Kunst als middel tot vermaan
FERDINAND BOL:
DE HIELEN-VERVER VAN REGENTEN
LEVEN TOT DE DOOD
ERNST
EN
STILTE
JOHANNES
VERVOLGD
Tien Brabantse groepen
dingen naar landjuweel
Zaad
van Geloof
kunst
cultuur
Waardevastheid
Unieke positie
„Hier is de beurs
Succes voor
Nederlanders
in Brugge
ZATERDAG 2 AUGUSTUS 1975
Achteraf gezien blijkt heel
wat heibel over sommige tv-
programma's volstrekt overbo
dig geweest. We hebben dat de
zer dagen weer eens kunnen er
varen met de herhaling van de
satire „Zo is 't toevallig" en we
kunnen ook nalezen in de
jongste aflevering van het tijd
schrift „DE REVISOR". Daarin
staat de letterlijke tekst van een
destijds geruchtmakend inter
view dat W. F. Hermans de di
recteur van de uitgeverij De Ar
beiderspers, Herman van Kui
lenburg, afnam. De hele goege
meente viel over Hermans en de
programmerende omroep - na
tuurlijk de VPRO, wie anders -
heen omdat Hermans genade
loos aan de kaak stelde dat de
Arbeiderspers net zo'n commer
cieel beleid voerde als haar min
der ideologische onderbouwde
collega's. Dat ook boekenkeizer
Van Kuilenburg geen kleren aan
had, kan men dertien jaar later
dus nog nalezen in „De Revi
sor". Een ander zeer lezens
waardig verhaal in hetzelfde
blad gaat over Gerrit van de
Linde, die de Nederlandse lite
ratuurgeschiedenis heeft ge
haald onder het pseudoniem De
Schoolmeester Als de dichter
van de onsterfelijke regels „Een
leeuw is iemand die bang is voor
niemand" zou waarschijnlijk
een van de talrijke dichtende
dominees in dit land zijn gewor
den als zijn onstuimig en weinig
geco-ordineerd liefdesleven
hem daarvoor niet had behoed.
Hij moest de wijk nemen naar
Engeland, waar hij een kost
school begon. Vandaar zijn
schuilnaam. (De Revisor,
Athenaeum-Polak en Van Ge
nnep, Amsterdam).
Het derde nummer van VORM
behelst een bijzonder belang
wekkend artikel over de tot
standkoming van het befaamde
Rietveld-huis in Utrecht, dat
tegenwoordig juister Rietveld-
Schröder-huis heet. Max van
Rooy zet uiteen hoe terecht dat
is, want deze architectonische -
en nog steeds niet voltooide - re
volutie met uitzicht op de Hol
landse Waterlinie dankt haar
ontstaan in gelijke mate aan de
opdrachtgeefster, mevrouw
TruusSchröder-Schrader. Maai
mevrouw Schroder wijst zelf de
benaming „opdrachtgeefster"
af: „Het was meer een gezamen
lijk experirhent dan een opd
racht. Daarbij stel ik natuurlijk
voorop dat tk nooit het verlan
gen heb gehad om zélf dingen
vorm te geven. Maar het is wel zo
dat wanneer hier mensen op ex
cursie komen en bewonderend
constateren „wat heeft die man
toch overal aan gedacht" het
vaak door mij was ingegeven.
Helemaal weggedrukt worden,
vind ik niet leuk". En ze om
schrijft het als „Wat de een
dacht, deed de ander". Intussen
is de toekomst van het
Rietveld-huis nog steeds niet
veilig gesteld. De buitenkant is
onder leiding van de Utrechtse
architect Bertus Mulder geres
taureerd, maar voor het inte
rieur en voor de aankoop van het
huis zijn nog onvoldoende gel
den beschikbaar. Bijdragen zijn
dus welkom bij de penningmees
ter van de Stichting Rietveld-
Schröder-huis, Jan Muschlaan
90, Den Haag. Postrekening 214
4763.
Over het blad VORM nog het
i olgende: het is alleen voor in
gewijden beschikbaar, namelijk
mensen die op de adreslijst van
de Stichting Industriële Vorm
geving, Damrak 62a, te Amster
dam staan. „Controlled circula
tion", heet dat in het publici-
teitsjargon.
Het kwartaalschrift BRA
BANTS HEEM biedt in het eer
ste nummer van de 27ste jaar
gang artikelen over de windmo
lens van Mierlo en de watermo
lens van Herlaar, notities ovei
de Bossche bisschop mgr. W. van
de Ven en aantekeningen over de
oude „oude bunder" en potte-
bakkersgereedschap uit de ij
zertijd. (Administratie: Bosch-
dijk 462, Eindhoven).
De binnenplaats van het Ad
miraliteitsgebouw—nu stadhuis
- te Amsterdam, een machtscen
trum van de republiek.
AMSTERDAM In het Paleis op de Dam te Amsterdam
wordt door middel van een expositie letterlijk uit de doeken
gedaan, welke maatschappelijke functie de kunstenaar in
het 17e-eeuwse Holland toebedacht was. Deze openbaarheid
van bestuur wordt aangegeven door de veelzeggende aan
duiding als „kunst als regeringszaak". Maar de situatie laat
zich ook schetsen met opmerkingen als „kunst als pressie
middel" of „kunst als vermaan".
De expositie in het Paleis is
opgebouwd rond Ferdinand Bol
(1616-1680), een leerling van
Rembrandt en een van de groot
ste hielenververs uit de betrok
ken periode.
Dat deze expositie juist in het
Paleis op de Dam is ingericht, is
niet zonder reden. Deze verkla
ring is het begin van het verhaal:
in de 17e eeuw werd de stad en
de rest van de wereld bestuurd
vanuit dit voormalig stadhuis.
Dit gebouw nu, ook al betiteld
als „achtste wereldwonder",
stond om zijn imposante uiter
lijk alleen al borg voor de waar
devastheid van de wereldomvat
tende macht van de Amster
damse Heren. Maar om aan dat
machtsvertoon nog meer reliëf
te geven, verzekerden de Heren
zich van de medewerking van
Amsterdamse schilders. En om
in de prijzen te kunnen vallen
liet een aantal onder hen zich
rond 1650 ijlings inschrijven als
poorter van de stad. Waaronder
ook Ferdinand Bol.
De te geven opdrachten waren
omvangrijkdaar waar de Heren
belangen hadden in de recht
spraak, de vloot, de armen- en
invaliden(d.i. leprozen-)zorg,
het gevangeniswezen en het ge
estelijk leven lieten zij gebou
wen en vertrekken, waarin deze
affaires afgewikkeld werden,
voorzien van hun stempel. En
dat drukte lekker door in de
burgerzin van de overige stad
genoten.
De Amsterdamse Heren had
den zich in het feodale Europa
van die dagen een unieke positie
verschaft: zij waren absoluut
onafhankelijk. Na samen met de
Oranjes het Spaanse juk afge
worpen te hebben, ontdeden de
Amsterdammers zich in 1650
ook nog van deze vorstelijke
bondgenoten. De laatste Oranje
werd in dat jaar de stad uitge
gooid. Zijn poging om de macht
in Amsterdam te grijpen werd
verijdeld. Die Oranje-macht
was namelijk door de jaren heen
beperkt geweest: de Oranjes
dienden de Provinciën als lege
raanvoerders. Daartoe financi
eel in staat gesteld door de Am
sterdamse Heren, bij wie het
geld immers binnenstroomde als
het water in het IJ.
De Heren lag na 1650 derhalve
niets in de weg bij hun macht
suitoefening. Behalve dan mis
schien de open vraag: hoe legi
timeert zich die macht. Maar
met succes hebben de Heren zich
lange tijd weten te verantwoor
den met een beroep op hun ijze
ren moraal, die zij wisten te ont
lenen aan een gemene zaak met
het volk: het calvinisme name
lijk, waarvoor allen binnen de
stad in de achterliggende tach
tig jaren pal hadden gestaan.
De Heren construeerden nu
hun bewijzen van goed moreel
gedrag. Voor goed geld stelden
schilders en dichters zich be
schikbaar als valsemunters.
Ferdinand Bol (die later door
huwelijken zou intreden in de
beperkte kring van de Amster
damse machthebbers) is wel de
befaamdste onder hen. Daarbij
gesecondeerd door de dichter
Vondel, die bij wijze van spre
ken nogal tendentieuze onder
schriften levert bij de voorstel
lingen van zijn schilderende
stadgenoot.
Het zenuwcentrum van alle
macht lag in de burgemeesters-
vertrekken in het stadhuis. Daar
lieten de Heren zich (door Bol en
Govert Flinck) identificeren met
Romeinse consuls, die legenda
rische staaltjes hadden geleverd
van onkreukbaar bestuur. De
consul Fabricius liet zich onder
scheiden als de man die tot
Pyrrhus en Fabritius, een schilderij dat Ferdinand Bol in 1656 schilderde voor de burgemeesterska
mer in het toenmalige stadhuis - nu koninklijk paleis - van Amsterdam.
tweemaal toe niet zwichtte voor
zijn vijand koning Pyrrus. Goud
en geweld lieten Fabricius vol
komen koud tijdens vredeson
derhandelingen. Zijn ambtge
noot Dentatus weerstond
evenzo de Sammieten. Hij liet
goud staan voor een eerlijke pot
raapsteeltjes. Een karakter
vastheid, waarop de Amster
damse Heren voor sommen gelds
graag hun imago bouwden. De
schilders Bol en Flinck ontvin
gen elk f 1500,-, tenslotte nog
niet belast met de lasten van 'n
wereldlijke macht.
De wolven in cOnsulkledij
slaan evenwel toe, met de opzet
het volk te verbinden en hun-ei
sen te stellen, als zij hun macht
doen afschilderen tegen de ach
tergrond van de terechtstelling
door de Romeinse consul Titus
Manlius Torquatus van zijn
zoon. Ferdinand Bol beeldt deze
geschiedenis uit in opdracht van
de Admiraliteit, die in zijn da
gen in het tegenwoordige Am
sterdamse stadhuis gevestigd
was. Titus Manlius jr. nu was ten
strijde getrokken, ondanks de
uitdrukkelijke opdracht van
zijn vader zich niet tot een ge
vecht te laten verleiden. De jon
gen keert met buit beladen naar
zijn vader terug, die hem zonder
blikken of blozen voor zijn ogen
laat onthoofden omdat zijn ge
bod niet nageleefd was.
De Heren van de Admiraliteit
bewezen dat het hun even zo
ernst was met hun bevelen: ka
piteins krijgen hoge boetes op
gelegd, wanneer zij hun
scheepsvolk er niet toe kunnen
bewegen om de bemanning van
veroverde schepen te doen ver
drinken. Die brute regel stellen
de Heren omdat de onkosten
post „krijgsgevangenen" te
hoog wordt. Zonder winst blijf
je immers nooit drijven.
De onkosten aan hun kunste
naars hebben de Heren er graag
voor over: in angst is het goed
investeren. Per slot zeker als je
een Vondel weet te interesseren
voor je belangen. Ten aanzien
bijvoorbeeld van de consul Man
lius put deze zich uit in rijmende
argumenten om de wrede vader
te rechtvaardigen:
„Al wort de zegekrans den
vijant afgekeecken", (zo heet
het)/„Dat baet geen dienaer, die
op 's heeren woort niet past. Het
krijgsgerecht kent geen bloet
(verwantschap), noch luistert
naer geen smeecken/Zoo leert
een dienaar stip te volgen, 's
meesters last".
Helemaal blind verrichten
schilders en dichters hun werk
zaamheden niet. Want op een
groot kunstenaarsfeest in 1653
zongen zij, gestemd door de no
dige drank:
„Laat romen op de Kunst, en
haar alloutheit brallen,/En Ti-
voli op al zijn groote waterval
len,/En Napels op het graf van
Maro, en haar gunst/Hier is de
beurs, en 't gelt, en die liefde tot
de kunst".
KOOS TUITJER
Mariene Leist Het zaad dat
valt inde aarde Uitg. De Toorts,
Haarlem, f 16,50.
Het enige eenzijdigheidje in
dit boek over godsdienstige op
voeding ligt in het feit dat de
schrijfster zich wat dikwijls af
zet tegen de langzamerhand
toch wel ouderwets te noemen
wijze van geloofsopvoeding,
waarin psychologisch zeer ver
klaarbare zaken te snel „zonde"
heetten en God een soort poli
tiemacht voorstelde Maar veel
meer hebben we ook werkelijk
niet in te brengen tegen dit boek.
Integendeel, de Duitse psycho
therapeute Mariene Leist be
wijst ook met dit boek veel ou
ders die hun kinderen een chris
telijke geloofsopvoeding in de
huidige tijd en binnen de hui
dige samenleving willen geven,
een grote dienst Zij zullen zich
er vaak in herkennen. Dat wil
zeggen - en daar is dan nog éen
bezwaartje. waai overigens ook
de inleidstei di J Klink op wijst
- vooral de moeders zullen zich
herkennen De vader komt ei
bekaaid af, zijn rol is wat onder-
beticht.
.1 1
Zeevang heet de experimen
tele tentoonstelling welke van
vandaag af in een weiland bij
Edam te zien is. Zeevang heet
trouwens ook de gemeente
waarin dat geïmproviseerde
tentoonstellingsterrein ligt, een
merkwaardig overgangsgebied
tussen zee en land, zo lang het
nog duurt. Want achter de di]H
die Zeevang beschermt, tegen de
kolkende golven die van de oude
Zuiderzee nog over zijn, zal zich
eens de Markerwaard uitstrek
ken, misschien wel compleet
met tweede nationale luchtha
ven. Een uitgezocht plekje dus
om in eigentijdse kunstvormen
de strijd van de mens om zijn
milieu te demonstreren. Dertig
projecten van veertien kunste
naars zullen zeker stof genoeg
leveren voor de spraakmakende
gemeente. Hier ziet men Alma
Elders (rechts) met haar creatie
„Leven tot de dood". Het expe
rimentele project blijft tot sep
tember te bezichtigen.
De organisatie van het grote
festival voor amateurtoneel -
het Nationaal Landjuweel
1975-1976 is langzamerhand
rond.
In mei 1976 zullen zeven groe
pen in de Haarlemse Stads
schouwburg spelen om het ju
weel dat in 1957 bij herleving
van dit eeuwenoude feest door
H.M. de koningin beschikbaar is
gesteld en dat nu in het bezit is
van de Leidse vereniging Litte-
ris Sacrum. De winnaar ont
vangt tevens een geldprijs van
duizend gulden. Verder worden
er nog prijzen uitgeloofd voor de
beste amateurregie, de beste
vertoning van een Nederlands
stuk, het meest geslaagde zelf
ontworpen en uitgevoerde decor
en voor een of andere opvallende
prestatie.
Voor het echter zover is moet
via een voorronde en een tussen-
ronde worden utgemaakt welke
zes groepen naar Haarlem gaan,
de zevende is Litteris Sacrum.
De tussenronde wordt gevormd
door zes pools; vier van ieder
van drie provincies, waarbij
Friesland dubbel telt: een Ne
derlandse en een Friese opvoe
ring, één van de drie grote ste
den Amsterdam, Rotterdam en
Den Haag en één van de indivi
duele deelnemers onder leiding
van een provinciale toneeladvi
seur. De vereniging of groep die
een provincie of stad vertegen
woordigt wordt aangewezen in
de voorronden, die per provincie
of grote stad worden georgani
seerd.
Voor Noord-Brabant is die
organisatie in handen van het
Noordbrabants Centrum voor
Amateurtoneel B.C.A. Er kun
nen tien groepen deelnemen,
hetzij verenigingen, dan wel tot
een groep geformeerde indivi
duele deelnemers. Zij zullen zo
veel mogelijk de gehele provin
cie moeten vertegenwoordigen
De volgende tien groepen heb
ben zich aangemeld: Jacob van
Lennep, Breda's Toneel en Ely-
see uit Breda, het Zoldertejater
Het eerste deel van Van Es
den's Kleine Johannes staat (ook
nu nog) op vele boekenlijsten
van middelbare eindexaminan-
di. Veel minder gelezen en ook
minder bekend is het tweede
deel van de in Haarlem geboren
Tachtiger. Dat tweede deel vei-
scheen voor het eerst in lüflj
Onlangs verscheen de heruit
gave in de Marnixreeks.
Kleine Johannes deel twee is,
evenals het eerste deel een cub
tuursprookje. Toch staat Johan
nes in deel twee veel dichter bij
de werkelijkheid dan in het eer-
ste deel het geval was. Speelde
in deel I de avonturen van Jo
hannes zich louter af in de sfeer
'van sprookjesfiguren als Wistik
Vader Pan en Windekind, in deei
2 komen deze figuren slechts
zijdelings ter sprake. Johannes
komt slechts in een soort droom
in aanraking met deze figuren
Het hoofdverhaal speelt zich af
in de kermissfeer.
Na de dood van Johannes' va.
der (zie deel 1) trekt hij met de
scharensliep Markus de wereld
door. In gezelschap van het
kermisvolk gaan zij alle steden
af, waar zij dan de kost moeten
verdienen. Na bij zijn tante Se
rena, waar hij een tijdje (ge
dwongen) heeft gewoond, gaat
hij met het kermismeisje Marjon
op zoek naar Markus. Zij komen
hierbij terecht in Duitsland,
waar zij in aanraking komen
met een dichter en een „Sene
ca". Het verhaal eindigt een be
etje abrupt met weer een droom
over vader Pan. Een einde, dat in
ieder geval de mogelijkheid
open laat tot het schrijven van
nog een Johannes. (Dat heeft hij
later trouwens ook gedaan).
Het sterke sociale gevoel van
Van Eeden komt in het boek
meerdere malen tot uiting. Hij
kiest constant partij voor de un
derdog, in dit geval het kermis
volk. In dit boek ook zijn de eer
ste symptomen merkbaar van de
boeddhistische invloeden, die
en Vogelvrij uit Oosterhout, het
Roosendaals Toneel uit Roosen
daal, de Torenspeler uit
Berkel-Enschot, de Maethout-
staet uit Hilvarenbeek, de
PLankenier uit Grave en Les
Comédiens uit Uden.
Zij zullen vóór februarie 1976
hun voorstelling moeten hebben
gegeven. Data en titels zullen te
zijner tijd worden bekendge
maakt. De uitverkorene ont
vangt een speciale prijs van
f400,-. en komt met de wintiaar
van Zeeland en Limburg in de
tussenronde die op 15 april afge
sloten moet zijn.
Actieve zowel als passieve
liefhebbers kunnen het aan
staande seizoen dus volop hun
hart ophalen.
A. KORNMANN
Op het houtblazersconcours
van de twaalfde internationale
muziekdagen in Brugge, heeft
het blokfluitenensemble „Sara
toga" uit Hilversum de tweede
prijs behaald. De eerste prijs
werd toegekend aan het be
faamde Tokyo-recorders-
quartet.
In de jury hadden onder meer
zitting Frans Bruggen en Carl
Dolmetsch. Twee van de vijf
jury-leden hadden het Hilver-
sums ensemble, dat zich speci
aal toelegt op eigentijdse mu
ziek voor blokfluit, geplaatst
vóór het professionele Tokyo-
quartet. Het Hilversumse en
semble, gevormd dooi Jehanne
Middelhof!, Maria Wüst, Mar
jan van den Born en Jan S.
Spaans, bestaat uit amateurs.
Twee van de drie zijn student
psychologie, een is fysiothera
peute. De twaalfde internatio
nale muziekdagen worden ge
houden in het kadei van het Fes
tival van Vlaanderen.
van teaen ondergaat. Hij iaat
ene van Lierse zeggen: „Wij al
leen dragen de littekens van tal
loze incarnaties met ons mee",
K.G.
(Frederik van Eeden: Dt
kleine Johannes, deel. 2. Man-
teau, Brussel-Den Haag).
ln het Bredase culturele cen
trum De Beyerd wordt van van
daag af een tentoonstelling ge
wijd aan het werk van Oscs
Jespers gehouden. Tegelijker
tijd kan men werken zien vu
drie leerlingen van Jespers in de
pas geopende galerie Van Wei
aan de Prinsenkade in Brede.
Dat zijn Hanneke MoU-Vu
Gooi, Jos Harzing en Hans Clie-
sen. Ter introductie van dl
machtige figuur van Oscar Jes
pers laten wij hier, in afwach
ting van een nadere beschou
wing, een karakteristiek vu
diens werk volgen.
„Al geven mijn werken uiter
lijk de indruk van robuustheid
toch ben ik altijd onzeker wat
het resultaat betreft"
Met deze, ooit uit de mondvai
de nu overleden beeldhouwt:
Oscar Jespers opgetekende uit
spraak in het achterhoofd, zo
men de beelden van Jespen
kunnen benaderen. De massive
teit in zijn werken zijn namelijk
voor het oog, eerder kenmer
kend dan de sereniteit en inner
lijke bewogenheid, die er in ver
vat zitten.
Een voorbeeld hiervan is zijn
„pottenbakker". In de strakke
volume uitstralende vorm vat
dit beeld ontwikkelt zich de be
weging, waardoor het werkeer
innerlijke bewogenheid uit
straalt, die niet afhankelijk
van de uiterlijke vorm. Daarbij
komt dat hij qua vorm altijd ge
streefd heeft naar de ernst en öi
stilte van de Egyptischs beel
den.
Oscar Jespers heeft in zijn le
ven een eigen stiji ontwikkeld
Waren zijn werken aanvanke
lijk stoer en robuust, de stati
sche vormen kregen in zijn Ie
tere werken ook een vormv"
innigheid mee.
Hierbij heeft ongetwijfeld ook
zijn vriendschappen met de be
eldhouwers Lipchitz en Mar»
aan toe bijgedragen Hij bi*1
echter trouw aan zijn eigen ont
wikkeling en still. Deze eigen
heid van Jespers kenmerkte i«'
ook in zijn gedachten over M
onderwijs aan de kunstacao»
mies.
Hij is zelf enkele jaren dot*»'
geweest aan de Van Eip'
academie in Maastricht en <"t
St -Joost in Breda Hij stiWf
leerde daai de zelfstandig^1'*
sontwikkeling van zijn leen*
gen, zoudei aan hun per*01?
li|kheid te willen tornen n»
heeft zelfs wel sens geeujr
reerd dat het vooi een PJ
kunstenaar daarom bevuru»'
lijkei zou zijn in de leei te k»'
op het ateliei van een bwj
houwer „die zijn generatie'
te zeggen heelt" Een ultspl*"
trouwen» die in de wereld v«m»
huidige kunstopleidingen
nu nog opgeld doet