Groot Vlaams meester EIGEN HUIS IS. OOK VOOR U BEDACH voor (van?) 73 Hulde aan Constant Permeke in Knokke kunst cultuur ijdschrift xpositie Nederlander heeft weinig over voor zijn huis ota bene Muziek maken monumenten taal nostalgie OUD BOEK HERDRUKT MET KERKEN, DIE VERTELLEN H. Verl 1 iees en zijn scl li et sen II l i i oek eindredactie te* fc fe BRIEFWISSELING van Paul Gauguin en Vincent Van Gogh heet de tentoonstelling, die van 9 juli tot 8 september te zien is in het Van Goghmuseum te Am sterdam. Behalve brieven o.a. enkele doeken van Gauguin en één portret van Vincent. BEHALVE tentoonstellingen gewijd aan het tijdschrift De Ta felronde en aan de politieke prenten van Gal is in het ICC, Meir 50 Antwerpen, een ten toonstelling met schulpturen van de Amerikaan Crovello te zien. Het ICC bestaat nu 5 jaar en werd door 850.000 mensen bezocht. FROUKJE Strik met poppen, Willy Sommer met aquarellen, en Janny van Vuren met etsen in galerij Baskuul, Herengracht te Drimmelen: gedurende de wee kends. ZOMER-inventarisatie noemt De Biggelarij te Nuenen een ex positie, vanaf 11 juli (donder dagmiddag tot en met zondag middag van 13-17.30 u) met werk van Har Sanders Broer Dobbelsteen, Marinus Fuit, Leo Gestel, Hans Jansen, Thijs van Kimmenade, Henny van Nieu- wenhof, Ko Oosterkerk, Eric Pape. Marius Quee, Marijke JRaaijmakers, Ant. van der Veen, Albert Verkade en Diet Wieg man. SUMATRAANSE Schoon heid, tentoonstelling om niet te vergeten in Volkenkundig Mu seum te Breda; tot 22 september. DIEREN en postzegels, zome- rexpositie van net Natuurhisto risch museum te Tilburg; tot 1 september. TIJL-feesten zijn dit jaar in Turnhout op 19, 20 en 21 sep tember. ARIE Berkulin, Dick Fluits- ma, Peter Kantelberrg, Theo Kuypers, Johan Lennarts, Do- rien Melis, Bert Munsters, Lies- beth Nies, Peter Oosterbos, Dirk Oeghoede en Jan-Hein van Rooy tonen hun werk op de zomerex- positie van De Ruimte in Eersel. Tevens Aziatische kunst. JOOP Falke, sieraden en plas tieken, André Reuvers, foto's exposeren in 't Pandje, St. Jans kerkhof 15, Den Bosch; tot 26 juli. BREGENZER Festspiele (Oostenrijk); opera en operette; gewijd aan Johann Strauss jr.; van 18 juli tot en met 17 augus tus. Blik in de tentoonstelling met doeken, tekeningen en sculptuur van Permeke. Toen Constant Permeke, de expressionistische Vlaamse schilderreus op 4 januari 1952 voorgoed de ogen sloot bracht hete Casino van Knokke een goed half jaar later deze kunste naar al een hulde met een ten toonstelling die duurde van 12 juli tot 1 augustus 1952. De nad ruk bij die expositie lag voor namelijk op het werk uit de laat ste periode en op werk dat nog in het atelier aanwezig was. Nu, drieëntwintig jaar later, op nieuw onder de titel „Hulde aan Constant Permeke" richtte het Casino van Knokke een exposi tie in bestaande uit zestig stuks beeldhouwwerken, schilderijen en tekeningen. Een ensemble dat met de grootst mogelijke kri tische zin en zorg werd samen gesteld en dat als het ware in schilderkunstige concentraties tegelijk de ontwikkelingsgang en het wezen van deze schUder duidelijk maakt. De voortreffe lijke presentatie en belichting van het bijeengebrachte maakt deze expositie nog eens zo hel der en „leesbaar". In een eerste doek „De haven van Oostende" van vóór 1913 zien wij Permeke nog duidelijk onder de invloed van het post- impressionisme van Emiel Claus, in hetzelfde jaar schildert hij voor de eerste maal een later telkens terugkerend thema Moeder en Kind, weliswaar nog niet als vruchtbaarheidssym bool, waarin toch al veranderin gen en vervormingen en een an dere kleur- en vlakbehandeling vast te stellen zijn die wijzen op de toekomstige opvattingen. In 1917 in Engeland verdiept Per meke zich in het landschap en uit die periode is hier een „Oogst in Devonshire" aanwezig met prachtige warme kleuren dat ei genlijk één groot abstrakt schil derij is dat vage herinneringen oproept aan Franz Mare. Een sterk staal van zijn kunnen uit deze periode vormt ook een doel als „Het strand van Devonshire" met een languit liggende zon nende vrouw die haar hoofd met een hoed bedekt en wier lichaam aan de bovenzijde ingesloten wordt door de schoenen van een andere zongenietster. Terug uit Engeland stort Per-' 'meke zich gulzig op Vlaanderen en de Vlaamse mens die voor goed zijn thema zullen blijven. Hij maakt ragfijne tekeningen in de „Haven van Oostende" en „De Processie". Maar al spoedig verschijnt in zijn schilderijen de zware vertekening, de dikke pate van de verf en de Vlaamse landelijke bevolking van vis sers, boeren, papeters, kermis- gangers en gebakkraamexploi tanten en het landschap van zee en polder worden zijn thema's bij uitstek. Meesterwerken ont staan nu, zoals „De Woonwa gen", „De Boswachter", „De Sjees", „De Zeug", „De Echtge noten", „De Aardappelrooiers", „De Stal", „Landschappen als „De Dageraad" en „Groene Zee", waarin hij er in slaagde in een volkomen persoonlijke ex pressionistische taal het wezen der uitgebeelde mensen en land schappen wist uit te drukken. Al deze werken die men van vroeger kende na drieëntwintig jaar nu bijeen te zien zou een teleurstelling hebben kunnen opleveren, maar daar is geen sprake van. Weerzien met Per meke wordt hier de erkenning van zijn onomstotelijke groot heid, die de na zijn dood ver streken tijd heeft weerstaan en dat waarschijnlijk de komende tijden nog lang zal doen. Zijn meesterschap blijkt niet in de laatste plaats uit zijn grote houtskooltekeningen die met een minimum aan middelen een maximum aan expressie berei ken. Kortgeleden liep ik in Venetië geheel onverwacht in een kol- lektie tegen een dergelijke teke ning van Permeke aan en ik on dervond het als wat Roland Holst eens noemde „een overval van de schoonheid". Deze erva ring heeft men eens te meer als men deze uitstekend samenges telde expositie bezichtigt. In de laatste jaren van zijn le ven kwam Permeke ook tot be eldhouwen. Het mag dan wel niet de sterkste uiting van zijn kunst geworden zijn - ook al omdat hem de tijd tot verdere rijping niet vergund was - maar ook van de beeldhouwer Per meke zijn hier enkele werken aanwezig, die ondanks hun re miniscenties aan Maillol meer dan interessant en boeiend zijn. Afsluitend kan men zeggen dat deze „Hulde aan Permeke" drieëntwintig jaar na zijn dood geen slag in de lucht is, maar een hulde aan een groot modern Vlaams meester, die ons nog ten volle aanspreekt dank zij het persoonlijke en essentiële van zijn visie en zijn vormen- en kleurentaal. Duidelijk wordt door deze expositie ook dat wij in Permeke te doen hebben met een modern Vlaams meester van internationale betekenis wiens werk meer en meer buiten de grenzen van België bekend zou moeten worden. Van dit alles kan men zichzelf overtuigen tot 7 september a.s. WILLEM ENZINCK In deze dagen van internatio nale volksverhuizing, die va kantie heet, is het interessant je af te vragen: waarom hebben Nederlanders zo weinig over voor hun eigen huis. Wat Ja Het laatste nummer van „Volkshuisvesting" (orgaan van het NCIV) schrijft o.a. „Vast staat, dat in de achter ons lig gende periode van relatief aan zienlijke welvaartsstijging het niet mogelijk is gebleken om een relatief groter deel van het in komen naar de sector van de huisvesting te leiden. Integen deel: in de bedoelde periode is, ondaks de reeds voordien door de huurprijs beheersing onstane achteruitgang, de huurquote nog aanmerkelijk verder ge daald". In gewoon Nederlands: aan een dak boven ons hoofd ge ven we gemiddeld niet zo veel uit, tenzij de lasten door de ge meenschap (huur- en subsidis beleid) worden opgevangen. A) je om je heen kijkt wat er tod nog aan eigen huizen dom (werkloze) bouwvakkers in d, vrije uren wordt neergezet, lijh dit niet waar. Maar dat is slecht een klein percentage. Misschiet heeft het wel te maken met on. bestedingspatroon: het gelj wordt „opgegeten" en/of we zij, te lamlendig, gemakzuchtig g worden om onze krachten vo» een goed huis in te zetten. Ma» ook dat zijn geen gegevens, dit losstaan van het hele culture], of a-culturele klimaat waar ut in leven. Rara. SAMENSPEL - 5: „De docen ten van het Ned. Centrum voor Amateurtoneel kwamen tens lotte tot de conclusie dat het niet om de kunst gaat maar om de mens", schrijft Jan Velzeboer in „De training van amateurto neelspelers: openingsartikel van deze aflevering met thema „Training en opleiding van to neelspelers". Nico de Vreede vertelt in „Een poging tot au thenticiteit" hoe de toneelaca demie van Maastricht opleidt tot „in spelsituaties op een openbare manier in relatie tre den met anderen". En Hovhan- ness Pilikian zet in „Acteur sproblemen" uiteen wat Stanis- lavski in maanden van noeste arbeid poogde op te bouwen, elk gewpon mens elke seconde van zijn waak-leven „doet". Tens lotte schrijft Wim Odé over „Vakmanschap, didactiek, maatschappijvisie" en besluit met de mededeling: „Activerend theater zal juist de vrijblijvend heid moeten bestrijden" (Sa menspel, Zav**-d 28 Maars sent. LUISTER-ÏMurray Perahia is helemaal niet uitsluitend-be zeten van de piano, lezen we in een interview met dez» Spaanse pianist, die onlangs veel indruk maakte in ons land. Abbie de Quant (laureaat van Brabants conservatorium) maakte haar eerste plaat met Edward Wit- senburg, harp; Bach, Badings, Gaubert, Ravel, Ibert en Persi- chetti. Wordt zeer aanbevolen. Besproken wordt de lolbroekerij van de Simpelpee van het Sim plistisch Verbond, terwijl ook de Reflex-serie met interessante muziek aan de orde is. Getest werden het Philips element voor quadra en stereo, de HK-330 B tuner versterker, een Tannoy luidspreker en Elac STS 555E element. Verder natuurlijk de tientallen besprekingen van nieuwe platen van pop tot Bach. (Luister, postbus 43, Amers foort). I _iii«i a m C tiAA* w» - 1... 1if --f fl. A'if. OwC •>.NOÏ- t j 'Jim, -tefvA H't-f Kerken van Chaam en Gilze, zoals Verhees ze zag en tekende begin vorige eeuw (blad uit het boek) Eind 18e en begin 19e eeuw reisde door Brabant en de Hol landse provincies de landmeter Henrik Verhees uit Boxtel. „Reijdend in een koetskar" of „tijdens het voorbijzeijlen door de Zuijderzee" schetste hij een groot aantal kerken. Het daaruit ontstane zogenaamde SCHET SENBOEK VAN HENRIK VERHEES belandde, na veel omzwervingen in het archief van het capucijnerklooster in Den Bosch. Het is een boekwerk, dat belangrijke cultuurhistori sche waarde heeft gekregen. Het is ook een belangrijke onderne mende daad van uitgeverij Mer- lijn om dit boek ook nu een facsimile-uitgave te laten ver schijnen. Het is van belang voor het be studeren van de kerkelijke ar chitectuur in Brabant op de eer ste plaats. Maar anderzijds is het ook een boeiend boek voor iedereen, die - om welke reden dan ook - geïnteresseerd is in historische onderwerpen, waar van dit boek een exponent is, dat verder reikt dan oude kerkge bouwen op zichzelf. Jan van Laarhoven uit Hilvarenbeek heeft de uitgave verzorgd en zo met eigen teksten begeleid, dat het boek niet alleen aan deskun digen is besteed, maar hanteer baar is geworden voor de ge middelde geïnteresseerde. De prijs van dit, overigens erg fraai uitgegeven boek, is niet zo populair. De provincie Noord- Brabant zit nog wat te stoethas pelen met het wel en niet subsi diëren van dit soort uitgaven. In ieder geval werd hierop niet ge subsidieerd. De prijs bedraagt dan ook f 135 (na 1 augustus f 150). Er zijn 1200 exemplaren. En dan te bedenken, dat in '39 al plannen bestonden voor de uit gave van 300 exemplaren voor f 12; de oorlog kwam ertussen. In dit boek heeft Verhees 155 Brabantse kerken en kapellen staan. In de toelichting vertelt Jan van Laarhoven, dat er nog slechgs 23 monumenten zich min of meer in de toestand be vinden, waarin ze door hem zijn getekend; 89 gebouwen werden totaal verwoest of afgebroken; van de 43 resterende kerken werden torens of kerkgedeelten weggebroken of vond er een zo danige verbouwing plaats, dat ze kunsthistorisch niet meer meetellen. Van de 92 in het schetsboek opgenomen torens staan er evenwel thans nog 53 overeind. Hij noemt dan een aantal re denen, waarom juist in Brabant - in tegenstelling tot de door Verhees getekende kerken in Noord- en Zuid-Holland - veel van die kerken zijn verdwenen. Het slechte onderhoud door de protestanten in de protestantse tijd; de zware stormen van 1800 en 1836; het katholieke chauvi nisme, dat gothische kerken ging bouwen in de emancipatie- tijd en ten dele (vooral ten wCfclx? zuiden van Breda) de Tweede Wereldoorlog zijn daaraan schuld. In Midden- en West-Brabant tekende Verhees de volgende kerken, die in dit boek met ha- nepootkrabbels als toelichtende De Gouden Granaatappel uitg. Ankh-Hermes). Joh. W. Schotman. tekst, zijn afgedrukt: Alphen (kerk en kapel), Baarle, Ulico- ten, Chaam, (kerk en kapel), Gilze, Molenschot, Dongen, Rijen, Bavel, Ginneken, Galder, Strijbeek, Heusdenhout, Tete- ringen, Dorst, Princenhage, Prinsenbeek, Hoeven, Leur, Et- ten (2x), Sprundel, Rucphen. Bij de prenten staan interessante gegevens over kerk en plaats uit begin 1800 toen Verhees ze te kende. Verhees, die o.a. landmeter, architect van de kerk in Uden- hout, kantonrechter, politicus etc. is geweest, - daarover meer gegevens in het boek - tekende zeer snel (soms een paar kerken op één dag). De schetsmatige potloodtekeningen werkte lui thuis met inkt uit. Daarbij steunde hij op zijn herinnering, die hem overigens wel eens in de steek liet. Bovendien hield hij er b.v. nogal eigenaardige opvat tingen op na over het perspec tief. Het zijn dus geen „kunst werken" deze tekeningen, maar met een bepaalde leesvaardig heid geven de schetsen van de buitenkant en soms van de plat tegrond ook nu nog veel histori sche informatie. Van Laarhoven noemt het boek (bewust be grensd gehouden bij de weten schappelijke uitwerking om een groot publiek te dienen) - dan ook „verkennend". Met de kanttekeningen over de kenmerken van de Brabantse architectuur geeft dit schets boek ongetwijfeld nog veel boei ende informatie over een wijze van religieus bouwen in een be langrijk deel van ons land, als weerslag van een levenswijze. Als studieboek, als nostalgisch boek, als een boek, dat je in con tact brengt met een verleden, waarvan de raaklijnen in ver schillende opzichten nog door getrokken kunnen worden naar de tijd waarin wij leven, is deze uitgave een klein historisch mo numentje. Een boek om te koes teren. In de Oriëntserie, een reeks geschriften over Oosterse wijs heid, is onlangs een boekje ver schenen met een keuze uit de ge dichten van dichters uit het rijk der Groot-Mogols in India. „De gouden granaatappel", (naar de sprookjesvrucht die de dichters inspiratie zou moeten geven), is de titel die samensteller Johan W. Schotman aan de bloemle zing heeft meegegeven. Het boekje is weer een bewerking van de Engelse versie door J.C.E. Bowen. De bloemlezing bevat vijfendertig korte verzen, waarvan er, aldus Bowen in zijn voorwoord, zevenentwintig ze ker in de periode van het rijk der Groot-Mogols zijn geschreven. Dit rijk werd in 1526 gesticht en breidde zich spoedig uit over heel India. De Mogols waren Mohammedanen; hun voertaal was Perzisch of Engels. Nadat het rijk overging in Hindoes- taanse en later in Britse handen, werd in 1857 de laatste Mogol- heerser afgezet. In tegenstelling tot de meeste West-Europese geschriften uit deze periode zijn de verzen van de Mogolen gesigneerd. Elk van de vijfendertig gedichten is door de samensteller voorzien van een korte inleiding waarin wordt verteld over de schrijver. In een twintigtal pagina's achter in het boek worden via aanteke ningen eventuele onduidelijk heden in de tekst uitgelegd. De vignet-illustraties bij de verzen, die voornamelijk ge schreven zijn tussen 1526 en 1590, zijn van de hand van Phyl lis Mackenzie. De gedichten ziin meestal maar een paar regels lang. Zij worden gekenmerkt door de fijnzinnigheid en sprookjesach tigheid die eigen is aan Oosterse poëzie. J.P. Voor de Vlaamse uitgeverij Walter Soethoudt (Ned. Nijgh en Van Ditmar) was er aanlei ding tot een „jubileumuitgave". Naar een idee van Jos Vandeloo (wiens bijdrage „Glanzend zal ik u bewonen" op de voorpagina onduidelijk prijkt) werd een 225 pagina's tellende bundel met DE KORTSTE VERHALEN EN GEDICHTEN VAN GERARD WALSCHAP, MARNIX GIJ- SEN, HUBERT LAMPO ENZ. samengesteld. Voor fL 18,50 kunt u delen in deze feestvreug de, verpakt in blauw-zilver glanzende omslag. De directeur van de stadsbi bliotheek Antwerpen: E. Wille- kens, schreef een nogal snor kende inleiding op het boek: Bij de uitgeverij Walter Soethoudt zijn de bordjes sinds enkele tijd vpr-tiqriffpn. Ér wordt niet meer I het om de sensatie wel zouden doen, ook al waren ze politiek verre van brandschoon. Even min wordt er nog onversneden pornografie opgediend. ...Con- stestatie, openheid en maatschappij-kritische opstel ling kunnen best buiten die on waarschijnlijke en overtrokken krachtpatserij", aldus Wille- kens. Ik had best iets meer wil len weten over dat „bordjes ver hangen" buiten de krachtpatse- rige woorden van Willekens om. Maar binnen het kader van dit voorwoord past het natuurlijk de namen van Walschap, Gijsen, Lampo- de gerenomeerden- uit die van de 73 schrijvers, die een bijdrage leverden, te kiezen voor de titel. Er is dus veel méér aan de hand. Het is best een aardige gedachte om zoveel Nederland- l talige schrijvers in één bundel ^ronfron T"Tpt VOOT woord mag dan zeggen, dat „er een behoorlijke „token repre sentation" uit Nederland" in is opgenomen; dat is niet waar. Wim Zaal, Hans van de Waar- senburg, Kees Simhoff en Van Vriesland kunnen niet zo'n grote bek" opzetten, dat zij heel Ne derland vertegenwoordigen. Wel representeert de verdere in houd een groot en ook wel be langrijk deel van schrijvend Vlaanderen. En dat is best aar dig. Een greep uit de namen: Au- wera, Lieve Willems, Vandeloo, Koeck, Lasoen, Van Ruysbeek, Roggeman, Andries, Gils, Van Vliet, De Ley, Cottonjé, Daisne, Depeuter, Haesaert, Bontridder, De Vree en vele, vele anderen. Wat de formule betreft Kampi- oen „kort" is Conrad, die de uit roep „0" aanhaalt en daar een fezien van de gedichten hebben doenlijk om ook maar in het kort e anderen wel één tot zes pagi- iets te vertellen over de inhoud, na's nodig. Het gehele genre ligt tussen het almanak-verhaal tot lite raire pareltjes; tussen avant- gardistische kreten en oubollige opmerkingen; tussen korte noti ties en uitgesponnen bespiege- Dat zou een analyse vragen, waarvoor ik me de tijd niet gun. Het is (was voor mij) meer een boek, waar je wat in bladert en dan hier en daar eens een ver haal leest. En eerlijk: dan is het best een prettig boek; zo'n boek waar je af en toe eens naar grijpt om „wat" te lezen. Wat wordt er toch ontzettend veel opgeschreven; dingen, die je om je neen ziet en voelt gebéu ren worden met eindeloos ge duld in letters vastgelegd. En wat een ellende wordt aan pa lingen; tussen traditionele tech nieken en experimentele pro beersels; kortom een mozaiek van het zuid-Nederlandse lite raire leven anno 1975. Maar ook als je daarin niet zo professio neel geinteresseerd bent blijft het een gezellig boek om wat in te grasduinen en te lezen. Wie zich enthousiast wil laten maken voor het musiceren op zelf gemaakte instrumenten moet bij AD HEERKENS in de leer gaan. We hebben al eens eerder over hem geschreven en zelf publiceert hij ook regelma tig of is te vinden op cursussen, die je dat leren. Maar je kunt hem nu heel goed thuis halen via het boekje MUZIEK INSTRU MENTEN ZELF MAKEN, ZELF BESPELEN (uitg. Cante- cleer 14,50). Zelf wanneer u denkt: ik kan geen toon houden dan is er nog wel iets van uw gading in te vinden. Wie roffelt er niet eens op een tafel Na een inleiding over materiaalge bruik, worden in deel 2 liefst 80 te maken instrumenten opge diend: ritme-instrumenten (binnenbanddrums, veltrom- men, bongo's, raspinstrumen- ten, rinkelinstrumenten e.d.) en melodie-instrumenten (Bessen- klokkenspel, theekistbas, kleu- terharp, wilgenfluit etc.). In deel 3 „Plezier met muziek" wordt aagegeven hoe de instrumenten te gebruiken zijn vanuit de Latijn-Amerikaanse combo, dixie, beat, folklore en „zo maar". Het zijn geweldige hulpmiddelen; niet alleen om „muzikaal" te worden of te zijn, maar als onderdeel van een stuk (zelf) opvoeding tot expressie van je eigen persoonlijke ver mogens. Je hoeft met deze werkmethode geen vakman te zijn, maar iedere hobbyist met enig plezierig serieuze inzet zal aan de hand van Ad Heerkens veel genoegen beleven. Thuis, op school, in clubhuizen e.d. mag dit boekte niet ontbreken. "Wat betekent het Een vraag, die bv. de meeste kunst schilders over hun werk als on zinnig ondergaan. „Je kunt niet eens zien wat het betekent". Een verwijt, dat beeldende kunste naars vaak te horen krijgen. MARK INSINGEL, avant- gardistische prozaïst, stelt zich op als die beeldende kunste naars; schept een beeldende, ho rende, tastbare taal; abstract. Dat zal bijna iedere auteur van zijn proza willen zeggen, maar Insingel is consequenter. Hij speelt „alleen" met het woord materiaal. Wie daarvan iets wil proeven moet zijn boekje DAT WIL ZEGGEN (Nijgh Van Ditmar 15,90) maar eens „le zen". „Niets betekenen, niets uitdrukken, niets meedelen, on verstaanbaar, onvertaalbaar, onvervangbaar, aanwezig, zich zelf, zich zelf etc. etc." (pag. 61). De taal zelf moet het doen. In- singel werkt ermee, via losse frangmenten, die de bestaande codes verscheuren via verdub belingen, omdraaingen, koppe lingen e.d. Een „hörtext" zegt de flap van het boekje. Slotzin als „boekdeel": „Heeft het wel zin (is het wel nodig) dat leven en waarheid voortdurend het op pervlak doen rimpelen, de lucht bewolken, de oogst overwoeke ren, de taal overstaanbaar ma ken; er geen houvast meer aan hebben, zich vastklampen aan woorden, aan zinnen (aan struc turen), die...." Hij die het kan Het Monumentenjaar blijk langzamerhand goed voor allet- lei zinnige initiatieven. Zo is bi de Grafische industrie J Duerninck-Krachten te Kloot terzande begonnen met de uil. gave van een serie Zeeuwse Mo numenten Cahiers, waarin stu dies verschijnen, die betrekkin; hebben op architecten en mi numenten. Het gaat daarbij veelal om eerder vërschenei studies, die een nieuw jasje aan- krijgen. Als deel I verscheen hs in 1974, in het Zeeuws Tijd schrift geplaatste artikel M.P. DE BRUIN: JAN ADM AAN FREDERIKS. Er zjji nieuwe en interessante illustra- ties aan toegevoegd, zodat hit een fleurig cahier is geworden waarvan de 27 pagina's 12,9 kosten. De legendarische Frt- deriks, die in '31 in Den H~ Jan Antiek. stierf (waarheen hij in '07 Kunstnijverheidsmuseum-di ging) kreeg in Zeeland de bij naam JAN ANTIEK. Was hij be- faamd als verzamelaar, zijl naam is vooral verbonden i restauraties in Middelhui; waaruit hij stamde (18411 Vooral voor het behoud van b« Abdij-complex heeft hij zich in gezet (verder o.a. Nieuwe Ked en Kloveniersdoelen). Hoe dit vooral politiek, in zijn werk gegaan en met name zijn vriend schappelijke samenwerking me de befaamde Victor De Stuers wordt in dit verhaal aardig ver teld, zodat we daarmee ta stukje monumentenzorg;: schiedenis in handen krijgen. Het Stripschap en De Bezigt Bij hebben met de uitgaven van De Reuzenvogel en De Meester schilder de herdruk van een se rie van zes Tom Poesstrips vol tooid. Het zijn strips uit de jaren '41-'44. Anecdotisch voor ver zamelaars, waarbij de dubbele bodems in de tekst uit die jaren voor een groot deel wel hun zeg gingskracht verloren hebben Deze beide deeltjes kosten sa men/ 7,50. De deeltjes zijn niet los in de handel. De romantisch: onderwereld van Marten Toon der zal ongetwijfeld delen in dt hoos nostalgie, genoeg als w hebben aan tv- en dergelijke helden, die Tom Poes een tijdje in de hoek hadden gezet.

Krantenbank Zeeland

de Vrije Zeeuw | 1975 | | pagina 16