IR. GIJSBRECHT VAN AMSTEL:
m mm n
Gisteravond waren op het Kasteel van Breda meer
dan driehonderd, meest al wat oudere, mannen verza
meld. Vogels van diverse pluimage, zoals ze zichzelf
betitelen, maar die allemaal één ervaring gemeen had
den, een ervaring die diep heeft ingegrepen in hun le
vens: krijgsgevangenschap.
Geen tijd
Jaloers
Privacy
Verrast
Zorgen
Erewoord
Hongerlijden
Tweede druk
ATERDAG 31 MEI 1fl7c; 't
nieuwe cursus voor
jongens die tenmin-
en 7 maanden oud
en opleiding Havo,
gelijkwaardig hebben
svesting is mogelijk.!
briefje of bel onze
srsoneelszaken (toe-
ie je graag alles zal
ver salaris, vergoe-
svesting enz.
Houttuinen 10
Telefoon 078-40044
3 met defabrikage
.he en speciale
igramma van
tuur vormt een
eidsvoorwaarden
auto verbonden.
liveau, leeftijd
slijke sollicitatie
irsoneelszaken,
OMt
vrn.
Krijgsgevangenen van het legendarische Colditz, van het tot
voor kort minder bekende krijgsgevangenenfort Stanislau, het
veel primitievere barakkenkamp Neu-Brandenburg en het
Kamp Nürnberg/Langwasser waarheen in 1942 zo'n tweedui
zend Nederlandse beroepsofficieren werden gevoerd, nadat zij
voor een zogenaamde controle-oproep waren verzameld in een
aantal Nederlandse kazernes.
Sinds de tv-serie Colditz weet het publiek iets van wat het
betekende jarenlang gevangen te zitten. Maar ook dat in de
tv-serie het Nederlandse aandeel in de ontvluchtingspogingen
onbehoorlijk onder de maat is gebleven. Vandaar misschien dat
de Nederlandse pendant van Pat Reid's boek Colditz, „De zak
met vlooien" van ir. Gijsbrecht van Amstel, zo'n verrassend goed
onthaal heeft gekregen. In de KMA-stad Breda, die zoveel herin
neringen oproept bij oud-officier Van Amstel, hadden wij een
gesprek met hem aan de vooravond van de reünie.
Duitse
officieren
uit
maakten we aan de lopende band
r en op zaterdag
tot 12.00 uur;
loeg: van maandag
ag van 14.30 tot j
inlichtingen kunt
ier. Oude Kerk-
i inlichtingenblad
waarin alle
n vermeld zijn.
isch kunt u alle
ichtingen krijgen,
lummer is
3 21.
BREDA - „Die correcte
verhouding tussen de kam
pleiding en de oudste officier
van de gevangenen in Col
ditz, komt ons wat onwaar
schijnlijk over. Als wij bij
onze kampcommandant
zouden zijn gaan klagen over
het niet vlot doorkomen van
rodekruispakketten, dan
zouden we buitengedonderd
zijn.
Wij zagen de kampcomman
dant trouwens nooit. Alleen
maar Abwehr-officieren. Alle
maal majoors Mohn. Dat neemt
niet weg dat het wel waar kan.
zijn geweest, die beleefde, haast
ridderlijke relatie. Colditz was
een uitzondering. Het was een
klein kamp. Alle gevangenen za
ten er al vanaf 1940, uit de tijd
dus dat de Duitsers zich nog
enige grootmoedigheid konden
veroorloven omdat ze dachten
met een verslagen vijand van
doen te hebben Colditz bleef
bovendien tot het einde onder
jurisdictie van de Wehrmacht en
die hield zich in het algemeen
aan de regels van de Geneefse
Conventie Bovendien waren de
Britten - en trouwens ook de
Amerikanen - toch al de best
behandelde krijgsgevangenen.
Het slechtst waren de Russen,
de Polen en andere Oosteuro-
pese krijgsgevangenen eraan
toe. De Fransen en wij namen
wat de behandeling betreft, een
soort middenpositie in".
Ir G. van Amstel, de ene si
gaar na de andere opstekend
•die sigaren hebben me van het
sigaretten roken afgeholpen
maar ik ben nog steeds kettin
groker") en koffie genietend als
een Brabander, met veel suiker
(„niet erg als je maar voor een
goede verbranding zorgt"), had
het zelf gezegd: „Als ik van wal
steek, dan ratel ik door als een
machinegeweer. U moet me dan
maar interrumperen als het U
verveelt".
Hij schreef al in 1949 zijn vrij
lijvige en avontuurlijke boek
„De zak met vlooien", maar toen
zag geen uitgever er nog brood
in. „In 1945, meteen na de be
vrijding, had ik het wel kwijt
gekund", zegt hij nu, „maar toen
had ik geen tijd. Ik moest naar
Engeland om bijgeschoold te
worden en de oorlog met Japan
was er ook nog".
Jarenlang bleef het manus
cript, nauwelijks aangeroerd, in
de kast liggen tot de tv-serie
„Colditz" kwam. Iemand, er
gens herinnerde zich Van Am-
stels manuscript, tipte een uit
gever en toen was er opeens wél
belangstelling
„Ik ben er een beetje verbaasd
over", zegt de heer Van Amstel.
„dat juist nu opnieuw de aan
dacht voor de Tweede Werel
doorlog opleeft. En vooral voor
die zaken die vroeger altijd on
der de tafel bleven. Het best
sellersucces van Hazelhoff's
„Soldaat van Oranje" was er al
een symptoom van, de lucratieve
handel rond Colditz een beves
tiging.
Ook op ander vlak zie je die
opleving, bijvoorbeeld met de
problemen rond de verzetsmili
tairen. Helemaal nieuw schijnt
zo'n ontwikkeling trouwens niet
te zijn. Remarque's „lm Westen
Nichts Neues" verscheen ook
meer dan tien jaar na het einde
van de Eerste Wereldoorlog".
spontane reacties van de jeugd.
Men leest mijn boek natuurlijk
ook vanwege het avontuurlijke
karakter ervan, maar men
vraagt toch verder, dieper. Over
igens schuilt er in dat herinne
ringen ophalen wel gevaar. Ook
voor ons zelf. Ik denk weieens:
we zijn die verrekte oorlog toch
weer niet aan het romantiseren?
De moeilijkheid is dat je alleen
maar de stemmen van de overle
venden hoort. Die willen we
ieens wat aandikken en voor ons
allemaal geldt dat de scherpe
kanten eraf beginnen te slijten
en dat herinneringen aan saam
horigheid, kameraadschap en
dat soort veel bezongen zaken,
bovenkomen en je nostalgisch
doen omzien. De doden zwijgen,
maar zij vertegenwoordigen de
échte oorlog".
„Het is heel moeilijk, althans
voor mij, om nu de gedachten die
ik toen had, weer op te roepen
om opnieuw te voelen, te bele
ven wat we toen doormaakten.
Er is zo ontzettend veel gebeurd
met ons wat je tevoren onmoge
lijk zou hebben geacht. Maar
ook achteraf kijk je er verbaasd
van op dat er een tijd en omstan
digheden waren die je van een
ordentelijk burger tot een zeer
spitsvondige gevangenisboef
maakten, die van zijn bewakers
stal wat hij grijpen kon".
Met zeer beperkte middelen
moest je je bezig zien te houden,
wilde je er geestelijk bij over
eind blijven. Voor sommigen
werd vluchten een obsessie en
die waren altijd bezig met plan
nen uitwerken, tunnels graven,
papieren vervalsen en gereed
schappen maken. Je had natuur
lijk een grote verscheidenheid
aan vakmensen en veel knappe
koppen. Van gestolen materiaal
hebben we een Duits geweer ge
smeed dat van een echt niet te
onderscheiden was. Alleen in
gewicht, want de loop was mas
sief. Duitse officieren en onde
rofficieren maakten we aan de
lopende band. Ons veldgrijs leek
wel wat op dat van de Duitsers.
Die hoge petten konden we ook
maken en pistooltassen nama
ken vormde evenmin proble
men".
Anderen gingen tekenen,
schilderen, houtsnijden of cur
sussen volgen. Veel technische
cursussen maar bijvoorbeeld
ook liplezen en bijenteelt. Je had
nu eenmaal allerlei deskundigen
in zo'n kamp".
„Ik ben wel verrast door de
„Het ergst van alles was wel
het opgesloten zitten op zich
zelf. Officieren mochten, vol
gens de Conventie van Genéve
niet tewerk worden gesteld. On
derofficieren en manschappen
wel. Wij hebben ze dikwijls ja
loers na staan staren vanachter
het prikkeldraad, als ze naar
hun werk marcheerden.
„Wat me ook als heel onaan
genaam is bijgebleven, was het
volstrekte gebrek aan privacy.
De serie Colditz liet wel wat sta
pelbedden zien, maar slaagde er,
naar mijn gevoel, nooit in te to
nen hoe opeen gepakt je in wer
kelijkheid zat in zo'n kamp. Je
was nooit een moment alleen.
Als je een brief van thuis las
zelfs, was er altijd wel iemand
di^over je schouder meelas.
Na een mislukte vluchtpoging
of een ander „strafbaar feit",
kon je eenzame opsluiting krij
gen. Voor mij is dat nooit een
straf geweest. Meer een verade
ming. Eindelijk ruimte voor je
zelf, al was het niet meer dan
twee bij twee meter. Eindelijk
tijd en gelegenheid om eens diep
en langdurig na te denken! Het
was vrij eenvoudig om een ander
voor je te laten zitten. Uitwisse
ling van gevangenis
nummerplaatjes was voldoende
want al die duizenden smoelen
kenden de bewakers ook niet.
Maar ik heb nooit mijn beurt af
willen staan!"
„Angst en zorg over thuis, dat
was na het opgesloten zitten en
het volstrekte gebrek aan ruimte
voor jezelf, het ergste van de
krijgsgevangenschap. Die angst
en zorg worden groter naarmate
je je machtelozer voelt eventueel
wat te doen aan het lot van je
dierbaren thuis. En waar was je
machtelozer dan achter prik
keldraad, schijnwerpers en be
mande mitrailleurs? In sommige
gevallen maakten de Duitsers
misbruik van deze zorgen. Dan
zeiden ze tegen een officier die al
langer dan een jaar gevangen
zat: „Proficiat met de geboorte
van je zoon!" Zo'n man kon dan
in de grootste ellende raken en
als die op z'n ergst was, dan zei
den ze: „Het was een vergissing.
Er is geen zoon. Het bericht was
verminkt. Het blijkt nu dat je
vader is overleden". Zulke din
gen gebeurden. Vooral met offi
cieren die ervan werden ver
dacht aan het verzet te hebben
deelgenomen - de meesten van
ons waren pas sinds 1942 in
krijgsgevangenschap omdat de
Führer vond dat wij onze ere
woordsverklaring hadden ge
schonden - maar ik moet zeggen
dat vooral de Wehrmacht zich in
het algemeen redelijk aan de re
gels van de Geneefse Conventie
heeft gehouden.
Bij de opsomming van dit al
les, wil ik wel zeggen dat ik besef
dat onze positie toen in geen en
kele verhouding stond tot de el
lende waarin de joden en andere
concentratiekampgevangenen
zich bevonden. Wij hadden het
onvergelijkelijk veel beter.
Maar toch
Na de capitulatie in mei 1940
bevond zich van Nederlandse
zijde alleen de Colditz-groep in
krijgsgevangenschap. De over
ige beroepsofficieren konden na
het neerleggen van de wapens
naar huis, als zij op erewoord
verklaarden geen „Duitsvijan-
dige" handelingen te zullen ver
richten. Beroepsofficieren en
manschappen moesten zoiets
ook beloven, zij het niet op ere
woord (fijn Pruisisch trekje!).
Het reservepersoneel en de
dienstplichtigen konden zon
dermeer naar huis.
In 1942 vond Hitier dat de be
roepsofficieren hun erewoord
geschonden hadden en ten aan
zien van velen van hen, niet ten
onrechte. Onder het voorwend
sel van een algehele controle
werden in 1942 de erewoordver-
klaarders voor de tweede maal
opgeroepen. Tweeduizend ga
ven aan de oproep gehoor. In
1941 hadden ze dat ook gedaan
en toen waren ze na het opgeven
van hun laatste adres weer naar
huis gestuurd. Deze keer zou het
anders gaan. Terwijl Duitse on
derofficieren op tafels stonden
te schreeuwen dat men op moest
schieten, wilde men diezelfde
dag de trein naar huis nog halen,
sloten schildwachten de poorten
van de kazernes waarin de ex-
officieren waren verzameld.
Voor de tweeduizend begon een
lange reis en een lange gevan
genschap waaruit ze tenslottb
zouden worden bevrijd door
Russische tankbemanningen in
het holst van een koude april
nacht in 1945.
Eerst gingen de Nederlanders
naar Nürnberg-Langwasser,
waar de accommodatie hopeloos
tekortschoot, zelfs in termen
van een krijgsgevangenkamp en
waar het hongerlijden geblazen
was. Vervolgens werden de
tweeduizend overgebracht naar
het Poolse Stanislau, naar ver
houding een redelijk geoutil
leerd kamp. Daar voegde zich
later de in vluchten gespeciali
seerde Colditz-groep bij hen.
Deze Colditz-ontvluchters, die
veel succesvoller waren geweest
en meer geslaagde ontsnappin
gen hadden georganiseerd dan
de Engelsen, de Fransen of de
Polen in Colditz, waren een wel
kome versterking van de
„Stanislau-Reisvereniging" die
onder veel moeilijker omstan
digheden (grotere kampen, meer
verraders) en met vallen en op
staan een ontvluchtingsorgani
satie had opgezet die met rede
lijk succes begon te werken.
Van Amstel: „De Colditz-
mensen waren specialisten in
het vervaardigen van valse pa
pieren, sleutels en aangepaste
vluchtuitrustingen. De
Stanislau-Reisvereniging was
sterk in het maken van gereed
schappen. Colditz-
ontvluchtingen waren goed ge
organiseerd en uitgestippeld.
Vluchten uit Stanislau bete-
kénde improvisatie, Indiaan
spelen, want met de papieren die
je in Polen nodig had, kon je in
Duitsland niets doen. Colditz
had tenminste het voordeel dat
het in Duitsland lag. Wij moes
ten gokken op de Hongaren die
Tsjecho-Slowakijë hadden be
zet. Nederland was niet in oor
log met Hongarije dus moesten
de Hongaren ons interneren vol
gens de spelregels en niet uitle
veren aan de Duitsers. Dat de
den ze echter wel, zoals ik zelf
heb ondervonden. Ontsnappers
die meer geluk hadden, kwamen
bij de Tsjechische of Hongaarse
illegaliteit terecht waar ze met
hun talenkennis goed van pas
kwamen en werden ingezet op
bijvoorbeeld ontsnappingsrou
tes voor vliegers".
Het boek „De zak met vlooi
en", waarvan bij de uitgever Bi
got en van Rossum te Blaricum,
dezer dagen de tweede druk ver
schijnt. staat vol spannende
doch authentieke vluchtverha
len die meer nog dan van avon
tuur, vertellen van onvoorstel
baar geduld en doorzettings
vermogen, van een vluchtobses-
sie die niet meer te stuiten was
als zij zich had meester gemaakt
van een gevangene. Zelfs niet
onder de zeer reële dreiging van
een nekschot in Mauthausen.
Zoals zoveel dingen over
de oorlog: niet te geloven,
hoewel je zeker weet dat het
gebeurd is. Zulke verhalen
vulden gisteren de oude za
len van het Kasteel van Bre
da. Na dertig jaar voor het
eerst weer eens bijeen. Bijna
even opeengepakt als „da-
mals", hoewel een stuk com
fortabeler en nog lévend. j
WIM KOCK