor de gein eens een keer
of bier uit zo'n ouderwetse g<
ten beker willen drinken,
tin is er niks aan de hand, r
als het een Joden beker is, hi
binnen de kortste keer lood
giltiging.
Hoe je tin van lood kunt
derscheiden? Heel gemakke
1 lissen de wat verkreuk,
komsthal van Schiphol lo<
Het haar strak naar achte
een forse zonnebril. Op h,
resse van het slag, dat n<
„En juist die dame zou
aanhouden", zegt de wat 1
rende haldienstleider H. II<
n s' terwijl hij haar met de
0'Bt. Met een hoofdknik
'end naar een dandy in een i
onderd gulden-kostuum:
j-'jn koffer zou ik ook best
tinnen willen zien. Want de
heeft ons geleerd,
"f onopvallende tv,
okkelen. En niet het zogJ
n '-'«ngharigr gespuis", w
n bijna iedereen denkt a
Woord drugsmokkel laat
,e*.zijn vaker en eerde,
onb secretaresses en
smntï'f echtparen,
dp !11' °Hewel: het keuj
vela V?." 0nze natie. Waar
held" wortH eerder gesn
H. Hendriks
B0.?,"v.cr hfl praat. Sinds
tl, ,''1J °Pinternationale h
sPectear hooSste chef.
Uur isser stelt hem
HenH u°UWe rot van Schip!
"e ld"k,s, gezicht verraadt
kir f, hlJ dl' compliment
Wior a gehoord. Dat geldt
teur vl8 tsPraak van ins
dicht ,-i.SCr' Schiphol
dovp„J VOOr dc smokkel in
lovende middelen".
Hendrfu0 a de dag vult de
de ,deze Stelling aan
dan betere naam h
beren derdj®nt' "Maar we
koudca"agel,,ks ,ie/c faa'
thaUe dn' dat in de aank'
is. |n ^douane vijftig man
tiendp gen wordt de aal
Passagier geobservl
i