De Stem Door Jan Koesen Foto: Ronald Sweering Kerstkrant 1974 „Met Hitier zeg ik: „Es ist nicht wahr." Nog een paar nachtjes slapen, en de Tros verliest haar Ome Joop, ook genaamd „de kleine" of „de dikke." Mr. Johannes Mari Landré, 65 jaar geleden een Kerstkindje, neemt afscheid van zijn omroep. Gevierd, vervloekt, beschimpt en gehuldigd, voor de een 'n gru wel, voor de ander de Heiland van de ether, blikt hij terug op iets dat door de grootste Tros-ha- ter erkend moet worden als een fenomenale groei: 60.000 aan hangersbij de eerste uitzenddag: 2 oktober 1966, 600 000 aanhan gers nu. Van aspirant- tot A-om- roep. Het citaat van de Führer moet de ontkenning zijn van het zeer vaak gehoorde geluid, dat de Tros en een te bekend ochtend blad vier handen op één buik zijn. „Meneer Landré, toen u begon als directeur, zei u dat een nieuwe omroep enkele jaren door de hel moet gaan. Brandt het nog steeds?" Landré heeft zijn colbert uitge trokken en zit in blauw over hemd met Tros-manchetknopen breed uitgezakt in de bestuurs kamer van zijn zuil. Een kleine man, met rollende volzinnen die steeds populairder van samen stelling worden. Hij verkoopt zijn omroep in de vertegenwoor digersstijl die hem de titel „De koning van de Tros" heeft be zorgd. „Je moet oppassen niet te dra matisch teworden.maar je moet wel een beetje opbranden in dit vak. Ik heb in die acht jaar dat ik hier zit, verschrtkkelij k veel van mijn body geëist. En je moet er continu op letten, dat het geen obsessie wordt. Ik voor mij heb geen enkele moeite met dit waanzinnige tempo, maar ik heb er ook weer geen hartinfarct voor over. Kijk, in Hilversum moetje psychisch uitstekend ge wapend zijn, wil je je niet kapot ergeren. Wij hebben altijd te maken gehad met vaak unfaire tegenwerking De Tros was net een klein kruideniertje dat om ringd was door supermarkten. Toen ons produkt goed bleek, werden de supermarkten geme ner en onfatsoenlijker Er zijn dingen gebeurd, die ik erg ge meen vond. Zo herinner ik me die eerste periode, toen we hele maal bij het begin moesten be ginnen en geen centen hadden. Als je goeie mensen wilde heb ben, zeiden ze eerst„wat heb je te bieden, en welke zekerheid heb ik? En dan zei ik: „Je krijgt iets minder dan je nu verdient." Kijk, in zo'n sitiiatie moet je op passen dat je niet alleen kneus jes krijgt. De zuilen hebben toen namen gepubliceerd van degenen die weggingen Nou, dat was niet fair. En ze hebben steeds gehamerd dat de Tros de Telegraaf is, met andere woor den een stelletje geteisem regel recht uit een grote krant. Al het slechte wat we deden, werd breed uitgemeten, en over het goeie hoorde je niks. Ik ben er niet bitter van geworden. Daar heb ik teveel humor voor." U hebt vroeger strafpleiter of acteur willen worden. U bent het allebei geworden, is het niet? Landré: „Ha ha, zo heb ik die combinatie nog nooit gezien. Maar er zit best wat in, verdomd ja, u hebt gelijk. Als strafpleiter heb ik tegen een boel onrecht ge streden en een verdachte om roep geprobeerd te verdedigen. Als acteur, zeg maar clown, heb ik met een stuk humor ge werkt.... weet uze kennen al lemaal Landré... ik ben de va der van de Trosdat vaderlij ke schijn ik op te roepen en vraag maar eens opstraathoededirec- teuren van de zuilen heten! Nou ben ik wel clown, maar dat wil niet zeggen dat ik de boel fles, ik verkoop alleen mijn produkt." Die vergelijking van u met een kruidenier contra su permarkten.... moet ik nu denken dat u een omroep programma als schoen smeer of zoiets ziet? Landré: „Ik maak er niets geen geheim van, bij de opbouw van deTros heb ik puur commercieel gedacht. Ik heb een assortiment opgebouwd en gezorgd voor een goed produkt. We hebben een bepaalde groep om ons heen ver zameld." Volgens omroep-socioloog Peter Hofstede moet een Troskijker er zo uitzien: achter in de twintig, stede ling, uit groot gezin afkom stig, middelbaar onderwijs, leest Het Parool, de Volks krant of het Vrije Volk, gaat regelmatig naar bioscoop of theater, lonkt naarD'66en is de manager van morgen. Laat ik nou altijd gedacht hebben dat een Tros-kijker lui achterover met een pils en pinda's naar quizzen zit te kijken, de lagere school niet heeft afgemaakt, al ja ren geen theater van binnen heeft gezien, uit principe niets leest op dat te bekende ochtendblad na, en de con sument van heden is." Landré: „Nee, dat onderzoek van Hofstede, dat gaat nog steeds op. En het rapport van de PvdA be vestigt het. Kijk, een kruidenier moet klanten hebben, anders kan hij wel sluiten In '66-'67 zei ik. je moet eerst sterke benen Gezicht 7 hebben, wil je een schop geven. Dus eerst een sterke omroep worden met veel leden en zend tijd." De VPRO is klein en arm, maar is niet te benauwd voor een schop. Landré: „Ja, maar de VPRO wil niet groter worden." Welke omroep of welk pro gramma staat u het meeste tegen? Landré: „Daar geef ik geen ant woord op. Dan ga jeer mensen in betrekken. Als u nou een reuze rotstukje over mij schrijft, dan zeg ik niet „wat een rot krant, maar ik zeg: die Koesen is een lamzak." De Nederlandse televi sie staat op een zeer goed peil, zelfs vergeleken met landen als Engeland én Duitsland die meer geld hebben. En technisch zijn we heel goed, staan we in Europa aan de top. DatgekletsdatdeNe- derlandse tv waardeloos is, nou, dat is volkomen oneerlijk." U ontkent een verlengstuk van De Telegraaf te zijn. Maar u hebt wel onlangs star show reporter Henk van der Meyden binnenge haald. Landré: „Over Van der Meyden hebben we inderdaad lang ge piekerd. Maar.... kijkeh waar is die invloed van De Tele graaf op de Tros? Kan iemand dat antwoord geven? En nou moeten ze niet weer beginnen over het begin, want nou ver dom ik het ook. Met Hitier zeg ik „Es ist nicht wahr." Het over grote deel, want wij werken de mocratisch, zei „Ja" tegen Van der Meyden. Binnen de Tros wordt niet gevraagd naar poli tiek of religie." Nee, maar dat zijn toch wel de twee interessantste vra gen die je een mens kunt stellen. Bent u bang voor iets dat dieper gaat dan landschapsfilms of de Man van Zes Miljoen? Landré: „Nee, mits iemand zijn politiek of godsdienst niet in zijn programma uitdraagt. Wij gelo ven nog steeds dat we onze aan trekkelijkheid verliezen als we partijpolitiek gaan bedrijven. Het publiek vindt het plezierig niet betutteld te worden. De Tros is er voor u en u niet voor de Tros, zeg ik altijd. En dat zinne tje heeft meer diepte dan u denkt." De TRO ver! iest n „Die opvolger van u, ex-rec tor Leeman, is bejubeld in het ochtendblad waar u geen relatie mee hebt, als een sterke, dynamische fi guur die een verwoed VVD'er is, van jagen houdt, linkse activisten de hoek wil intremmen, en zijn school van rooie smetten heeft ge zuiverd. Als ik dat zo lees, dan zeg ik: nou moe!" Landré: „Ja ja, ik kan als ik dat verhaal lees niet ontkennen dat u gelijk hebt. (Peinst lang. Zal na het gesprek weer op Leeman te rugkomen. „Als hij op zijn bek valt, dan valt ie op zijn bek. Ik be doel, hij moet uit zichzelf op zijn bek vallen") Dan: „Tot dusver heb ik dlle pu- blikaties in mijn hand gehouden. En daar zijn weinig ongelukken mee gebeurd. Als leken allemaal door elkaar gaan praten, dan moet je oppassen. De uitspraken moeten in een hand gehouden worden." Dan: „Maar ons tweede doel is geweest de Tros een duidelijk gezicht te geven. En dat heeft die Tros. Nou komt weer een stuk ij- delheid om de hoek kijken, want ik ben dat gezicht. De mensen weten verrekte goed wie Landré is. Midden op straat word je aan gehouden. Dat komt omdat ik als Rotterdammer me gemakkelijk vereenzelvig met de mensen. Ik kom als een gezellige man over." Is de Tros-kijker dan drie miljoen Landrétjes? Landré: „Haha, nee zeg, dat mag je nooit zeggen, maar de Tros- kijker waardeert het dat hij voor vol wordt aangezien. Dat portret van de Tros.... dat zijn mensen die echt wel weten wat er te koop is, maar die van een prettig fami lieleven houden. Wij zijn geen lolmakers, maar wel gezellig. Ef fen lekker eruit, en morgen zien we wel weer." „Een soort Barend Barend- sen?" Landré: „Als we in ons iegen huis problemen hebben, dan gaan we aan tafel zitten met een biertje en dan vragen we: „waar gaat het eigenlijk om?" Maar de sfeer blijft leuk. Ik vergelijk ons met een goed draaiend elftal. Vroeger heette ik de Kovacs van Ajax, spanninkje hier span- ninkje daar, maar je moet wel prettig binnenkomen. We heb ben het gezicht naar buiten van een gezonde club." En de problemen daarbui ten, de wereld bedoel ik. Be staan die niet voor u? Landré: „Daar hebben we de ra dio voor. In Aktua wordt alles over de hele wereld gebracht. En we hebben er geen behoefte aan om er op de tv nog eens terug op te komen. Voor werkelijke in formatie moet je de radio heb ben. Op de tv rijdt een tank van daag van links naar rechts, mor gen van rechts naar links en overmorgen achterstevoren." Hoe vindt u de minister van CRM, van Doorn? Moet hij weg? Landré: „Als van Doorn mij ver wijt dat de Tros nooit cultuur heeft gebracht, dan ontken ik niet dat we dat in het begin wei nig hebben gedaan. We kregen toen het image: „De Tros is een zeeslang in de Stille Zuidzee die geen eitjes kan leggen" maar ik zeg wel dat ze allemaal van ons die natuurseries hebben afgeke ken. Ik heb overigens respect voor de wijze waarop Van Doorn optreedt. Maar zijn opvattingen, dat is een andere zaak. Hij is voor zijn taak berekend, maar de wijze waarop hij die taak inhoud geeft, bevalt me niet. „Wat is uw lievelingspro gramma?" Landré: „Van mijn eigen om roep, zeg ik „Music AU in." Maar ik kijk ook graag naar Koos Pos- tema. Dat boeit me. En ik pak elke voetbalwedstrijd die ik maar pakken kan. Privé ben ik erg in de politiek geïnteresseerd en daarom kijk ik ook relgema- tig naar actualiteitsrubrieken. Maar ik ben ook dol op show met goed ballet. En ik kijk ook naar muziek als dat goed in beeld ge bracht wordt. Ik moet bekennen dat ik nog nooit „Peyton Place" heb gezien, maar dat ik verzot ben op „All in the family." Ik heb er ronduit spijt van dat wij die serie hebben laten lopen. Dat was een miskleun van ons. En hetzelfde geldt voor „Daar ko men de schutters." Dat zag ik eerst niet zitten, ik vond het on gein, maar dat was fout van mij." ."Weer later, als het notitieblok dicht is, zegt Landré dat hij het succes van zijn programma „Op losse groeven" niet kan begrij pen. „Als ik die Jan Boezeroen met die fles zie zwaai en....uhhhhhhgrrwwwarrr...." (uitdrukking van opperste wal ging, een smartelijk braken). Tot slot: ,,Ik ben benieuwd hoe ze me gaan verneuken als ik wegga. Daar verheug ik me nu al op. Dat vind ik enig. Maar als ik wegga, ga ik ook weg. Ik blijf geen schaduw directeur, geen zie lig mannetje dat zo graag nog mee wil doen."

Krantenbank Zeeland

de Vrije Zeeuw | 1974 | | pagina 24