Duitsers
hebben
trek in
Prietpraat van Rein Bloem
Overleven? Dan kwaliteit nodig
COBRA ALS BEWEGING
ONS LEVEN GESPIEGELD
kunst
cultuur
Mach inebankwerker vertaal t
„TURKS FRUIT"
SCHRIJNENDE
EN GENADELOZE ROMAN
I De onontkoombare
wereld van een
I gedreven kunstenaar
[welkers; bijlessen in leve
Turks fruit: striemende Wolkers
TOE VOLKEKS: JE REINSTE Ml
overeen
Jan Wolkers vervuld van ^reonJeeWe
dood en vergankelijkheid 'ieNe
HET ERBARMEN
VAN EEN
SEX IJ EL E.
UITVRETER
TURKS
FRUIT
(Van onze correspondent)
BONN Jan Wolkers is de grote doorbraak op
de Duitse b~ inmarkt eindelijk gelukt- Oorzaak
hiervan is net succes van de film „Turks fruit",
die nu al ruim een jaar lang onafgebroken in een
Münchense bioscoop draait, maar ook de uitzon
derlijk hoge oplaag van 200.000 exemplaren, die
zijn gelijknamige boek in Nederland inmiddels
heeft bereikt.
^iMBÏWWüii mwiAïjlj' mn'w
LIEFDE TOT IN DF
DOOD Bij WOLKERS
van «en afigewmnren iMftdUn f M
Nrhu* mm ill- liefde tu*-e«i
II iMMlIriluiUIWlT «Ml «Uc «IODIC ItMllC
Smetteloos passieverhaal »B
van Jan Wolkers „TURKS FRBIT" VAN JAN WOLKERS
1
Collage van teksten, die zeggen hoe Turks Fruit inder
tijd in ons land ontvangen werd.
Beide successen verschaften
de Keulse uitgever Kiepen-
heuer und Witsch uiteindelijk
niet alleen de moed het ook
eens met een Duitse vertaling
van „Turks Fruit" te wagen,
maar ook andere romans van
Wolkers op de Duitse markt te
brengen.
Deze doorbraak is verras
send, omdat de vertaling van
„Een roos van vlees" in de
Bondsrepubliek nu al weer
vele jaren geleden, geen suc
ces werd. Hoewel talrijke
Duitse uitgevers kort na het
verschijnen van „Turks fruit"
diverse vertalingen aangebo
den kregen, durfden zij het
met het oog op de teleurstel
lende ervaring met Jan Wol
kers in de Bondsrepubliek
niet aan het boek te laten
verschijnen.
De beroemde uitgeverij S.
Fischer beoordeelde „Turks
fruit" weliswaar zeer gunstig,
maar vond dat het niet in zijn
programma paste. Kennelijk
deinsde men in Frankfurt te
rug voor de onomwonden taal
van Jan Wolkers, die ook in
het Duits hard overkomt, want
Fischer vroeg het manusrript
van „Turks fruit" twee keer
ter inzage.
Even verrassend als Wol
kers' doorbraak is de persoon
van de vertaler van „Turks
fruit" Siegfried Mrotzek, een
in Dortm-und levende 44-jarige
man, die er ronduit voor uit
komt Nederlands met „kroe
genlopen" geleerd te hebben
en van beroep eigenlijk ma
chinebankwerker te zijn.
Zijn ontmoeting met het Ne
derlandse taalgebied noemt hij
dan ook „een zuiver toeval".
In september 1965 ging hij
„voor een weekje" naar een
vriend in Amsterdam, „maar
daar ben ik dan, zoals men dat
bij jullie zegt, blijven hangen".
Ook in Amsterdam bleef
Siegfried Mrotzek zijn beroep
echter trouw, want hij werkte
hier drie en een half jaar lang
als machinebankwerker. Een
plotselinge ziekte dwong hem
echter naar lichtere bezighe
den uit te zien en weer snelde
het toeval hem te hulp. Eerst
kwam hij in aanraking met
Adriaan Morriën, van wie hij
de eerste opdrachten voor ver
talingen kreeg en later zelfs
met de huidige minister van
volkshuisvesting en ruimtelij
ke ordening, Hans Gruyters.
Via contacten met de Stich
ting ter bevordering van de
Vertaling van Nederlands Let
terkundig Werk kwam hij er
toe met de vertaling van
„Turks fruit" te beginnen. Op
advies van deze stichting nam
hij de -eerste twee hoofdstuk
ken onder handen, maar voor
dat de zegetocht van de film
begon, had geen enkele Duitse
uitgever er interesse voor, zo
dat heit manuscript ongedrukt
in de laden van diverse uitge
vers bleef liggen
Het toeval speelde Siegfried
Mrotzek andermaal in de
kaart toen hij in september
1973 een schrijverscongres in
Neuss bezocht. Vijf maanden
daarvoor was hij na een ver
blijf van acht jaar in Neder
land weer naar Duitsland te
ruggekeerd. Op het schrijvers-
congres kwam hij in aanra
king met een vertegenwoordi
ger van Kiepenheuer und
Witsoh, die hem vroeg of hij
Jan Wolkers kende. Mrotzak;
„Persoonlijk niet, maar ik ken
wel zijn boeken". De verte
genwoordiger bleek vooral be
langstelling voor „Turks fruit"
te hebben en Mrotzek was zo
gelukkig hem onmiddellijk de
drie vertaalde hoofdstukken
aan te kunnen bieden.
Onverwachte moeilijkheden
dreigden echter een spaak in
het wiel te steken. Zij kwa
men vooral van de zijde van
Jan Wolkers, die zich afvroeg
of hij de vertaling wel aan de
onbekende Mrotzek kon over
laten. Daar kwam nog bij, dat
de Duitse vertaler van „Een
roos van vlees". Jürgen Hill
ner, plotseling ook aan het
werk ging, nadat hij aanvan
kelijk geweigerd had met het
motief, dat hij „Turks fruit"
niet goed vond. Mrotzek: „De
vertaling van Hillner vond
echter weinig waardering bij
de uitgever en nadat ook Jan
Wolkers van de kwaliteit van
mijn vertaling overtuigd was,
kreeg ik de opdracht".
Terwijl de Keulse uitgever
het plan heeft „Turkische
Früchte" in het meest profijte
lijke seizoen, de herfst, te la
ten uitkomen, is het zo goed
als zeker dat hij volgend jaar
weer een roman van Wolkera
op de Duitse markt zal bren
gen. De keuze staat nog niet
vast. Siegfried Mrotzek heeft
drie boeken bij hem achterge
laten en wel „Kort Ameri
kaans", „Terug naar Oegst-
geest" em „Horrible tango".
Op verzoek van Jan Wol
kers zal er met een vertaling
van „de Walgvogel" zijn jong
ste roman, voorlopig nog ge
wacht worden. Mrotzek: „Dit
heeft er niets mee te maken,
dat hierin zoveel over de
Duitsers in de bezettingstijd
voorkomt, maar Wolkers
vindt, dat er nog zoveel oude
re boeken van hem voor een
vertaling beschikbaar zijn en
daar geef ik hem gelijk in.
Daarom wil hij voorlopig ook
niet th eanld ntreea
niet dat het in andere talen
verschijnt".
Het heeft er dus alle schijn
van. dat Jan Wolkers na Jan
de Hartog in Duitsland de be
kendste Nederlandse auteur
zal worden.
FRANS WENNEKES
„De werkgelegenheid wordt
vaak zo centraal gesteld, dat
men deze met alle middelen
wil dienen, zelfs met midde
len, die erger zijn dan de
kwaal. Door massaproduktie,
Inclusief verspillig, vervuiling
en vervreemding verder op te
voeren kan men de mens niet
bevrijden uit de gevarenzone.
Men kan niet doorgaan het
consumeren met alle middelen
te stimuleren om de produktie
en daardoor de werkgelegen
heid op te voeren. We wor
den alleen maar statistisch rij
ker' als iedereen een revolver
koopt. Dc welvarende mens
zal nooit tot welzijn komen als
hij steeds meer de gevangene
wordt van de kwantiteit. Hij
moet zich bevrijden van de
kwantiteit door zich daarvan
op juiste wijze te bedienen. Hij
zal daarvoor boven de tech
niek en kwantiteit moeten uit
groeien.
Dit geluid is niet nieuw al
kun je het misschien niet vaak
genoeg zeggen. Het is een citaat
uit een boek van JAN VAN
ETTINGER: OVERLEVEN
DOOR KWALITEIT (uitg. De
Bezige Bij f 24,50). Dit citaat
kan globaal gesproken staan
voor de mentaliteit, die Van
Ettinger bezield bij het schrij
ven van dit boek, maar de
uitwerking ervan is wel type.
rend voor de auteur, wiens
naam na de oorlog doorlopend
verbonden is geweest met het
bouwcentrum in Rotterdam.
Het boek zelf maakt op zijn
240 pagina's een typische ont
wikkeling door: het eerste
dee lademt een technocratische
sfeer, vol beheersingseffecten.
terwijl in het tweede dieel
veel meer een mentaliteit aan
bod komt waarvan aangehaald
citaat o.a. getuigt. Beide ele
menten zijn weinig geïnte
greerd; daarom ben je geneigd
te zeggen dat het een typisch
overgangsboek is. Rationaliteit
en emotionaliteit hebben elk
aar nog niet gevonden. Van Et
tinger slingert vanuit een ty
pisch eigen gezichtshoek een
groot aantal actuele onderwer
pen aan, die te maken hebben
met ons voortbestaan op deze
wereld.
De moeite van het leezn
en overdenken waard, al is
het boek niet zo simpel
Met de ontgrenzing van de
kwantiteit aldus Van Ettinger
met de ontwikkeling van de
techniek werd basis gelegd
voor de consumptiemaatschap
pij, waarin wij nu leven en
vooral veel mensen niet
echt kunnen leven. Er dreigt
ee nconflictsituatie tussen cul
tuur en natuur te ontstaan.
De wereld nu bestaat voor
een belangrijk deel uit een
kansloze meerderheid. Elk uur
worden er bijna 15.000 kinde
ren geboren in het teken van
de toeval. Van Ettinger zou
van Ettinger niet zijn, de ge
specialiseerde op wiskundige
statistieken, als hij bij dit on
derwerp geen kansbereke
ningsbord had geplaatst.
Door het groot aantal mensen,
bedreigt de kwantiteit de
kwaliteit van leven. Chaos is
ons lot op dit moment, omdat,
aldus Van Ettinger, de vragen
verkeerd gesteld worden. Be
slissingen zijn te veel geba
seerd op intuitie en te weinig
op feitelijk kennen van alter
natieven We moeten nog leren
beslissen. Besliskunde is de eis.
De derde fase van het statis
tische denken (D. v. Dantzigt)
mag besliskunde heten. De au
teur werkt dit onderwerp uit
voerig uit. Waarna hij de
kwaliteitsbeheersing binnen
de onderneming behandelt.
Daarbij komt Bouwcentrum
Van Ettinger om de hoek kij
ken.
Het begrip kwaliteit ver
schuift langzamerhand van
dingen naar mensen. Maar wat
is kwaliteit? Er is veel schijn
kwaliteit, zegt Van Ettinger.
Kwaliteit is een keuze-pro
bleem met een eigen kwali
teitscircuit, waarbij organisa
tie, informatie en communica
tie de knelpunten vormen We
moeten de kwaliteit gaan ont-
grenzen door de kwantiteit tt
begrenzen. „De mens zal meer
zin moeten geven aan zijn
persoonlijke en sociale be
staan. Het gaat daarbij niet
alleen om zingeving en om
vorming van de eigen woning,
de straat, de wijk, de regio en
het eigen land, waarin di-
mens leeft met het eigen gezin
en zijn arme en rijke mede
mensen. Het gaat daarbij voor
al om een zinvolle transforma
tie van de bestaande, onhoud
bare wereldstructuren van ar
len rijke landen als gelijk-
snelle toenemende onderlinge
afhankelijkheid. Hiervoor zul
len rijke landen als gelij-
Jan van Ettinger op de bres voor ons voortbestaan.
waardige partners door
meervoudige ontwikkelingssa
menwerking moeten streven
naar een optimale ontwikke
lingskwaliteit.
In het volgende hoofdstuk
spreekt Van Ettinger helemaal
vanuit zijn ervaringen met het
bouwcentrum. „Bouwen om
als mens en samenleving betei
te beginnen", is de veelbete
kende kop, die staat boven een
stuk bouwgeschiedenis, die
samenhangt met veranderen
maatschappelijke inzichten.
„Het inzicht groeit", aldus Van
Ettinger, „dat „zuivere" we
tenschap gebaseerd op abstrac
tie en objectiviteit de mens
niet veel verder helpt met het
opiossen van de grote proble
men die met de omgeving
waarin hij leett samenhangen
Een bewoonbare wereld voor
allen lijkt meer dan ooit een
ongrijpbaar ideaal. ..Het gaat
erom goed te leren vooruit te
zien, om te leren leven
met de onzekerheden der toe
komst. Het is nodig meer van
die toekomst te weten. Daar
voor zijn twee typen van on
derzoek mogelijk. Men kan
voorspellen of plannen maken.
Vanuit de aloude termen
vrijheid, gelijkheid, broeder
schap werkt Van Ettinger
schematisch toe naar het be
grip ontwikkelingskwaliteit,
gebaseerd op ontwikkelingssa
menwerking: ook voor de
„rijke" landen een overlevings-
noodzaak. „Consumeren om
te ieven, zinvol produceren,
participatie van betrokkenen,
zullen daarbij de bouwelemen
ten blijken te zijn. Van Ettin
ger pleit o.a. voor een recht
vaardige verdeling van macht,
kermis en inkomen. „Blijft
men bv. langer werken dan
kan volledige werkgele
genheid betekenen het in
stand houden en uitbreiden
van produktie van schijn-
kwaüteit met alle nadelen die
daaraan verbonden zijn. Het
aantal te werken uren per dag
zal daarom dienen te worden
verlaagd. Alleen dan kan vol
ledige werkgelegenheid blij
ven gehandhaafd".
In een aantal modellen te
kent Van Ettinger moge
lijkheden, die de mens kunnen
helpen een wereld te schep
pen, die overleven in welzijn
mogelijk maken. Hij wordt
daarbij een bewogen schrijvei
die zeer discutabele uitspra
ken doet.
Hoewel dit verhaal nog ta
melijk lang geworden is, geelt
net slechts In grote lijnen iets
van de inhoud van dit boen
weer. Waarschijnlijk zal een
groeiend aantal mensen zich
door de thema's aangesproken
worden. Het is grotendeels een
zeer weloverwogen boek, dat
ten aanzien van de overle
vingskansen op deze wereld
een groot aantal behartens-
waardige gedachten aan
draagt. Het is allesbehalve
een pamflet: het houdt het
midden tussen een weten
schappelijke verhandeling en
bewogen „evangelie" over en
voor de toekomst. Wie zich
daar inspannend mee bezig
wil houden moet dit boek ze
ker lezen.
H.E.
Het literaire blad Raster be
staat niet meer maar de Bezi
ge Bij laat de ideologie van
dit periodiek voortleven in
een speciale Rasterrecks, on
der redactie van H. C. ten
Berge, Lidy van Marissing en
Vogelaar. Deel 2 uit deze serie
Is STEPHANE MALLARMé:
GRAF VON ANATOLE (BB,
248 pag, 21,50) vertaald en
van inleiding voorzien door
Rein Bloem. Nu heb ik nooit
een hoge dunk gehad van bet
werk van Bloem, maar in
plaats van loze beweringen, ga
ik mijn kritiek nog eens be
wijzen ook. Vooraf moet ik
bekennen dat ik van de Fran
se literatuur niet veel weet, op
de middelbare school is het
vertalen van een artikel uit
Paris Match over hoe Colum
bus Amerika ontdekte een
stuk belangrijker dan een
beetje inzicht in de letteren.
Maar de kritiek op Bloem gaat
zelfs op als hij een boek uit
het Maleis zou vertalen.
Het manuscript van Mallar-
mê bestaat uit 202 velletjes
met aantekeningen. In zijn in
leiding schrijft Bloem: „Het
handschrift is soms niet te
ontcijferen, er zijn doorhalin
gen en latere toevoegingen;
typografisch kan men soms
een woord of woordgroep wil
lekeurig in meerdere richtin
gen laten aansluiten; dan zijn
er nog onduidelijke halen en
verbindingsstrepen, accolades
enz." Als het inderdaad zo'n
rommelzooitje is, kun je alleen
maar een diplomatische uitga
ve in plaats van een kritische
verzongen om alles overzichte
lijk te maken. Niks hoor, het
manuscript is niet bereikbaar
en bovendien: „in Nederland
lijkt het in dit geval beter de
wetenschap te laten wijken
roor een wegwijzer". Hoe
Bloem aan deze bewering
komt vraag ik me niet eens
af: uit zijn duim.
Behalve de onwetenschappe
lijke aanpak op grond van een
levensgroot vooroordeel, is een
tweede punt van kritiek dat
Bloem in zijn inleiding onwa
re beweringen schrijft:
het ruwe materiaal
(biedt) ook een unieke kans
om een dieptestructuur te ver
kennen zónder verward te
kunnen worden door opper
vlaktestructuren van teksten
die aan vele interpretaties
bloot staan". Over de juiste
omschrijving van de begrippen
oppervlakte- en dieptestruc
tuur is heel wat te doen in de
taalkunde, maar heit is vol
strekt onmogelijk dat een op
pervlaktestructuur verschillen
de interpretaties zou hebben.
Bloem schermt maar wat met
moeilijke begrippen, intellec
tuele prietpraat dus.
Ook aardig zijn de onbegrij
pelijke vergelijkingen. Het ci
taat is uit zijn verband gerukt,
maar iiet gaat immers om de
vergelijking: „Zelfs de meest
overzichtelijke zin, de titel, is
eerder een cyclisch dan lineair
fenomeen, omdat het object
qua betekenis opgaat in het
subject, een zin die zich als
een schorpioen voor het hoofd
slaat". Dit is nu proza dat „als
een man op mij af komt", wat
dat in hemelsnaam ook moge
betekenen. Via de onbegrijpe
lijke vergelijkingen kom je
snel op de onbegrijpelijke be
werkingen. Mauron heeft op
de Franse tekst commentaar
gegeven en hierover schrijft
Bloem: „Maar de lichte, be
weeglijke toon en plastiek
verzetten ziet» tegen zo'n één
zijdige interpretatie en geven
óók de pure aanwezigheid van
transparante, autonome poëzie
aan" Het gedicht waarovei
deze bewering gaat, hoef ik
niet te citeren: de opmerking
van Bloem is sowieso onbe
grijpelijk.
Op een flink ingewikkelde
wijze probeert Blom de kern
van Mallarmés werk aan de
leek uit te leggen .Deze be
staat uit een these, antithese
en synthese. Iedereen kan het
nog volgen, zelfs de theorie
uat de synthese een hypothese
kan worden. Maar dan: „Zo
wordt de Hegeliaanse cyclus
gekwadrateerd en kan elk,
tekst gelezen worden als ees
louter denkbare, niet te bewij.
zen stelling dat er een boek
pestaat waarin alles samen,
stroomt". Natuurlijk valt dit
met te bewijzen, door Bloem
met en niet door mij omdat iij
niet eens weet wat er bewt.
zen zou moeten worden.
Van de tweehonderdlwes
pagina's tekst begrijp ik wei.
nig, aan, laat ik er maar voor
uitkomen: niets. Geen enke;
lichtpunt zie ik. Bloem heeft
gelijk als hij schrijft dat o(
teksten een „uitzonderlijke
moeilijkheidsgraad" bezitten
„voor het verstaan van ëen
gedicht zou men al moeten
beschikken over een bibllo.
theek van interpretaties en
veel daarvan spreekt elkaar
nog tegen ook". Tja, die bibli.
otheek bezit ik niet. En Blooj
ook met, denk ik.
De kritiek blijft in ieder
geval staan: de onwetenschap.
pelijike aanpak, de onware en
de, voor een normaal mens
tenminste, onbegrijpelijke be-
weringen. De inleiding wordt
besloten met: „Vertalen is hier
eigenlijk een wanhopige
zaak". Dit te recenseren is ook
geen pretje, geloof dat maar.
JOHAN DIEPSTRATEN
De historisch geworden uit
spraak van Karei Appel: „Ik
rotzooi maar wat aan", is te
rug te vinden in de mond van
bijna iedere Nederlander.
Maar dat deze uitspraak in
verband stond met een kunst
zinnige beweging (sociale be
weging), die schuilging achter
de naam COBRA is alleen be
kend aan mensen, die zich uit
gesproken „voor kunst interes
seren". Dat deze COBRA-be
weging van méér betekenis is
geweest dan voor een aantal
Europese artiesten kun je
eventueel ontdekken in het
boek dat WILLEMIJN STOK
VIS schreef: COBRA-geschie-
denis, voorspel en betekenis
van een beweging in de kunst
van na de tweede wereldoor
log - (uitg. De Bezige Bij -
t 34,50)- En degenen, die wel
het een en ander van COBRA
weten, vinden in dit boek al
les uitstekend op een rijtje
gezet. Het boek lijkt wat aan
de prijzige kant, maar uitge
geven met steun van de Ned.
Organisatie voor Zuiver We
tenschappelijk Onderzoek
ZWO bevatten de ruim 400
pagina's behalve de goed ge
documenteerde, prettige tekst
een paar honderd fijne histori
sche foto's en reprodukties
(waarvann velen in kleur) zo
dat het ook een waardevol
boekwerk is geworden.
Het boek is ontstaan uit het
proefschrift van Stokvis, dat
ln 1973 in Utrecht in gesten
cilde vorm verscheen. Dc tekst
is voor deze uitgave bijge
werkt. Jaffé zegt in zijn voor
woord; ..Haar boek zal een
bijdrage leveren tot een be
wustwording van velen, die
het hedendaagse gebeuren als
vanzelfsprekend ondergaan,
mar die thans tot groter in
zicht kunnen komen over de
groei van deze verschijnselen".
Juist nu is doorwer
king van het COBRA-gebeu-
ren sterk waar te nemen en is
het moment waarop dit boek
verschijnt zeer gunstig te noe
men.
COBRA: een gebeurenT
Stokvis vat het zelf zo samen;
„De geschiedenis van COBRA
die hier werd gegeven, is
hoofdzakelijk een uiteenzet
ting geworden over gebeurte
nissen die samen deze bewe
ging vormden, over de wijze
waarop zij ontstonden, de ach
tergrond waartegen zij zich
afzetten en tenslotte de bete
kenis die zij hadden voor haar
leden In COBRA werden
verschillende elementen uit de
geschiedenis op scherp gesteld
en samengebald tot een, nog
niet eerder op deze wijze in
de geschiedenis van de modei-
ne kunst verschenen, interna
tionale beweging".
In het eerste deel worden
vanuit Denemarken, België en
Nederland de voorgeschiede
nissen geschetst, die aanlei
ding waren tot het ontstaan
van de groepen schilders, die
elkaar, in COBRA vonden. Het
zal zo langzamerhand bekend
zijn, dat het woord COBRA
gevormd wordt uit de begin
letters van de steden Copenha
gen, Brussel en Amsterdam.
Hoewel er landelijk duidelijke
verschillen zijn bij de oor
sprong, is de COBRA-gedachte
in grote trekken algemeen,
een verwerping van die hele
voorijbe „oorlogsbeschaving"
en een zoeken naar de oor
sprong, waar het zuivere
scheppen begint.
In het tweede deel schetst
Stokvis de oprichting en de
geschiedenis van de COBRA-
groep, die gepaard ging met
nogal wat incidenten, niet
alleen extern maar ook intern.
In een goede karakteristiek
geeft de schrijfster dan de op
vallende kenmerken aan, die
COBRA beheerst hebben: de
COBRA-taali, de fantasiewe
zens en de techniek van het
schilderen, waarbij o.a- aan
dacht voor het aandeel van de
Nederlandse experimentele
dichters bij COBRA.
In het vierde deel besteedt
zij aandacht aan de ontwikke
ling van de bij COBRA be
trokken kunstenaars (oa. Pe-
dersen, Jacobsen, Constant,
Corneille, Appel, Rooskens,
Lucebert, Alechinsky, Dotre-
mont, Bachelard, Götze.a.).
ln naar slotbeschouwing
wijst Stokvis o.a. op het vol
gende: „Van de zogenaamde
„abstracte expressionisten" uit
COBRA, die in vergelijking
met de overige leden van de
groep tenslotte de grootste be
kendheid kregen (en daarmee
COBRA in de aandacht brach
ten) kan men ook dit zeggen:
dat zij in feite wat m.l.
de essentie van COBRA ge
noemd moet worden zo goed
als geheel loslieten. Zouden zij
niet met hun nieuwe uitdruk
kingswijze de voorgangers zijn
Appel. Constant en Corneille beschilderden in '49 het
huis van ceramist Nyholm bij Silkeborg in Denemarken.
Redactievergadering Cobra bij Atlan in Parijs. V.l.n.r,
Doucet Constant, Dotremont, mme Atlan, Atlan, Corneille
en Appel.
voor een kunst voor allen, een
volkskunst? Als zij echter er
gens toe gingen behoren, was
dat wel de commerciële kapi
talistische wereld. Hun „volks
kunst" werd en wordt gecon
sumeerd door wie er de hoog
ste prijs <Toor wil betalen".
Het belang van het boek
van Willemijn Stokvis zit
vooral in het feit, dat zij een
ongetwijfeld belangrijk stuk
kunsthistorie al zo snel en zo
veelomvattend heeft weten
vast te leggen in dit lijvige
boek. Het is daarbij allesbe
halve een gortdroog proef-
sohrift gebleven. Doorgaani
vervalt zij niet in een vakjar
gon en al te analyserende be
schouwingen. Opgesmukt met
allerlei anekdotische gegevens
is het een boek geworden, dat
iedereen, die maar enigszins
en dit onderwerp geïnteresseerd
is met veel genoegen zal le
zen: nog afgezien van het feit,
dat je er ook een fraai boek
werk mee krijgt.
HENK EGBERS
„Ook het christendom
heeft modeontwerpers:
Paulus, Augustinus,
Thomas van Aquino,
Luther, Melanchton,
Kierkegaard, Teilhard
de Chardin, Barth ds.
Buskes, Gerard Keve.
Allemaal hebben zij
iets aan de garderobe
van de ziel veranderd"
(Adr. Morriën ir> zjjn
nieuwe boek „Laster
praat").
George MacDonaid: Lilith.
(Uitg. Bert Bakker. Verta ling
Helen Knopper. Prijs 15,90).
Wat zegt u de naam Lilith
en wat zegt u de naam George
MacDonaid? Niet veel waar
schijnlijk. Na het lezen van
dit boek wist ik iets van Ge
orge MacDonaid. Hij leefde in
de 19e eeuw; ik begreep toen
dat elke eeuw zijn mensen
heeft, die tot grote hoogte stij
gen, niet alleen in het weten
van wat er in een mens om
kan gaan, maar ook in het
vinden van een antwoord hier
op. Het lijkt wel of je altijd
weer opnieu wde taal der lief
de moet uitvinden.
Lilcth is een figuur uit dit
sprookje. De hoofdpersoon
een student, die -- Rijd in de
boeken zit te neuzen, stapt via
een spiegel een andere were la
binnen En natuurlijk is deze
wereld eigenlijk niet anders.
De student komt in het Woud
des Kwaads, waar skeletten
elkaar uitlachen en beschim
pen en met zwaarden elkaar
doorklieven, maar niet een
geeft de strijd op zolang er
nog maar een gewricht is dat
het gebeente bij elkaar houdt.
De student komt bij de klei
nen; dit zijn een soort onnoze
le maar erg lieve kinderen,
die niet weten waar ze van
daan komen maar voor hun
leven zo goed en zo kwaad als
dat gaat oplossingen proberen
ie verzinnen.
De stuaent is zo verrast
door hun liefde en kleine at
tenties, dat hij vergeet in hun
voornaamste behoefte: „water"
te voorzien; iets waarvóór hij
zeker de noodzakelijke kennis
neeft De gevolgen blijven niet
uit. De student reist door de
grenzen van leven en dood,
goed en kwaad en moet zijn
w.eg hierdoor vinden om ooit
werkehjk gelukzalig te wor
den.
Lilith is de personificatie
van het kwaad en de zelf
zucht, haar deden veroorzaken
vernietiging en vervreemding.
Hoe slaat de student zich hier
allemaal doorheen? Ik heb dit
boek ademloos gelezen: getrof
fen zowel door het realisme en
de diepgang van dit sprookje,
als de fantastische stijl waarin
dit alles beschreven wordt. De
rei® door goed en kwaad, le
ven en dood, je wordt er da
gelijks mee geoonfronteerd-
Ook in de 20e eeuw. Er zijn
veel dinger, die we kunnen
bewijzen, maar eigenlijk nol
meer die niet te bewijzen zijn-
Ze blijven een mysterie en
worden misschien slechts
langzaam in een mensenleven
begrepen. Enfin, u begrijp'
bet. ik vond Lilith een boei
end boek fantasierijk en reëel-
De inhoud is rijk en u
vindt er aanknopingspunten
met de diepe levenswijsheden
van godsdiensten en filosofieën.
Het is niet bestemd voor
Zwart-wit kijkers. U moet wat
gevoel hebben ontwikkeld
voor de bredere gevoelslage#
in uw leven.
MARIANNE EGBERS