Kliniek voor zieke en verminkte kunst Konin klijk Institi voor 1 patrin van int Kunst- ionium ïelgië 550.000 foto's en 2.000.000 steekkaarten Jfereldbei 1934 SAMENWERKING FOTOARCHIEF s* LARORATORIA KLINIEK Verbaasd en Deuk in presfi binnanland buitenland 1 Animo voor toto en lotto comment „De Aanbidding der Herders" van Rubens zoals het uit de brand van de Carolus Bor- romeuskerk in Antwerpen werd gered en nadat het een eerste behandeling in het insti tuut heeft ondergaan. tf Wanneer men in het ultra moderne gebouw waarin het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium te Brussel in 1962 zijn intrek heeft genomen, het bureau van de directeur betreedt, wordt het oog onmiddellijk getroffen door een grote kaart van België, die volge- prikt is met talloze speldjes met koppen van verschil lende kleuren. Ieder speldje duidt de plaats aan waar een of ander belangrijk kunstwerk wordt bewaard schilderijen, muurschil deringen, retabels, reliek schrijnen, wandtapijten, me talen kunstvoorwerpen, le deren muurbekledingen die door dit Instituut om hun historische of kunst waarde op de voet worden gevolgd en geregeld ter plaatse worden onderzocht. Onder die kunstwerken be vinden zich verscheidene wereldberoemde schilderij en zoals de „Kruisafneming" van Pieter Paul Rubens (O.L. Vrouwkathedraal van Antwerpen) en, wellicht het kostbaarste schilderij ter wereld, het „Lam Gods" van de gebroeders Van Eyck dat in de Sint-Baafskathedraal van Gent wordt bewaard. Beide schilderijen werden in het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium volle dig gerestaureerd- Toen, na de Tweede Wereldoorlog, het Lam Gods in België terug keerde uit de zoutmijn van Alt-Aussee, waar het tijdens de Tweede Wereldoorlog op bevel van maarschalk Goering was heengesleept, drong die restauratie zich op. Na een grondig en volledig onderzoek kwamen historici, weten schapsmensen en restaura teurs, tot een zeer volledige diagnose. Twee jaar lang werd gewerkt aan het wegnemen van het vergeeld, gebarsten en vervuild vernis, het aanvullen van de lacunes het verstevi gen van de houten draagpane- len en tenslotte het aanmeten van een ijzeren geraamte om diefstal te voorkomen (zoals men zich wellicht herinnert werd in 1934 het paneel De Rechters gestolen en nooit te ruggevonden) Hiermee hebben wij dan een tip van de sluier opgelicht die hangt over de bijzonder delicate opdracht, zwaar van verantwoordelijkheden, die dit Instituut vervult voor het be houd van het Belgisch kunst patrimonium. Het behoud en de restauratie van kunstwerken en werken van -historische betekenis, scheppen tal van problemen waarover al heel wat contro versen zijn ontstaan. Reeds meer dan een eeuw geleden deden vooral de opvattingen van de grote Franse architect en restaurateur van openbare gebouwen Vi-ollet-le-Duc een heftige ideologische strijd op laaien, niet alleen in Frankrijk maar ook in andere landen voornamelijk in En-geland en in Duitsland. De meningen waren zo verdeeld en er wer den zo'n radicale stellingen in genomen dat tenslotte de Duit se kunsthistoricus en hoogle raar in Straatsburg Georg De- hio uitriep God beware de monumenten voor geniale res taurateurs. En, heeft Viollet- le-Duc vele kunstwerken voor het nalatenschap bewaard, dan zijn er toch door zijn toedoen enkele belangrijke gebouwen onherstelbaar verloren gegaan, eenvoudig omdat hij ze heeft laten afbreken. Op onze dagen is men echter heel wat voor zichtiger geworden en men kan gerust zeggen dat thans, als grondregel wordt aangenomen wat de Franse kunsthistori cus en gewezen directeur voor Schone Kunsten, Paul Léon ook weeral meer dan een hal ve eeuw geleden als zijn stel ling poneerde, namelijk dat „bewaren steeds beter is dan restaureren". Wanneer wij een datuim moeten zetten op de oprichting van het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium van België dan is dat zonder twijfel 1934, dus in een recent verleden. Inderdaad, dat jaar richtte de Egyptoloog Jean Capart, toenmalig hoofdconservator van de Belgische Koninklijke Musea voor Kunst en Geschie denis. een Fysieo-Cbemisch Laboratorium in zijn museum op dat hij hechtte aan de reeds bestaande Fotografische Dienst van die' musea, welke laatste reeds in 1900 werd ge sticht onder de benaming „Fo tografisch Atelier van de Ko ninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis"- Door dit laboratorium werd het natuurwetenschapoelijk onderzoek en de fotografische dienst ten dienste gesteld van de kunst en de archeologie in België. Fijna onmiddellijk na de oprichting werd er uit alle hoeken van het land een be roep gedaan op deze instelling, in zover dat de Belgische re gering besloot van dit labora torium een officiële instelling te maken die ten dienste van de hele gemeenschap zou staan Toen brak de Tweede Wereldoorlog uit en het was pas in 1946 dat de Belgische Staat, dank zij de stuwende kracht van de scheikundige en kunsthistoricus Pa-u) Core- mans. overging tot de oprich ting van een instelling die de zeer tan-ge naam meekreeg van Centraal Laboratorium der Belgische Musea en Centraal Iconografisch Archief voor Na tionale Kunst die echter naar haar Franse benaming, alge meen met ACL werd aange duid In 1957 tenslotte werd die benaming gewijzigd in Ko ninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium. Het om vat thans drie grote afdelin gen, namelijk: het fotoarchief, de Microchemische en Fysi sche Laboratoria en de Dienst voor de Conservatie en de Restauratie. In de loop der jaren werden door dit Instituut ontelbare kunstwerken gerepertorieerd en gefotografeerd, duizenden meesterwerken en kunstvoor werpen behandeld en geres taureerd en deed ook het bui tenland talloze malen beroep op de technici van het Insti tuut. Het hoofdkenmerk van het Instituut is dat het een van de eerste en zeer zeldzame instel lingen is waarin de restaurat-ie van een kunstwerk wordt uit gevoerd door een team van specialisten die tot drie ver schillende disciDlines behoren, namelijk de kunsthistorici, de wetenschapsmensen in de la boratoria en de technici-res taurateurs Maar laten wij de heer Sneyers, directeur van het Instituut, zelf aan het woord. „Ieder kunstwerk dat aan het Instituut wordt toever trouwd" aldus onze zegsman „woordt vooraf onderzocht door de kunsthistoricus die er de identiteitsfiche van op maakt en er de stilistische, historische iconografische en andere problemen d e het op werpt, van omschrijft. De res taurateur en de geichiedkun- dige beslissen dan samen over de documentatie die door de fotograaf moet worden gele verd om aldus de kenmerken van het kunstwerk vast te leg gen. Wanneer de zichtbare ken merken vastgelegd zijn, ge beurt dit ook met de onzicht bare d-oor middel van de radi- lioht genomen die de innerlij- ografie en foto's met infrarood ke structuur en de eventuele wijzigingen blootleggen- De vergelijking van die documen ten met het werk, maken het de restaurateur, de fysicus en chemicus in het laboratorium mogelijk een diagnose te ma ken die dikwijls nog wordt aangevuld door de microscopi sche analyse van weggeno men deeltjes. Er kan n-u met de behandel - worden gestart op een solide basis. In het alge meen wordt aangevangen met het consolideren en stabilise ren van het materiaal en het verwijderen van alles wat er door de mens en de tijd werd aan toegevoegd (overbodige vernissen, overschilderingen of toevoegingen, nutteloze her stellingen, vervuiling enz.) dii-e het origineel verbergen of ont luis-teren". En de heer Sneyers voegt hier nog aan toe „Wanneer wij een werk restaureren dan den ken wij minder aan herstellen, aan het doen verdwijnen van beschadigingen, dan wel aan het licht brengen van de au thentieke expressiekwaliteiten van het oeuvre". Hij geeft hiervan een voorbeeld „Op een schilderij was een kardi naalshoed verdwenen en al leen de twee sierkonrden wa ren nog zichtbaar. Ons werd gevraagd, op basis van die koorden een nieuwe hoed bij te schilderen om het werk op nieuw volledig te maken. Wij hebben dat categoriek gewei gerd omdat wij aldus een ver valsing zouden hebben ge pleegd". Bondig samengevat besta-at de opdracht van het Fotoar chief van het Instituut in de systematische aanleg van een „Aanwijzende Foto-inventaris van het Belgisch Kunstpatri monium. Dit houdt noch min noch meer het zeer ambitieuze dioel in de hele produktie v-an de Belgische kunstenaars en kunsta-mibaohtslui, zowel de verdwenen als de nog bestaan de werken in het binnenland en het buitenland, in fotogra fie te brengen- Dit dome-in be strijkt de schilderkunst, de beeldhouwkunst, de bouw kunst, de toegepaste kunsten, de oudheidkunde en de volks kunde. Die fotoinivenitaris levert na tuurlijk een belangrijke bij drage tot de studie, de beveili ging en de restauratie van het Belgisch kunstbezit. De studie wordt bevorderd door de groepering in een ge bouw van de hele fotodocu mentatie over het Belgisch kunstbezit die voor het pu bliek toegankelijk is en waar bij een uitgebreid catalogus systeem ruime opzoekingsmo- gelijkheden biedt Daar het Instituut ook over de negatie ven beschikt kunnen die foto's worden aangekocht. Hiervan wordt door het binnen- en buitenland een zeer groot ge bruik gemaakt aan-gezien hei Instituut per maand het wer kelijk enorme aantal van bijne 4.000 foto's aflevert. Ook de beveiliging tegei vernieling, vervreemding er diefstal wordt door die foto grafische inventaris in dc hand gewerkt. Vermelden wi. tevens dat het Instituut, seder 1967 de opdracht heeft gekre gen dringend een fotoreperto rium aan te leggen van he meubilair der Belgische bede huizen dat. ingevolge de litui gische vernieuwingen, dikwijl willekeurig wordt verwijder- of in de antiekhandel ver dwijnt. In |uli 1973 waren ei al precies 127.987 kunstvoor werpen uit Belgische bedehui zen in lijst gebracht en 78.564 ervan gefotografeerd Het Instituut heeft met die exacte wetenschappen in die disciplines is dan ook van geen leien dakje verlopen. Het is de grote verdienste geweest van de oprichter van het Bel- ;isch Instituut voor het Kunst patrimonium, namelijk de leer Paul Coremans, die de dee uitwerkte het onderzoek an de samenstelling van het nateriaal van kunstvoorwer pen langs wetenschappelijke veg, op materiële gronden te loen en aan de kunsthistorici ■n archeologen aldus aanvul- ende elementen te verstrek ken. Dit is nogal bescheiden jitgedrukt want in feite doet iet laboratorium heel wat neer. Toen er b.v. destijds twijfel ontstond over de au thenticiteit van een zelfportret van Reimbrandt, door het Land Baden-Wurtemberg in Duits land aangekocht, werd een in- A "V g" Hetzelfde werk zoals het, na volledige restauratie, het instituut heeft verlaten. iden-tificering en het fotogra feren tien speciaal opgeleide kunsthistorici en tien fotogra fen namelijk een per provincie plu-s een voor Brussel belast. Voor de restauratie tenslotte is die fotoinventaris even-eens van onschatbare waarde. Zo worden zowel van het geheel als van de details opnamen gemaakt zodat een objectief beelid van het voorwerp wordt bewaard waarnaar kan worden teruggegrepen bij beschadi ging en de reconstructie van een vernield kunstwerk. Wan neer dit laatste moet worden gerestaureerd doet de Fotogra fische Dienst beroep op speci ale technieken zoals infraroo-d- ultraviolet- en röntgenopna- men evenals kleurenfoto's. Iedere foto krij-gt een steek kaart die het kunstwerk niet alleen omschrijft maar ook identificeert en situeert. Van die steekkaarten wordt ook een aantal andere gemaakt zo als analytische, numerieke, systematisch en verscheidene iconografische fiches. Van de meer dan 550.000 foto's waaro ver het instituut beschikt, werden er aldus zowat 2 mil joen steekkaarten opgesteld. Die reusachtige fototheek wordt gemiddeld met 20.000 foto's per jaar aangevuld. Au tomatisering door computers werd dan ook in het vooruit zicht gesteld- De identificatie en de res tauratie is eeuwenlang het do mein van de kunsthistorici en de archeologen geweest. De inschakeling van de tern-ationale onderzoekscom missie samengesteld waarvan ook het Belgische Instituut voor het Kunstpatrimonium deel uitmaakte. Welnu de mi croscopische onderzoeken van de structuur en de röntgenop- namen in de laboratoria van dit Instituut -gedaan, bewezen dat het hier om een echte Rembrandt ging. In feite ge beurt het wetenschappelijk onderzoek als volgt. Het kunstvoorwerp onder gaat eerst een micro-chemisch onderzoek eventueel aange vuld door een microscopisch onderzoek tijdens hetwelk, aan de hand van monsters, de gelaagde structuur wordt on derzocht waaruit heel wat kan worden afgeleid. Dit gebeurt niet enkel voor schilerijen, maar ook voor andere materia len zoals hout, metaal (is het patina echt of kunstmatig?, steenachtige voorwerpen (ver wering van de stenen), textiel zoals wandtapijten enz- Wan neer dit nog niet voldoende is gaat het voorwerp naar de la boratoria voor structurale che mie en wordt ook een analyse door radioactiviteit gemaakt. Verder kan het ook worden onderzocht door plaat-, kolom en gaschro-matografie, emissie- en absorbiespectografie, radio koolstofdatering enz., allemaal geleerde woorden die in feite willen zeggen dat met behulp van de meest moderne appara tuur zoals b.v. de elektroni sche microsonde, het kunst werk in zijn blootje wordt ge zet om de kernachtige uit drukking van een van de labo ratoriummensen te gebrui ken. Kortom, op basis van dit analytisch en structureel on derzoek, d)i-e een uitgebreide diagnose uitmaken, kunnen de kunsthistorici en restaurateurs dan beslissen over de toe te passen werkmethodes van con servatie en restauratie. Het grote principe van het Instituut is dat bewaren (door consolideren) beter is dan res taureren. Samenvattend kan men zeggen dat de restaura teurs van het Instituut volgen de doeleinden nastreven: 1. het kunstwerk zijn origineel uitzicht teruggeven, 2. de toe stand van het werk consolide ren (door b.v- loslatende of afbladderende verf opnieuw vast te zetten), 3. de materia len en de structuur verstevi gen. Hiervoor worden tal van procédés, instrumenten en chemische produkten gebruikt diie vooraf aan grondige proe ven werden onderworpen. Zo bezit het Instituut een kunst matige verouderingskamer waarin met behulp van een aangepaste apparatuur, de pro dukten die worden gebruikt, aan een versnelde veroudering worden onderworpen om na te gaan ot ze aan de tand des tijds zullen weerstaan. Aldus heeft men reeds produkten moeten veroordelen die op het eerste gezicht voldoening ga ven. De restauratieafdelin-g van het Instituut is ondergebracht in enorme zalen die qua hoog te, twee verdiepingen innemen en 'uitgerust zijn met een sys teem van monorails om ook de grootste doeken te kunnen verplaatsen. Zo was, op het ogenblik van ons bezoek, een hoek van enkele decimeters „schoongemaakt" van het be roemde paneel van Dirk Bouts „De val der verdoemden" da-t in het museum van Rijssel (Frankrijk) hangt en aan het Louvre toebehoort. Het ver- sdhil tussen het kleine, sohoon-gemaakte deel en de plompe massa van het over schilderde, steeds opnieuw ge verniste en vervuilde paneel is adembenemend: Pas op het gereinigde gedeelte ontdekt men het feilloze penseel, de frisheid van het koloriet, de trefzekerheid van de expres- sieteohniek waarmee de mees ter de gemoedsuitdrukking zo aangrijpend weergeeft. De twee befaamde panelen Filips de Schone en Johanna de Waanzinnige van een onbe kende meester, genoemd „de meester van de abdij van Af- fligem" waren er eveneens in behandeling zoals het tryptiek van Riebeeek-Parmentier van Pol Pro-voost waarvan de pic turale laag loskomt van het hout- Ook werken van moder ne meesters zoals Laermans, Permeke, baron Opso-mer wor den hier opgefrist en krijgen aldus hun oorspronkelijk uit zicht teruig. Tientallen kunst en meesterwerken wórden hier gered, zoals de „Aanbid ding der Herders" van Rubens dat enkele jaren geleden in de brandende Sint-Pauluskerk uit de lijst werd gesneden, door het water naar buiten werd gesleept en in een onkennelij ke toestand aan het Instituut werd toevertrouwd. Ze krijgen b.v. nieuwe dragers, zelfs in polyester wanneer het moet. In de verdoekingsafdeling worden schilderijen met dik wijls reusachtige afmetingen verdoekt. Indien de technici van het Instituut nog steeds de metho de onder atmosferische druk gebruiken, dan hebben ze ook een nieuwe techniek uitgevon den namelijk de verdoeking onder spanning. Vele landen beschikken over een dienst ter bescherming van hun patrimonium. Weinige echter zijn zo goed geoutil leerd als het Koninklijk Insti tuut voor het Kunstpatrimoni um van België en nog zeldza mer zijn de oonservatie- en restauratiediensten waar de kunstgeschiedenis, de weten schap en de techniek een drie- ëenheid vormen, die aldus een diagnose kunnen opmaken en een geslaagde restauratie kun nen uitvoeren. De technici van het Instituut werden dan ook reeds naar tal van Europese landen, naar Noord- Zuid- en Centraal-Amerika. naar Afri kaanse en Aziatische landen, tot Nigeria, Japan en Indone sia toe, geroepen om er be paalde opdrachten uit te voe ren. hun technieken uiteen te zetten. Jaarlijks doet een hon derdtal afgestudeerden een aanvraag om een stage in het Belgisch Instituut te mogen doen- Die cursussen worden een jaar lang in de verschil lende disciplines en in nauwe samenwerking met de BeLgi- sche universiteiten gegeven. Er kunnen, helaas slechts tien aanvragen per jaar worden in gewilligd. Vermelden wij nog dat ook het „Nationaal I trum voor Navorsingen i de Vlaamse Primitieven" het Instituut is ge Centrum heeft reeds een b volledige documentatie de vijftiende-eeuwse Vtaj schilderkunst de bero ste ter wereld a-angel^ heeft benevens andere ven, een corpus samenjst van alle Vlaamse primitiffl ter wereld, dat een nauwj zette en uitgebreide van ieder werk omvat. Talloze zieken hebben I leven te danken aan rumtherapie of bloedtr: sie. Talloze kunstwerkenk ben hun behoud en hun vu bestaan te danken transfusie van chemische i stanties. En zo kan men is j Instituut voor het Kunstpal monium van België een li half vermolmde kist uit de i| eeuw zien staan die twee baxters een chenaj vloeistof toegediend krijg: I haar het leven redt. AraJ voorwerpen worden i injectienaalden ingespoten I vin-dt men er, op een r plaats, een houten mao met kind die uit een je kariit, gelegen op een»" grond diat voor de aanlefi een autoweg werd on'eï» Het beeld was op grove met verscheidene lagen M selijke verf overschildert, betekende niets meer. scientieuze ingenieurs t het toch maar naar het tuut- Men kon immers weten.' Met chemische P ten, met scalpels en i delooe veel geduld maandenlang gewerkt 1 lagen van het beeld van het gelaat, te verwijl®] en een van de verruw»] en wonderbaarste we®?I d-e beeldhouwkunst uit 'jij eeuw te voorschijn te 'T Boven de originele pW® mie uit twaalfhonderd men een gotische maiWJ de 14e eeuw bloot, van T fijnheid, van zo'n prat™j n-a rijp beraad besWet er hem op te laten M®1 hier om een werkelijke I king ging. Dit is racte{ji voorbeeld van de P'JJ conflicten waarmee de t°T rateurs dikwijls wor" j confrnnteerd. Toen de abdij vanWj (België) in 1929 aft-» sneden de kloosterzu» 1 derhaast het befaamdf ste Avondmaal" een do 4 bij 8 meter. van Solario. een kopij ran jJ roemde werk van beo» f Vinei, uit de lijst, ro- op met de verf naar .7 nenkant (wat bijna is) en borgen het OP Vele jaren later °P ij merse dag werd het J1 een grasperk opengenw f brave nonnetjes 1 f verig de afgeblackr(le gespron gen verf er - i kwam het schilderij 9. stituut binnen. Nu j| opnieuw in de about speciaal hiervoc - museumhal alsof er aan de hand is nageslacht zal en niaS - ninklijk Instituut j/m Kunstpatrimonium v® zeer dankbaar zijn-' M.C.C. Ut Zaterdag 31 augustus Vati 140 (Van een onzer verslaggeve DEN HAAG De ki. dichtheid voor het program: Sport in beeld" van zondaj vond, waarin de winner .kruisjes op toto- en lot formulieren worden beke gemaakt, zal groot zijn. Vooral voor de lotto is z< veel belangstelling, zo veri men wij van de heer P. L een der mede werkers van Stichting Nationale Sportto lisator. „Er zijn deze we ruim achthonderdduizend to en ruim vier miljoen lottof- mulieren verspeid. De react die bij ons binnenkomen d den ero-p, dat het overal ti tastisch loopt. We hadden indruk dat met de lotto de t< zou teruglopen, wat echter op heden reuze meevalt, aantal deelnemers aan toto lotto zal dit jaar enorm st gen, maar exacte gegev< kunnen wij pas maandag j ven, wanneer alle formulier zijn geteld en er een verge, king met vorig jaar gema; kan worden", ald/u» de h< Lut. Dat het goed loopt bic- wel uit de reactie van de h< L. de Prenter, toto en lo coördinator van de Roosi daalse voetbalvereniging R. „Vorig jaar Hadden we twi honderd deelnemers- We z onlangs gestart met een hu aan-huis actie waaruit reeds een kleine driehond deelnemers zijn gekomen we verwachten een verdiufol ling ten opzichte van vo jaar". DE 72-jarige kloosterlin Theodora Swinkels uit Son gisteren gedood toen zij 1 fiets de provinciale weg Lieshout wilde overstek maar geen voorrang gaf een vrachtauto. Verontwaardiging en verfl op het besluit van de b| om toch maar niet te versctj raad, dat gisteravond in Ncj zing omdat het Vaticaan do de nuntius is bijvoorbeeld niet meer zo gereserveerd vroeger. Verbazing tevens gehouden bisschoppenvergr wijkerhout te zullen komen: Ook de verontwaardiging Kerk in Nederland maakt eel in zo'n periode hebben metl gen te slaan tussen de dive| gaande te houden, dat uite moet leiden. Mgr. Gijsen e| zich af in het getto van zijn T Wil hij met alle geweld el de moed om in het openbj het is niet zo moeilijk om teropleiding (Heerlen) in dd en journalisten te verketterd 9'ngen in de abortuskwest| overtuigd van bent in dezen m'id je niet alleen een mogl de gelegenheid om zichzelf tuigen. J^Je scherven zijn gelijmc baar. Anders gezegd: heeft een aanwijsbare deuk rondborstigheid „eindelij zijn mening durft uitkomen? hem vraagtekens blijven ha Het leven is een kwestie I ®r9 heldhaftig, niet erg pril ,es' d'1® °p ervaring stoeit, eer uitgaat van de absolul aarheid van die samenlevl 3 s een olifant in de porsell Algemeen is men geschrl Wedeling, van zijn traumf no9 steeds diep gebuktl 'i nu moet leven, verstikt! -'ngsvermogen, de levensstï op de gladde vloer van del en. Kortom: voer voor pst Uiteindelijk is hij door iL oor het behang" gegaan! ?'ten z'in partij zoveel vrl ^3e vent - dat dit wel rf or en. Maar daarmee is j no9 niet uit. m°et b.v. Vredelinl r 9edaan door een s a9d omdat hij een meel s°'daat draait de bakl

Krantenbank Zeeland

de Vrije Zeeuw | 1974 | | pagina 8