kwakzalvers
KLOKKENGIETER:
't laatste ambacht
Wonen op 'n oud
kasteel kost
geld en moeite
uit
ONDANKS RESTAURATIEHULP
EN BELASTINGAFTREK:
DOOR I
ICORN
VERHOEl EN
Reizend
18e eeuw
Trots
LINGEN PEILINGEN
NGEN PEILINGEN
PEILINGEN PEILING
EILINGEN PEILINGEN
Het woord „kwakzalven
Iftad een paar honderd jaar gt.
lieden geen ongunstige beteke.
■nis. Het duidde vrij neutrai
Siemand aan die de geneeskun.
Ide niet uitoefende door middtl
Ivan chirurgische ingrepen
Imaar met zalfjes. Het ligt kooi
|d« hand aan te nemen dat 4,
ongunstige betekenis zich cmi
lunfcfceid heeft sinds en ten
I gevolge van de ontwikkelim
Ivan de geneeskunde en voorcl
Ivan haar technische hutpm.:.
I delen. Sinds die tijd is de arti
II de bevoegde en de kwakzalva
Ide onbevoegde genezer
De tegenstelling tussen be.
looeflfd en onbevoegd ral!
evenwel niet samen met die
I tussen bekwaam en onbi.
I kwaam. Mensen kunnen typ
I lerlei terreinen bevoegd zijt
I en toch niet bekwaam; en zi;
I kunnen bekwaam zijn zonde
I bevoegd te zijn. Dat schep;
I nog zoveel ruimte voor enij
I vertrouwen in kwakzalvers en
I andere onbevoegde beoefent.
I ren van de geneeskunde, dat
I de kwakzalverij niet uit ti
I roeien is. Ik heb wel eem
I gehoofd, dat veel medici, on-
I danks hun wetenschappelijki
I en juiste kritiek op onbevoeg
de genezers, zich toch tot ha
I wenden. i
I Het zou mij niet verbazen, 'i
I als dit waar zou zijn en als er y
bij medici behalve kritiek ook
I een latente bewondering en
I jaloezie ten opzichte van de
kwakzalvers zou bestaan. Ik
I meen daar iets van te begrij'
pen. Ik denk dat zij, preciei
zoals de gewone man", tot
hen aangetrokken worden door
de afwezigheid van alle tech
nische apparatuur. Die af we* j
zigheid is, behalve het ontbre-
ken van bevoegdheidhet
I meest opvallende verschil tus
sen arts en kwakzalver. De
arts dankt zijn bekwaamheid
voor een zeer groot deel aan
de technische instrumenten en
hulpmiddelen die hij bezit of
waarover hij beschiktZij be-
I palen vooral de betrouwbaar
heid van en het vertrouioen in
de medischr wetenschap. Ma
chines krijgen in een gecom-
I pliceerde samenleving gemak
kelijk de naarr. onfeilbaar te
I zijn. Los daarvan kan de art!
weinig doen en amper een di-
agrnose stellen. Bestaat eigen
lijk die beroemde klinische
bliknog wel, waarover vroe-
I ger gesproken werd alsof het
een soort van zesde zintuig
was, door vakmanschap en er
varing tot onvoorstelbare
scherpte bijgeslepen? Een arts
kon zien, ruiken en tasten wat
een patiënt onder de leden
had, zoals een boer aan 't
grond kon proeven wat dit
voor mest nodig had, zoals een
wijnkenner na één slokje wist
met welk jaar en welke streek
I hij te maken had, en zoals eet
pastoor op je voorhoofd jt
zonden kon lezen. Welke func
tie hebben de zintuigen van
de vakman nog? Zij lijken he
lemaal vervangen te zijn doat
instrumenten en meettechnie
ken, knap en betrouwbaar,
maar door iedereen te bedie-
nen. Als we aannemen, dat die
klinische blik, toppunt var
vakmanschapooit echt be
staan heeftging het daarbi)
niet om hocuspocus, zelfs niet
om een vage intuïtie of iéti
mysterieus, maar om een on
dubbelzinnige en te verifiëren
herkenning.
Het merkwaardige nu is uiet
zozeer dat die blik is gaan
steunen op een bril en andere
verlengstukken van de zintui
gen, maar dat hij helemaal
vervangen lijkt te zijn. AUgen
de apparatuur wordt nog ver-
trouv d, terwijl datgene wat het
meest kr>nr is, de kern van
een soliede vakmanschap. Qe'
wantrouwd wordt en uit het
het centrum wegoestoten naar
de periferie maar de dilettan
ten overeren, de mensef1
die volstaan met een
mum aan techniek, Onder her
bevinden zich nu ook de
kwakzalvers: zij hebben peen
vader ip strum ent dan de votf
hovoeade gen oosteahnici bpPy'
4 eu<nr nar dine klinische
Wipe hiippu het toch pe11
°n zij dfyot rinh -nipt rtlloi>n
om nr>ol*-im rlp «O"1" TJe 1'fjH
daar nWppn w>o* or n -<*ndat
ij soms slachtoffers maakt.
AARLE-RIXTEL is een van die Nederlandse dor-
pen die over de hele wereld bekend zijn. Gealli
eerde vliegers kenden het als de T-kruising van
de Zuid-Willemsvaart met het Wilhelminakanaal,
een vanuit de lucht gemakkelijk herkenbaar ba
ken op de weg naar het Roergebied. Maar veel
bekender natuurlijk is Aarle-Rixtel als de vesti
gingsplaats van een van 's werelds laatste grote
klokkengieters en beiaardbouwers.
Gisteren was de Amerikaanse ambassadeur er
getuige van hoe in de oude, verweerde giethal
van Petit en Fritsen de meer dan 8000 kilo zware
„Liberty Bell" werd gegoten, een dubbel zo grote
replica van de originele klok die zo'n grote rol
speelt in de onafhankelijkheidsbeleving van elke
rechtgeaarde Amerikaan.
ZATERDAG 18 JANUARI 1975
Amerika bestaat als onaf-
nkelijke Unie van Staften
olgend jaar twee eeuwen.
Het was president Nixons
grote ambitie de Amerikanen
voor te gaan in de plechtighe
den van dit tweede eeuwfeest,
al was het alleen maar omdat
dit zijn naam zou vereeuwigen
in de Amerikaanse geschiede
nis; gebeiteld in gedenkstenen,
calligrafeerd op oorkonden
eindeloos herdrukt in jaar-
JJemboekjes. Het heeft echter
det zo mogen zijn, al is hij
ook thans zeker van een blij
vende plaats in de Amerikaan-
geschiedschrijving.
Zomin als Nixon erbij zal
ajn, net zomin kan de oude
Liberty Bell die in 1776 de
hankelijkheid beierend
_..;ondigde, het tweede
eeuwfeest inluiden. De klok is
_nelijk gebarsten en ligt,
nds lang verstomd, als een
ikwie opgebaard in de ka-
draal van Philadelphia
ar generaties Amerikanen
biedi® eraan voorbijschui-
lelen.
Met het eeuwfeest ln het
uitzicht verzamelde een
nité van Amerikaanse va-
er) anders geld om een nieu
we Liberty Bell te laten gie
ten, ééns zo groot als de oude.
De opdracht daartoe kwam
naar Aarle-Rixtel, waar al
ginds 1660 (Machiel de Ruy-
ter leefde toen!) klokken wor
den gegoten door generaties
Petits en Fritsens, nakomelin
gen van Jean Petit, een rond
trekkend klokkengieter die
flch tenslotte wilde vesti
gen.
Hoe komen die Amerikanen
nu helemaal terecht in Aarle-
Rixtel?
Verkoopleider J.C. Zuider
vaart: „In Amerika zelf zijn
geen klokkengieters meer die
zoiets aankunnen. Alle luid-
en carillonklokken komen uit
Europa. Wij worden in Ameri
ka vertegenwoordigd door een
firma die al zo'n honderd jaar
in klokken doet en daarmee
een betrouwbare reputatie
heeft verworven".
Daar komt nog iets bij, zo
blijkt al gauw als de heer
Zuidervaart wat meer uitweidt
over de positie van de klok
kengieters dn de wereld. Euro
pa wil dan eigenlijk zeggen:
Nederland want alleen daar
vindt men internationaal le
verende klokkengieters van
betekenis. Eigenlijk zijn het
er maar twee: Petit en Fritsen
in Aarle-Rixtel en de klok
kengieterij in Asten. Er is nog
een derde, veel kleinere, in
Groningen. „In Engeland zijn
er ook nog een paar", zegt
Zuidervaart, „maar die schij
nen de handen vol te hebben
aan die binnenlandse behoef
ten".
De heer Zuidervaart bij een „valse" klokvorm van klei en leem.
Het klokkengieten is een
zeer oud ambacht. In Europa
gingen de luidklok en het bei
aardspel eerst in de middel
eeuwen een belangrijke rol
spelen in de steden rond ka
thedralen en abdijen. Maar er
zijn aanwijzingen dat het ge
bruik van klokken veel vroe
ger al is komen overwaaien
uit China, waar het klokluiden
zij het vermoedelijk in an
dere vorm al voor onze
Jaartelling bekend moet zijn
geweest.
De moderne klok, zoals wij
die kennen, kreeg geleidelijk
zijn vorm, naarmate de klok
kengieters streefden naar be
tere klank en zuiverder toon.
De oudste vondst op het ge
bied van de „moderne" klok
kengieterij is gedaan in de
Engelse stad Winchester. Daar
werd, bij de kathedraal, een
klokvorm gevonden die uit het
jaar 970 dateerde. De vondst
bevestigde ook de al lang ge
huldigde opvatting dat de
klokkengieters, evenals de
middeleeuwse kathedralenbou-
wers, rondreizende ambachts-
lieclen waren. Logisch eigen
lijk want het transporteren
van de zware klokken moet in
die tijd een heel wat groter
probleem zijn geweest dan het
op de bouwplaats zelf gieten.
Jean Petit, die zich in 1660
vestigde in Aarle-Rixtel, was
tot dan toe zelf zo'n rondrei
zende klokkengieter.
Het ambaoht van klokken
gieter heeft in de eeuwen die
volgden op de middeleeuwse
populariteit van de luidklok,
nauwelijks enige verandering
ondergaan en in tegenstelling
tot de meeste andere ambach
ten, is het ook niet stervend.
Integendeel: de belangstelling
voor luidklok en carillon is de
laatste jaren sterk gestegen en
daarom zou wel eens kunnen
blijken dat klokkengieten het
laatste echte ambacht zal zijn
dat overblijft in een door com
puters gestuurde, geïndustria
liseerde werkwereld.
De verrassing die Je onder
gaat als je bij Petit en Fritsen
vanuit het kantoorhalletje de
gieterij binnenstapt, is groot.
Met een stap treed je van de
29ste eeuw terug in de acht
tiende. Beroet en berookt, zon
der één modem ogend werk
tuig, lijkt de gieterij op wat je
weieens hebt gezien op een
prent uit een boek over de
industriële revolutie. Je moet
je als 20ste-eeuwer even reali
seren dat je hier niet staat in
een fabriek maar in een werk
plaats waarin men 'n eeuwen
oud ambacht uitoefent en
werkt met weerbarstig, zwaar
en moeilijk hanteerbaar mate
riaal. Met zijn in strakke gele
deren opgestelde bakstenen
oventjes als miniatuurschoor
steentjes, doet de giethal even
deraken aan een Romeinse op
graving en dan in het bijzon
der aan de pilaartjes waarop
eens de vloeren van de ver
warmde vertrekken rustten.
De mensen die hier werken
oefenen een uniek beroep uit.
In de meeste gevallen deden
hun vaders en grootvaders het
ook al. De heer Zuidervaart:
„Het vak leren ze hier in het
bedrijf, in sommige families
van vader op zoon, al genera
ties lang".
Het oude, onveranderde
handwerk en de zwartgebla
kerde, vol bakstenen oventjes
en ijzeren stellingen staande
gieterij ten spijt, is klokken
gieten anno 1975 nu ook raiet
helemaal een middeleeuwse
aangelegenheid. De twintigste
eeuw bereik je weer als je uit
de gieterij komend, de binnen
plaats oversteetot en de in 1953
gebouwde constructiewerk
plaats binnenloopt. Daar wor
den de carillonstellingen ge
maakt, de uurwerken en de
elektrische luidapparaten, al of
raiet voorzien van volautomati
sche programma's die er voor
zorgen dat op de gewenste tijd
vanzelf het Angelus begint te
kleppen.
Ook het stemmen van de
gegoten en gepolijste klokken
gebeurt daar. „Tot voor een
jaar of vijftig moest dat nog
op het gehoor gebeuren", zegt
Zuidervaart, „en dat kun je
wel horen ook als je naar een
heel oud carillon luistert".
Nu worden de tonen elektro
nisch zichtbaar gemaakt. Door
brons weg te slijpen uit de
binnenzijde van de klok,
wordt de juiste toon, tot op
een honderdste van een halve
toon nauwkeurig, bereikt.
Zuidervaart: „Om de juiste
toon te krijgen berekenen we
voor het gieten precies de ver
eiste wanddikte, vorm en het
gewicht. Die drie te zamen be
palen de toon. We zorgen er
voor dat we altijd iets te
zwaar gieten want bij het
stemmen kunnen we wel
brons weghalen maar niet bij
voegen.
De vorm vam die nieuwe Li
berty Bell ligt klaar achter
een blankhouten bekisting.
Het podium voor de ambassa
deur moet nog worden ge
bouwd. „Normaal werken we
vier maanden aan zo'n klok",
zegt Zuidervaart, „maar nu
hebben we het in twee maan-
ben gedaan. Alles is er voor
opzij gezet. We zijn er dan
ook trots op dat we deze op
dracht hebben gekregen".
Vanaf 1 april gaat de nieu
we Liberty Bell op een specia
le trein door de Verenigde
Staten reizen. 76 sleden wor
den daarbij aangedaan.^ Hon
derdduizenden Amerikanen
kijken dan naar een produkt
dat in hun eigen land geen
mens meer kan maken. Ze le
zen: „Petit en Fritsen me fu-
derunt" „Petit en Fritsen
hebben mij gegoten".
WIM KOCK
Kasteelheer Kamerlingh-Onnes en zijn vrouw bij hun kasteel „Vosbergen".
Van een onzer
verslaggevers)
t
HEERDE Wie zijn land
goed annex historische be
'huizing voor het publiel
openstelt krijgt een reduc
tie in zijn vermogensbelas
ting van 75 procent. De na-
tuurschoonwet heeft al vooi
de oorlog op deze wijze
iteun verleend aan de land
eigenaren die het onderhout'
van hun bezittingen niel
meer uit de opbrengst va?
de grond kunnen bekosti
gen. Die verhouding koster
haten is na de oorlog no
aanzienlijk verslechterd D
overheid gaat echter - daai
in de publieke opinie vol
gend - meer en meer oo
krijgen voor het behoud va
natuur en cultuur.
Een wetsontwerp dat or.
net kabinet Biesheuvel n<
bleef liggen is nu zelfs doe
een links getint kabinet gerea
rd De onderhoudsknstei
van historische huizen zijl
weer aftrekbaar gesteld var
fle inkomstenbelasting.
Ben fiscaal gebaar dat door dt
ruim 80 particuliere eigenarer
van kastelen en landhuizen
die ons land nog kent in grote
dank is aanvaard. Sinds au
gustus '73 hebben zij zich ver
enigd in een belangengroep
„Castellum Nostrum" om aldus
sen betere tegenspeler van de
jverheid te kunnen zijn.
Sr blijft namelijk nog wel het
aen en ander te wensen over,
Want wie het woord vermo
gensbelasting klakkeloos asso
cieert met het begrip vermogen
rit er goed naast. Onder de
kasteelheren bevinden zich
namelijk lieden van diverse
pluimage. Men vindt er land
jonkers oude stijl, die zich bij
wijze van spreken „de pinda
kaas op de boterham ontzeg-
Ten" om hun bezit maar in
itand te kunnen houden en ook
mdere niet zo zeer kapitalisti-
che mensen als fokkers en
zwekers. Voorts ambtenaren
n ook juristen.
Jen van hen is mr. H.M.A. Ka-
nerlingih Onnes, advocaat in
Jen Bosch. Daarnevens echter
s hij met zijn vrouw, G.A.
>aronesse Van Dedum en t wee
tochters. bewoner van het
asteel Vosbergen in het Gel-
->rse Heerde.
Een versterkt edelmanshuis
m niet al te grote omvang en
eenszins een symbool van
tracht en Draal, zoals men dat
in Engel="d wel kent Wel een
specimen van toegewijd en
Jeskundig restauratiewerk
Rond het huis een slotgracht,
gevoed door een sinds de wet
op de vervuiling van opper
vlaktewater weer wat helder
der geworden beek en daar
omheen het eigenlijke land
goed, zo'n 43 hectaren groot,
restant van wat eens een be
doening van 500 hectaren is
geweest.
Het huis komt van de Van
Dedums die het in de zeven
tiende eeuw in bezit kregen,
nadat het van de eerste steen
legging af zo einde vijftien
de eeuw de heerlijkheid
van de familie Crijt tot Vos-
senbergh was geweest. Het
landgoed is al lang niet meer
selfsupporting. Geslonken als
het is, brengt het niet meer
voldoende op, om zelfs maar
de hoogst noodzakelijke on
derhoudskosten te dekken. En
bij het woord „personeel" kan
men hooguit mild glimlachen.
De vrouw des huizes heeft
slechts de uiteraard hoog
gewaardeerde steun van
één werkster ter beschikking.
Het is kortom duidelijk dat er
geld bij moet De bewoners
van dit soort huizen houden er
in feite een zeer dure hobby
op na, waar echter de gemeen
schap belang bij heeft.
Maar zo blijkt uit een ge
sprek met mr. Kamerlingh
Onnes, beklagen doet men
zich niet. De ervaring heeft
namelijk geleerd dat de over
heid zich steeds plezieriger
gaat opstellen t.a.v. de verlan
gens der landgoedeigenaren, al
blijven er altijd wensen over.
Wensen trouwens wan welker
inwilliging het in stand hou
den van grote stukken cul
tuurbezit zal afhangen.
Mr. Kamerlingh Onnes is daar
aardig van op de hoogte. Hij
is namelijk secretaris van de
stichting Castellum Nostrum
Hij wil, ter gelegenheid van
het monumentenjaar 1975 wel
vertellen wat de stichting zich
zoal op korte en lange termijn
ten doel stelt.
Allereerst echter de stichting
zelf even naider bekeken. Het
is geen selecte groep met
strenge ballotage op stand. Een
ieder die hoe dan ook eige
naar is van een landgoed met
daarop een onder de monu
mentenwet vallende behuizing,
wordt als lid geaccepteerd
Het begrip adel hoezeer
ook historisch met kasteler
verbonden telt niet. De
hoofdzaak is, dat men gevoe'
heeft voor grond en voor de
historische huizen die erop
staan en dan niet als beleg
gingsobject, maar als voor
werp van liefde en zorg. Die
liefde is trouwens aan te le
ren. De secretaris van Castel
lum Nostrum stamt zelf nie;
uit een familie van grondeiige
naren. Zijn voorvaderen heb
ben zich veelal met de weten
schap beziggehouden. Zo was
zijn grootvader de beroemde
Kamerlingh Onnes die als fy
sicus met de No-belprijs werd
geëerd.
De huidige Kamerlingh Onnes
kwam via zijn broer op de
Bosbergen en heeft daarbij di
rect begrepen, dat een derge
lijk bezit naast de niet geringe
lusten nog talrijkere lasten
meebrengt.
Een deel van deze lasten zou
met overheidssteun draaglijk
gemaakt kunnen worden. En,
zo stelt mr. Kamerlingh Onnes
er tegenover, men moet niet
vergeten, dat van de 25.000 ha.
grond (vrijwel evenveel als er
in bezit is van natuurmonu
menten) 98 procent voor het
publiek is opengesteld. „Ook
om ons huis kan men vrij
heen lopen We zitten in feite
in een duiventil", zoals hij
goedmoedig zegt.
Zo mag men ook op de slot
gracht van oudsher vrijelijk
schaatsen, maar bovendien
staat elke winter een weiland
op het landgoed onder water
omdat de Heerdese bevolking
inmiddels uitgegroeid tot
18.000 mensen te talrijk is
geworden voor de slotgracht.
Het weiland wordt door de
plaatselijke ijsbaanverèniging
beheerd
Mr. Kamerlingh Onnes is
hoopvol gestemd ten aanzien
,-au de toekomst Bij het mi
nisterie van CRM is men te-
■uggekoioen van de gedachte,
Jat alle fraaie buitens maar
door de overheid zouden moe
ten worden overgenomen.
CRM heeft, aldus mr. Kamer
lingh Onnes, er niet meer zo'n
behoefte aan om van al die
panden musea te maken. Dat
betekent altijd hoge perso
neelskosten. Men moet een
portier, een conservator en
noem maar op gaan onderhou
den, terwijl het bezoek na het
eerste jaar meestal sterk af
neemt. Uiteindelijk blijkt dan,
dat de overheid goedkoper uit
is met „normaal subsidie ge
ven" aan de eigenaar van het
kasteel in plaats van de zaak
over te nemen. Bovendien
leert de ervaring, dat overge
nomen kastelen een doods ele
ment vormen in onze samenle
ving.
Daarbij komt nog, dat een ei
genaar nu eenmaal anders rea
geert op een scheurtje in de
muur dan een willekeurige
beheerder, hoezeer ook van
goede wi'l voorzien.
De gunstige gezindheid van de
overheid jegens Je belangen
wan Castellum Nostrum staat
voor mr. Kamerlingh Onnes
buiten kijf Toch kan hij wel
enkele verlangens opsommen.
Zo wat betreft de restauratie.
De subsidieregeling op zich is
goed, maar ze werkt slecht
omdat de overheid nu eenmaal
te weinig geld heeft Veel ob
jecten komen daardoor nie'-
aan de beurt. De geringe geld
middelen van de overheid lei
den er bovendien toe, da'
mensen die hun huis willen
restaureren zelf soms angstig
lang moeten voorfinancieren
Voo-'mamste taak van Castel
lum Nostrum lijkt echter het
zijn van gesprekspartner van
de overheid., zodat men weder
zijds op de hoogte blijft van
verlangens resp. mogelijkhe
den.
Op het verlanglijstje staat bij
voorbeeld naast een uitgebrei
dere restauratiesubsidie ook
een onderhoudssubsidie. „Zo
dra je klaar bent met de res
tauratie begint immers
technisch gesproken het
verval al weer". Voorts zou
Castellum Nostrum graag zien
dat de particuliere landeigena
ren op een lijn werden gesteld
met de officiëler beheerders
van landgoederen. Stichtingen
zoals de Gelderse Kastelen,
krijgen een beheerssubsidie en
particuliere eigenaren niet.
Voorts zou men graag zien,
dat de successierechten anders
werden geregeld. Men hoopt
op een regeling waarbij men
uitstel van betaling kan krij
gen, wanneer de erfgenamen
besluiten het landgoed niet
door verkoop op te splitsen
Nu is het veelal zo, dat de
erfgenamen om hun eigen con
sumptieve verlangens te be
vredigen dan wfl om de hoge
successierechten te kunnen be
talen tot boedelscheiding moe
ten overgaan Dat betekent
•neestal versnipixiring van hel
historische goed. Uitstel van
betaling "zou dus een premie
inhouden op het intact laten
m het landgoed.
Een kleiner verlangen, ntaar
daarom niet onbelangrijk, be
treft het onderhoud van de
naaste omgeving, parken, tui
nen en waterpartijen van het
huis. Dit deel valt buiten de
regelingen die de natuur-
sohoonwet heeft getroffen voor
het eigenlijke landgoed. De
onderhoudskosten zijn wel af
trekbaar, maar er is geen sub
sidie voor de restauratiekos
ten.
„Een goede eikenlaan in stand
houden, dat vergt nogal wat
geld", aldus mr. Kamerlingh
Onnes en „het uitdiepen van
een slotgracht bijvoorbeeld
toch wel om de 20 tot 30 jaar
nodig loopt in de tiendui
zenden guldens".
Maar afgezien van dit verlang
lijstje ziet het er toch in het
monumentenjaar 1975 gunstig
voor de Nederlandse kasteelei
genaren uit. Het tij in Neder
land is gekeerd. Het in stand
houden van overgeleverd cul
tuurbezit staat weer hoog ge
noteerd. Of alle kastelen en
landhuizen in particulier bezit
zullen blijven, hangt niet al
leen at van de overheidssteun.
De erfgenamen van de huidige
bezitters zullen al evenzeer
bereid moeten zijn hun buik
riem (gedeeltelijk) aan te
halen als de instandhouding
van hun bzit dat vraagt. „Je
kunt niet over je graf heen
regeren", aldus tensotte mrs.
Kamerlingh Onnes, „maar", zo
zegt hij „ik heb het volste
vertrouwen dat onze kinderen
in dit opzicht in de goede
geest worden opgevoed"
1
l