WAAROM KOPEN OLIESJEIKS „ONZE" AANDELEN? ZIENSWIJZE „BEJAARDEN HEBBEN OOK REET OP WERK" Prof. BOSMAN over de OLIEDOLLARS „Alternatieve landbouw doet milieu meer kwaad dan kunstmest- boer" 99 lirique, olijf, 60,- Geen zorgen I anden- Via de EEG, Rust en orde Geen angst Nieuw PROF. A. SCHUFFELEN Kundig Voeding DOOR CORK VFRHOElEN 14 lingen pelngen pelngen- peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen „p ingen [wgen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen pe^ingen peilingen peilingen „peilingen .peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen ^peiling EILINGEN peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen :ige, acetaat/nylon (38-46) ilon: huwelijken: liMISMAKING GEZOCHT rettige en betrouwbare mal?/fkr,bemi' :au voor oersoonlljke huwelijk VOOR GRATIS BOEKJE CENTRUM EUROPA Beverwijk leletoon U2510-.5W0' NT; BARONIELAAN 275 .EFOON 01600 56242 JONGEMAN 3' c s! kennismaking met vouciig melsTeaefelftk van ongeveer ae Alleen serieU „1 reto r srss c blad. HUWELIJK 1 ÏÏSÏP.ÏÏS S3S "stichting lande: centrum voo HUWELIJKSCONTA Adres: Prinsenïaan tel. 030-760630 He ontstaan d^_hou\velijl vler Ievenst>escn°uon^ reius en 3^ 00 or, Vra^ ingeschrevenen. «I gratis) in' ^p fnd^ ppn goede .,ei UN 1 KRANS JION jaai nuwe- ;en uitste opgebouwd lichting en _eling JR DE GEZICHT )ST t)US- 1254 elbergen ï3 gehandicapt nmg karak- ing met ne laar Kleine Br o nr sN 43 jaar gescheiden zde moeder en bezwaar, inderen Br. (gratis) iihIBb— u een ^oe^ffieke «'e! over de spec fg over de specifi^ Erkend door T OEZÏCHTl ,/EK 40 jaar. TiT» ennismaking *en 30-40 jaar trrfzEKERÜ** o. no. HK been. Prof. H. Bosman Wat is er eigenlijk aan de hand met het „oliekapi taal"? Waarom proberen de rijke olielanden grote pak ketten aandelen te kopen van industriële bedrijven in West-EuroPa, de Verenigde Staten en Japan? Er is on langs een lijst bekend ge worden met namen van zo'n 150 grote ondernemingen waarvoor „de Arabieren" be langstelling zouden hebben. Er staan maar liefst 25 Ne derlandse bedrijven op dat staatje. Arabische beleg gingsdeskundigen hebben zich in de industrielanden gevestigd om de industriële kat goed uit de boom te kij ken. Enkele cijfers om enig idee te geven om welke on voorstelbaar grote bedragen het gaat. Professor dr. H. Witteveen, eens onze minis ter van Financiën en nu pre sident van het Internationaal Monetaire Fonds, heeft on langs berekend dat de olie landen dit jaar zeker voor een waarde van 140 miljard gulden aan dollars over zul len hebben waarvoor ze geen bestemming hebben! Tot en met september van dit jaar belegden die landen voor 70 miljard gulden (in dollars) in de Verenigde Sta en en West-Europa. In Londen de poneerden ze voor een waar de van 33 miljard gulden (aan dollars) in verschillen de muntsoorten- Dat bedrag is direct opvraagbaar. Op bet ogenblik hebben de geldreserves in de wereld een waarde van ruim 200 miljard dollars. Vorig jaar was die reserve ongeveer 186 miljard dollars. De westerse industrielanden bezaten vorig jaar 65 procent van die re serves. Nu nog 58 procent van die aanzienlijk gestegen reserves. De olielanden zagen hun aandeel in dat enorme kapitaal stijgen van 6 tot 18 procent. De ontwikkelings landen dreigen helemaal geen deel van die reserves over te houden. Onze redacteur Jacques Levij vroeg de Tilburgse hoogleraar en deskundige op het gebied van het geld-, kre liet- en bankwezen, Pro fessor dr. H. W. J. Bosman wat de achtergronden van de strijd om de petrodollars zijn. POKERSPEL MET HET GEZOND VERSTAND TILBURG „Eerst wat theorie als we gaan praten over de oliedollars. De normale economische gang van zaken is dat de afnemer (een land) minder goederen koopt als de producent (ander land) z'n prijzen verhoogt. Op die ma- nier krijgt de betalingsbalans van het importerende land wat ruimte. Het kan wat meer naar het duurder geworden land exporteren. Verdient daarmee wat meer geld. Zo ontstaat er weer een zeker evenwicht. Ten koste, overi gens, van een stukje welvaart", aldus professor Bosman. Er is nu echter een bijzondere toestand ontstaan. De grote olie-exporterende landen uit het Midden-Oosten ontvan gen enorme hoeveelheden dollars voor hun olie. Ze kun- i nen dat geld onmogelijk allemaal gebruiken voor het kopen van goederen (en diensten), vooral kapitaal-goederen, in de industrie-landen (hun olie-afnemers). Wat zouden ze 1 met al die goederen moeten doen? Wat heb je, bijvoor beeld, aan een enorme hypermoderne fabriek als je die I niet kunt laten draaien „Oliesjeiks" en hun ministers vergaderen tegenwoerdig, sinds de oliecrisis, erg veel: ze hebben elkaar gevonden en daarmee hun macht. De voornaamste mogelijk- heid voor hen is hun oliedol lars te beleggen, in de geïn dustrialiseerde landen die hun olie kopen. Dan immers vloei en die dollars terug naar de olie-importerende landen. Die olielanden kopen dan voor hun geen goederen of dien- sten. Daarmee kunnen ze im mers niet veel beginnen. Ze kopen schuldbekentenissen, of aandelen. Bestaande of nieuwe I waardepapieren, dus. Prof. Basman: „Men moet goed begrijpen diat er bij oma, de industrielanden, een echte crisissituatie zou ontstaan;, als de olierijke landen hun enor me hoeveelheden dollars vast ouden houden. Gewoon, om- M wij geen dollars genoeg wtden hebben om hun olie te kopen. Een Uquidliteitscrisis 8*1 dat zijn. Zij, dire olielan den, moeten dius bij ons waar depapieren kopen en ze beta len daarvoor met dollars. In principe ontstaat er daardoor evenwiaht in de betalingsba lansen". De oliestroom naar die geïn dustrialiseerde landen moet blijven lopen. En daardoor moeten die landen voortdu rend dollars betalen. Die moe- kn ze zien te verdienen. De oüeimpoirterende landen moe ten er voor zorgen dat ze mo- jplijkheden scheppen om olie dollars te verdienen. Ze moe- Jen dus voldoende langlopende beleggingsobjecten hebben. Ze dienen zekerheden te schep en voor de olielanden, opdat 6e hun dollars kunnen laten •eragvloeien naar de industrie landen. Er zijn allerlei vormen voor die zekerheden denk baar. „De Europese Gemeenschap SÜj bijvoorbeeld, onlangs «sloten bij de olielanden geld gaan lenen. Dat geld kan an worden doorgeleend naar «hdstaten die een doldarte- "ebben, vooral Dememar- r,1Italië, Frankrijk en I root"Brittannië". h die richting moeten we I ss'nS zoeken, meent I t. 'ess"r ®0SIhan. „We moe- tin Van de korte termijn le- Vi'en naa'r de lange termijn V'-ngen". Er zijn verschillen- I ^"gelijkhedern om die dol- I bCk Joggen voor de Ara- I s. n r®cbtetree-kse leningen I o- L*°a'erse landen, door ze I r.ouw ?n te plaatsen, door I bestaande aandelen SevdTL. ontstaat in ieder I van a ^"rtdurende schuld h« °lleimPorterende lan- landen. olie-exporterende 1 daarover geen zor- *oiw .?eld groeit m.i. in de CT,en Ut "^t dat de van door levering goederen of diensten die eniorrile sGhuidenlaist. fcuinnein afbetailen". Het is wel dringend nodig dat de industrielanden nieuwe mogelijkheden scheppen om oliedollars te blijven aantrek ken. „De industrielanden moe ten dat, zo geloof ik stellig, gezamenlijk doen. Er komt pas weer een zeker evenwicht in de toetalinigsbaliansen als ei' nieuwe schuldbekentenissen ontstaan met een zekere ga rantie voor wat de waarde be treft". De olielandenkrijgen In le der geval grote belangen in de industriële bedrijvigheid van de olieimporterende industrie landen. Ze hebben er dan ook alle belang bij, zegt professor Bosman, dat in die landen geen economische of andere crisis ontstaat. Dat rust en or de er bewaard blijven. Ze gooien immers hun eigen eco nomische glazen in als ze aan het bewaren van die rust en orde niet meewerken door een economische chaos te veroor zaken. Professor Bosman vinidt het „zeer versitandiig" dat de EEG met de olielanden uit het Miid» den-Oosten wil overleggen over de manier waarop het beste de kortlopende schulden in langlopende kunnen worden omgezet. Er moeten waterdichte rege lingen 'komen voor de krediet ver le niing, voor de rentevoet en over de beste manier om de schuilden te vereffenen. „Het is jiammer dat de moge lijkheden voor dat overleg vertroebeld worden door de eis van Arabische olielanden dat ook de Palestijnse Bevrij dingsorganisatie aan dat ge sprek moeten meedoen. Ik vind het juist dat er westerse landen ziijn die dat weigeren. De PLO heeft geen olie. Ze probeert slechts politieke munt te slaan uit een vraag stuk dat in feite economisch is. Zulk een eis staat een ver standige oplossing in de weg". Professor Bosman wil in dit verband wel kwijt van mening te zijn dat de EEG aan zo'n gesprek waarbij de PLO ver tegenwoordigd is, niet moet beginnen. „Wij moeten ook de positie van een benard Israël in de gaten houden Wij moe ten ook streven naar een be hoorlijk evenwicht tussen Is raël en de Arabische landen. We moeten in ieder geval al leen zaken doen met verant woordelijke regeringen". Olielanden uit het Midden- Oosten lijken nu van plan te zijn op tamelijk grote schaal financiële belangen te verwer- Niet alleen de olie stroomt naar het westen, hier in de haven van Mena-Al-Ahmadi in Koeweit, maar sinds kort ook de dure dolla.rs, die voor die olie betaald zijn. ven in bestaande, meestal zeer grote ondernemingen in in dustrielanden. „Ja, ze kopen aandelen. Ik heb daarover geen angst. Het betekent na melijk beslist niet dat ze in vloed van betekenis kunnen gaan uitoefenen o.p het beleid van die ondernemingen. Er zijn immers tegenwoordig vele mogelijkheden om zo iets op een redelijke manier in de hand te houden. De macht van aandeelhouders, zeker in ens land, is steeds meer aan ban den gelegd. Ondernemingsra den hebben steeds meer in vloed gekregen. Het feitelijk bestuur van een grote onder neming heeft meer macht dan de aandeelhouders. Ik zie niet dat aandeelhouders het be stuur van een grote onderne ming werkelijk kunnen over nemen- Ze bunnen wél een bod doen op pakketten aande len. Maiar diat garandeert nog niet, door allerlei beveiligin gen, dat ze de leiding in han den krijgen". Wat. die hele situatie vereist is duidelijk, vindt professor Bosman. Ooik voor de rijke olielanden uit het Midden oosten Die leveren olie. De industriële landen kunnen die olie alleen maar kopen a'ls ze dollars genoeg hebben. De olielanden kunnen daarin voorzien door dollarleningen op lange termijn te geven. „Dat is een nieuwe toestand. Want tot voor de oliecrisis was het Westen steeds het ge bied dat kapitaal exporteerde naar andere landen. Dr. M. Weisglas heeft onlangs voorge steld in de ontwikkelingslan den investeringsmaatschappij en op te richten. Die kunnen dan dollars lenen van de olie landen. Het industriële Westen en Japan kunnen dan hun produkten leveren aan die landen en krijgen er oliedol lars voor. Ik vind dat een goede gedachte". Verontrustend vindt profes sor- Bosman diait het overleg tussen de industrielanden en de Arabische lanc'en warrit be moeilijkt dooi- politieke in vloeden. „Men moet zich realiseren wat er zou gebeuren als er tussen deze groepen geen overeenstemming zou komen. Als die olielanden hun petro dollars niet zouden kunnen, of willen, besteden in de indus trielanden. in de Verenigde Staten, West-Europa of Japan. Als die olielanden blijven zit ten op hun dollars. Dan wordt de toestand uiterst gevaarlijk, Dan ontstaat er in die indius- trielanden een tekort aan dol lars, een Iiqudd'itedtserisis. Die ban de hele wereld meesle pen" „Maar ik geloof dat de Ara bieren heus wel weten diait ze hun dollars op lange termijn moeten beleggen in het Wes ten en dat ze zulk een herbe legging niet onmogelijk moe ten maken Dat is ook hun belang". Professor Bosman wijst erop dat het betalinigsbalanspro- bleem is opgeheven als de oilieliamjdien waardepapieren in de industrielanden kopen. De oliedollars komen dan naar die landen terug. De liquiditeit van die landen blijft dan be houden. „Men voorkomt daardoor een deflatie (onderbesteding). Maar zo'n politiek brengt geen nieuw monetair evenwicht. Het iis economisch van het grootste belang dat de indus triële landen niet minder (moeten) gaan besteden. Ka pitaalimporten maken het hun mogelijk hun bestedingen op pe-il te houden". „Voor mij staat vast", zo vervolgt professor Bosman, „dat een oplossing van het vraagstuk van het overschot aan petrodollars aan de ene kant en van een betalingsba lanstekort aan de andere kant alleen door een gezamenlijk optreden van beide landen groepen kan worden opgelost. Er moet een hanteerbare rege ling komen De industrielan den moeten daarbij heel goed m de gaten houden, dat ze één lijn dienen te trekken. Anders worden ze tegen elkaar uitge speeld. Er wordt nu, ook op dit terrein, een pokerspel ge speeld. Welnu, ook de indus trielanden kunnen de zaak vast laten lopen Dat weten de olielanden uit liet Midden- Oosten best. Ik heb er dan ook vertrouwen in dat het gezonde nen"* ia' Slaan win- (Van een onzer verslagge vers) WAGENINGEN Biolo- giSch-dyniamisch geleide be drijven en andere bedrijfjes, die geen kunstmest gebrui ken, vervuilen het milieu méér dan de boer, die wel kunstmest toepast. De zoge naamde idealisten zijn „mi lieuvriendelijke milieu ver- vuiilers." Dat zei prof.dr. A. Schuife len gisteren tijdens z'n af scheidsrede aan de Land- ooiuw Hogeschool, Hij is daar hoogleraar geweest in de be mestingsleer. Volgens prof. Schuffelen wordt er enorm veel onzin verbocht over be mesting en het effect daar van op het milieu. Dat komt, omdat „niet meer de deskun digen, maiar de zogenaamd geëngageerden maar in feite onkundigen overal het hoog ste woord hebben." Met name de opvatting, dat kunstmest een vam de „grote boosdoeners" zou zijn voor de milieuvervuiling door fos faat en stikstof, werd door heim met kracht van die hand gewezen. De bescheiden milieuveront reiniging, die door deze kunstmest ontstaat, is zijn inziens onontkoombaar, om dat we nu eenmaal voldoen de voedsel moeten produce ren. Aan de totale milieuvervui ling door fosfaat draagt deze uitspoeling overigens nauwe lijks bij vertelde prof. Schuffelen; ze bedraag na melijk minder dan vijf pro cent. Aan de hand van een theore tisch modal heeft men ook kunnen uitrekenen in welke mate de verschillende be mestingsmethoden een bij drage leveren aan de vervui ling door stikstof. Van elke 100 kilo stikstof, die in de vorm van kunstmest wordt „toegediend", komt 20 kilo in het „drainwater" terecht en kan daardoor 'n bijdrage le veren aan de milieuvervui ling. Bij het gehrudk van organi sche mest wordt eenzelfde percentage uitgespoeld, maar om dezelfde oogst te berei ken moet de boer wel drie maal zoveel stalmest op z'n land strooien. De vervuiling wordt daardoor ook drie maal zo groot. Prof. Schuffelen trekt daar uit de conclusie, dat de mi lieuverontreiniging bij de toepassing van organische mest enige malen hoger is dan bij het gebruik van kunstmest. De enorme rol, die de kunst mest in de voedselproduktie heeft gespeeld, werd tijdens de afscheidsrede van prof. Schuffelen aangetoond met behulp van enikele cijfers. In de Middeleeuwen bedroeg de graanopbrengst in West- Europa gemiddeld 800 kilo per hectare. Door het ge bruik van stalmest kón die opbrengst in de volgende eeuwen worden verhoogd tot rond 2000 kilo, maar de wer kelijke vergroting vain de op brengst kwaim pas tot stand na invoering van de kunst mest- 5000 kilo graan per hectare. Om die opbrengst te halen moet aan de grond rond 300 kilo kunstmest per hectare worden toegevoegd. Voor heel Nederland betekent dat een jaarlijks verbruik van 600 miljoen kilo kunstmest. Door het gebrudJk daarvan is het mogelijk geworden zo veel, voedsel te produceren, dat iedereen ruim voldoende heeft. Prof. Schuffelen heeft uitgerekend, dat we bij een kunstmestloze landbouw niet meer voedsel zouden kunnen produceren dan voor zes a zeven miljoen mensen. Over de veryulling door kunstmest zied de scheidende hoogleraar, diat die in ieder geval laiger lag dan de ver vuiling door organische mest (stalmest). Hij heeft uitgere kend, dat er bij de toepas sing van kunstmest 300 tot 500 gram fosfaat „uitspoelt", waardoor milieuverontreini ging optreedt. Bij toepassing van organische mest is dat meestal meer. De gunstige positie van kunstmest in vergelijking met orgaindische miest wordt echter alleen bereikt bij des kundige toepassing. „Ook hier moet weer geconclu dieerd worden, dat pas goed bemest kan worden, indien men voldoende kennis van zaken heeft, waarbij aan de ze kennis bij de toepassing van kunstmest hogere eisen moeten worden gesteld dan tnj gehrudk van organische meststoffen", zegt hij. Uit edigen ervaring meende hij te kunnen beweren, dat „de boeren, die voedsel pro duceren, terzake kundig zijn en goed worden voorgelicht, zodat fouten in de bemes ting tot de uitzonderingen behoren." Die kundigheid ontbreekt bijvoorbeeld wel bij veel al ternatieve landbouwers, meent hij, ma-ar dat is niet erg, omdat door die „ama teurs" alleen organische mest wordt toegepast. Het eten van hun produkten is daardoor vrijwel zonder risi co. Het is e-ahter een „onwaar heid" als men zeigt, dat kunstmestloos gekweekt voedsel beter is dan voedsel diat met kunstmest wordt ge kweekt, zei prof. Schuffelen en hij „heeft een hekel aan onwaarheden." Op het ogenblik maakt het land waarop men zonder kunstmest werkt slechts 0,2% uit van het totale land bouwareaal en hij gelooft daarom niet, dat deze ten dens enig gevaar in z-ich bergt. „Zolang dat areaal on der de 5% van het totaal blijft behoeven we ons geen zorgen te maken en kunnen we de enthousiaste produ centen en consumenten hun plezier gunnen." (Van een onzer verslagge vers) LEIDEN Als bejaarden willen werken, moet er ar beid voor hen beschikbaar zijn. Dat schrijft de arts R. van Zonneveld in het zojuist verschenen cahier „Oud zijn in onze Maatschappij" van de stichting Biowetenschap- pen en Maatschappij. De heer Zonneveld gaat uit van een aantal beginselen die volgens hem ten grond slag moeten liggen aan een aangepaste bejaardenzorg. Een van die beginselen is dat bejaarden dezelfde rechten en plichten hebben als jonge ren Dat kan betekenen dat ze aanspraak moeten kunnen maken op dezelfde medische voorzieningen als mensen die nog in het arbeidsproces zit ten, maar dat impliceert ook dat ze moeten kunnen wer ken als ze dat willen. Het percentage werkende be jaarden is de laatste jaren vcortdurena gezakt. Tussen 1941 en 1960 liep dit percen tage voor mannen boven de 65 terug van 35naar 19,9. Op het ogenblik ligt het rond de 14. Voor veel oudere mensen is dat een winstpunt omdat ze het prettiger vin den hun dagen te vullen met andere activiteiten dan wer ken Maar er zijn volgens de beei van Zonneveld ook nog heel wat bejaarden vooral mannen die graag in het arbeidsproces willen blijven Sommige doen dat om de extra verdiensten, anderen u;i gevoelens van status, prestige of om de sociale contacten. Zowel door de gezondheids zorg als door de mogelijk heid om te werken wil men bereiken dat bejaarden zo veel mogelijk de vrijheid houden om hun leven in te richten zoals ze dat zelf wil len Ook dat is volgens het cahier een beginsel voor een verantwoorde beiaardeng Het programma „Zienswij ze" voor de NOS gepre senteerd door de heer J- van Belle, oogst veel interesse en ook wel vinnige spot. Mijn eigen reacties gaan op en neer tussen deze twee uitersten- maar ik geloof de spotters niet wanneer ze zeggen, dat alleen warhoofden geïnteresseerd kunnen zijn in de aangesneden onderwerpen. Ik heb nogal een hekel aan woorden als „kosmische einergie", „astraal lidhaam" en „etherisch dub bel". maar als iemand die ik niet op het eerste oog voor een gek aanzie, vertelt van telepathische ervaringen, luis ter ik geboeid. De laatste uitzending, een paar weken geleden, ging over het „uittreden" uit het eigen lichaam. Een van de deelne mers vertelde daarover uitvoe rig en boeiend. Wat mij bij zonder trof was zijn nadruk kelijke mededeling, dat hij deze uitstapjes naar andere sferen niet zelf naar eigen willekeur organiseerde, maar dat hij „gehaald en gebracht" werd. Toen daarop Van Belle sprak over een onderzoek waardoor aangetoond zou zijn, dat van een aantal studenten dertig procent soortgelijke er varingen kende, zette de bio loog "Hilleni-us daar vraagte kens bij. Hij kon, zei hij, zich niet voorstellen, dat zulk een gegeven, als het reëel was. aan de aandacht van de exacte wetenschappen ontsnapt zou zijn. Hij had dan ook het ge voel te verkeren in een gezel schap van mensen die over tuigd zijn. dat de aarde plat is Dat soort van gezelschap pen weet Van Belle ook altijd wel bij elkaar te brengen. Maar het argument blijft merkwaardig. Ontdaan van zijn sceptische aankleding komt het hierop neer, dat er geen nieuwe dingen ontdekt kunnen worden of zelfs: dat al datgene wat buiten de aan dacht blijft of tot nu toe ge bleven is van de exacte we tenschappen, niet echt bestaat of onzin is. Als dat zo is, zijn er nauwelijks nog nieuwe ont dekkingen te verwachten en zijn ook de zogenaamde mens wetenschappen die wel aan dacht besteden aan verschijn selen waarvoor de exacte we tenschap geen belangstelling toont, niet meer dan wat on zin. Hoe zit dat nu? Ik kan het probleem niet oplossen, maar ik denk, dat de uitspraak van de paragnost over het onvrij willige karakter van zijn uit tredingen een aanwijzing geeft. Die uittredingen zijn voor hem niet iets wat hij doet. maar iets dat hem over komt. Als hij ermee wil expe rimenteren, moet hij maar af wachten tot het hem gebeurt; hij kan het verschijnsel niet naar zijn hand zetten. De ge beurtenissen liggen niet in de actieve, maar ijl de passieve zone van zijn bestaan; zij ver tegenwoordigen een vorm van leven, die hij niet zelf con strueert, een gevoeligheid die er niet zou zijn als ze door eigen keuze moest ontstaan. Dat is nu juist het gebied waarvan de exacte weten schappen zich afwenden Hun houding is actief, experimen terend. construerend. Een van de axioma's waarop zij steu nen is dat wij datgene begrij pen en kunnen verklaren wat we zelf construeren. Kennen is kunnen, rationaliteit is ope- rationaliteit. Wat ons overkomt, kunnen wij niet en doorgronden we niet. Telepathische ervaringen, dichterlijke inspiratie en plot- se' bi 'lei' invallen lijken van buiten ons kennen en kunnen te komen, 'ij sne en zich niet in onze bewuste en actieve zone af. Het is daarom mis. schien niet zo te verwonderen, dat zij buiten de aandacht van de actieve wetenschap blijven. De gelijkstelling van wat voorwerp is van exacte weten schap met wat echt bestaat en zinvol is, wekt de irritatie op, omdat zij in termen van we tenschappelijkheid een ziens wijze vertolkt die naar mijn mening onze cultuur zonder meer bedreigt, nl. de overi ui- ging, dat de zin van het be staan wordt bepaald door de activiteit en door niets anders. Een tegengif tegen deze over tuiging is dus altijd welkom, ook al roept het allerlei pro blemen op. JACUES LEVIJ

Krantenbank Zeeland

de Vrije Zeeuw | 1974 | | pagina 15