Kleine spaarder
wordt bestolen
teruggeven in
onverwachte resultaten
J
taresse
Staatssecretaris Schaefer
over stadsvernieuwing:
uitgave
PROF. DR. J. WEMELSFELDER:
tepel vallende
ruk in nostalgische sfeer.
kraagje, gerimpeld
lus-knoop-sluiting valt
cwart klokkende rok.
leestre,
i¥- i
«tófc';...
v.
ft*
vV
fS4
110.-
h
en oorartsen zoeken per
of eerder
DAK
\r -
m-t -it -J
:l
EINDHOVEN De kleine spaarder in ons land wordt bestolen. Bestolen van zijn spaar
centen!
Dat is de mening van prof. dr- J. Wemels felder, die heeft berekend dat de spaarder in
ons land de afgelopen jaren niet rijker doch in feite armer is geworden. In 1971 verloer de
spaarder zo'n 2,4 procent, in 1972 2,8 procent en in 1973 2 procent. Oorzaak van dit ver
lies zijn de prijsstijgingen als gevolg van de geldontwaarding en de fiscale inhoudingen
op rente.
Volgens prof. Wemelsfel-
der is de kleine spaarder er
im ons land bijzonder slecht
aan toe. Spaarders die over
een behoorlijk kapitaaltje
beschikken kunnen van de
traditionele spaarvormen af
stappen en hiun geld gaan
steken in grond, antiek, sie
raden, wijnen, postzegels etc.
Weliswaar alle uiterst specu
latieve beleggingen maar met
een redelijk uitzicht op een
behoorlijk rendement. De
kleine spaarder kan daar
nooit aan beginnen. Deels
omdat hij over te weinig
kennis van deze zakqn be
schikt. deels omdat hij over
het algemeen niet over vol
doende geld daartoe be
schikt.
Aanschaf vam duurzame
gebruiksgoederen heeft ook
al weimiig zin De wasmachi
ne, vaatwasser en kleuren-
t.v. stijgen nX haast niet
meer in prijs. Daar zit voor
de kleine spaarder geen
winst in. Het klinkt erg
hard, maar je zou volgens
prof. Wemelsf elders eco
noom aan de Eindhovense
TH rustig kunnen stellen,
dat de kleine spaarder in ons
Land niet meer aan bod
komt. „Wat er gebeurt is
diefstal. Diefstal van de
spaarcenten van de kleine
man" aldus de econoom, die
in dit licht wijst op de bij
zonder netelige positie van
de lijfrente- en pensioentrek
kers. „Dat is helemaal grof.
als ie ziet wat die mensen
uiteindelijk van hun jaarlijks
gespaard bedrag overhou
den.
Het kwaad van dit alles
schuilt in de prijsstijgingen,
veroorzaakt door de inflatie.
Prijsstijgingen, die voor wat
betreft de particuliere con
sumptie door het Centraal
Planbureau dit jaar al ruim
op 1,2 procent berekend woe
den. Een kwaad dat met
de thans geldende bankren-
tes niet meer te bestrijden
is.
Duidelijk beter af zijn, al
dus die Eindhovense profes
sor, de spaarders geweest die
hun geld in eigen wonigen
hebben gestoken. Hun „spa
ren" werd wél beloond met
een positief rendement.
Prof. Wemelsfelder: „Ik
heb als voorbeeld genomen
de periode 1963-1973. In die
periode stegen de gemiddel
de kubieke meterprijzen van
nieuwbouw van 63 gulden
tot 137 gulden, een stijging
van iets meer dan 100 pro
cent. De gemiddelde hypo-
theeKpercentages namen in
diezelfde periode toe van
4,81 procent tot 7,94 procent.
Dat betekent dat iemand die
in 1963 tegen de gemiddelde
hypotheekrente van dat jaar
een nypotheek heeft afgeslo
ten (4,81%) (10 jaar vast),
geprofiteerd heeft van be
rekend op basis van samen
gestelde interest 9 procent
gemiddelde prijsstijging voor
nieuwbouw. Rekening hou
dend met het feit, dat je de
waarde van een huis natuur
lijk niet helemaal gelijk
kunt stellen met de waarde
stijging van de nieuwbouw
je moet er altijd iiets aftrek
ken betekent dat nog al
tijd een groot verschil. In
feite heeft de man zelfs nog
meer verdiend als je reke
ning houdt met het fiscale
voordeel, dat deze hypo
theeknemer geniet als gevolg
van de fisoale aftrekbaarheid
van de hypotheekrente. Je
kunt dus zonder meer stel
len, dat de man die in de
afgelopen periode een huis
kocht, goed af is geweest-
En dat er dus duide
lijk sprake is van een discri
minatie tussen diegene die
spaart en zijn geld in spaar -
vorm aanhoudt en diegene
die een huis koopt en daarop
tenminste tot nog toe
altijd heeft verdiend in de
vorm van waardestijging".
Volgens prof. Wemelsfel
der wordt het hoog tijd dat
het Nederlandse, sparend,
publiek beter geïnformeerd
wordt over de werking van
de inflatie en daardoor min
der dan voorheen het slacht
offer wordt van, wat men in
het vakjargon noemt, de geld-
illusie. De spaarder dient er
zich bewust van te worden
dat wanneer hij bijvoorbeeld
10.000 gulden spaargeld be
schikbaar stelt in de vorm
van een lening, hij met de
huidige rentevoet over tien
jaar minder dan 10.000 gul
den aar, koopkracht van dit
moment terugontvangt". De
spaarders zullen in deze situ
atie nu moeten gaan overwe
gen wat voor hen voordeliger
is: schulden maken of. -
meer sparen. Een beslissing
daarover ban ik niet nemen,
omdat ik natuurlijk niet kan
voorspellen hoe de prijsstij
ging zich in de toekomst gaat
ontwikkelen. Als econoom
kan ik eohter wel zeggen'
Denk erona, als je een spaar-
beslissing neemt, overweeg
dan wat voordeliger
is.
Zal het sparend publiek de
taalgewoonte herzien van
sparen vooraf naar sparen
acnteraf, dan bestaat aldus
Wemelsfelder, de mogelijk
heid to. het stijgen van de
rentevoet naar een niveau
waarop de spaarder in de
loop der jaren er weer reëel
op vooruitgaat en niet meer
door voortdurende verliezen
de dupe wordt van zijn
spaarzin. „Je zou in dit ver
hand de stelling kunnen ver
kondigen, diat de spaanders
in net verleden te weinig
schulden hebben gemaakt.
Immers, de rentevoet wordt
als iedere prijs voor een be
paald produkt bepaald door
vraag en aanbod. Hoe minder
de mensen sparen, hoe klei
ner hel aanbod van spaar
geld. Hoe meer krediet
wordt afgenomen, hoe groter
Prof. dr. J. Wemelsfelder
de vraag. Anders gezegd,
naarmate de mensen minder
sparen en meer schulden ma
ken neemt het aanbod van
spaargeld af, anderzijds de
vraag naar spaargeld toe en
daardoor stijgt de interest.
Reëel gezien is de huidige
rentevoet negatief. Als je er
nu van uitgaat dat in een
toestand zonder inflatie die
zelfde rentevoet positief
moet zijn, dan betekent dat,
dat hij nu eigenlijk te Laag
is. Dat er teveel gespaard
wordt en te weinig schulden
worden gemaakt.
Betekent dit nu, dat we er
op uit moeten zijn zoveel
mogelijk hypotheek op te ne
men als eigenbouwer? Prof.
Wemelsfelder: „Nee, niet,
zonder meer. In het verleden
is iemand die een hypotheek
opnam weliswaar altijd in
het voordeel geweest. Wat de
toekomst betreft durft echter
niemand een voorspelling te
doen. Ik zou het ook niet
aandurven. De ontwikkeling
van de rentevoet en de ont
wikkeling van de prijzen op
de bouwmarkt zijn immers
niet vooraf te voorspellen.
Daar zal degene die een hy
potheek opneemt zelf zijn
gok op moeten ma
ken.
InmliddeJs blijken verschei
dene banken vanwege de
steeds verdergaande krapte
op de geldmakrt bereid tot
het geven van „bovem-nor-
male" rentes. Zo kreeg een
zakenman m Maastricht van
een bankdirecteur aangebo
den 20.000 gulden op een
spaarrekening te laten staan,
„twee maanden vast", tegen
een rentevergoeding van 10
procent. Prof. Wemelsfelder
hierover: „Dat betekent dam,
dat die bank gemakkelijk
het geld voor korte termijn
kwijt kan tegen een nog ho
gere rente. Dat betekent te
vens dat er zich een soort
„grijze markt", ontwikkelt iin
spaargeld, met een rentevoet
die hoger is dain officieel
aangekondigd.
Deze ontwikkeling duidt
er op, dat er zich op een ge
geven moment een reële
rentevoet gaat manifesteren,
(gelijk als bij een soort zwar
te markt) waar op een gege
ven moment de druk zo
groot groot wordt dat hij de
prijs opschroeft. Voor de
spaarders een gunstig te
ken
JOHN VAN DER HEIJDEN
Staatssecretaris J. L. N. Schaefer
sollicitaties te richten
burgemeestre,
ooydonkstraat 32 Breda
DEN HAAG „Je moet niet
de fout maken te denken, dat
stadsvernieuwing een aflopend
proces is. We kijken nu tegen
een achterstand aan, die we
moeten inlopen op een wijze
die verantwoord is. Stadsvet
uieuwing is niet iets, wat op
houdt. Als je over oplossingen
zit te praten kom je ook dinger
tegen, waar je nog niet uit
bent. Het is belangrijk, dat je
nie* aan één oplossing va'-tzil
en kan discussiëren over ande
re mogelijkheden. Bij stadsver
nieuwing moet je juist concreet
dingen aan mensen laten zien,
dan gaan ze er misschien in
geloven. Het gaaf erom,, hoe
geef je het geloot terug, dat
er onverwachte resultaten kun
nen worden bereikt bij stads
vernieuwing".
Dit zegt staatssecretaris J
L. N. Schaefer (Stadsvernieu
wing) op de vraag, of hij te
vreden is ovei de resultaten,
die zijn bereikt nu hij ruim
een iaat zich als bewindsman
inzet am verval van oude wij
ken en centra van steden te
gen te gaar. en bewoners zo
veel mogelijk goede huizen te
garanderen.
Ais resultaat van een jaau
werken, inclusief vele werk
bezoeken aan gemeenten,
merkt hui op, dat stadsver
nieuwing duidelijk een plaats
heeft gekregen en is erkend.
„Er is nu een filosofie over
stadsvernieuwing, waarbij
men zich afvraagt: Hoe doen
we het? Stadsvernieuwing is
volop in discussie, waarbij
men niet als blanco figuren
aan de kant kan blijven staan.
Mijn beleid staat daarom ook
niet op zichzelf, het is een
soort gezamenlijk beleid,
waarbij ambtenaren van het
ministerie en gemeenten en
bewoners zelf hun ideeën op
tafel leggen. Dan Is er basis
voor goed werk en vruchtbare
discussies over stadsvernieu
wing". i
Er is becijferd, dat de kos
ten van een nationaal stads-
vernieuwingspiogram meer
dan 9» miljard gulden bedra
gen. Waar moet dat geld van
daan komen? Zijn er niet veel
bezwaren tegen de geldver
slindende stadsvernieuwings
plannen?
„De becijfering van negentig
miljard is niet van ons minis
terie afkomstig. Op dit mo
ment kan ik geen prognose
geven, hoeveel alles gaat kos
ten. Natuurlijk leven er be
zwaren tegen onze plannen, ei
zijn mensen, die het niet eens
zijn met ons beleid, die roepen
dat net allemaal weggegooid
geld is. Zij leggen vaak balan
sen naast elkaar en wijzen op
de opbrengst van woningen
die wel en die niet zijn ver
nieuwd. maar zij vergeten, dat
er mensen wonen in die hul
zen en dat je dit niet in ba-
lansoijfers kunt uitdruk
ken".
De bewoners van te ver
nieuwen wijken zijn toch ook
niet allemaal enthousiast?
„Velen van hen verkeren in
onzekerheid, wat er nu precies
met hun wijk en hun huizen
gaat gebeuren. Je zal maar
wonen in een wijk, die vol
gens plannen over vijftien jaar
zal worden afgebroken. Wat
moet je dan doen: blijven of
wachten of je buurt en huis
misschien toch nog worden op
geknapt of zo snel mogelijk
gaan vertrekken? Bij het ma
ken van stadsvernieuwings
plannen is het daarom van
groot belang om door de psy
chologische bezwaren van de
bewoners van te vernieuwen
wijken en woningen heen te
breken. Dit is niet zo eenvou
dig, omdat ook gemeentebestu
ren niet altijd precies weten
wat er allemaal zal en kaïn
gebeuren met oude buurten.
Ik vind het een gezond soort
achterdocht van de mensen".
Kunnen speciale maatrege
len deze achterdocht niet weg
nemen?
„Als je in een wijk bepaal
de woningen aanpakt, kunnen
die projecten als een soort
ANWB-bo'-den functioneren en
verwijzen naar projecten, die
al zijn gerealiseerd. Ik ben er
voorstander van, dat de bewo
ner wordt geconfronteerd met
de resultaten van stadsver
nieuwing waardoor er een
olievlekwerking van kan uit
gaan. Er komen signalen in
een buurt, wanneer een groep
je huizen is opgeknapt en de
resultaten ervan de bewoners
en andere mensen aanspreken.
Dan wordt het zichtbaar inte
ressant voor de buurtbewoners
om te gaan investeren in hun
huizen. Soms is het mogelijk
om in een heel vroeg stadium
al een modelwoning in een
wijk te zetten, waarop de
wijkbewoners opmerkingen
kunnen maken. In de verdere
uitvoering van herstel of ver
nieuwing van huizen kan dan
rekening worden gehouden
met de wensen en eventueel
nieuwe gezichtspunten, die de
mensen zelf naar voren bren
gen. ik kan me anders best de
mentaliteit van de meeste Ne
derlanders voorstellen: eersl
maar eens zien, wat er alle
maal gebeurt en of het di
moeite waard is. Die mentali
teit d'iorbreken is bij stads
vernieuwing erg moeilijk
want het resultaat kan niet
altijd dnect voor honderd pro
cent geslaagd zijn".
fa uw werk geen vechten
tegen le bierkaai bij ongeveer
600.000 krotwoningen en een
jaarlijkse groei van dit aantal
met 20.000?
„Deze cijfers, die wel eens
worden gehanteerd, zijn niet
ihijn uitgangspunten bij be
leidsbepaling. Ik ga uit van
tweehonderd vijftigduizend a
vierhonderdduizend krotwo
ningen, waarbij ik toegeef, dal
onze prognoses gebaseerd zijr
op gebrekkige cijfers. Nu zijl
we zelf bezig met een ondei
zoek, maar een continu stads
vernieuwingsproces kan ji
niet becijferen en met onze
kerheid over de uiteindelijke
bevolkingscijfers blijft het een
sprong in het duister Ook is
er nog een andere handicap
bij het beleid, namelijk een
stuk begrippenveTwarring. In
de ene gemeente wordt alleen
d» term sanering gebruikt,
terwijl een andere volkomen
tegenovergestelde termen be
zigt. Alleen al om een beleids
lijn uit te zetten moet je af
spraken maken over de ter-
nen, die men moet gebruiken.
Vaak wordt ook nog vergeten,
dat stadsvernieuwing niet
uitsluitend iets is van het mi
nisterie van Volkshuisvesting.
Het vereist intensief overleg
met de ministeries van Econo
mische Zaken Onderwijs en
CRM. Het is niet alleen een
zaak van het verbeteren van
een huis, maar er moet aan
dacht worden geschonken aan
de hele leefomgeving in een
buurt. In een te verbeteren
wijk zijn de scholen van be
lang, waarbij je dan bij het
ministerie van Onderwijs moet
aankloppen voor extra leer
krachten in bepaalde buurten.
Of denk aan clubhuizen, die
onder CRM vallen en dan niet
de bruine kroeg te verge
ten".
Hoe probeert u de mensen
warm te maken voor uw idee-
én?
„Wij wenden ons niet alleen
tot gemeenten, maar ook tot
woningbouwverenigingen, die
<iu ook sneller oudere wonin
gen kunnen laten herstellen of
vernieuwen door een ander fi
nancieringssysteem. Wij pro
beren woningbouwverenigin
gen op ideeën te brengen en
die ideeën zijn vaak afkomstig
van ambtenaren of bouwers,
die noig tijdens de periode van
de wederopbouw, vlak na de
oorlog, gedeeltelijk verwoeste
huizen hebben opgeknapt. In
die tijd werden vaak speciale
oplossingen gevonden voor
herstel. In die improvisorische
stijl, met gebruikmaking van
moderne technieken, proberen
we nu ook stadsvernieuwing
aan te, pakken. Oplossingen
vinden voor bepaalde proble
men is bij stadsvernieuwing
vooral een kwestie van praten
en gedachten overbrengen.
Door met elkaar te discussië
ren worden processen op gang
georacht Daarbij kun je geen
landelijk schema van stadsver
nieuwing hanteren. Vaak zeg
ik tegen gemeentebesturen: ga
maar eens kijken naar wat
andere gemeenten doen".
Moeten gemeenten bij stads
vernieuwing sterk worden ge
stimuleerd?
„Gewerkt wordt aan voor
lichtingsmateriaal, dat ge
meenten kunnen gebruiken om
particuliere eigenaars wegwijs
te maken in de regelingen
voor net opknappen van hui
zen. Ook komt er een ideeën-
oentrale, die gemeenten, wo
ningbouwverenigingen en an
deren kan wijzen op bepaalde
oplossingen, die elders al zijn
gevonden. Die centrale kan
wijzen op kostenbesparende
maatregelen van andere ge
meenten bijvoorbeeld. Zij za'
niet wachten op aanvragen
maar zal een wat agressievere
en actievere benadering heb
ben".
Kan stadsvernieuwing echt
woningnood onder de laagst
betaalden lenigen en voorko
men, want na een opknapbeurt
aan een woning schiet de huur
meestal fiks omhoog?
„De individuele huursubsi
dies kunnen de soms sterke
stijging vain de huur goed op
vangen. Daarnaast willen we
de individuele huursubsidies
nog verbeteren. De bewoner
van een opgeknapt huis vei-
geet vaak, dat hij voor een
hogere huur veel meer terug
krijgt in zijn eigen woning en
toch binnen zijn bekende om
geving blijft. Soms hebben de
mensen gauw de neiging de
zaak te rooskleurig te zien.
Het resultaat van een opknap
beurt kan natuurlijk we] eens
tegenvallen. Daarom is een
wisselwerking tussen de be
woners en het bestuur van een
woningbouwvereniging of ge
meentebestuur belangrijk,
waardoor er nieuwe inzichten
kunnen ontstaan. Ik wil daar
om stadsvernieuwing niet
mooier voorstellen dan de
werkelijkheid is. Wij kunnen
geen sinterklaas spelen, anders
krijgen we toch de zwartepiet
terug".
Werken particuliere huisei
genaren niet vaak tegen?
„Er bestaat bij die groep
meer onzekerheid, maar we
proberen dit via meer voor
lichting weg te nemen. Wij of
de gemeenten geven hun voor
beelden. zodat ze ervan over
tuigd kunnen worden, dat zij
geen nadeel ondervinden als
hun huizen worden verbeterd
of vernieuwd. Ook weten die
eigenaars vaak niet. dat zij in
aanmerking kunnen komen
voor verschillende subsidiere
gelingen, als hun woningen
worden vernieuwd".
Is het niet beter om verval
len woningen uit de 19e eeuw
niet te vernieuwen, maar al
leen huizen uit deze eeuw,
omdat huizen uit de vorige
eeuw een veel kortere levens
duur hebben?
„Als een woning na een
opknapbeurt nog dertig jaar
ineeikain, dan vind ik dat niet
te kort. Als we het nu met
doen, dan gebeurt er niets,
waint nieuwDouw is er ook
niet van de ene op de arndere
dag. Bij stedebouwkundige
vervanging moet je steeds
voor ogen hebben, hoe mensen
Kunnen functioneren in een
stad. Dan moet je rekening
nouden mei de structuren van
de stad. Dat soort vragen komt
aan de orde en niet alleen het
geld. Uiteindelijk gaat het om
een hele leefsituatie in een
stad, daarom proberen we de
suburbanisatie, het wegtrek-
Ken uit de stad naar nieuwe
wijken ln dorpen, tegen te
gaan. En dat niet alleen, als je
maar denkt, wat het allemaal
kost, als ai die mensen uit de
dorpen voor hun werk naar de
stad moeten reizen, aan woon
werkverkeer. Ook de bebou
wing van dorpen betekent een
aanslag op goede gebieden, die
soms onvervangbaar zijn.
Hef is waar, dat bouwen in
steden duurder is, maar op den
auur is wonen in de stad niet
duurder dan buiten de stad.
Mensen willen best stedelijk
wonen, mits op een goede ma
nier".
JOS v. d. WIJNGAART