In kaaspakhuisje te Hoorn zetelt zeilrederij met twee boten
Betalende passagiers
meewerkende vrienden
„Jullie delen graag
met anderen
„Zwijgende
meerderheid"
gaat
vrij-
niet
uit
Deen over Nederland:
HET LAATSTE WOORD OVER HITLER
binnenland IWKtaaRn
Niet ingeblikt
Goed uitgerust
De zee hoofdzaak
Graag
Modern
Open
Voorkomend
Toerisme
Verdienste
Intuïtie
Nazi -spel
Vlucht
naar voren
HOORN - Een bescheiden kantoortje ondergebracht in een oud
Nederlands kaaspakhuisje aan een kade in Hoorn. Daar zitten ze
achter een stevige jonge klare, ook wel oorlam geheten, Ad Kasbergen
(43) en Herman Willemse (40), beiden zeezeilers in hart en nieren en
sinds vorig jaar ook vele maanden beroepshalve op zee te vinden. Ze
hebben twee boten in de vaart, de Ad Fundum III en de Lady Tramp,
scheepjes van zo'n veertien meter lengte, tweemasters elk, geschikt
tot „orkaankracht toe, als het moet", zoals Ad bescheiden opmerkt,
„maar dan sluiten we de boel af en gaan we allemaal benedendeks
afwachten tot de boel voorbij is".
Ad en Herman varen met
vakantiegangers op trajecten
van bescheiden aard, zoals
tripjes naar Engeland of
Noorwegen,tot en met groot
scheepse ondernemingen als
de jaarlijkse heen- en terug
vaart naar de Canarische Ei
landen. Aan boord hebben ze
gemiddeld tien betalende pas
sagiers, die echter binnen en
kele uren in de gaten hebben,
dat ze omgetoverd worden in
meewerkende vrienden.
Ad en Herman zijn elk op
hun eigen boot de enige be
roepszeiler, de passagier
wordt dan ook geacht de han
den flink uit de mouwen te
steken, al is dat niet verplicht.
„Iedereen doet graag mee, zo
wijst de praktijk uit".
Aan boord ontstaan vaak de
vreemdste vriendschappen.
Mensen van allerlei beroep en
afkomst zijn gedurende enkele
weken op elkaar aangewezen.
Onder de passagiers bevinden
zich op één „rit" mensen als
automonteurs, leraren, ban
ketbakkers,artsen, machinis
ten (bij de spoorwegen) en
zelfs een derde stuurman bij de
handelsvaart. „Die man vaart
het hele jaar en gaat dan ook
nog in zijn vakantie varen".
Ad Kasbergen laat merken,
dat dit hem toch een beetje te
ver gaat, al is de man uiteraard
welkom.
Aan de muur van hun kan
toortje hangen de boekings-
lijsten van hun rederij „Ad
Mer". Nog niet alle tochten
van 1975 zijn volgeboekt,
maar, „we draaien lekker, en
als we de kosten eruit hebben,
hoeft er niet zoveel over te
schieten".
Merkwaardig fenomeen op
de boekingslijsten is een zes
tigjarige onderwijzeres, die al
voor maart 1976 de terugreis
vanaf de Canarische Eilanden
heeft geboekt. Gedeeltelijk
zelfs vooruit heeft betaald, om
maar zeker te zijn van een
plaatsje.
Tussen eind oktober en be
gin mei kruisen de beide sche
pen tussen de Canarische Ei
landen. De echte liefhebbers -
en deze onderwijzeres is er zo
eentje - kunnen dan zowel de
heen- alsook de terugreis - elk
ruim een maand durend -
meemaken. Rederij „Ad Mer"
biedt voor de minder fanate
liefhebbers een koppelver
koop aan. Vliegreis heen en
weer plus twee weken varen in
het Canarische gebied. En dat
voor een prijs, zoals ze ons
kunnen overtuigen, die niet
veel hoger ligt dan die van de
gebruikelijke chartervluchten
annex apartementen naar
Zuid-Spanje.
„En dan moet je rekenen dat
alles inbegrepen is", zo vertelt
Ad, „kost en inwoning, meneer
en de dagelijkse borrel, al zou
den het er vijftien per persoon
per dag zijn".
Maar uiteraard is het niet de
bedoeling dat het aan boord op
orgiën uitdraait. Daarvoor
moet er aan boord trouwens te
hard gewerkt worden, terwijl
de sfeer op zee eerder leidt tot
bezinning en recreatie dan tot
decadentie, om het maar
vriendelijk te zeggen. „Bij
goed weer gaan we zwemmen
en vissen, voor de rest is het
varen geblazen",.
Het is kortom geen inge
blikte vakantie. „We hebben
het dan ook niet van adverten
ties, maar van de mond-tot-
mond-reclame. Mensen die
eenmaal een tocht hebben
meegemaakt, vertellen het
door aan vrienden en kennis
sen en die verhalen zijn kenne
lijk nooit negatief getint.
Men moet als ongeoefend
deelnemer ook niet al te zeer
opzien tegen de hardheid van
deze wel zeer aparte vakan-
tiesport.Iedereen die normaal
gezond is, is welkom. Bij de
vele tientallen trips met on
derhand wel honderden deel
nemers die het tweetal heeft
georganiseerd, is er slechts één
geval geweest van blijvende
zeeziekte. „Als het te gek
wordt, doen we dan een haven
aan". Sommigen blijken wel
eens een uurtje niet goed te
worden als men pas buiten
gaats is, maar in de praktijk
valt alles mee zodra men zich
is gaan toevertrouwen aan de
bewegingen van het schip. „Je
moet je natuurlijk niet kram
pachtig aan de tafel blijven
vasthouden, als het schip
deint', aldus Ad Kasbergen.
Daarbij komt, dat de beide
zeilschepen wel klein zijn,
maar in verhouding tot de
middelgrote passagierssche
pen minder kans op zeeziekte
geven. „Een motorschip
stampt niet alleen, maar rolt
ook nog. Een zeilschip gaat
lekker op één oor liggen, en dat
scheelt dus al de helft". En wat
de gevaren betreft, stormen
komen meer voor aan de bor
reltafel thuis, dan op zee zelf.
De beide schepen, van recente
bouw en volledig door de auto
riteiten goedgekeurd, zijn bo
vendien uitgerust met een
overdaad aan hulp- en red
dingsmiddelen, van radarin
stallaties tot opblaasbare red
dingsboten, drijvende schijn
werpers, signaal- en reddings
boeien, reddingsvesten en een
uitnemende voorraad overle-
vingsvoedsel. Bovendien kan
men zich, zodra het een beetje
wild weer wordt, met een soort
veiligheidsriem aan de boot
vastmaken.
Wie zo'n ruige zeilvakantie
heeft meegemaakt, blijft ook
na afloop bevriend met de be
ide schippers. Daarvan getui
gen de geboortekaartjes, de
huwelijksaankondigingen en
de „zomaar geschreven" har
telijke brieven, die lang na een
tocht nog blijven binnendrup
pelen.
Maar ook zelf krijgen Ad en
Herman nooit genoeg van het
zeilen.En dat terwijl ze toch
geen van beiden van jongs af
zeelui zijn. Ad is een, zoals hij
het zelf omschrijft, gewezen
eigenaar van her en der in den
lande gevestigde textielbed
rijven,die het allengs minder
voor de wind gingen dan het
zijn rederij nu gaat. Van zijn
hobby maakte hij daarom vo
rig jaar een nieuwe broodwin
ning. Herman heeft langer
ervaring met het water, maar
op een ander gebied. Hij is de
befaamde zwemmer uit de
vijftiger jaren, die onder meer
Het Kanaal in dertien uren
wist over te steken. Daarnaast
was hij grossier in zo'n 150
kampioenstitels en Neder
landse, Europese, Olympische
en wereldrecords. In 1959
werd hij professional en
sindsdien zwom hij met name
in de Verenigde Staten ook let
terlijk heel wat goud bij el
kaar. Daarnaast is hij - zoals
dat heet - de eenvoudige
schoolmeester gebleven die hij
krachtens zijn aanvankelijke
beroepskeuze was. Ook nu
nog, wachtend op de start van
het zeilseizoen op 28 maart,
staat hij als invaller voor een
Hoornse lagereschoolklas.
Voor beiden, Ad en Herman,
geldt echter dat de zee hoofd
zaak is. Om het met Ads eigen
woorden kras uit te drukken:
„Ik hou zoveel van de zee, dat
ik niet opzie tegen een zee
mansgraf".
Iets wat Herman, mede ge
zien de mogelijke reacties bij
toekomstige passagiers, op het
ruwe huid van een zeemans
kist, snel even afklopt.
(Van een onzer verslaggevers)
AMSTERDAM - „Het feit dat we dit gesprek in het Engels
voeren is eigenlijk al typerend voor Nederland en de Neder
landers. Tenslotte zit ik hier twee jaar en toen we uit
Frankrijk hier naar toe kwamen had ik me heilig voorgeno
men binnen die periode althans dragelijk Nederlands te
spreken.
Maar wat gebeurt er? Iedereen
spreekt Engels of Duits, en zelfs
als je het in het Nederlands pro
beert concluderen ze uit je ac
cent dat men beter op een andere
taal kan overgaan. Laatst belde
ik een grote instelling en vroeg
in mijn beste Nederlands naar
toestel drie een en vijftig. „Hold
the line please", riep de juf
frouw aan de andere kant - en
toen heb ik het maar opgegeven.
Evengoed is het een fijn bin-
nenkomertje in Nederland -
want bijvoorbeeld in Frankrijk
ben je nergens als je de taal niet
spreekt. Maar, zoals gezegd: het
bevordert de zelfwerkzaamheid
niet... Ik denk dat het een van de
vele karaktertrekken is die De
nen en Nederlanders gemeen
hebben: ze kunnen goed met hun
talen overweg en willen dat
graag laten merken ook. Als ik
me de cijfers goed herinner ligt
het percentage talen
sprekenden in Nederland nog
hoger dan in Scandinaviè: bij
ons is het een derde, hier bijna
de helft.
Wat me bij eerste kennisma
king - en dat is al een aantal
jaren terug, toen ik als purser op
een schip in Rotterdam kwam -
opviel, is de uitgesproken twin
tigste eeuwsheid van jullie sa
menleving. Industrie, havens,
wegen - het is grappig dat de
Nederlanders nog altijd zichzelf
in het buitenland verkopen als
het land van klompen, kaas, mo
lens en nationale costuums. Dat
beeld leeft bijvoorbeeld in De
nemarken nog heel sterk - ter
wijl het met de werkelijkheid
maar weinig gemeen heeft. Ter
wijl omgekeerd de Nederlander
bij Denemarken denkt aan
glooiende heuvels, enorm veel
stranden en vriendelijke dorpen
- maar dat beeld klopt toevallig
wél.
Misschien zouden me, als ik
niet via Frankrijk hier terecht
gekomen was, andere eigen
schappen sterker zijn opgeval
len. Ik denk aan het feit dat men
minder uitbundig doet, maar
dat er veel meer efficiency is.
Zaken doen gaat hier snel - of
eigenlijk: van onderhandelen is
nauwelijks sprake. Een ja is een
ja, en dat is fijn, maar een nee is
ook een nee en daar is moeilijk
doorheen te komen, öök als je
concessies doet. Ja, een zekere
koppigheid, maar die wordt
meer dan gecompenseerd door
het feit dat je op een afspraak
kunt bouwen
Wat jullie heel sterk hebben is
openheid. Dat geldt letterlijk als
ik kijk naar de huiskamers
waarin jullie je met open gordij
nen als in een étalage laten zien.
En de lange blote benen onder
de minirokken van jullie fiet
sende meisjes. En niet te verge
ten de verkiezingsbiljetten die
ik hier voor de vensters van par
ticulieren zie hangen. Bij ons is
een politieke keuze top-secret -
hier komt men er rond voor uit.
Maar er is meer. De straator
gels, de feestverlichting, de ma
nier waarop jullie de jeugd van
alle winstreken ontvangen - dat
alles geeft mij heel duidelijk en
sterk de indruk dat jullie graag
in vrede met iedereen willen le
ven, dat jullie het fijn vinden om
jullie leuke dingen met iedereen
te delen.
Dat is iets wat wij Denen ook
wel hebben, maar toch in min
dere mate. Misschien zijn jullie
iets meer Duits georiënteerd en
wij meer Engels. Dat valt me
bijvoorbeeld op als ik naar de
televisie kijk. Het is allemaal
wat luider dan bij ons, er wordt
harder geschreeuwd, wij doen
het wat rustiger, wat meer on
derhuids.
Klagen de mensen hier dat de
voorkomendheid terugloopt?
Nou, voor ons gezin is net tel
kens weer een openbaring Win
kelen hier vinden we heerlijk,
we verbazen ons niet alleen over
de enorme keuze - en de lage
prijzen van sigaretten en sterke
drank niet te vergeten - maar
ook over de vriendelijkheid van
de mensen in de winkels, en de
service die je krijgt.
De winkelgewoonten van de
Nederlander zijn overigens dui
delijk verschillend van die van
de Deen. Ik heb het gevoel dat
jullie erg veel prijzen vergelij
ken, dat het normaal wordt ge
vonden dat je ook als het over
een kleine aankoop gaat vier of
vijf winkels afloopt. Nee, ik ga
niet beweren dat de Nederlan
ders op z'n centen zit, wèl dat hij
zich meer dan anderen bewust is
van de verhouding tussen prijs
en kwaliteit, en dat hij, als hij
méér uitgeeft, er ook zeker van
wil zijn dat hij iets beters krijgt.
In mijn vak merk ik dat ook
wel. De Nederlanders die De
nemarken bezoeken kiezen zeer
bewust, ze weten wat ze willen.
Dat gaat ook gemakkelijker,
want ze kunnen zich met de ta
len goed redden. Vandaar ook
dat we veel minder klachten van
Nederlanders krijgen dan bij
voorbeeld van Fransen. In die
laatste gevallen is er bijna altijd
sprake van taaimisverstanden.
Of de Nederlander een zuinige
toerist is? Ik weet niet of ik dat
aan de hand van de cijfers kan
aantonen. Op het eerste gezicht
lijkt het zo: de honderd vijftig
duizend Nederlanders die elk
jaar naar Denemarken komen
geven samen iets minder uit dan
de honderdduizend Franse toe
risten. Maar daar komen andere
factoren bij: de Nederlanders
kamperen meer, en omdat ons
land voor jullie dichterbij is ko
men er meer jonge mensen, die
minder kapitaalkrachtig zijn.
Van pinnigheid merken we
hier niets. De manier waarop we
hier door buren zijn verwel
komd straalt één en al gulheid
uit. En dat jullie graag rekenen-
nou, mag het? Alleen in het ver
keer kunnen jullie moeilijk met
cijfers omgaan. Als er op een
bord honderd staat lezen jullie
permanent „honderd twintig"
en „vijftig" zien jullie altijd voor
„zeventig" aan. Daar zal ik met
mijn Deense discipline wel nooit
aan wennen".
ERIK ANNEMA
Herman Willemse (met bril) en zijn compagnon Ad Kasbergen
Men moet de dag niet prijzen
voor het avond is. En geen boe
ken bespreken voor ze compleet
zijn. Dat mag een waarschuwing
zijn voor al die uitgevers die
tegenwoordig min of meer om
vangrijke werken met grote
tussenpozen in afleveringen la
ten verschijnen. Een vermaning
ook gebaseerd op de lezing van
het thans verschenen tweede
deel van de Hitlerbiografie van
Joachim C. Fest. In de bespre
king van het eerste deel, in het
midden van het vorig jaar, zagen
we er vooral een op zichzelf
waardevolle verwerking in van
alles wat al over de Fünrer van
het nationaal-socialistische
Duitsland was geschreven: een
biografie om alle andere biogra
fieën overbodig te maken. Dat
oordeel handhaven we, maar we
voegen er wel een dimensie aan
toe: het werk van Fest situeert
het fenomeen Hitler tegen de
achtergrond van en in verhou
ding lot een machteloos gewor
den burgerlijke maat-
schappijvorm, niet allen in
Duitsland, maar in West-
Europa.
De grote verdienste van Fest is
dat hij zich voortdurend aan de
keiharde, historisch onomstote
lijk vaststaande feiten houdt. En
dat slaat niet uitsluitend op de
politieke of militaire gebeurte
nissen, maar ook op de be
schrijving van Hitiers persoon
lijkheid. Bij Fest is er geen
sprake van een mystieke Hitier,
aie met zwarte kunst, toverkol
len of andere buiten-
zintuigelijke poespas zijn
machtsgrepen volvoert. De door
Fest aangeboorde bronnen - en
men kan er zeker van zijn dat
hem er geen ontgaan zijn - geven
daartoe ook geen aanleiding.
Niet dat er in Hitiers gecom
pliceerde karakter geen aan een
zekere drang tot mystiek ver
wante trekken te onderkennen
vielen: de eindeloze liturgieën
op de hoogtijdagen der nazi's,
het aanroepen van de „Voor
zienigheid", de pseudo-sacrale
dodenherdenkingen duiden
daarop en een zekere bijgelo
vigheid valt evenmin te ontken
nen. Zijn retorische slagvaar
digheid, zijn aan
passingsvermogen aan de meest
uiteenlopende omstandigheden,
terie, zijn tomeloze energie en
zijn gevoel voor show, maar bo
venal zijn intuïtie voor wat goed
zou aanslaan bij de „zwijgende
meerderheid" verklaren echter
veel overtuigender de diepe in
druk die hij op miljoenen tijdge
noten heeft gemaakt.
Die laatste eigenschap stond
borg voor een deel van net suc
ces in de dertiger jaren: Hitier
maakte politiek voor niet-
politieke mensen en daarvan
waren er in Duitsland een hele
boel. De grote hoop der Duitsers
hadden na de „machts
overneming" niet zozeer het ge
voel dat ze buiten de politiek
werden gehouden, maar dat ze
ervan werden bevrijd. Natuur
lijk hadden de nazi's nog een
paar omstandigheden mee: de
tweede-rangs positie van het
land als gevolg van de eerste we
reldoorlog, ae massale werk
loosheid, de verpaupering van
de middenstand en de behoefte
van de industriëlen om zich ze
kerheid te verschaffen. Dat was
een reservoir vol ontevreden
heid om aanhang uit te putten.
De politieke domoren en karak
terlozen ontbraken evenmin. De
eersten vond men bij de rechtse
Duits-nationaien, die in hun
conservatieve waanwijsheid
Hitier onder controle dachten te
kunnen houden; de tweede
vormden de katholieke Cen
trumpartij Aan haar stemmen
dankte Hitier zijn ongebrei
delde macht.
vals beeld, vaak opgeroepen
door degenen die een tijd lang
maar al te graag het nazi-spel
wilden meespelen. Dat geldt al
evenzeer voor het buitenland.
Tot 1939 toe hebben Engeland
en Frankrijk de kans gehad Hit-
Iers veroveringsdrang een halt
toe te roepen. Naarzijn eigen ge
tuigenis was het Derde Rijk in
1939 niet in staat een oorlog op
twee fronten te voeren; twee
jaar eerder zou het 't zelfs tegen
Tsjechoslowakije hebben afge
legd. Gebrek aan moed en door
zicht van de westelijke mogend
heden hebben het onheil over de
wereld getrokken. Hitier zelf
heeft waarschijnlijk beter dan
de westelijke diplomaten ge
voeld dat hij tenslotte toch tot de
verkeerde oorlog werd gedwon
gen, waarvan hij bij voorbaat
wist dat hij hem zou verliezen,
namelijk die tegen Engeland. De
Führer heeft zelf immers steeds
aan een verovering van „Le-
bensraum" in het oosten ge
dacht. Het enige excuus dat men
voor het aanvankelijke falen
van de geallieerden kan aanvoe
ren is dat zij niet bedacht waren,
en in het licht van hun burger
lijke fatsoensopvattingen wel
licht ook niet konden zijn, op
een tegenstander die zó vol
strekt was gespeend van elk be
sef van menselijke normen en
goede trouw; kortom op een ge
wetenloze misdadigheid.
t
tevens zijn ongeluk. Elke be
haalde overwinning moest door
een nieuwe worden gevolgd.
Zijn strategie ontaardde daar
door in een voortdurende vlucht
naar voren. Toen dat in de
Russische steppen goed fout was
gelopen, sloegen zijn positieve
kwaliteiten in haar tegendeel
De operationele stout
moedigheid werd onzinnige
zelfoverschatting, de energie
koppigheid, de moed goklust en
waaghalzerij.
Rest de vraag of er, ergens, een
nieuwe Hitier zou kunnen op
staan. De geschiedenis herhaalt
zich nooit nauwkeurig. Maar het
heeft zin om waakzaam te blij
ven, want fascistische of fas
cistoïde groepen en groepjes zijn
er overal. De Deutsche
Arbeiter-Partei waarbij Hitier
zich in 1919 aansloot was er ook
zo een. De kenmerken zijn
steeds dezelfde: hang naar het
verleden, angst voor net moder
ne, behoefte aan een sterk gezag
(in huis en op straat), enge
groepsvorming op basis van
huidskleur; voor zover nog
godsdienstig dan alleen in tradi
tionele, liever nog rituele bete
kenis. Wie goed om zich heen
kijkt, ontdekt ze vanzelf wel.
Het is er alleen mee als met de
stormramp van 1953: slechts het
samentreffen van hoog water
met springtij en stormkracht
deed de dijken breken. Een der
gelijke ontmoeting komt maar
eens in de duizend jaar voor.
Toch reden genoeg om er ook in
politiek opzicht een Deltadam
tegen op te werpen.
Het boek van Joachim Fest
kan voorlopig worden be
schouwd als het laatste woord
over Hitier. Naar ons gevoel
stijgt de waarde van zijn werk
ver uit boven het belang van een
alles omspannende biografie
van degene die amper twaalf
jaar hel politieke toneel in Eu
ropa beheerste en vervolgens in
het niets verdween. Als Fest zijn
boek ook wat doorzichtiger had
geschreven, zou het, juist voor
de „zwijgende meerderheid",
tevens een nuttige politieke les
zijn geweest.
JOOP BARTMAN
oper
zijn vaak bewust gespeelde hys
Nog steeds circuleert als Hit
lers beeldmerk dat van de
tapijtvretende gek. Het is een
(Joachim C. Fest: Hitler II. Uit-
Hitler moest het hebben van geverij ln den Toren, Baarn,
zijn successen, maar dat werd 24,50.).