kwakzalvers KLOKKENGIETER: 't laatste ambacht Wonen op 'n oud kasteel kost geld en moeite uit ONDANKS RESTAURATIEHULP EN BELASTINGAFTREK: DOOR I ICORN VERHOEl EN Reizend 18e eeuw Trots LINGEN PEILINGEN NGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILING EILINGEN PEILINGEN Het woord „kwakzalven Iftad een paar honderd jaar gt. lieden geen ongunstige beteke. ■nis. Het duidde vrij neutrai Siemand aan die de geneeskun. Ide niet uitoefende door middtl Ivan chirurgische ingrepen Imaar met zalfjes. Het ligt kooi |d« hand aan te nemen dat 4, ongunstige betekenis zich cmi lunfcfceid heeft sinds en ten I gevolge van de ontwikkelim Ivan de geneeskunde en voorcl Ivan haar technische hutpm.:. I delen. Sinds die tijd is de arti II de bevoegde en de kwakzalva Ide onbevoegde genezer De tegenstelling tussen be. looeflfd en onbevoegd ral! evenwel niet samen met die I tussen bekwaam en onbi. I kwaam. Mensen kunnen typ I lerlei terreinen bevoegd zijt I en toch niet bekwaam; en zi; I kunnen bekwaam zijn zonde I bevoegd te zijn. Dat schep; I nog zoveel ruimte voor enij I vertrouwen in kwakzalvers en I andere onbevoegde beoefent. I ren van de geneeskunde, dat I de kwakzalverij niet uit ti I roeien is. Ik heb wel eem I gehoofd, dat veel medici, on- I danks hun wetenschappelijki I en juiste kritiek op onbevoeg de genezers, zich toch tot ha I wenden. i I Het zou mij niet verbazen, 'i I als dit waar zou zijn en als er y bij medici behalve kritiek ook I een latente bewondering en I jaloezie ten opzichte van de kwakzalvers zou bestaan. Ik I meen daar iets van te begrij' pen. Ik denk dat zij, preciei zoals de gewone man", tot hen aangetrokken worden door de afwezigheid van alle tech nische apparatuur. Die af we* j zigheid is, behalve het ontbre- ken van bevoegdheidhet I meest opvallende verschil tus sen arts en kwakzalver. De arts dankt zijn bekwaamheid voor een zeer groot deel aan de technische instrumenten en hulpmiddelen die hij bezit of waarover hij beschiktZij be- I palen vooral de betrouwbaar heid van en het vertrouioen in de medischr wetenschap. Ma chines krijgen in een gecom- I pliceerde samenleving gemak kelijk de naarr. onfeilbaar te I zijn. Los daarvan kan de art! weinig doen en amper een di- agrnose stellen. Bestaat eigen lijk die beroemde klinische bliknog wel, waarover vroe- I ger gesproken werd alsof het een soort van zesde zintuig was, door vakmanschap en er varing tot onvoorstelbare scherpte bijgeslepen? Een arts kon zien, ruiken en tasten wat een patiënt onder de leden had, zoals een boer aan 't grond kon proeven wat dit voor mest nodig had, zoals een wijnkenner na één slokje wist met welk jaar en welke streek I hij te maken had, en zoals eet pastoor op je voorhoofd jt zonden kon lezen. Welke func tie hebben de zintuigen van de vakman nog? Zij lijken he lemaal vervangen te zijn doat instrumenten en meettechnie ken, knap en betrouwbaar, maar door iedereen te bedie- nen. Als we aannemen, dat die klinische blik, toppunt var vakmanschapooit echt be staan heeftging het daarbi) niet om hocuspocus, zelfs niet om een vage intuïtie of iéti mysterieus, maar om een on dubbelzinnige en te verifiëren herkenning. Het merkwaardige nu is uiet zozeer dat die blik is gaan steunen op een bril en andere verlengstukken van de zintui gen, maar dat hij helemaal vervangen lijkt te zijn. AUgen de apparatuur wordt nog ver- trouv d, terwijl datgene wat het meest kr>nr is, de kern van een soliede vakmanschap. Qe' wantrouwd wordt en uit het het centrum wegoestoten naar de periferie maar de dilettan ten overeren, de mensef1 die volstaan met een mum aan techniek, Onder her bevinden zich nu ook de kwakzalvers: zij hebben peen vader ip strum ent dan de votf hovoeade gen oosteahnici bpPy' 4 eu<nr nar dine klinische Wipe hiippu het toch pe11 °n zij dfyot rinh -nipt rtlloi>n om nr>ol*-im rlp «O"1" TJe 1'fjH daar nWppn w>o* or n -<*ndat ij soms slachtoffers maakt. AARLE-RIXTEL is een van die Nederlandse dor- pen die over de hele wereld bekend zijn. Gealli eerde vliegers kenden het als de T-kruising van de Zuid-Willemsvaart met het Wilhelminakanaal, een vanuit de lucht gemakkelijk herkenbaar ba ken op de weg naar het Roergebied. Maar veel bekender natuurlijk is Aarle-Rixtel als de vesti gingsplaats van een van 's werelds laatste grote klokkengieters en beiaardbouwers. Gisteren was de Amerikaanse ambassadeur er getuige van hoe in de oude, verweerde giethal van Petit en Fritsen de meer dan 8000 kilo zware „Liberty Bell" werd gegoten, een dubbel zo grote replica van de originele klok die zo'n grote rol speelt in de onafhankelijkheidsbeleving van elke rechtgeaarde Amerikaan. ZATERDAG 18 JANUARI 1975 Amerika bestaat als onaf- nkelijke Unie van Staften olgend jaar twee eeuwen. Het was president Nixons grote ambitie de Amerikanen voor te gaan in de plechtighe den van dit tweede eeuwfeest, al was het alleen maar omdat dit zijn naam zou vereeuwigen in de Amerikaanse geschiede nis; gebeiteld in gedenkstenen, calligrafeerd op oorkonden eindeloos herdrukt in jaar- JJemboekjes. Het heeft echter det zo mogen zijn, al is hij ook thans zeker van een blij vende plaats in de Amerikaan- geschiedschrijving. Zomin als Nixon erbij zal ajn, net zomin kan de oude Liberty Bell die in 1776 de hankelijkheid beierend _..;ondigde, het tweede eeuwfeest inluiden. De klok is _nelijk gebarsten en ligt, nds lang verstomd, als een ikwie opgebaard in de ka- draal van Philadelphia ar generaties Amerikanen biedi® eraan voorbijschui- lelen. Met het eeuwfeest ln het uitzicht verzamelde een nité van Amerikaanse va- er) anders geld om een nieu we Liberty Bell te laten gie ten, ééns zo groot als de oude. De opdracht daartoe kwam naar Aarle-Rixtel, waar al ginds 1660 (Machiel de Ruy- ter leefde toen!) klokken wor den gegoten door generaties Petits en Fritsens, nakomelin gen van Jean Petit, een rond trekkend klokkengieter die flch tenslotte wilde vesti gen. Hoe komen die Amerikanen nu helemaal terecht in Aarle- Rixtel? Verkoopleider J.C. Zuider vaart: „In Amerika zelf zijn geen klokkengieters meer die zoiets aankunnen. Alle luid- en carillonklokken komen uit Europa. Wij worden in Ameri ka vertegenwoordigd door een firma die al zo'n honderd jaar in klokken doet en daarmee een betrouwbare reputatie heeft verworven". Daar komt nog iets bij, zo blijkt al gauw als de heer Zuidervaart wat meer uitweidt over de positie van de klok kengieters dn de wereld. Euro pa wil dan eigenlijk zeggen: Nederland want alleen daar vindt men internationaal le verende klokkengieters van betekenis. Eigenlijk zijn het er maar twee: Petit en Fritsen in Aarle-Rixtel en de klok kengieterij in Asten. Er is nog een derde, veel kleinere, in Groningen. „In Engeland zijn er ook nog een paar", zegt Zuidervaart, „maar die schij nen de handen vol te hebben aan die binnenlandse behoef ten". De heer Zuidervaart bij een „valse" klokvorm van klei en leem. Het klokkengieten is een zeer oud ambacht. In Europa gingen de luidklok en het bei aardspel eerst in de middel eeuwen een belangrijke rol spelen in de steden rond ka thedralen en abdijen. Maar er zijn aanwijzingen dat het ge bruik van klokken veel vroe ger al is komen overwaaien uit China, waar het klokluiden zij het vermoedelijk in an dere vorm al voor onze Jaartelling bekend moet zijn geweest. De moderne klok, zoals wij die kennen, kreeg geleidelijk zijn vorm, naarmate de klok kengieters streefden naar be tere klank en zuiverder toon. De oudste vondst op het ge bied van de „moderne" klok kengieterij is gedaan in de Engelse stad Winchester. Daar werd, bij de kathedraal, een klokvorm gevonden die uit het jaar 970 dateerde. De vondst bevestigde ook de al lang ge huldigde opvatting dat de klokkengieters, evenals de middeleeuwse kathedralenbou- wers, rondreizende ambachts- lieclen waren. Logisch eigen lijk want het transporteren van de zware klokken moet in die tijd een heel wat groter probleem zijn geweest dan het op de bouwplaats zelf gieten. Jean Petit, die zich in 1660 vestigde in Aarle-Rixtel, was tot dan toe zelf zo'n rondrei zende klokkengieter. Het ambaoht van klokken gieter heeft in de eeuwen die volgden op de middeleeuwse populariteit van de luidklok, nauwelijks enige verandering ondergaan en in tegenstelling tot de meeste andere ambach ten, is het ook niet stervend. Integendeel: de belangstelling voor luidklok en carillon is de laatste jaren sterk gestegen en daarom zou wel eens kunnen blijken dat klokkengieten het laatste echte ambacht zal zijn dat overblijft in een door com puters gestuurde, geïndustria liseerde werkwereld. De verrassing die Je onder gaat als je bij Petit en Fritsen vanuit het kantoorhalletje de gieterij binnenstapt, is groot. Met een stap treed je van de 29ste eeuw terug in de acht tiende. Beroet en berookt, zon der één modem ogend werk tuig, lijkt de gieterij op wat je weieens hebt gezien op een prent uit een boek over de industriële revolutie. Je moet je als 20ste-eeuwer even reali seren dat je hier niet staat in een fabriek maar in een werk plaats waarin men 'n eeuwen oud ambacht uitoefent en werkt met weerbarstig, zwaar en moeilijk hanteerbaar mate riaal. Met zijn in strakke gele deren opgestelde bakstenen oventjes als miniatuurschoor steentjes, doet de giethal even deraken aan een Romeinse op graving en dan in het bijzon der aan de pilaartjes waarop eens de vloeren van de ver warmde vertrekken rustten. De mensen die hier werken oefenen een uniek beroep uit. In de meeste gevallen deden hun vaders en grootvaders het ook al. De heer Zuidervaart: „Het vak leren ze hier in het bedrijf, in sommige families van vader op zoon, al genera ties lang". Het oude, onveranderde handwerk en de zwartgebla kerde, vol bakstenen oventjes en ijzeren stellingen staande gieterij ten spijt, is klokken gieten anno 1975 nu ook raiet helemaal een middeleeuwse aangelegenheid. De twintigste eeuw bereik je weer als je uit de gieterij komend, de binnen plaats oversteetot en de in 1953 gebouwde constructiewerk plaats binnenloopt. Daar wor den de carillonstellingen ge maakt, de uurwerken en de elektrische luidapparaten, al of raiet voorzien van volautomati sche programma's die er voor zorgen dat op de gewenste tijd vanzelf het Angelus begint te kleppen. Ook het stemmen van de gegoten en gepolijste klokken gebeurt daar. „Tot voor een jaar of vijftig moest dat nog op het gehoor gebeuren", zegt Zuidervaart, „en dat kun je wel horen ook als je naar een heel oud carillon luistert". Nu worden de tonen elektro nisch zichtbaar gemaakt. Door brons weg te slijpen uit de binnenzijde van de klok, wordt de juiste toon, tot op een honderdste van een halve toon nauwkeurig, bereikt. Zuidervaart: „Om de juiste toon te krijgen berekenen we voor het gieten precies de ver eiste wanddikte, vorm en het gewicht. Die drie te zamen be palen de toon. We zorgen er voor dat we altijd iets te zwaar gieten want bij het stemmen kunnen we wel brons weghalen maar niet bij voegen. De vorm vam die nieuwe Li berty Bell ligt klaar achter een blankhouten bekisting. Het podium voor de ambassa deur moet nog worden ge bouwd. „Normaal werken we vier maanden aan zo'n klok", zegt Zuidervaart, „maar nu hebben we het in twee maan- ben gedaan. Alles is er voor opzij gezet. We zijn er dan ook trots op dat we deze op dracht hebben gekregen". Vanaf 1 april gaat de nieu we Liberty Bell op een specia le trein door de Verenigde Staten reizen. 76 sleden wor den daarbij aangedaan.^ Hon derdduizenden Amerikanen kijken dan naar een produkt dat in hun eigen land geen mens meer kan maken. Ze le zen: „Petit en Fritsen me fu- derunt" „Petit en Fritsen hebben mij gegoten". WIM KOCK Kasteelheer Kamerlingh-Onnes en zijn vrouw bij hun kasteel „Vosbergen". Van een onzer verslaggevers) t HEERDE Wie zijn land goed annex historische be 'huizing voor het publiel openstelt krijgt een reduc tie in zijn vermogensbelas ting van 75 procent. De na- tuurschoonwet heeft al vooi de oorlog op deze wijze iteun verleend aan de land eigenaren die het onderhout' van hun bezittingen niel meer uit de opbrengst va? de grond kunnen bekosti gen. Die verhouding koster haten is na de oorlog no aanzienlijk verslechterd D overheid gaat echter - daai in de publieke opinie vol gend - meer en meer oo krijgen voor het behoud va natuur en cultuur. Een wetsontwerp dat or. net kabinet Biesheuvel n< bleef liggen is nu zelfs doe een links getint kabinet gerea rd De onderhoudsknstei van historische huizen zijl weer aftrekbaar gesteld var fle inkomstenbelasting. Ben fiscaal gebaar dat door dt ruim 80 particuliere eigenarer van kastelen en landhuizen die ons land nog kent in grote dank is aanvaard. Sinds au gustus '73 hebben zij zich ver enigd in een belangengroep „Castellum Nostrum" om aldus sen betere tegenspeler van de jverheid te kunnen zijn. Sr blijft namelijk nog wel het aen en ander te wensen over, Want wie het woord vermo gensbelasting klakkeloos asso cieert met het begrip vermogen rit er goed naast. Onder de kasteelheren bevinden zich namelijk lieden van diverse pluimage. Men vindt er land jonkers oude stijl, die zich bij wijze van spreken „de pinda kaas op de boterham ontzeg- Ten" om hun bezit maar in itand te kunnen houden en ook mdere niet zo zeer kapitalisti- che mensen als fokkers en zwekers. Voorts ambtenaren n ook juristen. Jen van hen is mr. H.M.A. Ka- nerlingih Onnes, advocaat in Jen Bosch. Daarnevens echter s hij met zijn vrouw, G.A. >aronesse Van Dedum en t wee tochters. bewoner van het asteel Vosbergen in het Gel- ->rse Heerde. Een versterkt edelmanshuis m niet al te grote omvang en eenszins een symbool van tracht en Draal, zoals men dat in Engel="d wel kent Wel een specimen van toegewijd en Jeskundig restauratiewerk Rond het huis een slotgracht, gevoed door een sinds de wet op de vervuiling van opper vlaktewater weer wat helder der geworden beek en daar omheen het eigenlijke land goed, zo'n 43 hectaren groot, restant van wat eens een be doening van 500 hectaren is geweest. Het huis komt van de Van Dedums die het in de zeven tiende eeuw in bezit kregen, nadat het van de eerste steen legging af zo einde vijftien de eeuw de heerlijkheid van de familie Crijt tot Vos- senbergh was geweest. Het landgoed is al lang niet meer selfsupporting. Geslonken als het is, brengt het niet meer voldoende op, om zelfs maar de hoogst noodzakelijke on derhoudskosten te dekken. En bij het woord „personeel" kan men hooguit mild glimlachen. De vrouw des huizes heeft slechts de uiteraard hoog gewaardeerde steun van één werkster ter beschikking. Het is kortom duidelijk dat er geld bij moet De bewoners van dit soort huizen houden er in feite een zeer dure hobby op na, waar echter de gemeen schap belang bij heeft. Maar zo blijkt uit een ge sprek met mr. Kamerlingh Onnes, beklagen doet men zich niet. De ervaring heeft namelijk geleerd dat de over heid zich steeds plezieriger gaat opstellen t.a.v. de verlan gens der landgoedeigenaren, al blijven er altijd wensen over. Wensen trouwens wan welker inwilliging het in stand hou den van grote stukken cul tuurbezit zal afhangen. Mr. Kamerlingh Onnes is daar aardig van op de hoogte. Hij is namelijk secretaris van de stichting Castellum Nostrum Hij wil, ter gelegenheid van het monumentenjaar 1975 wel vertellen wat de stichting zich zoal op korte en lange termijn ten doel stelt. Allereerst echter de stichting zelf even naider bekeken. Het is geen selecte groep met strenge ballotage op stand. Een ieder die hoe dan ook eige naar is van een landgoed met daarop een onder de monu mentenwet vallende behuizing, wordt als lid geaccepteerd Het begrip adel hoezeer ook historisch met kasteler verbonden telt niet. De hoofdzaak is, dat men gevoe' heeft voor grond en voor de historische huizen die erop staan en dan niet als beleg gingsobject, maar als voor werp van liefde en zorg. Die liefde is trouwens aan te le ren. De secretaris van Castel lum Nostrum stamt zelf nie; uit een familie van grondeiige naren. Zijn voorvaderen heb ben zich veelal met de weten schap beziggehouden. Zo was zijn grootvader de beroemde Kamerlingh Onnes die als fy sicus met de No-belprijs werd geëerd. De huidige Kamerlingh Onnes kwam via zijn broer op de Bosbergen en heeft daarbij di rect begrepen, dat een derge lijk bezit naast de niet geringe lusten nog talrijkere lasten meebrengt. Een deel van deze lasten zou met overheidssteun draaglijk gemaakt kunnen worden. En, zo stelt mr. Kamerlingh Onnes er tegenover, men moet niet vergeten, dat van de 25.000 ha. grond (vrijwel evenveel als er in bezit is van natuurmonu menten) 98 procent voor het publiek is opengesteld. „Ook om ons huis kan men vrij heen lopen We zitten in feite in een duiventil", zoals hij goedmoedig zegt. Zo mag men ook op de slot gracht van oudsher vrijelijk schaatsen, maar bovendien staat elke winter een weiland op het landgoed onder water omdat de Heerdese bevolking inmiddels uitgegroeid tot 18.000 mensen te talrijk is geworden voor de slotgracht. Het weiland wordt door de plaatselijke ijsbaanverèniging beheerd Mr. Kamerlingh Onnes is hoopvol gestemd ten aanzien ,-au de toekomst Bij het mi nisterie van CRM is men te- ■uggekoioen van de gedachte, Jat alle fraaie buitens maar door de overheid zouden moe ten worden overgenomen. CRM heeft, aldus mr. Kamer lingh Onnes, er niet meer zo'n behoefte aan om van al die panden musea te maken. Dat betekent altijd hoge perso neelskosten. Men moet een portier, een conservator en noem maar op gaan onderhou den, terwijl het bezoek na het eerste jaar meestal sterk af neemt. Uiteindelijk blijkt dan, dat de overheid goedkoper uit is met „normaal subsidie ge ven" aan de eigenaar van het kasteel in plaats van de zaak over te nemen. Bovendien leert de ervaring, dat overge nomen kastelen een doods ele ment vormen in onze samenle ving. Daarbij komt nog, dat een ei genaar nu eenmaal anders rea geert op een scheurtje in de muur dan een willekeurige beheerder, hoezeer ook van goede wi'l voorzien. De gunstige gezindheid van de overheid jegens Je belangen wan Castellum Nostrum staat voor mr. Kamerlingh Onnes buiten kijf Toch kan hij wel enkele verlangens opsommen. Zo wat betreft de restauratie. De subsidieregeling op zich is goed, maar ze werkt slecht omdat de overheid nu eenmaal te weinig geld heeft Veel ob jecten komen daardoor nie'- aan de beurt. De geringe geld middelen van de overheid lei den er bovendien toe, da' mensen die hun huis willen restaureren zelf soms angstig lang moeten voorfinancieren Voo-'mamste taak van Castel lum Nostrum lijkt echter het zijn van gesprekspartner van de overheid., zodat men weder zijds op de hoogte blijft van verlangens resp. mogelijkhe den. Op het verlanglijstje staat bij voorbeeld naast een uitgebrei dere restauratiesubsidie ook een onderhoudssubsidie. „Zo dra je klaar bent met de res tauratie begint immers technisch gesproken het verval al weer". Voorts zou Castellum Nostrum graag zien dat de particuliere landeigena ren op een lijn werden gesteld met de officiëler beheerders van landgoederen. Stichtingen zoals de Gelderse Kastelen, krijgen een beheerssubsidie en particuliere eigenaren niet. Voorts zou men graag zien, dat de successierechten anders werden geregeld. Men hoopt op een regeling waarbij men uitstel van betaling kan krij gen, wanneer de erfgenamen besluiten het landgoed niet door verkoop op te splitsen Nu is het veelal zo, dat de erfgenamen om hun eigen con sumptieve verlangens te be vredigen dan wfl om de hoge successierechten te kunnen be talen tot boedelscheiding moe ten overgaan Dat betekent •neestal versnipixiring van hel historische goed. Uitstel van betaling "zou dus een premie inhouden op het intact laten m het landgoed. Een kleiner verlangen, ntaar daarom niet onbelangrijk, be treft het onderhoud van de naaste omgeving, parken, tui nen en waterpartijen van het huis. Dit deel valt buiten de regelingen die de natuur- sohoonwet heeft getroffen voor het eigenlijke landgoed. De onderhoudskosten zijn wel af trekbaar, maar er is geen sub sidie voor de restauratiekos ten. „Een goede eikenlaan in stand houden, dat vergt nogal wat geld", aldus mr. Kamerlingh Onnes en „het uitdiepen van een slotgracht bijvoorbeeld toch wel om de 20 tot 30 jaar nodig loopt in de tiendui zenden guldens". Maar afgezien van dit verlang lijstje ziet het er toch in het monumentenjaar 1975 gunstig voor de Nederlandse kasteelei genaren uit. Het tij in Neder land is gekeerd. Het in stand houden van overgeleverd cul tuurbezit staat weer hoog ge noteerd. Of alle kastelen en landhuizen in particulier bezit zullen blijven, hangt niet al leen at van de overheidssteun. De erfgenamen van de huidige bezitters zullen al evenzeer bereid moeten zijn hun buik riem (gedeeltelijk) aan te halen als de instandhouding van hun bzit dat vraagt. „Je kunt niet over je graf heen regeren", aldus tensotte mrs. Kamerlingh Onnes, „maar", zo zegt hij „ik heb het volste vertrouwen dat onze kinderen in dit opzicht in de goede geest worden opgevoed" 1 l

Krantenbank Zeeland

de Vrije Zeeuw | 1975 | | pagina 27