Groot Vlaams meester
EIGEN HUIS IS.
OOK VOOR U BEDACH
voor
(van?)
73
Hulde
aan
Constant
Permeke
in
Knokke
kunst
cultuur
ijdschrift
xpositie
Nederlander heeft weinig over voor zijn huis
ota bene
Muziek maken monumenten taal nostalgie
OUD BOEK HERDRUKT MET
KERKEN, DIE VERTELLEN
H. Verl
1
iees en
zijn scl
li et sen
II
l
i
i
oek
eindredactie
te* fc fe
BRIEFWISSELING van Paul
Gauguin en Vincent Van Gogh
heet de tentoonstelling, die van
9 juli tot 8 september te zien is in
het Van Goghmuseum te Am
sterdam. Behalve brieven o.a.
enkele doeken van Gauguin en
één portret van Vincent.
BEHALVE tentoonstellingen
gewijd aan het tijdschrift De Ta
felronde en aan de politieke
prenten van Gal is in het ICC,
Meir 50 Antwerpen, een ten
toonstelling met schulpturen
van de Amerikaan Crovello te
zien. Het ICC bestaat nu 5 jaar
en werd door 850.000 mensen
bezocht.
FROUKJE Strik met poppen,
Willy Sommer met aquarellen,
en Janny van Vuren met etsen in
galerij Baskuul, Herengracht te
Drimmelen: gedurende de wee
kends.
ZOMER-inventarisatie noemt
De Biggelarij te Nuenen een ex
positie, vanaf 11 juli (donder
dagmiddag tot en met zondag
middag van 13-17.30 u) met
werk van Har Sanders Broer
Dobbelsteen, Marinus Fuit, Leo
Gestel, Hans Jansen, Thijs van
Kimmenade, Henny van Nieu-
wenhof, Ko Oosterkerk, Eric
Pape. Marius Quee, Marijke
JRaaijmakers, Ant. van der Veen,
Albert Verkade en Diet Wieg
man.
SUMATRAANSE Schoon
heid, tentoonstelling om niet te
vergeten in Volkenkundig Mu
seum te Breda; tot 22 september.
DIEREN en postzegels, zome-
rexpositie van net Natuurhisto
risch museum te Tilburg; tot 1
september.
TIJL-feesten zijn dit jaar in
Turnhout op 19, 20 en 21 sep
tember.
ARIE Berkulin, Dick Fluits-
ma, Peter Kantelberrg, Theo
Kuypers, Johan Lennarts, Do-
rien Melis, Bert Munsters, Lies-
beth Nies, Peter Oosterbos, Dirk
Oeghoede en Jan-Hein van Rooy
tonen hun werk op de zomerex-
positie van De Ruimte in Eersel.
Tevens Aziatische kunst.
JOOP Falke, sieraden en plas
tieken, André Reuvers, foto's
exposeren in 't Pandje, St. Jans
kerkhof 15, Den Bosch; tot 26
juli.
BREGENZER Festspiele
(Oostenrijk); opera en operette;
gewijd aan Johann Strauss jr.;
van 18 juli tot en met 17 augus
tus.
Blik in de tentoonstelling met doeken, tekeningen en sculptuur van Permeke.
Toen Constant Permeke, de
expressionistische Vlaamse
schilderreus op 4 januari 1952
voorgoed de ogen sloot bracht
hete Casino van Knokke een
goed half jaar later deze kunste
naar al een hulde met een ten
toonstelling die duurde van 12
juli tot 1 augustus 1952. De nad
ruk bij die expositie lag voor
namelijk op het werk uit de laat
ste periode en op werk dat nog in
het atelier aanwezig was. Nu,
drieëntwintig jaar later, op
nieuw onder de titel „Hulde aan
Constant Permeke" richtte het
Casino van Knokke een exposi
tie in bestaande uit zestig stuks
beeldhouwwerken, schilderijen
en tekeningen. Een ensemble
dat met de grootst mogelijke kri
tische zin en zorg werd samen
gesteld en dat als het ware in
schilderkunstige concentraties
tegelijk de ontwikkelingsgang
en het wezen van deze schUder
duidelijk maakt. De voortreffe
lijke presentatie en belichting
van het bijeengebrachte maakt
deze expositie nog eens zo hel
der en „leesbaar".
In een eerste doek „De haven
van Oostende" van vóór 1913
zien wij Permeke nog duidelijk
onder de invloed van het post-
impressionisme van Emiel
Claus, in hetzelfde jaar schildert
hij voor de eerste maal een later
telkens terugkerend thema
Moeder en Kind, weliswaar nog
niet als vruchtbaarheidssym
bool, waarin toch al veranderin
gen en vervormingen en een an
dere kleur- en vlakbehandeling
vast te stellen zijn die wijzen op
de toekomstige opvattingen. In
1917 in Engeland verdiept Per
meke zich in het landschap en
uit die periode is hier een „Oogst
in Devonshire" aanwezig met
prachtige warme kleuren dat ei
genlijk één groot abstrakt schil
derij is dat vage herinneringen
oproept aan Franz Mare. Een
sterk staal van zijn kunnen uit
deze periode vormt ook een doel
als „Het strand van Devonshire"
met een languit liggende zon
nende vrouw die haar hoofd met
een hoed bedekt en wier lichaam
aan de bovenzijde ingesloten
wordt door de schoenen van een
andere zongenietster.
Terug uit Engeland stort Per-'
'meke zich gulzig op Vlaanderen
en de Vlaamse mens die voor
goed zijn thema zullen blijven.
Hij maakt ragfijne tekeningen
in de „Haven van Oostende" en
„De Processie". Maar al spoedig
verschijnt in zijn schilderijen de
zware vertekening, de dikke
pate van de verf en de Vlaamse
landelijke bevolking van vis
sers, boeren, papeters, kermis-
gangers en gebakkraamexploi
tanten en het landschap van zee
en polder worden zijn thema's
bij uitstek. Meesterwerken ont
staan nu, zoals „De Woonwa
gen", „De Boswachter", „De
Sjees", „De Zeug", „De Echtge
noten", „De Aardappelrooiers",
„De Stal", „Landschappen als
„De Dageraad" en „Groene
Zee", waarin hij er in slaagde in
een volkomen persoonlijke ex
pressionistische taal het wezen
der uitgebeelde mensen en land
schappen wist uit te drukken.
Al deze werken die men van
vroeger kende na drieëntwintig
jaar nu bijeen te zien zou een
teleurstelling hebben kunnen
opleveren, maar daar is geen
sprake van. Weerzien met Per
meke wordt hier de erkenning
van zijn onomstotelijke groot
heid, die de na zijn dood ver
streken tijd heeft weerstaan en
dat waarschijnlijk de komende
tijden nog lang zal doen. Zijn
meesterschap blijkt niet in de
laatste plaats uit zijn grote
houtskooltekeningen die met
een minimum aan middelen een
maximum aan expressie berei
ken.
Kortgeleden liep ik in Venetië
geheel onverwacht in een kol-
lektie tegen een dergelijke teke
ning van Permeke aan en ik on
dervond het als wat Roland
Holst eens noemde „een overval
van de schoonheid". Deze erva
ring heeft men eens te meer als
men deze uitstekend samenges
telde expositie bezichtigt.
In de laatste jaren van zijn le
ven kwam Permeke ook tot be
eldhouwen. Het mag dan wel
niet de sterkste uiting van zijn
kunst geworden zijn - ook al
omdat hem de tijd tot verdere
rijping niet vergund was - maar
ook van de beeldhouwer Per
meke zijn hier enkele werken
aanwezig, die ondanks hun re
miniscenties aan Maillol meer
dan interessant en boeiend zijn.
Afsluitend kan men zeggen
dat deze „Hulde aan Permeke"
drieëntwintig jaar na zijn dood
geen slag in de lucht is, maar een
hulde aan een groot modern
Vlaams meester, die ons nog ten
volle aanspreekt dank zij het
persoonlijke en essentiële van
zijn visie en zijn vormen- en
kleurentaal. Duidelijk wordt
door deze expositie ook dat wij
in Permeke te doen hebben met
een modern Vlaams meester van
internationale betekenis wiens
werk meer en meer buiten de
grenzen van België bekend zou
moeten worden.
Van dit alles kan men zichzelf
overtuigen tot 7 september a.s.
WILLEM ENZINCK
In deze dagen van internatio
nale volksverhuizing, die va
kantie heet, is het interessant je
af te vragen: waarom hebben
Nederlanders zo weinig over
voor hun eigen huis. Wat Ja
Het laatste nummer van
„Volkshuisvesting" (orgaan van
het NCIV) schrijft o.a. „Vast
staat, dat in de achter ons lig
gende periode van relatief aan
zienlijke welvaartsstijging het
niet mogelijk is gebleken om een
relatief groter deel van het in
komen naar de sector van de
huisvesting te leiden. Integen
deel: in de bedoelde periode is,
ondaks de reeds voordien door
de huurprijs beheersing onstane
achteruitgang, de huurquote
nog aanmerkelijk verder ge
daald". In gewoon Nederlands:
aan een dak boven ons hoofd ge
ven we gemiddeld niet zo veel
uit, tenzij de lasten door de ge
meenschap (huur- en subsidis
beleid) worden opgevangen. A)
je om je heen kijkt wat er tod
nog aan eigen huizen dom
(werkloze) bouwvakkers in d,
vrije uren wordt neergezet, lijh
dit niet waar. Maar dat is slecht
een klein percentage. Misschiet
heeft het wel te maken met on.
bestedingspatroon: het gelj
wordt „opgegeten" en/of we zij,
te lamlendig, gemakzuchtig g
worden om onze krachten vo»
een goed huis in te zetten. Ma»
ook dat zijn geen gegevens, dit
losstaan van het hele culture],
of a-culturele klimaat waar ut
in leven. Rara.
SAMENSPEL - 5: „De docen
ten van het Ned. Centrum voor
Amateurtoneel kwamen tens
lotte tot de conclusie dat het niet
om de kunst gaat maar om de
mens", schrijft Jan Velzeboer in
„De training van amateurto
neelspelers: openingsartikel van
deze aflevering met thema
„Training en opleiding van to
neelspelers". Nico de Vreede
vertelt in „Een poging tot au
thenticiteit" hoe de toneelaca
demie van Maastricht opleidt
tot „in spelsituaties op een
openbare manier in relatie tre
den met anderen". En Hovhan-
ness Pilikian zet in „Acteur
sproblemen" uiteen wat Stanis-
lavski in maanden van noeste
arbeid poogde op te bouwen, elk
gewpon mens elke seconde van
zijn waak-leven „doet". Tens
lotte schrijft Wim Odé over
„Vakmanschap, didactiek,
maatschappijvisie" en besluit
met de mededeling: „Activerend
theater zal juist de vrijblijvend
heid moeten bestrijden" (Sa
menspel, Zav**-d 28 Maars
sent.
LUISTER-ÏMurray Perahia
is helemaal niet uitsluitend-be
zeten van de piano, lezen we in
een interview met dez» Spaanse
pianist, die onlangs veel indruk
maakte in ons land. Abbie de
Quant (laureaat van Brabants
conservatorium) maakte haar
eerste plaat met Edward Wit-
senburg, harp; Bach, Badings,
Gaubert, Ravel, Ibert en Persi-
chetti. Wordt zeer aanbevolen.
Besproken wordt de lolbroekerij
van de Simpelpee van het Sim
plistisch Verbond, terwijl ook de
Reflex-serie met interessante
muziek aan de orde is. Getest
werden het Philips element voor
quadra en stereo, de HK-330 B
tuner versterker, een Tannoy
luidspreker en Elac STS 555E
element. Verder natuurlijk de
tientallen besprekingen van
nieuwe platen van pop tot Bach.
(Luister, postbus 43, Amers
foort).
I _iii«i a m
C tiAA* w»
- 1... 1if --f fl. A'if. OwC
•>.NOÏ- t
j 'Jim, -tefvA H't-f
Kerken van Chaam en Gilze, zoals Verhees ze zag en tekende
begin vorige eeuw (blad uit het boek)
Eind 18e en begin 19e eeuw
reisde door Brabant en de Hol
landse provincies de landmeter
Henrik Verhees uit Boxtel.
„Reijdend in een koetskar" of
„tijdens het voorbijzeijlen door
de Zuijderzee" schetste hij een
groot aantal kerken. Het daaruit
ontstane zogenaamde SCHET
SENBOEK VAN HENRIK
VERHEES belandde, na veel
omzwervingen in het archief
van het capucijnerklooster in
Den Bosch. Het is een boekwerk,
dat belangrijke cultuurhistori
sche waarde heeft gekregen. Het
is ook een belangrijke onderne
mende daad van uitgeverij Mer-
lijn om dit boek ook nu een
facsimile-uitgave te laten ver
schijnen.
Het is van belang voor het be
studeren van de kerkelijke ar
chitectuur in Brabant op de eer
ste plaats. Maar anderzijds is
het ook een boeiend boek voor
iedereen, die - om welke reden
dan ook - geïnteresseerd is in
historische onderwerpen, waar
van dit boek een exponent is, dat
verder reikt dan oude kerkge
bouwen op zichzelf. Jan van
Laarhoven uit Hilvarenbeek
heeft de uitgave verzorgd en zo
met eigen teksten begeleid, dat
het boek niet alleen aan deskun
digen is besteed, maar hanteer
baar is geworden voor de ge
middelde geïnteresseerde.
De prijs van dit, overigens erg
fraai uitgegeven boek, is niet zo
populair. De provincie Noord-
Brabant zit nog wat te stoethas
pelen met het wel en niet subsi
diëren van dit soort uitgaven. In
ieder geval werd hierop niet ge
subsidieerd. De prijs bedraagt
dan ook f 135 (na 1 augustus f
150). Er zijn 1200 exemplaren.
En dan te bedenken, dat in '39 al
plannen bestonden voor de uit
gave van 300 exemplaren voor f
12; de oorlog kwam ertussen.
In dit boek heeft Verhees 155
Brabantse kerken en kapellen
staan. In de toelichting vertelt
Jan van Laarhoven, dat er nog
slechgs 23 monumenten zich
min of meer in de toestand be
vinden, waarin ze door hem zijn
getekend; 89 gebouwen werden
totaal verwoest of afgebroken;
van de 43 resterende kerken
werden torens of kerkgedeelten
weggebroken of vond er een zo
danige verbouwing plaats, dat
ze kunsthistorisch niet meer
meetellen. Van de 92 in het
schetsboek opgenomen torens
staan er evenwel thans nog 53
overeind.
Hij noemt dan een aantal re
denen, waarom juist in Brabant
- in tegenstelling tot de door
Verhees getekende kerken in
Noord- en Zuid-Holland - veel
van die kerken zijn verdwenen.
Het slechte onderhoud door de
protestanten in de protestantse
tijd; de zware stormen van 1800
en 1836; het katholieke chauvi
nisme, dat gothische kerken
ging bouwen in de emancipatie-
tijd en ten dele (vooral ten wCfclx?
zuiden van Breda) de Tweede
Wereldoorlog zijn daaraan
schuld.
In Midden- en West-Brabant
tekende Verhees de volgende
kerken, die in dit boek met ha-
nepootkrabbels als toelichtende
De Gouden Granaatappel
uitg. Ankh-Hermes). Joh. W.
Schotman.
tekst, zijn afgedrukt: Alphen
(kerk en kapel), Baarle, Ulico-
ten, Chaam, (kerk en kapel),
Gilze, Molenschot, Dongen,
Rijen, Bavel, Ginneken, Galder,
Strijbeek, Heusdenhout, Tete-
ringen, Dorst, Princenhage,
Prinsenbeek, Hoeven, Leur, Et-
ten (2x), Sprundel, Rucphen. Bij
de prenten staan interessante
gegevens over kerk en plaats uit
begin 1800 toen Verhees ze te
kende.
Verhees, die o.a. landmeter,
architect van de kerk in Uden-
hout, kantonrechter, politicus
etc. is geweest, - daarover meer
gegevens in het boek - tekende
zeer snel (soms een paar kerken
op één dag). De schetsmatige
potloodtekeningen werkte lui
thuis met inkt uit. Daarbij
steunde hij op zijn herinnering,
die hem overigens wel eens in de
steek liet. Bovendien hield hij er
b.v. nogal eigenaardige opvat
tingen op na over het perspec
tief. Het zijn dus geen „kunst
werken" deze tekeningen, maar
met een bepaalde leesvaardig
heid geven de schetsen van de
buitenkant en soms van de plat
tegrond ook nu nog veel histori
sche informatie. Van Laarhoven
noemt het boek (bewust be
grensd gehouden bij de weten
schappelijke uitwerking om een
groot publiek te dienen) - dan
ook „verkennend".
Met de kanttekeningen over
de kenmerken van de Brabantse
architectuur geeft dit schets
boek ongetwijfeld nog veel boei
ende informatie over een wijze
van religieus bouwen in een be
langrijk deel van ons land, als
weerslag van een levenswijze.
Als studieboek, als nostalgisch
boek, als een boek, dat je in con
tact brengt met een verleden,
waarvan de raaklijnen in ver
schillende opzichten nog door
getrokken kunnen worden naar
de tijd waarin wij leven, is deze
uitgave een klein historisch mo
numentje. Een boek om te koes
teren.
In de Oriëntserie, een reeks
geschriften over Oosterse wijs
heid, is onlangs een boekje ver
schenen met een keuze uit de ge
dichten van dichters uit het rijk
der Groot-Mogols in India. „De
gouden granaatappel", (naar de
sprookjesvrucht die de dichters
inspiratie zou moeten geven), is
de titel die samensteller Johan
W. Schotman aan de bloemle
zing heeft meegegeven. Het
boekje is weer een bewerking
van de Engelse versie door
J.C.E. Bowen. De bloemlezing
bevat vijfendertig korte verzen,
waarvan er, aldus Bowen in zijn
voorwoord, zevenentwintig ze
ker in de periode van het rijk der
Groot-Mogols zijn geschreven.
Dit rijk werd in 1526 gesticht en
breidde zich spoedig uit over
heel India. De Mogols waren
Mohammedanen; hun voertaal
was Perzisch of Engels. Nadat
het rijk overging in Hindoes-
taanse en later in Britse handen,
werd in 1857 de laatste Mogol-
heerser afgezet.
In tegenstelling tot de meeste
West-Europese geschriften uit
deze periode zijn de verzen van
de Mogolen gesigneerd. Elk van
de vijfendertig gedichten is door
de samensteller voorzien van
een korte inleiding waarin
wordt verteld over de schrijver.
In een twintigtal pagina's achter
in het boek worden via aanteke
ningen eventuele onduidelijk
heden in de tekst uitgelegd.
De vignet-illustraties bij de
verzen, die voornamelijk ge
schreven zijn tussen 1526 en
1590, zijn van de hand van Phyl
lis Mackenzie.
De gedichten ziin meestal
maar een paar regels lang. Zij
worden gekenmerkt door de
fijnzinnigheid en sprookjesach
tigheid die eigen is aan Oosterse
poëzie.
J.P.
Voor de Vlaamse uitgeverij
Walter Soethoudt (Ned. Nijgh
en Van Ditmar) was er aanlei
ding tot een „jubileumuitgave".
Naar een idee van Jos Vandeloo
(wiens bijdrage „Glanzend zal
ik u bewonen" op de voorpagina
onduidelijk prijkt) werd een 225
pagina's tellende bundel met DE
KORTSTE VERHALEN EN
GEDICHTEN VAN GERARD
WALSCHAP, MARNIX GIJ-
SEN, HUBERT LAMPO ENZ.
samengesteld. Voor fL 18,50
kunt u delen in deze feestvreug
de, verpakt in blauw-zilver
glanzende omslag.
De directeur van de stadsbi
bliotheek Antwerpen: E. Wille-
kens, schreef een nogal snor
kende inleiding op het boek: Bij
de uitgeverij Walter Soethoudt
zijn de bordjes sinds enkele tijd
vpr-tiqriffpn. Ér wordt niet meer
I het om de sensatie wel zouden
doen, ook al waren ze politiek
verre van brandschoon. Even
min wordt er nog onversneden
pornografie opgediend. ...Con-
stestatie, openheid en
maatschappij-kritische opstel
ling kunnen best buiten die on
waarschijnlijke en overtrokken
krachtpatserij", aldus Wille-
kens. Ik had best iets meer wil
len weten over dat „bordjes ver
hangen" buiten de krachtpatse-
rige woorden van Willekens om.
Maar binnen het kader van dit
voorwoord past het natuurlijk
de namen van Walschap, Gijsen,
Lampo- de gerenomeerden- uit
die van de 73 schrijvers, die een
bijdrage leverden, te kiezen voor
de titel. Er is dus veel méér aan
de hand. Het is best een aardige
gedachte om zoveel Nederland-
l talige schrijvers in één bundel
^ronfron T"Tpt VOOT
woord mag dan zeggen, dat „er
een behoorlijke „token repre
sentation" uit Nederland" in is
opgenomen; dat is niet waar.
Wim Zaal, Hans van de Waar-
senburg, Kees Simhoff en Van
Vriesland kunnen niet zo'n grote
bek" opzetten, dat zij heel Ne
derland vertegenwoordigen.
Wel representeert de verdere in
houd een groot en ook wel be
langrijk deel van schrijvend
Vlaanderen. En dat is best aar
dig.
Een greep uit de namen: Au-
wera, Lieve Willems, Vandeloo,
Koeck, Lasoen, Van Ruysbeek,
Roggeman, Andries, Gils, Van
Vliet, De Ley, Cottonjé, Daisne,
Depeuter, Haesaert, Bontridder,
De Vree en vele, vele anderen.
Wat de formule betreft Kampi-
oen „kort" is Conrad, die de uit
roep „0" aanhaalt en daar een
fezien van de gedichten hebben doenlijk om ook maar in het kort
e anderen wel één tot zes pagi- iets te vertellen over de inhoud,
na's nodig.
Het gehele genre ligt tussen
het almanak-verhaal tot lite
raire pareltjes; tussen avant-
gardistische kreten en oubollige
opmerkingen; tussen korte noti
ties en uitgesponnen bespiege-
Dat zou een analyse vragen,
waarvoor ik me de tijd niet gun.
Het is (was voor mij) meer een
boek, waar je wat in bladert en
dan hier en daar eens een ver
haal leest. En eerlijk: dan is het
best een prettig boek; zo'n boek
waar je af en toe eens naar grijpt
om „wat" te lezen.
Wat wordt er toch ontzettend
veel opgeschreven; dingen, die
je om je neen ziet en voelt gebéu
ren worden met eindeloos ge
duld in letters vastgelegd. En
wat een ellende wordt aan pa
lingen; tussen traditionele tech
nieken en experimentele pro
beersels; kortom een mozaiek
van het zuid-Nederlandse lite
raire leven anno 1975. Maar ook
als je daarin niet zo professio
neel geinteresseerd bent blijft
het een gezellig boek om wat in
te grasduinen en te lezen.
Wie zich enthousiast wil laten
maken voor het musiceren op
zelf gemaakte instrumenten
moet bij AD HEERKENS in de
leer gaan. We hebben al eens
eerder over hem geschreven en
zelf publiceert hij ook regelma
tig of is te vinden op cursussen,
die je dat leren. Maar je kunt
hem nu heel goed thuis halen via
het boekje MUZIEK INSTRU
MENTEN ZELF MAKEN,
ZELF BESPELEN (uitg. Cante-
cleer 14,50). Zelf wanneer u
denkt: ik kan geen toon houden
dan is er nog wel iets van uw
gading in te vinden. Wie roffelt
er niet eens op een tafel Na een
inleiding over materiaalge
bruik, worden in deel 2 liefst 80
te maken instrumenten opge
diend: ritme-instrumenten
(binnenbanddrums, veltrom-
men, bongo's, raspinstrumen-
ten, rinkelinstrumenten e.d.) en
melodie-instrumenten (Bessen-
klokkenspel, theekistbas, kleu-
terharp, wilgenfluit etc.). In deel
3 „Plezier met muziek" wordt
aagegeven hoe de instrumenten
te gebruiken zijn vanuit de
Latijn-Amerikaanse combo,
dixie, beat, folklore en „zo
maar". Het zijn geweldige
hulpmiddelen; niet alleen om
„muzikaal" te worden of te zijn,
maar als onderdeel van een stuk
(zelf) opvoeding tot expressie
van je eigen persoonlijke ver
mogens. Je hoeft met deze
werkmethode geen vakman te
zijn, maar iedere hobbyist met
enig plezierig serieuze inzet zal
aan de hand van Ad Heerkens
veel genoegen beleven. Thuis, op
school, in clubhuizen e.d. mag
dit boekte niet ontbreken.
"Wat betekent het Een
vraag, die bv. de meeste kunst
schilders over hun werk als on
zinnig ondergaan. „Je kunt niet
eens zien wat het betekent". Een
verwijt, dat beeldende kunste
naars vaak te horen krijgen.
MARK INSINGEL, avant-
gardistische prozaïst, stelt zich
op als die beeldende kunste
naars; schept een beeldende, ho
rende, tastbare taal; abstract.
Dat zal bijna iedere auteur van
zijn proza willen zeggen, maar
Insingel is consequenter. Hij
speelt „alleen" met het woord
materiaal. Wie daarvan iets wil
proeven moet zijn boekje DAT
WIL ZEGGEN (Nijgh Van
Ditmar 15,90) maar eens „le
zen". „Niets betekenen, niets
uitdrukken, niets meedelen, on
verstaanbaar, onvertaalbaar,
onvervangbaar, aanwezig, zich
zelf, zich zelf etc. etc." (pag. 61).
De taal zelf moet het doen. In-
singel werkt ermee, via losse
frangmenten, die de bestaande
codes verscheuren via verdub
belingen, omdraaingen, koppe
lingen e.d. Een „hörtext" zegt de
flap van het boekje. Slotzin als
„boekdeel": „Heeft het wel zin
(is het wel nodig) dat leven en
waarheid voortdurend het op
pervlak doen rimpelen, de lucht
bewolken, de oogst overwoeke
ren, de taal overstaanbaar ma
ken; er geen houvast meer aan
hebben, zich vastklampen aan
woorden, aan zinnen (aan struc
turen), die...." Hij die het kan
Het Monumentenjaar blijk
langzamerhand goed voor allet-
lei zinnige initiatieven. Zo is bi
de Grafische industrie J
Duerninck-Krachten te Kloot
terzande begonnen met de uil.
gave van een serie Zeeuwse Mo
numenten Cahiers, waarin stu
dies verschijnen, die betrekkin;
hebben op architecten en mi
numenten. Het gaat daarbij
veelal om eerder vërschenei
studies, die een nieuw jasje aan-
krijgen. Als deel I verscheen hs
in 1974, in het Zeeuws Tijd
schrift geplaatste artikel
M.P. DE BRUIN: JAN ADM
AAN FREDERIKS. Er zjji
nieuwe en interessante illustra-
ties aan toegevoegd, zodat hit
een fleurig cahier is geworden
waarvan de 27 pagina's 12,9
kosten. De legendarische Frt-
deriks, die in '31 in Den H~
Jan Antiek.
stierf (waarheen hij in '07
Kunstnijverheidsmuseum-di
ging) kreeg in Zeeland de bij
naam JAN ANTIEK. Was hij be-
faamd als verzamelaar, zijl
naam is vooral verbonden i
restauraties in Middelhui;
waaruit hij stamde (18411
Vooral voor het behoud van b«
Abdij-complex heeft hij zich in
gezet (verder o.a. Nieuwe Ked
en Kloveniersdoelen). Hoe dit
vooral politiek, in zijn werk
gegaan en met name zijn vriend
schappelijke samenwerking me
de befaamde Victor De Stuers
wordt in dit verhaal aardig ver
teld, zodat we daarmee ta
stukje monumentenzorg;:
schiedenis in handen krijgen.
Het Stripschap en De Bezigt
Bij hebben met de uitgaven van
De Reuzenvogel en De Meester
schilder de herdruk van een se
rie van zes Tom Poesstrips vol
tooid. Het zijn strips uit de jaren
'41-'44. Anecdotisch voor ver
zamelaars, waarbij de dubbele
bodems in de tekst uit die jaren
voor een groot deel wel hun zeg
gingskracht verloren hebben
Deze beide deeltjes kosten sa
men/ 7,50. De deeltjes zijn niet
los in de handel. De romantisch:
onderwereld van Marten Toon
der zal ongetwijfeld delen in dt
hoos nostalgie, genoeg als w
hebben aan tv- en dergelijke
helden, die Tom Poes een tijdje
in de hoek hadden gezet.