Duitsers hebben trek in Prietpraat van Rein Bloem Overleven? Dan kwaliteit nodig COBRA ALS BEWEGING ONS LEVEN GESPIEGELD kunst cultuur Mach inebankwerker vertaal t „TURKS FRUIT" SCHRIJNENDE EN GENADELOZE ROMAN I De onontkoombare wereld van een I gedreven kunstenaar [welkers; bijlessen in leve Turks fruit: striemende Wolkers TOE VOLKEKS: JE REINSTE Ml overeen Jan Wolkers vervuld van ^reonJeeWe dood en vergankelijkheid 'ieNe HET ERBARMEN VAN EEN SEX IJ EL E. UITVRETER TURKS FRUIT (Van onze correspondent) BONN Jan Wolkers is de grote doorbraak op de Duitse b~ inmarkt eindelijk gelukt- Oorzaak hiervan is net succes van de film „Turks fruit", die nu al ruim een jaar lang onafgebroken in een Münchense bioscoop draait, maar ook de uitzon derlijk hoge oplaag van 200.000 exemplaren, die zijn gelijknamige boek in Nederland inmiddels heeft bereikt. ^iMBÏWWüii mwiAïjlj' mn'w LIEFDE TOT IN DF DOOD Bij WOLKERS van «en afigewmnren iMftdUn f M Nrhu* mm ill- liefde tu*-e«i II iMMlIriluiUIWlT «Ml «Uc «IODIC ItMllC Smetteloos passieverhaal »B van Jan Wolkers „TURKS FRBIT" VAN JAN WOLKERS 1 Collage van teksten, die zeggen hoe Turks Fruit inder tijd in ons land ontvangen werd. Beide successen verschaften de Keulse uitgever Kiepen- heuer und Witsch uiteindelijk niet alleen de moed het ook eens met een Duitse vertaling van „Turks Fruit" te wagen, maar ook andere romans van Wolkers op de Duitse markt te brengen. Deze doorbraak is verras send, omdat de vertaling van „Een roos van vlees" in de Bondsrepubliek nu al weer vele jaren geleden, geen suc ces werd. Hoewel talrijke Duitse uitgevers kort na het verschijnen van „Turks fruit" diverse vertalingen aangebo den kregen, durfden zij het met het oog op de teleurstel lende ervaring met Jan Wol kers in de Bondsrepubliek niet aan het boek te laten verschijnen. De beroemde uitgeverij S. Fischer beoordeelde „Turks fruit" weliswaar zeer gunstig, maar vond dat het niet in zijn programma paste. Kennelijk deinsde men in Frankfurt te rug voor de onomwonden taal van Jan Wolkers, die ook in het Duits hard overkomt, want Fischer vroeg het manusrript van „Turks fruit" twee keer ter inzage. Even verrassend als Wol kers' doorbraak is de persoon van de vertaler van „Turks fruit" Siegfried Mrotzek, een in Dortm-und levende 44-jarige man, die er ronduit voor uit komt Nederlands met „kroe genlopen" geleerd te hebben en van beroep eigenlijk ma chinebankwerker te zijn. Zijn ontmoeting met het Ne derlandse taalgebied noemt hij dan ook „een zuiver toeval". In september 1965 ging hij „voor een weekje" naar een vriend in Amsterdam, „maar daar ben ik dan, zoals men dat bij jullie zegt, blijven hangen". Ook in Amsterdam bleef Siegfried Mrotzek zijn beroep echter trouw, want hij werkte hier drie en een half jaar lang als machinebankwerker. Een plotselinge ziekte dwong hem echter naar lichtere bezighe den uit te zien en weer snelde het toeval hem te hulp. Eerst kwam hij in aanraking met Adriaan Morriën, van wie hij de eerste opdrachten voor ver talingen kreeg en later zelfs met de huidige minister van volkshuisvesting en ruimtelij ke ordening, Hans Gruyters. Via contacten met de Stich ting ter bevordering van de Vertaling van Nederlands Let terkundig Werk kwam hij er toe met de vertaling van „Turks fruit" te beginnen. Op advies van deze stichting nam hij de -eerste twee hoofdstuk ken onder handen, maar voor dat de zegetocht van de film begon, had geen enkele Duitse uitgever er interesse voor, zo dat heit manuscript ongedrukt in de laden van diverse uitge vers bleef liggen Het toeval speelde Siegfried Mrotzek andermaal in de kaart toen hij in september 1973 een schrijverscongres in Neuss bezocht. Vijf maanden daarvoor was hij na een ver blijf van acht jaar in Neder land weer naar Duitsland te ruggekeerd. Op het schrijvers- congres kwam hij in aanra king met een vertegenwoordi ger van Kiepenheuer und Witsoh, die hem vroeg of hij Jan Wolkers kende. Mrotzak; „Persoonlijk niet, maar ik ken wel zijn boeken". De verte genwoordiger bleek vooral be langstelling voor „Turks fruit" te hebben en Mrotzek was zo gelukkig hem onmiddellijk de drie vertaalde hoofdstukken aan te kunnen bieden. Onverwachte moeilijkheden dreigden echter een spaak in het wiel te steken. Zij kwa men vooral van de zijde van Jan Wolkers, die zich afvroeg of hij de vertaling wel aan de onbekende Mrotzek kon over laten. Daar kwam nog bij, dat de Duitse vertaler van „Een roos van vlees". Jürgen Hill ner, plotseling ook aan het werk ging, nadat hij aanvan kelijk geweigerd had met het motief, dat hij „Turks fruit" niet goed vond. Mrotzek: „De vertaling van Hillner vond echter weinig waardering bij de uitgever en nadat ook Jan Wolkers van de kwaliteit van mijn vertaling overtuigd was, kreeg ik de opdracht". Terwijl de Keulse uitgever het plan heeft „Turkische Früchte" in het meest profijte lijke seizoen, de herfst, te la ten uitkomen, is het zo goed als zeker dat hij volgend jaar weer een roman van Wolkera op de Duitse markt zal bren gen. De keuze staat nog niet vast. Siegfried Mrotzek heeft drie boeken bij hem achterge laten en wel „Kort Ameri kaans", „Terug naar Oegst- geest" em „Horrible tango". Op verzoek van Jan Wol kers zal er met een vertaling van „de Walgvogel" zijn jong ste roman, voorlopig nog ge wacht worden. Mrotzek: „Dit heeft er niets mee te maken, dat hierin zoveel over de Duitsers in de bezettingstijd voorkomt, maar Wolkers vindt, dat er nog zoveel oude re boeken van hem voor een vertaling beschikbaar zijn en daar geef ik hem gelijk in. Daarom wil hij voorlopig ook niet th eanld ntreea niet dat het in andere talen verschijnt". Het heeft er dus alle schijn van. dat Jan Wolkers na Jan de Hartog in Duitsland de be kendste Nederlandse auteur zal worden. FRANS WENNEKES „De werkgelegenheid wordt vaak zo centraal gesteld, dat men deze met alle middelen wil dienen, zelfs met midde len, die erger zijn dan de kwaal. Door massaproduktie, Inclusief verspillig, vervuiling en vervreemding verder op te voeren kan men de mens niet bevrijden uit de gevarenzone. Men kan niet doorgaan het consumeren met alle middelen te stimuleren om de produktie en daardoor de werkgelegen heid op te voeren. We wor den alleen maar statistisch rij ker' als iedereen een revolver koopt. Dc welvarende mens zal nooit tot welzijn komen als hij steeds meer de gevangene wordt van de kwantiteit. Hij moet zich bevrijden van de kwantiteit door zich daarvan op juiste wijze te bedienen. Hij zal daarvoor boven de tech niek en kwantiteit moeten uit groeien. Dit geluid is niet nieuw al kun je het misschien niet vaak genoeg zeggen. Het is een citaat uit een boek van JAN VAN ETTINGER: OVERLEVEN DOOR KWALITEIT (uitg. De Bezige Bij f 24,50). Dit citaat kan globaal gesproken staan voor de mentaliteit, die Van Ettinger bezield bij het schrij ven van dit boek, maar de uitwerking ervan is wel type. rend voor de auteur, wiens naam na de oorlog doorlopend verbonden is geweest met het bouwcentrum in Rotterdam. Het boek zelf maakt op zijn 240 pagina's een typische ont wikkeling door: het eerste dee lademt een technocratische sfeer, vol beheersingseffecten. terwijl in het tweede dieel veel meer een mentaliteit aan bod komt waarvan aangehaald citaat o.a. getuigt. Beide ele menten zijn weinig geïnte greerd; daarom ben je geneigd te zeggen dat het een typisch overgangsboek is. Rationaliteit en emotionaliteit hebben elk aar nog niet gevonden. Van Et tinger slingert vanuit een ty pisch eigen gezichtshoek een groot aantal actuele onderwer pen aan, die te maken hebben met ons voortbestaan op deze wereld. De moeite van het leezn en overdenken waard, al is het boek niet zo simpel Met de ontgrenzing van de kwantiteit aldus Van Ettinger met de ontwikkeling van de techniek werd basis gelegd voor de consumptiemaatschap pij, waarin wij nu leven en vooral veel mensen niet echt kunnen leven. Er dreigt ee nconflictsituatie tussen cul tuur en natuur te ontstaan. De wereld nu bestaat voor een belangrijk deel uit een kansloze meerderheid. Elk uur worden er bijna 15.000 kinde ren geboren in het teken van de toeval. Van Ettinger zou van Ettinger niet zijn, de ge specialiseerde op wiskundige statistieken, als hij bij dit on derwerp geen kansbereke ningsbord had geplaatst. Door het groot aantal mensen, bedreigt de kwantiteit de kwaliteit van leven. Chaos is ons lot op dit moment, omdat, aldus Van Ettinger, de vragen verkeerd gesteld worden. Be slissingen zijn te veel geba seerd op intuitie en te weinig op feitelijk kennen van alter natieven We moeten nog leren beslissen. Besliskunde is de eis. De derde fase van het statis tische denken (D. v. Dantzigt) mag besliskunde heten. De au teur werkt dit onderwerp uit voerig uit. Waarna hij de kwaliteitsbeheersing binnen de onderneming behandelt. Daarbij komt Bouwcentrum Van Ettinger om de hoek kij ken. Het begrip kwaliteit ver schuift langzamerhand van dingen naar mensen. Maar wat is kwaliteit? Er is veel schijn kwaliteit, zegt Van Ettinger. Kwaliteit is een keuze-pro bleem met een eigen kwali teitscircuit, waarbij organisa tie, informatie en communica tie de knelpunten vormen We moeten de kwaliteit gaan ont- grenzen door de kwantiteit tt begrenzen. „De mens zal meer zin moeten geven aan zijn persoonlijke en sociale be staan. Het gaat daarbij niet alleen om zingeving en om vorming van de eigen woning, de straat, de wijk, de regio en het eigen land, waarin di- mens leeft met het eigen gezin en zijn arme en rijke mede mensen. Het gaat daarbij voor al om een zinvolle transforma tie van de bestaande, onhoud bare wereldstructuren van ar len rijke landen als gelijk- snelle toenemende onderlinge afhankelijkheid. Hiervoor zul len rijke landen als gelij- Jan van Ettinger op de bres voor ons voortbestaan. waardige partners door meervoudige ontwikkelingssa menwerking moeten streven naar een optimale ontwikke lingskwaliteit. In het volgende hoofdstuk spreekt Van Ettinger helemaal vanuit zijn ervaringen met het bouwcentrum. „Bouwen om als mens en samenleving betei te beginnen", is de veelbete kende kop, die staat boven een stuk bouwgeschiedenis, die samenhangt met veranderen maatschappelijke inzichten. „Het inzicht groeit", aldus Van Ettinger, „dat „zuivere" we tenschap gebaseerd op abstrac tie en objectiviteit de mens niet veel verder helpt met het opiossen van de grote proble men die met de omgeving waarin hij leett samenhangen Een bewoonbare wereld voor allen lijkt meer dan ooit een ongrijpbaar ideaal. ..Het gaat erom goed te leren vooruit te zien, om te leren leven met de onzekerheden der toe komst. Het is nodig meer van die toekomst te weten. Daar voor zijn twee typen van on derzoek mogelijk. Men kan voorspellen of plannen maken. Vanuit de aloude termen vrijheid, gelijkheid, broeder schap werkt Van Ettinger schematisch toe naar het be grip ontwikkelingskwaliteit, gebaseerd op ontwikkelingssa menwerking: ook voor de „rijke" landen een overlevings- noodzaak. „Consumeren om te ieven, zinvol produceren, participatie van betrokkenen, zullen daarbij de bouwelemen ten blijken te zijn. Van Ettin ger pleit o.a. voor een recht vaardige verdeling van macht, kermis en inkomen. „Blijft men bv. langer werken dan kan volledige werkgele genheid betekenen het in stand houden en uitbreiden van produktie van schijn- kwaüteit met alle nadelen die daaraan verbonden zijn. Het aantal te werken uren per dag zal daarom dienen te worden verlaagd. Alleen dan kan vol ledige werkgelegenheid blij ven gehandhaafd". In een aantal modellen te kent Van Ettinger moge lijkheden, die de mens kunnen helpen een wereld te schep pen, die overleven in welzijn mogelijk maken. Hij wordt daarbij een bewogen schrijvei die zeer discutabele uitspra ken doet. Hoewel dit verhaal nog ta melijk lang geworden is, geelt net slechts In grote lijnen iets van de inhoud van dit boen weer. Waarschijnlijk zal een groeiend aantal mensen zich door de thema's aangesproken worden. Het is grotendeels een zeer weloverwogen boek, dat ten aanzien van de overle vingskansen op deze wereld een groot aantal behartens- waardige gedachten aan draagt. Het is allesbehalve een pamflet: het houdt het midden tussen een weten schappelijke verhandeling en bewogen „evangelie" over en voor de toekomst. Wie zich daar inspannend mee bezig wil houden moet dit boek ze ker lezen. H.E. Het literaire blad Raster be staat niet meer maar de Bezi ge Bij laat de ideologie van dit periodiek voortleven in een speciale Rasterrecks, on der redactie van H. C. ten Berge, Lidy van Marissing en Vogelaar. Deel 2 uit deze serie Is STEPHANE MALLARMé: GRAF VON ANATOLE (BB, 248 pag, 21,50) vertaald en van inleiding voorzien door Rein Bloem. Nu heb ik nooit een hoge dunk gehad van bet werk van Bloem, maar in plaats van loze beweringen, ga ik mijn kritiek nog eens be wijzen ook. Vooraf moet ik bekennen dat ik van de Fran se literatuur niet veel weet, op de middelbare school is het vertalen van een artikel uit Paris Match over hoe Colum bus Amerika ontdekte een stuk belangrijker dan een beetje inzicht in de letteren. Maar de kritiek op Bloem gaat zelfs op als hij een boek uit het Maleis zou vertalen. Het manuscript van Mallar- mê bestaat uit 202 velletjes met aantekeningen. In zijn in leiding schrijft Bloem: „Het handschrift is soms niet te ontcijferen, er zijn doorhalin gen en latere toevoegingen; typografisch kan men soms een woord of woordgroep wil lekeurig in meerdere richtin gen laten aansluiten; dan zijn er nog onduidelijke halen en verbindingsstrepen, accolades enz." Als het inderdaad zo'n rommelzooitje is, kun je alleen maar een diplomatische uitga ve in plaats van een kritische verzongen om alles overzichte lijk te maken. Niks hoor, het manuscript is niet bereikbaar en bovendien: „in Nederland lijkt het in dit geval beter de wetenschap te laten wijken roor een wegwijzer". Hoe Bloem aan deze bewering komt vraag ik me niet eens af: uit zijn duim. Behalve de onwetenschappe lijke aanpak op grond van een levensgroot vooroordeel, is een tweede punt van kritiek dat Bloem in zijn inleiding onwa re beweringen schrijft: het ruwe materiaal (biedt) ook een unieke kans om een dieptestructuur te ver kennen zónder verward te kunnen worden door opper vlaktestructuren van teksten die aan vele interpretaties bloot staan". Over de juiste omschrijving van de begrippen oppervlakte- en dieptestruc tuur is heel wat te doen in de taalkunde, maar heit is vol strekt onmogelijk dat een op pervlaktestructuur verschillen de interpretaties zou hebben. Bloem schermt maar wat met moeilijke begrippen, intellec tuele prietpraat dus. Ook aardig zijn de onbegrij pelijke vergelijkingen. Het ci taat is uit zijn verband gerukt, maar iiet gaat immers om de vergelijking: „Zelfs de meest overzichtelijke zin, de titel, is eerder een cyclisch dan lineair fenomeen, omdat het object qua betekenis opgaat in het subject, een zin die zich als een schorpioen voor het hoofd slaat". Dit is nu proza dat „als een man op mij af komt", wat dat in hemelsnaam ook moge betekenen. Via de onbegrijpe lijke vergelijkingen kom je snel op de onbegrijpelijke be werkingen. Mauron heeft op de Franse tekst commentaar gegeven en hierover schrijft Bloem: „Maar de lichte, be weeglijke toon en plastiek verzetten ziet» tegen zo'n één zijdige interpretatie en geven óók de pure aanwezigheid van transparante, autonome poëzie aan" Het gedicht waarovei deze bewering gaat, hoef ik niet te citeren: de opmerking van Bloem is sowieso onbe grijpelijk. Op een flink ingewikkelde wijze probeert Blom de kern van Mallarmés werk aan de leek uit te leggen .Deze be staat uit een these, antithese en synthese. Iedereen kan het nog volgen, zelfs de theorie uat de synthese een hypothese kan worden. Maar dan: „Zo wordt de Hegeliaanse cyclus gekwadrateerd en kan elk, tekst gelezen worden als ees louter denkbare, niet te bewij. zen stelling dat er een boek pestaat waarin alles samen, stroomt". Natuurlijk valt dit met te bewijzen, door Bloem met en niet door mij omdat iij niet eens weet wat er bewt. zen zou moeten worden. Van de tweehonderdlwes pagina's tekst begrijp ik wei. nig, aan, laat ik er maar voor uitkomen: niets. Geen enke; lichtpunt zie ik. Bloem heeft gelijk als hij schrijft dat o( teksten een „uitzonderlijke moeilijkheidsgraad" bezitten „voor het verstaan van ëen gedicht zou men al moeten beschikken over een bibllo. theek van interpretaties en veel daarvan spreekt elkaar nog tegen ook". Tja, die bibli. otheek bezit ik niet. En Blooj ook met, denk ik. De kritiek blijft in ieder geval staan: de onwetenschap. pelijike aanpak, de onware en de, voor een normaal mens tenminste, onbegrijpelijke be- weringen. De inleiding wordt besloten met: „Vertalen is hier eigenlijk een wanhopige zaak". Dit te recenseren is ook geen pretje, geloof dat maar. JOHAN DIEPSTRATEN De historisch geworden uit spraak van Karei Appel: „Ik rotzooi maar wat aan", is te rug te vinden in de mond van bijna iedere Nederlander. Maar dat deze uitspraak in verband stond met een kunst zinnige beweging (sociale be weging), die schuilging achter de naam COBRA is alleen be kend aan mensen, die zich uit gesproken „voor kunst interes seren". Dat deze COBRA-be weging van méér betekenis is geweest dan voor een aantal Europese artiesten kun je eventueel ontdekken in het boek dat WILLEMIJN STOK VIS schreef: COBRA-geschie- denis, voorspel en betekenis van een beweging in de kunst van na de tweede wereldoor log - (uitg. De Bezige Bij - t 34,50)- En degenen, die wel het een en ander van COBRA weten, vinden in dit boek al les uitstekend op een rijtje gezet. Het boek lijkt wat aan de prijzige kant, maar uitge geven met steun van de Ned. Organisatie voor Zuiver We tenschappelijk Onderzoek ZWO bevatten de ruim 400 pagina's behalve de goed ge documenteerde, prettige tekst een paar honderd fijne histori sche foto's en reprodukties (waarvann velen in kleur) zo dat het ook een waardevol boekwerk is geworden. Het boek is ontstaan uit het proefschrift van Stokvis, dat ln 1973 in Utrecht in gesten cilde vorm verscheen. Dc tekst is voor deze uitgave bijge werkt. Jaffé zegt in zijn voor woord; ..Haar boek zal een bijdrage leveren tot een be wustwording van velen, die het hedendaagse gebeuren als vanzelfsprekend ondergaan, mar die thans tot groter in zicht kunnen komen over de groei van deze verschijnselen". Juist nu is doorwer king van het COBRA-gebeu- ren sterk waar te nemen en is het moment waarop dit boek verschijnt zeer gunstig te noe men. COBRA: een gebeurenT Stokvis vat het zelf zo samen; „De geschiedenis van COBRA die hier werd gegeven, is hoofdzakelijk een uiteenzet ting geworden over gebeurte nissen die samen deze bewe ging vormden, over de wijze waarop zij ontstonden, de ach tergrond waartegen zij zich afzetten en tenslotte de bete kenis die zij hadden voor haar leden In COBRA werden verschillende elementen uit de geschiedenis op scherp gesteld en samengebald tot een, nog niet eerder op deze wijze in de geschiedenis van de modei- ne kunst verschenen, interna tionale beweging". In het eerste deel worden vanuit Denemarken, België en Nederland de voorgeschiede nissen geschetst, die aanlei ding waren tot het ontstaan van de groepen schilders, die elkaar, in COBRA vonden. Het zal zo langzamerhand bekend zijn, dat het woord COBRA gevormd wordt uit de begin letters van de steden Copenha gen, Brussel en Amsterdam. Hoewel er landelijk duidelijke verschillen zijn bij de oor sprong, is de COBRA-gedachte in grote trekken algemeen, een verwerping van die hele voorijbe „oorlogsbeschaving" en een zoeken naar de oor sprong, waar het zuivere scheppen begint. In het tweede deel schetst Stokvis de oprichting en de geschiedenis van de COBRA- groep, die gepaard ging met nogal wat incidenten, niet alleen extern maar ook intern. In een goede karakteristiek geeft de schrijfster dan de op vallende kenmerken aan, die COBRA beheerst hebben: de COBRA-taali, de fantasiewe zens en de techniek van het schilderen, waarbij o.a- aan dacht voor het aandeel van de Nederlandse experimentele dichters bij COBRA. In het vierde deel besteedt zij aandacht aan de ontwikke ling van de bij COBRA be trokken kunstenaars (oa. Pe- dersen, Jacobsen, Constant, Corneille, Appel, Rooskens, Lucebert, Alechinsky, Dotre- mont, Bachelard, Götze.a.). ln naar slotbeschouwing wijst Stokvis o.a. op het vol gende: „Van de zogenaamde „abstracte expressionisten" uit COBRA, die in vergelijking met de overige leden van de groep tenslotte de grootste be kendheid kregen (en daarmee COBRA in de aandacht brach ten) kan men ook dit zeggen: dat zij in feite wat m.l. de essentie van COBRA ge noemd moet worden zo goed als geheel loslieten. Zouden zij niet met hun nieuwe uitdruk kingswijze de voorgangers zijn Appel. Constant en Corneille beschilderden in '49 het huis van ceramist Nyholm bij Silkeborg in Denemarken. Redactievergadering Cobra bij Atlan in Parijs. V.l.n.r, Doucet Constant, Dotremont, mme Atlan, Atlan, Corneille en Appel. voor een kunst voor allen, een volkskunst? Als zij echter er gens toe gingen behoren, was dat wel de commerciële kapi talistische wereld. Hun „volks kunst" werd en wordt gecon sumeerd door wie er de hoog ste prijs <Toor wil betalen". Het belang van het boek van Willemijn Stokvis zit vooral in het feit, dat zij een ongetwijfeld belangrijk stuk kunsthistorie al zo snel en zo veelomvattend heeft weten vast te leggen in dit lijvige boek. Het is daarbij allesbe halve een gortdroog proef- sohrift gebleven. Doorgaani vervalt zij niet in een vakjar gon en al te analyserende be schouwingen. Opgesmukt met allerlei anekdotische gegevens is het een boek geworden, dat iedereen, die maar enigszins en dit onderwerp geïnteresseerd is met veel genoegen zal le zen: nog afgezien van het feit, dat je er ook een fraai boek werk mee krijgt. HENK EGBERS „Ook het christendom heeft modeontwerpers: Paulus, Augustinus, Thomas van Aquino, Luther, Melanchton, Kierkegaard, Teilhard de Chardin, Barth ds. Buskes, Gerard Keve. Allemaal hebben zij iets aan de garderobe van de ziel veranderd" (Adr. Morriën ir> zjjn nieuwe boek „Laster praat"). George MacDonaid: Lilith. (Uitg. Bert Bakker. Verta ling Helen Knopper. Prijs 15,90). Wat zegt u de naam Lilith en wat zegt u de naam George MacDonaid? Niet veel waar schijnlijk. Na het lezen van dit boek wist ik iets van Ge orge MacDonaid. Hij leefde in de 19e eeuw; ik begreep toen dat elke eeuw zijn mensen heeft, die tot grote hoogte stij gen, niet alleen in het weten van wat er in een mens om kan gaan, maar ook in het vinden van een antwoord hier op. Het lijkt wel of je altijd weer opnieu wde taal der lief de moet uitvinden. Lilcth is een figuur uit dit sprookje. De hoofdpersoon een student, die -- Rijd in de boeken zit te neuzen, stapt via een spiegel een andere were la binnen En natuurlijk is deze wereld eigenlijk niet anders. De student komt in het Woud des Kwaads, waar skeletten elkaar uitlachen en beschim pen en met zwaarden elkaar doorklieven, maar niet een geeft de strijd op zolang er nog maar een gewricht is dat het gebeente bij elkaar houdt. De student komt bij de klei nen; dit zijn een soort onnoze le maar erg lieve kinderen, die niet weten waar ze van daan komen maar voor hun leven zo goed en zo kwaad als dat gaat oplossingen proberen ie verzinnen. De stuaent is zo verrast door hun liefde en kleine at tenties, dat hij vergeet in hun voornaamste behoefte: „water" te voorzien; iets waarvóór hij zeker de noodzakelijke kennis neeft De gevolgen blijven niet uit. De student reist door de grenzen van leven en dood, goed en kwaad en moet zijn w.eg hierdoor vinden om ooit werkehjk gelukzalig te wor den. Lilith is de personificatie van het kwaad en de zelf zucht, haar deden veroorzaken vernietiging en vervreemding. Hoe slaat de student zich hier allemaal doorheen? Ik heb dit boek ademloos gelezen: getrof fen zowel door het realisme en de diepgang van dit sprookje, als de fantastische stijl waarin dit alles beschreven wordt. De rei® door goed en kwaad, le ven en dood, je wordt er da gelijks mee geoonfronteerd- Ook in de 20e eeuw. Er zijn veel dinger, die we kunnen bewijzen, maar eigenlijk nol meer die niet te bewijzen zijn- Ze blijven een mysterie en worden misschien slechts langzaam in een mensenleven begrepen. Enfin, u begrijp' bet. ik vond Lilith een boei end boek fantasierijk en reëel- De inhoud is rijk en u vindt er aanknopingspunten met de diepe levenswijsheden van godsdiensten en filosofieën. Het is niet bestemd voor Zwart-wit kijkers. U moet wat gevoel hebben ontwikkeld voor de bredere gevoelslage# in uw leven. MARIANNE EGBERS

Krantenbank Zeeland

de Vrije Zeeuw | 1975 | | pagina 6