WAAROM KOPEN OLIESJEIKS „ONZE" AANDELEN?
ZIENSWIJZE
„BEJAARDEN HEBBEN
OOK REET OP WERK"
Prof. BOSMAN over de OLIEDOLLARS
„Alternatieve
landbouw doet
milieu meer
kwaad dan
kunstmest- boer"
99
lirique, olijf,
60,-
Geen zorgen
I anden- Via de EEG,
Rust en orde
Geen angst
Nieuw
PROF. A. SCHUFFELEN
Kundig
Voeding
DOOR
CORK
VFRHOElEN
14
lingen pelngen pelngen- peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen „p ingen
[wgen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen pe^ingen peilingen
peilingen „peilingen .peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen ^peiling
EILINGEN peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen
:ige, acetaat/nylon (38-46)
ilon:
huwelijken:
liMISMAKING GEZOCHT
rettige en betrouwbare mal?/fkr,bemi'
:au voor oersoonlljke huwelijk
VOOR GRATIS BOEKJE
CENTRUM EUROPA
Beverwijk leletoon U2510-.5W0'
NT; BARONIELAAN 275
.EFOON 01600 56242
JONGEMAN 3' c s!
kennismaking met
vouciig melsTeaefelftk
van ongeveer ae
Alleen serieU „1 reto
r srss c
blad.
HUWELIJK 1
ÏÏSÏP.ÏÏS S3S
"stichting lande:
centrum voo
HUWELIJKSCONTA
Adres: Prinsenïaan
tel. 030-760630 He
ontstaan d^_hou\velijl
vler Ievenst>escn°uon^
reius en 3^ 00
or, Vra^
ingeschrevenen. «I
gratis) in' ^p fnd^
ppn goede .,ei
UN
1 KRANS
JION
jaai nuwe-
;en uitste
opgebouwd
lichting en
_eling
JR DE
GEZICHT
)ST t)US- 1254
elbergen ï3
gehandicapt
nmg karak-
ing met ne
laar Kleine
Br o nr
sN
43 jaar
gescheiden
zde moeder
en bezwaar,
inderen Br.
(gratis) iihIBb—
u een ^oe^ffieke «'e!
over de spec fg
over de specifi^
Erkend door
T OEZÏCHTl
,/EK 40 jaar. TiT»
ennismaking *en
30-40 jaar trrfzEKERÜ**
o. no. HK
been.
Prof. H. Bosman
Wat is er eigenlijk aan de
hand met het „oliekapi
taal"? Waarom proberen de
rijke olielanden grote pak
ketten aandelen te kopen
van industriële bedrijven in
West-EuroPa, de Verenigde
Staten en Japan? Er is on
langs een lijst bekend ge
worden met namen van zo'n
150 grote ondernemingen
waarvoor „de Arabieren" be
langstelling zouden hebben.
Er staan maar liefst 25 Ne
derlandse bedrijven op dat
staatje. Arabische beleg
gingsdeskundigen hebben
zich in de industrielanden
gevestigd om de industriële
kat goed uit de boom te kij
ken.
Enkele cijfers om enig
idee te geven om welke on
voorstelbaar grote bedragen
het gaat. Professor dr. H.
Witteveen, eens onze minis
ter van Financiën en nu pre
sident van het Internationaal
Monetaire Fonds, heeft on
langs berekend dat de olie
landen dit jaar zeker voor
een waarde van 140 miljard
gulden aan dollars over zul
len hebben waarvoor ze geen
bestemming hebben! Tot en
met september van dit jaar
belegden die landen voor 70
miljard gulden (in dollars)
in de Verenigde Sta en en
West-Europa. In Londen de
poneerden ze voor een waar
de van 33 miljard gulden
(aan dollars) in verschillen
de muntsoorten- Dat bedrag
is direct opvraagbaar.
Op bet ogenblik hebben de
geldreserves in de wereld
een waarde van ruim 200
miljard dollars. Vorig jaar
was die reserve ongeveer 186
miljard dollars. De westerse
industrielanden bezaten vorig
jaar 65 procent van die re
serves. Nu nog 58 procent
van die aanzienlijk gestegen
reserves. De olielanden zagen
hun aandeel in dat enorme
kapitaal stijgen van 6 tot 18
procent. De ontwikkelings
landen dreigen helemaal
geen deel van die reserves
over te houden.
Onze redacteur Jacques
Levij vroeg de Tilburgse
hoogleraar en deskundige op
het gebied van het geld-,
kre liet- en bankwezen, Pro
fessor dr. H. W. J. Bosman
wat de achtergronden van de
strijd om de petrodollars
zijn.
POKERSPEL MET HET
GEZOND VERSTAND
TILBURG „Eerst wat theorie als we gaan praten over
de oliedollars. De normale economische gang van zaken is
dat de afnemer (een land) minder goederen koopt als de
producent (ander land) z'n prijzen verhoogt. Op die ma-
nier krijgt de betalingsbalans van het importerende land
wat ruimte. Het kan wat meer naar het duurder geworden
land exporteren. Verdient daarmee wat meer geld. Zo
ontstaat er weer een zeker evenwicht. Ten koste, overi
gens, van een stukje welvaart", aldus professor Bosman.
Er is nu echter een bijzondere toestand ontstaan. De grote
olie-exporterende landen uit het Midden-Oosten ontvan
gen enorme hoeveelheden dollars voor hun olie. Ze kun-
i nen dat geld onmogelijk allemaal gebruiken voor het kopen
van goederen (en diensten), vooral kapitaal-goederen, in
de industrie-landen (hun olie-afnemers). Wat zouden ze
1 met al die goederen moeten doen? Wat heb je, bijvoor
beeld, aan een enorme hypermoderne fabriek als je die
I niet kunt laten draaien
„Oliesjeiks" en hun ministers vergaderen tegenwoerdig, sinds de oliecrisis, erg
veel: ze hebben elkaar gevonden en daarmee hun macht.
De voornaamste mogelijk-
heid voor hen is hun oliedol
lars te beleggen, in de geïn
dustrialiseerde landen die hun
olie kopen. Dan immers vloei
en die dollars terug naar de
olie-importerende landen. Die
olielanden kopen dan voor hun
geen goederen of dien-
sten. Daarmee kunnen ze im
mers niet veel beginnen. Ze
kopen schuldbekentenissen, of
aandelen. Bestaande of nieuwe
I waardepapieren, dus.
Prof. Basman: „Men moet
goed begrijpen diat er bij oma,
de industrielanden, een echte
crisissituatie zou ontstaan;, als
de olierijke landen hun enor
me hoeveelheden dollars vast
ouden houden. Gewoon, om-
M wij geen dollars genoeg
wtden hebben om hun olie te
kopen. Een Uquidliteitscrisis
8*1 dat zijn. Zij, dire olielan
den, moeten dius bij ons waar
depapieren kopen en ze beta
len daarvoor met dollars. In
principe ontstaat er daardoor
evenwiaht in de betalingsba
lansen".
De oliestroom naar die geïn
dustrialiseerde landen moet
blijven lopen. En daardoor
moeten die landen voortdu
rend dollars betalen. Die moe-
kn ze zien te verdienen. De
oüeimpoirterende landen moe
ten er voor zorgen dat ze mo-
jplijkheden scheppen om olie
dollars te verdienen. Ze moe-
Jen dus voldoende langlopende
beleggingsobjecten hebben. Ze
dienen zekerheden te schep
en voor de olielanden, opdat
6e hun dollars kunnen laten
•eragvloeien naar de industrie
landen. Er zijn allerlei vormen
voor die zekerheden denk
baar.
„De Europese Gemeenschap
SÜj bijvoorbeeld, onlangs
«sloten bij de olielanden geld
gaan lenen. Dat geld kan
an worden doorgeleend naar
«hdstaten die een doldarte-
"ebben, vooral Dememar-
r,1Italië, Frankrijk en
I root"Brittannië".
h die richting moeten we
I ss'nS zoeken, meent
I t. 'ess"r ®0SIhan. „We moe-
tin Van de korte termijn le-
Vi'en naa'r de lange termijn
V'-ngen". Er zijn verschillen-
I ^"gelijkhedern om die dol-
I bCk Joggen voor de Ara-
I s. n r®cbtetree-kse leningen
I o- L*°a'erse landen, door ze
I r.ouw ?n te plaatsen, door
I bestaande aandelen
SevdTL. ontstaat in ieder
I van a ^"rtdurende schuld
h« °lleimPorterende lan-
landen. olie-exporterende
1 daarover geen zor-
*oiw .?eld groeit m.i. in de
CT,en Ut "^t dat de
van door levering
goederen of diensten die
eniorrile sGhuidenlaist. fcuinnein
afbetailen".
Het is wel dringend nodig
dat de industrielanden nieuwe
mogelijkheden scheppen om
oliedollars te blijven aantrek
ken. „De industrielanden moe
ten dat, zo geloof ik stellig,
gezamenlijk doen. Er komt pas
weer een zeker evenwicht in
de toetalinigsbaliansen als ei'
nieuwe schuldbekentenissen
ontstaan met een zekere ga
rantie voor wat de waarde be
treft".
De olielandenkrijgen In le
der geval grote belangen in de
industriële bedrijvigheid van
de olieimporterende industrie
landen. Ze hebben er dan ook
alle belang bij, zegt professor
Bosman, dat in die landen
geen economische of andere
crisis ontstaat. Dat rust en or
de er bewaard blijven. Ze
gooien immers hun eigen eco
nomische glazen in als ze aan
het bewaren van die rust en
orde niet meewerken door een
economische chaos te veroor
zaken.
Professor Bosman vinidt het
„zeer versitandiig" dat de EEG
met de olielanden uit het Miid»
den-Oosten wil overleggen
over de manier waarop het
beste de kortlopende schulden
in langlopende kunnen worden
omgezet.
Er moeten waterdichte rege
lingen 'komen voor de krediet
ver le niing, voor de rentevoet
en over de beste manier om
de schuilden te vereffenen.
„Het is jiammer dat de moge
lijkheden voor dat overleg
vertroebeld worden door de
eis van Arabische olielanden
dat ook de Palestijnse Bevrij
dingsorganisatie aan dat ge
sprek moeten meedoen. Ik
vind het juist dat er westerse
landen ziijn die dat weigeren.
De PLO heeft geen olie. Ze
probeert slechts politieke
munt te slaan uit een vraag
stuk dat in feite economisch
is. Zulk een eis staat een ver
standige oplossing in de
weg".
Professor Bosman wil in dit
verband wel kwijt van mening
te zijn dat de EEG aan zo'n
gesprek waarbij de PLO ver
tegenwoordigd is, niet moet
beginnen. „Wij moeten ook de
positie van een benard Israël
in de gaten houden Wij moe
ten ook streven naar een be
hoorlijk evenwicht tussen Is
raël en de Arabische landen.
We moeten in ieder geval al
leen zaken doen met verant
woordelijke regeringen".
Olielanden uit het Midden-
Oosten lijken nu van plan te
zijn op tamelijk grote schaal
financiële belangen te verwer-
Niet alleen de olie stroomt naar het westen, hier in de haven van Mena-Al-Ahmadi
in Koeweit, maar sinds kort ook de dure dolla.rs, die voor die olie betaald zijn.
ven in bestaande, meestal zeer
grote ondernemingen in in
dustrielanden. „Ja, ze kopen
aandelen. Ik heb daarover
geen angst. Het betekent na
melijk beslist niet dat ze in
vloed van betekenis kunnen
gaan uitoefenen o.p het beleid
van die ondernemingen. Er
zijn immers tegenwoordig vele
mogelijkheden om zo iets op
een redelijke manier in de
hand te houden. De macht van
aandeelhouders, zeker in ens
land, is steeds meer aan ban
den gelegd. Ondernemingsra
den hebben steeds meer in
vloed gekregen. Het feitelijk
bestuur van een grote onder
neming heeft meer macht dan
de aandeelhouders. Ik zie niet
dat aandeelhouders het be
stuur van een grote onderne
ming werkelijk kunnen over
nemen- Ze bunnen wél een
bod doen op pakketten aande
len. Maiar diat garandeert nog
niet, door allerlei beveiligin
gen, dat ze de leiding in han
den krijgen".
Wat. die hele situatie vereist
is duidelijk, vindt professor
Bosman. Ooik voor de rijke
olielanden uit het Midden
oosten Die leveren olie. De
industriële landen kunnen die
olie alleen maar kopen a'ls ze
dollars genoeg hebben. De
olielanden kunnen daarin
voorzien door dollarleningen
op lange termijn te geven.
„Dat is een nieuwe toestand.
Want tot voor de oliecrisis
was het Westen steeds het ge
bied dat kapitaal exporteerde
naar andere landen. Dr. M.
Weisglas heeft onlangs voorge
steld in de ontwikkelingslan
den investeringsmaatschappij
en op te richten. Die kunnen
dan dollars lenen van de olie
landen. Het industriële Westen
en Japan kunnen dan
hun produkten leveren aan die
landen en krijgen er oliedol
lars voor. Ik vind dat een
goede gedachte".
Verontrustend vindt profes
sor- Bosman diait het overleg
tussen de industrielanden en
de Arabische lanc'en warrit be
moeilijkt dooi- politieke in
vloeden.
„Men moet zich realiseren
wat er zou gebeuren als er
tussen deze groepen geen
overeenstemming zou komen.
Als die olielanden hun petro
dollars niet zouden kunnen, of
willen, besteden in de indus
trielanden. in de Verenigde
Staten, West-Europa of Japan.
Als die olielanden blijven zit
ten op hun dollars. Dan wordt
de toestand uiterst gevaarlijk,
Dan ontstaat er in die indius-
trielanden een tekort aan dol
lars, een Iiqudd'itedtserisis. Die
ban de hele wereld meesle
pen"
„Maar ik geloof dat de Ara
bieren heus wel weten diait ze
hun dollars op lange termijn
moeten beleggen in het Wes
ten en dat ze zulk een herbe
legging niet onmogelijk moe
ten maken Dat is ook hun
belang".
Professor Bosman wijst erop
dat het betalinigsbalanspro-
bleem is opgeheven als de
oilieliamjdien waardepapieren in
de industrielanden kopen. De
oliedollars komen dan naar die
landen terug. De liquiditeit
van die landen blijft dan be
houden.
„Men voorkomt daardoor
een deflatie (onderbesteding).
Maar zo'n politiek brengt geen
nieuw monetair evenwicht.
Het iis economisch van het
grootste belang dat de indus
triële landen niet minder
(moeten) gaan besteden. Ka
pitaalimporten maken het hun
mogelijk hun bestedingen op
pe-il te houden".
„Voor mij staat vast", zo
vervolgt professor Bosman,
„dat een oplossing van het
vraagstuk van het overschot
aan petrodollars aan de ene
kant en van een betalingsba
lanstekort aan de andere kant
alleen door een gezamenlijk
optreden van beide landen
groepen kan worden opgelost.
Er moet een hanteerbare rege
ling komen De industrielan
den moeten daarbij heel goed
m de gaten houden, dat ze één
lijn dienen te trekken. Anders
worden ze tegen elkaar uitge
speeld. Er wordt nu, ook op
dit terrein, een pokerspel ge
speeld. Welnu, ook de indus
trielanden kunnen de zaak
vast laten lopen Dat weten de
olielanden uit liet Midden-
Oosten best. Ik heb er dan ook
vertrouwen in dat het gezonde
nen"* ia' Slaan win-
(Van een onzer verslagge
vers)
WAGENINGEN Biolo-
giSch-dyniamisch geleide be
drijven en andere bedrijfjes,
die geen kunstmest gebrui
ken, vervuilen het milieu
méér dan de boer, die wel
kunstmest toepast. De zoge
naamde idealisten zijn „mi
lieuvriendelijke milieu ver-
vuiilers."
Dat zei prof.dr. A. Schuife
len gisteren tijdens z'n af
scheidsrede aan de Land-
ooiuw Hogeschool, Hij is daar
hoogleraar geweest in de be
mestingsleer. Volgens prof.
Schuffelen wordt er enorm
veel onzin verbocht over be
mesting en het effect daar
van op het milieu. Dat komt,
omdat „niet meer de deskun
digen, maiar de zogenaamd
geëngageerden maar in feite
onkundigen overal het hoog
ste woord hebben."
Met name de opvatting, dat
kunstmest een vam de „grote
boosdoeners" zou zijn voor
de milieuvervuiling door fos
faat en stikstof, werd door
heim met kracht van die hand
gewezen.
De bescheiden milieuveront
reiniging, die door deze
kunstmest ontstaat, is zijn
inziens onontkoombaar, om
dat we nu eenmaal voldoen
de voedsel moeten produce
ren.
Aan de totale milieuvervui
ling door fosfaat draagt deze
uitspoeling overigens nauwe
lijks bij vertelde prof.
Schuffelen; ze bedraag na
melijk minder dan vijf pro
cent.
Aan de hand van een theore
tisch modal heeft men ook
kunnen uitrekenen in welke
mate de verschillende be
mestingsmethoden een bij
drage leveren aan de vervui
ling door stikstof. Van elke
100 kilo stikstof, die in de
vorm van kunstmest wordt
„toegediend", komt 20 kilo in
het „drainwater" terecht en
kan daardoor 'n bijdrage le
veren aan de milieuvervui
ling.
Bij het gehrudk van organi
sche mest wordt eenzelfde
percentage uitgespoeld, maar
om dezelfde oogst te berei
ken moet de boer wel drie
maal zoveel stalmest op z'n
land strooien. De vervuiling
wordt daardoor ook drie
maal zo groot.
Prof. Schuffelen trekt daar
uit de conclusie, dat de mi
lieuverontreiniging bij de
toepassing van organische
mest enige malen hoger is
dan bij het gebruik van
kunstmest.
De enorme rol, die de kunst
mest in de voedselproduktie
heeft gespeeld, werd tijdens
de afscheidsrede van prof.
Schuffelen aangetoond met
behulp van enikele cijfers.
In de Middeleeuwen bedroeg
de graanopbrengst in West-
Europa gemiddeld 800 kilo
per hectare. Door het ge
bruik van stalmest kón die
opbrengst in de volgende
eeuwen worden verhoogd tot
rond 2000 kilo, maar de wer
kelijke vergroting vain de op
brengst kwaim pas tot stand
na invoering van de kunst
mest- 5000 kilo graan per
hectare.
Om die opbrengst te halen
moet aan de grond rond 300
kilo kunstmest per hectare
worden toegevoegd. Voor
heel Nederland betekent dat
een jaarlijks verbruik van
600 miljoen kilo kunstmest.
Door het gebrudJk daarvan is
het mogelijk geworden zo
veel, voedsel te produceren,
dat iedereen ruim voldoende
heeft. Prof. Schuffelen heeft
uitgerekend, dat we bij een
kunstmestloze landbouw niet
meer voedsel zouden kunnen
produceren dan voor zes a
zeven miljoen mensen.
Over de veryulling door
kunstmest zied de scheidende
hoogleraar, diat die in ieder
geval laiger lag dan de ver
vuiling door organische mest
(stalmest). Hij heeft uitgere
kend, dat er bij de toepas
sing van kunstmest 300 tot
500 gram fosfaat „uitspoelt",
waardoor milieuverontreini
ging optreedt. Bij toepassing
van organische mest is dat
meestal meer.
De gunstige positie van
kunstmest in vergelijking
met orgaindische miest wordt
echter alleen bereikt bij des
kundige toepassing. „Ook
hier moet weer geconclu
dieerd worden, dat pas goed
bemest kan worden, indien
men voldoende kennis van
zaken heeft, waarbij aan de
ze kennis bij de toepassing
van kunstmest hogere eisen
moeten worden gesteld dan
tnj gehrudk van organische
meststoffen", zegt hij.
Uit edigen ervaring meende
hij te kunnen beweren, dat
„de boeren, die voedsel pro
duceren, terzake kundig zijn
en goed worden voorgelicht,
zodat fouten in de bemes
ting tot de uitzonderingen
behoren."
Die kundigheid ontbreekt
bijvoorbeeld wel bij veel al
ternatieve landbouwers,
meent hij, ma-ar dat is niet
erg, omdat door die „ama
teurs" alleen organische
mest wordt toegepast. Het
eten van hun produkten is
daardoor vrijwel zonder risi
co.
Het is e-ahter een „onwaar
heid" als men zeigt, dat
kunstmestloos gekweekt
voedsel beter is dan voedsel
diat met kunstmest wordt ge
kweekt, zei prof. Schuffelen
en hij „heeft een hekel aan
onwaarheden."
Op het ogenblik maakt het
land waarop men zonder
kunstmest werkt slechts
0,2% uit van het totale land
bouwareaal en hij gelooft
daarom niet, dat deze ten
dens enig gevaar in z-ich
bergt. „Zolang dat areaal on
der de 5% van het totaal
blijft behoeven we ons geen
zorgen te maken en kunnen
we de enthousiaste produ
centen en consumenten hun
plezier gunnen."
(Van een onzer verslagge
vers)
LEIDEN Als bejaarden
willen werken, moet er ar
beid voor hen beschikbaar
zijn. Dat schrijft de arts R.
van Zonneveld in het zojuist
verschenen cahier „Oud zijn
in onze Maatschappij" van
de stichting Biowetenschap-
pen en Maatschappij.
De heer Zonneveld gaat uit
van een aantal beginselen
die volgens hem ten grond
slag moeten liggen aan een
aangepaste bejaardenzorg.
Een van die beginselen is dat
bejaarden dezelfde rechten
en plichten hebben als jonge
ren Dat kan betekenen dat
ze aanspraak moeten kunnen
maken op dezelfde medische
voorzieningen als mensen die
nog in het arbeidsproces zit
ten, maar dat impliceert ook
dat ze moeten kunnen wer
ken als ze dat willen.
Het percentage werkende be
jaarden is de laatste jaren
vcortdurena gezakt. Tussen
1941 en 1960 liep dit percen
tage voor mannen boven de
65 terug van 35naar 19,9.
Op het ogenblik ligt het rond
de 14. Voor veel oudere
mensen is dat een winstpunt
omdat ze het prettiger vin
den hun dagen te vullen met
andere activiteiten dan wer
ken Maar er zijn volgens de
beei van Zonneveld ook nog
heel wat bejaarden vooral
mannen die graag in het
arbeidsproces willen blijven
Sommige doen dat om de
extra verdiensten, anderen
u;i gevoelens van status,
prestige of om de sociale
contacten.
Zowel door de gezondheids
zorg als door de mogelijk
heid om te werken wil men
bereiken dat bejaarden zo
veel mogelijk de vrijheid
houden om hun leven in te
richten zoals ze dat zelf wil
len Ook dat is volgens het
cahier een beginsel voor een
verantwoorde beiaardeng
Het programma „Zienswij
ze" voor de NOS gepre
senteerd door de heer J- van
Belle, oogst veel interesse en
ook wel vinnige spot. Mijn
eigen reacties gaan op en neer
tussen deze twee uitersten-
maar ik geloof de spotters niet
wanneer ze zeggen, dat alleen
warhoofden geïnteresseerd
kunnen zijn in de aangesneden
onderwerpen. Ik heb nogal
een hekel aan woorden als
„kosmische einergie", „astraal
lidhaam" en „etherisch dub
bel". maar als iemand die ik
niet op het eerste oog voor
een gek aanzie, vertelt van
telepathische ervaringen, luis
ter ik geboeid.
De laatste uitzending, een
paar weken geleden, ging over
het „uittreden" uit het eigen
lichaam. Een van de deelne
mers vertelde daarover uitvoe
rig en boeiend. Wat mij bij
zonder trof was zijn nadruk
kelijke mededeling, dat hij
deze uitstapjes naar andere
sferen niet zelf naar eigen
willekeur organiseerde, maar
dat hij „gehaald en gebracht"
werd.
Toen daarop Van Belle
sprak over een onderzoek
waardoor aangetoond zou zijn,
dat van een aantal studenten
dertig procent soortgelijke er
varingen kende, zette de bio
loog "Hilleni-us daar vraagte
kens bij. Hij kon, zei hij, zich
niet voorstellen, dat zulk een
gegeven, als het reëel was.
aan de aandacht van de exacte
wetenschappen ontsnapt zou
zijn. Hij had dan ook het ge
voel te verkeren in een gezel
schap van mensen die over
tuigd zijn. dat de aarde plat
is Dat soort van gezelschap
pen weet Van Belle ook altijd
wel bij elkaar te brengen.
Maar het argument blijft
merkwaardig. Ontdaan van
zijn sceptische aankleding
komt het hierop neer, dat er
geen nieuwe dingen ontdekt
kunnen worden of zelfs: dat al
datgene wat buiten de aan
dacht blijft of tot nu toe ge
bleven is van de exacte we
tenschappen, niet echt bestaat
of onzin is. Als dat zo is, zijn
er nauwelijks nog nieuwe ont
dekkingen te verwachten en
zijn ook de zogenaamde mens
wetenschappen die wel aan
dacht besteden aan verschijn
selen waarvoor de exacte we
tenschap geen belangstelling
toont, niet meer dan wat on
zin.
Hoe zit dat nu? Ik kan het
probleem niet oplossen, maar
ik denk, dat de uitspraak van
de paragnost over het onvrij
willige karakter van zijn uit
tredingen een aanwijzing
geeft. Die uittredingen zijn
voor hem niet iets wat hij
doet. maar iets dat hem over
komt. Als hij ermee wil expe
rimenteren, moet hij maar af
wachten tot het hem gebeurt;
hij kan het verschijnsel niet
naar zijn hand zetten. De ge
beurtenissen liggen niet in de
actieve, maar ijl de passieve
zone van zijn bestaan; zij ver
tegenwoordigen een vorm van
leven, die hij niet zelf con
strueert, een gevoeligheid die
er niet zou zijn als ze door
eigen keuze moest ontstaan.
Dat is nu juist het gebied
waarvan de exacte weten
schappen zich afwenden Hun
houding is actief, experimen
terend. construerend. Een van
de axioma's waarop zij steu
nen is dat wij datgene begrij
pen en kunnen verklaren wat
we zelf construeren. Kennen
is kunnen, rationaliteit is ope-
rationaliteit.
Wat ons overkomt, kunnen
wij niet en doorgronden we
niet.
Telepathische ervaringen,
dichterlijke inspiratie en plot-
se' bi 'lei' invallen lijken van
buiten ons kennen en kunnen
te komen, 'ij sne en zich niet
in onze bewuste en actieve
zone af. Het is daarom mis.
schien niet zo te verwonderen,
dat zij buiten de aandacht van
de actieve wetenschap blijven.
De gelijkstelling van wat
voorwerp is van exacte weten
schap met wat echt bestaat en
zinvol is, wekt de irritatie op,
omdat zij in termen van we
tenschappelijkheid een ziens
wijze vertolkt die naar mijn
mening onze cultuur zonder
meer bedreigt, nl. de overi ui-
ging, dat de zin van het be
staan wordt bepaald door de
activiteit en door niets anders.
Een tegengif tegen deze over
tuiging is dus altijd welkom,
ook al roept het allerlei pro
blemen op.
JACUES LEVIJ