Kliniek voor zieke en verminkte kunst
Konin
klijk
Institi
voor 1
patrin
van
int
Kunst-
ionium
ïelgië
550.000 foto's
en 2.000.000
steekkaarten
Jfereldbei
1934
SAMENWERKING
FOTOARCHIEF
s*
LARORATORIA
KLINIEK
Verbaasd en
Deuk in presfi
binnanland
buitenland
1
Animo voor
toto en lotto
comment
„De Aanbidding der Herders" van Rubens zoals het uit de brand van de Carolus Bor-
romeuskerk in Antwerpen werd gered en nadat het een eerste behandeling in het insti
tuut heeft ondergaan.
tf
Wanneer men in het ultra
moderne gebouw waarin het
Koninklijk Instituut voor
het Kunstpatrimonium te
Brussel in 1962 zijn intrek
heeft genomen, het bureau
van de directeur betreedt,
wordt het oog onmiddellijk
getroffen door een grote
kaart van België, die volge-
prikt is met talloze speldjes
met koppen van verschil
lende kleuren. Ieder speldje
duidt de plaats aan waar
een of ander belangrijk
kunstwerk wordt bewaard
schilderijen, muurschil
deringen, retabels, reliek
schrijnen, wandtapijten, me
talen kunstvoorwerpen, le
deren muurbekledingen
die door dit Instituut om
hun historische of kunst
waarde op de voet worden
gevolgd en geregeld ter
plaatse worden onderzocht.
Onder die kunstwerken be
vinden zich verscheidene
wereldberoemde schilderij
en zoals de „Kruisafneming"
van Pieter Paul Rubens
(O.L. Vrouwkathedraal van
Antwerpen) en, wellicht het
kostbaarste schilderij ter
wereld, het „Lam Gods" van
de gebroeders Van Eyck dat
in de Sint-Baafskathedraal
van Gent wordt bewaard.
Beide schilderijen werden in
het Koninklijk Instituut voor
het Kunstpatrimonium volle
dig gerestaureerd- Toen, na de
Tweede Wereldoorlog, het
Lam Gods in België terug
keerde uit de zoutmijn van
Alt-Aussee, waar het tijdens
de Tweede Wereldoorlog op
bevel van maarschalk Goering
was heengesleept, drong die
restauratie zich op. Na een
grondig en volledig onderzoek
kwamen historici, weten
schapsmensen en restaura
teurs, tot een zeer volledige
diagnose. Twee jaar lang werd
gewerkt aan het wegnemen
van het vergeeld, gebarsten en
vervuild vernis, het aanvullen
van de lacunes het verstevi
gen van de houten draagpane-
len en tenslotte het aanmeten
van een ijzeren geraamte om
diefstal te voorkomen (zoals
men zich wellicht herinnert
werd in 1934 het paneel De
Rechters gestolen en nooit te
ruggevonden)
Hiermee hebben wij dan
een tip van de sluier opgelicht
die hangt over de bijzonder
delicate opdracht, zwaar van
verantwoordelijkheden, die dit
Instituut vervult voor het be
houd van het Belgisch kunst
patrimonium.
Het behoud en de restauratie
van kunstwerken en werken
van -historische betekenis,
scheppen tal van problemen
waarover al heel wat contro
versen zijn ontstaan. Reeds
meer dan een eeuw geleden
deden vooral de opvattingen
van de grote Franse architect
en restaurateur van openbare
gebouwen Vi-ollet-le-Duc een
heftige ideologische strijd op
laaien, niet alleen in Frankrijk
maar ook in andere landen
voornamelijk in En-geland en
in Duitsland. De meningen
waren zo verdeeld en er wer
den zo'n radicale stellingen in
genomen dat tenslotte de Duit
se kunsthistoricus en hoogle
raar in Straatsburg Georg De-
hio uitriep God beware de
monumenten voor geniale res
taurateurs. En, heeft Viollet-
le-Duc vele kunstwerken voor
het nalatenschap bewaard, dan
zijn er toch door zijn toedoen
enkele belangrijke gebouwen
onherstelbaar verloren gegaan,
eenvoudig omdat hij ze heeft
laten afbreken. Op onze dagen
is men echter heel wat voor
zichtiger geworden en men kan
gerust zeggen dat thans, als
grondregel wordt aangenomen
wat de Franse kunsthistori
cus en gewezen directeur voor
Schone Kunsten, Paul Léon
ook weeral meer dan een hal
ve eeuw geleden als zijn stel
ling poneerde, namelijk dat
„bewaren steeds beter is dan
restaureren".
Wanneer wij een datuim
moeten zetten op de oprichting
van het Koninklijk Instituut
voor het Kunstpatrimonium
van België dan is dat zonder
twijfel 1934, dus in een recent
verleden.
Inderdaad, dat jaar richtte
de Egyptoloog Jean Capart,
toenmalig hoofdconservator
van de Belgische Koninklijke
Musea voor Kunst en Geschie
denis. een Fysieo-Cbemisch
Laboratorium in zijn museum
op dat hij hechtte aan de
reeds bestaande Fotografische
Dienst van die' musea, welke
laatste reeds in 1900 werd ge
sticht onder de benaming „Fo
tografisch Atelier van de Ko
ninklijke Musea voor Kunst
en Geschiedenis"-
Door dit laboratorium werd
het natuurwetenschapoelijk
onderzoek en de fotografische
dienst ten dienste gesteld van
de kunst en de archeologie in
België. Fijna onmiddellijk na
de oprichting werd er uit alle
hoeken van het land een be
roep gedaan op deze instelling,
in zover dat de Belgische re
gering besloot van dit labora
torium een officiële instelling
te maken die ten dienste van
de hele gemeenschap zou
staan Toen brak de Tweede
Wereldoorlog uit en het was
pas in 1946 dat de Belgische
Staat, dank zij de stuwende
kracht van de scheikundige en
kunsthistoricus Pa-u) Core-
mans. overging tot de oprich
ting van een instelling die de
zeer tan-ge naam meekreeg van
Centraal Laboratorium der
Belgische Musea en Centraal
Iconografisch Archief voor Na
tionale Kunst die echter naar
haar Franse benaming, alge
meen met ACL werd aange
duid
In 1957 tenslotte werd die
benaming gewijzigd in Ko
ninklijk Instituut voor het
Kunstpatrimonium. Het om
vat thans drie grote afdelin
gen, namelijk: het fotoarchief,
de Microchemische en Fysi
sche Laboratoria en de Dienst
voor de Conservatie en de
Restauratie.
In de loop der jaren werden
door dit Instituut ontelbare
kunstwerken gerepertorieerd
en gefotografeerd, duizenden
meesterwerken en kunstvoor
werpen behandeld en geres
taureerd en deed ook het bui
tenland talloze malen beroep
op de technici van het Insti
tuut.
Het hoofdkenmerk van het
Instituut is dat het een van de
eerste en zeer zeldzame instel
lingen is waarin de restaurat-ie
van een kunstwerk wordt uit
gevoerd door een team van
specialisten die tot drie ver
schillende disciDlines behoren,
namelijk de kunsthistorici, de
wetenschapsmensen in de la
boratoria en de technici-res
taurateurs Maar laten wij de
heer Sneyers, directeur van
het Instituut, zelf aan het
woord.
„Ieder kunstwerk dat aan
het Instituut wordt toever
trouwd" aldus onze zegsman
„woordt vooraf onderzocht
door de kunsthistoricus die er
de identiteitsfiche van op
maakt en er de stilistische,
historische iconografische en
andere problemen d e het op
werpt, van omschrijft. De res
taurateur en de geichiedkun-
dige beslissen dan samen over
de documentatie die door de
fotograaf moet worden gele
verd om aldus de kenmerken
van het kunstwerk vast te leg
gen.
Wanneer de zichtbare ken
merken vastgelegd zijn, ge
beurt dit ook met de onzicht
bare d-oor middel van de radi-
lioht genomen die de innerlij-
ografie en foto's met infrarood
ke structuur en de eventuele
wijzigingen blootleggen- De
vergelijking van die documen
ten met het werk, maken het
de restaurateur, de fysicus en
chemicus in het laboratorium
mogelijk een diagnose te ma
ken die dikwijls nog wordt
aangevuld door de microscopi
sche analyse van weggeno
men deeltjes. Er kan n-u met
de behandel - worden gestart
op een solide basis. In het alge
meen wordt aangevangen met
het consolideren en stabilise
ren van het materiaal en het
verwijderen van alles wat er
door de mens en de tijd werd
aan toegevoegd (overbodige
vernissen, overschilderingen of
toevoegingen, nutteloze her
stellingen, vervuiling enz.) dii-e
het origineel verbergen of ont
luis-teren".
En de heer Sneyers voegt
hier nog aan toe „Wanneer wij
een werk restaureren dan den
ken wij minder aan herstellen,
aan het doen verdwijnen van
beschadigingen, dan wel aan
het licht brengen van de au
thentieke expressiekwaliteiten
van het oeuvre". Hij geeft
hiervan een voorbeeld „Op
een schilderij was een kardi
naalshoed verdwenen en al
leen de twee sierkonrden wa
ren nog zichtbaar. Ons werd
gevraagd, op basis van die
koorden een nieuwe hoed bij
te schilderen om het werk op
nieuw volledig te maken. Wij
hebben dat categoriek gewei
gerd omdat wij aldus een ver
valsing zouden hebben ge
pleegd".
Bondig samengevat besta-at
de opdracht van het Fotoar
chief van het Instituut in de
systematische aanleg van een
„Aanwijzende Foto-inventaris
van het Belgisch Kunstpatri
monium. Dit houdt noch min
noch meer het zeer ambitieuze
dioel in de hele produktie v-an
de Belgische kunstenaars en
kunsta-mibaohtslui, zowel de
verdwenen als de nog bestaan
de werken in het binnenland
en het buitenland, in fotogra
fie te brengen- Dit dome-in be
strijkt de schilderkunst, de
beeldhouwkunst, de bouw
kunst, de toegepaste kunsten,
de oudheidkunde en de volks
kunde.
Die fotoinivenitaris levert na
tuurlijk een belangrijke bij
drage tot de studie, de beveili
ging en de restauratie van het
Belgisch kunstbezit.
De studie wordt bevorderd
door de groepering in een ge
bouw van de hele fotodocu
mentatie over het Belgisch
kunstbezit die voor het pu
bliek toegankelijk is en waar
bij een uitgebreid catalogus
systeem ruime opzoekingsmo-
gelijkheden biedt Daar het
Instituut ook over de negatie
ven beschikt kunnen die foto's
worden aangekocht. Hiervan
wordt door het binnen- en
buitenland een zeer groot ge
bruik gemaakt aan-gezien hei
Instituut per maand het wer
kelijk enorme aantal van bijne
4.000 foto's aflevert.
Ook de beveiliging tegei
vernieling, vervreemding er
diefstal wordt door die foto
grafische inventaris in dc
hand gewerkt. Vermelden wi.
tevens dat het Instituut, seder
1967 de opdracht heeft gekre
gen dringend een fotoreperto
rium aan te leggen van he
meubilair der Belgische bede
huizen dat. ingevolge de litui
gische vernieuwingen, dikwijl
willekeurig wordt verwijder-
of in de antiekhandel ver
dwijnt. In |uli 1973 waren ei
al precies 127.987 kunstvoor
werpen uit Belgische bedehui
zen in lijst gebracht en 78.564
ervan gefotografeerd
Het Instituut heeft met die
exacte wetenschappen in die
disciplines is dan ook van
geen leien dakje verlopen. Het
is de grote verdienste geweest
van de oprichter van het Bel-
;isch Instituut voor het Kunst
patrimonium, namelijk de
leer Paul Coremans, die de
dee uitwerkte het onderzoek
an de samenstelling van het
nateriaal van kunstvoorwer
pen langs wetenschappelijke
veg, op materiële gronden te
loen en aan de kunsthistorici
■n archeologen aldus aanvul-
ende elementen te verstrek
ken. Dit is nogal bescheiden
jitgedrukt want in feite doet
iet laboratorium heel wat
neer. Toen er b.v. destijds
twijfel ontstond over de au
thenticiteit van een zelfportret
van Reimbrandt, door het Land
Baden-Wurtemberg in Duits
land aangekocht, werd een in-
A
"V
g"
Hetzelfde werk zoals het, na volledige restauratie, het instituut heeft verlaten.
iden-tificering en het fotogra
feren tien speciaal opgeleide
kunsthistorici en tien fotogra
fen namelijk een per provincie
plu-s een voor Brussel belast.
Voor de restauratie tenslotte
is die fotoinventaris even-eens
van onschatbare waarde. Zo
worden zowel van het geheel
als van de details opnamen
gemaakt zodat een objectief
beelid van het voorwerp wordt
bewaard waarnaar kan worden
teruggegrepen bij beschadi
ging en de reconstructie van
een vernield kunstwerk. Wan
neer dit laatste moet worden
gerestaureerd doet de Fotogra
fische Dienst beroep op speci
ale technieken zoals infraroo-d-
ultraviolet- en röntgenopna-
men evenals kleurenfoto's.
Iedere foto krij-gt een steek
kaart die het kunstwerk niet
alleen omschrijft maar ook
identificeert en situeert. Van
die steekkaarten wordt ook
een aantal andere gemaakt zo
als analytische, numerieke,
systematisch en verscheidene
iconografische fiches. Van de
meer dan 550.000 foto's waaro
ver het instituut beschikt,
werden er aldus zowat 2 mil
joen steekkaarten opgesteld.
Die reusachtige fototheek
wordt gemiddeld met 20.000
foto's per jaar aangevuld. Au
tomatisering door computers
werd dan ook in het vooruit
zicht gesteld-
De identificatie en de res
tauratie is eeuwenlang het do
mein van de kunsthistorici en
de archeologen geweest.
De inschakeling van de
tern-ationale onderzoekscom
missie samengesteld waarvan
ook het Belgische Instituut
voor het Kunstpatrimonium
deel uitmaakte. Welnu de mi
croscopische onderzoeken van
de structuur en de röntgenop-
namen in de laboratoria van
dit Instituut -gedaan, bewezen
dat het hier om een echte
Rembrandt ging. In feite ge
beurt het wetenschappelijk
onderzoek als volgt.
Het kunstvoorwerp onder
gaat eerst een micro-chemisch
onderzoek eventueel aange
vuld door een microscopisch
onderzoek tijdens hetwelk,
aan de hand van monsters, de
gelaagde structuur wordt on
derzocht waaruit heel wat kan
worden afgeleid. Dit gebeurt
niet enkel voor schilerijen,
maar ook voor andere materia
len zoals hout, metaal (is het
patina echt of kunstmatig?,
steenachtige voorwerpen (ver
wering van de stenen), textiel
zoals wandtapijten enz- Wan
neer dit nog niet voldoende is
gaat het voorwerp naar de la
boratoria voor structurale che
mie en wordt ook een analyse
door radioactiviteit gemaakt.
Verder kan het ook worden
onderzocht door plaat-, kolom
en gaschro-matografie, emissie-
en absorbiespectografie, radio
koolstofdatering enz., allemaal
geleerde woorden die in feite
willen zeggen dat met behulp
van de meest moderne appara
tuur zoals b.v. de elektroni
sche microsonde, het kunst
werk in zijn blootje wordt ge
zet om de kernachtige uit
drukking van een van de labo
ratoriummensen te gebrui
ken.
Kortom, op basis van dit
analytisch en structureel on
derzoek, d)i-e een uitgebreide
diagnose uitmaken, kunnen de
kunsthistorici en restaurateurs
dan beslissen over de toe te
passen werkmethodes van con
servatie en restauratie.
Het grote principe van het
Instituut is dat bewaren (door
consolideren) beter is dan res
taureren. Samenvattend kan
men zeggen dat de restaura
teurs van het Instituut volgen
de doeleinden nastreven: 1.
het kunstwerk zijn origineel
uitzicht teruggeven, 2. de toe
stand van het werk consolide
ren (door b.v- loslatende of
afbladderende verf opnieuw
vast te zetten), 3. de materia
len en de structuur verstevi
gen. Hiervoor worden tal van
procédés, instrumenten en
chemische produkten gebruikt
diie vooraf aan grondige proe
ven werden onderworpen. Zo
bezit het Instituut een kunst
matige verouderingskamer
waarin met behulp van een
aangepaste apparatuur, de pro
dukten die worden gebruikt,
aan een versnelde veroudering
worden onderworpen om na te
gaan ot ze aan de tand des
tijds zullen weerstaan. Aldus
heeft men reeds produkten
moeten veroordelen die op het
eerste gezicht voldoening ga
ven.
De restauratieafdelin-g van
het Instituut is ondergebracht
in enorme zalen die qua hoog
te, twee verdiepingen innemen
en 'uitgerust zijn met een sys
teem van monorails om ook de
grootste doeken te kunnen
verplaatsen. Zo was, op het
ogenblik van ons bezoek, een
hoek van enkele decimeters
„schoongemaakt" van het be
roemde paneel van Dirk Bouts
„De val der verdoemden" da-t
in het museum van Rijssel
(Frankrijk) hangt en aan het
Louvre toebehoort. Het ver-
sdhil tussen het kleine,
sohoon-gemaakte deel en de
plompe massa van het over
schilderde, steeds opnieuw ge
verniste en vervuilde paneel is
adembenemend: Pas op het
gereinigde gedeelte ontdekt
men het feilloze penseel, de
frisheid van het koloriet, de
trefzekerheid van de expres-
sieteohniek waarmee de mees
ter de gemoedsuitdrukking zo
aangrijpend weergeeft. De
twee befaamde panelen Filips
de Schone en Johanna de
Waanzinnige van een onbe
kende meester, genoemd „de
meester van de abdij van Af-
fligem" waren er eveneens in
behandeling zoals het tryptiek
van Riebeeek-Parmentier van
Pol Pro-voost waarvan de pic
turale laag loskomt van het
hout- Ook werken van moder
ne meesters zoals Laermans,
Permeke, baron Opso-mer wor
den hier opgefrist en krijgen
aldus hun oorspronkelijk uit
zicht teruig. Tientallen kunst
en meesterwerken wórden
hier gered, zoals de „Aanbid
ding der Herders" van Rubens
dat enkele jaren geleden in de
brandende Sint-Pauluskerk uit
de lijst werd gesneden, door
het water naar buiten werd
gesleept en in een onkennelij
ke toestand aan het Instituut
werd toevertrouwd. Ze krijgen
b.v. nieuwe dragers, zelfs in
polyester wanneer het moet.
In de verdoekingsafdeling
worden schilderijen met dik
wijls reusachtige afmetingen
verdoekt.
Indien de technici van het
Instituut nog steeds de metho
de onder atmosferische druk
gebruiken, dan hebben ze ook
een nieuwe techniek uitgevon
den namelijk de verdoeking
onder spanning.
Vele landen beschikken over
een dienst ter bescherming
van hun patrimonium. Weinige
echter zijn zo goed geoutil
leerd als het Koninklijk Insti
tuut voor het Kunstpatrimoni
um van België en nog zeldza
mer zijn de oonservatie- en
restauratiediensten waar de
kunstgeschiedenis, de weten
schap en de techniek een drie-
ëenheid vormen, die aldus een
diagnose kunnen opmaken en
een geslaagde restauratie kun
nen uitvoeren. De technici van
het Instituut werden dan ook
reeds naar tal van Europese
landen, naar Noord- Zuid- en
Centraal-Amerika. naar Afri
kaanse en Aziatische landen,
tot Nigeria, Japan en Indone
sia toe, geroepen om er be
paalde opdrachten uit te voe
ren. hun technieken uiteen te
zetten. Jaarlijks doet een hon
derdtal afgestudeerden een
aanvraag om een stage in het
Belgisch Instituut te mogen
doen- Die cursussen worden
een jaar lang in de verschil
lende disciplines en in nauwe
samenwerking met de BeLgi-
sche universiteiten gegeven.
Er kunnen, helaas slechts tien
aanvragen per jaar worden in
gewilligd. Vermelden wij nog
dat ook het „Nationaal I
trum voor Navorsingen i
de Vlaamse Primitieven"
het Instituut is ge
Centrum heeft reeds een b
volledige documentatie
de vijftiende-eeuwse Vtaj
schilderkunst de bero
ste ter wereld a-angel^
heeft benevens andere
ven, een corpus samenjst
van alle Vlaamse primitiffl
ter wereld, dat een nauwj
zette en uitgebreide
van ieder werk omvat.
Talloze zieken hebben I
leven te danken aan
rumtherapie of bloedtr:
sie. Talloze kunstwerkenk
ben hun behoud en hun vu
bestaan te danken
transfusie van chemische i
stanties. En zo kan men is j
Instituut voor het Kunstpal
monium van België een li
half vermolmde kist uit de i|
eeuw zien staan die
twee baxters een chenaj
vloeistof toegediend krijg: I
haar het leven redt. AraJ
voorwerpen worden i
injectienaalden ingespoten I
vin-dt men er, op een r
plaats, een houten mao
met kind die uit een
je kariit, gelegen op een»"
grond diat voor de aanlefi
een autoweg werd on'eï»
Het beeld was op grove
met verscheidene lagen M
selijke verf overschildert,
betekende niets meer.
scientieuze ingenieurs t
het toch maar naar het
tuut- Men kon immers
weten.' Met chemische P
ten, met scalpels en i
delooe veel geduld
maandenlang gewerkt 1
lagen van het beeld
van het gelaat, te verwijl®]
en een van de verruw»]
en wonderbaarste we®?I
d-e beeldhouwkunst uit 'jij
eeuw te voorschijn te 'T
Boven de originele pW®
mie uit twaalfhonderd
men een gotische maiWJ
de 14e eeuw bloot, van T
fijnheid, van zo'n prat™j
n-a rijp beraad besWet
er hem op te laten M®1
hier om een werkelijke I
king ging. Dit is racte{ji
voorbeeld van de P'JJ
conflicten waarmee de t°T
rateurs dikwijls wor" j
confrnnteerd.
Toen de abdij vanWj
(België) in 1929 aft-»
sneden de kloosterzu» 1
derhaast het befaamdf
ste Avondmaal" een do
4 bij 8 meter. van
Solario. een kopij ran jJ
roemde werk van beo» f
Vinei, uit de lijst, ro-
op met de verf naar .7
nenkant (wat bijna
is) en borgen het OP
Vele jaren later °P ij
merse dag werd het J1
een grasperk opengenw f
brave nonnetjes 1 f
verig de afgeblackr(le
gespron gen verf er - i
kwam het schilderij 9.
stituut binnen. Nu j|
opnieuw in de about
speciaal hiervoc -
museumhal alsof er
aan de hand is
nageslacht zal en niaS -
ninklijk Instituut j/m
Kunstpatrimonium v®
zeer dankbaar zijn-'
M.C.C. Ut
Zaterdag 31 augustus
Vati
140
(Van een onzer verslaggeve
DEN HAAG De ki.
dichtheid voor het program:
Sport in beeld" van zondaj
vond, waarin de winner
.kruisjes op toto- en lot
formulieren worden beke
gemaakt, zal groot zijn.
Vooral voor de lotto is z<
veel belangstelling, zo veri
men wij van de heer P. L
een der mede werkers van
Stichting Nationale Sportto
lisator. „Er zijn deze we
ruim achthonderdduizend to
en ruim vier miljoen lottof-
mulieren verspeid. De react
die bij ons binnenkomen d
den ero-p, dat het overal ti
tastisch loopt. We hadden
indruk dat met de lotto de t<
zou teruglopen, wat echter
op heden reuze meevalt,
aantal deelnemers aan toto
lotto zal dit jaar enorm st
gen, maar exacte gegev<
kunnen wij pas maandag j
ven, wanneer alle formulier
zijn geteld en er een verge,
king met vorig jaar gema;
kan worden", ald/u» de h<
Lut.
Dat het goed loopt bic-
wel uit de reactie van de h<
L. de Prenter, toto en lo
coördinator van de Roosi
daalse voetbalvereniging R.
„Vorig jaar Hadden we twi
honderd deelnemers- We z
onlangs gestart met een hu
aan-huis actie waaruit
reeds een kleine driehond
deelnemers zijn gekomen
we verwachten een verdiufol
ling ten opzichte van vo
jaar".
DE 72-jarige kloosterlin
Theodora Swinkels uit Son
gisteren gedood toen zij 1
fiets de provinciale weg
Lieshout wilde overstek
maar geen voorrang gaf
een vrachtauto.
Verontwaardiging en verfl
op het besluit van de b|
om toch maar niet te versctj
raad, dat gisteravond in Ncj
zing omdat het Vaticaan do
de nuntius is bijvoorbeeld
niet meer zo gereserveerd
vroeger. Verbazing tevens
gehouden bisschoppenvergr
wijkerhout te zullen komen:
Ook de verontwaardiging
Kerk in Nederland maakt eel
in zo'n periode hebben metl
gen te slaan tussen de dive|
gaande te houden, dat uite
moet leiden. Mgr. Gijsen e|
zich af in het getto van zijn T
Wil hij met alle geweld el
de moed om in het openbj
het is niet zo moeilijk om
teropleiding (Heerlen) in dd
en journalisten te verketterd
9'ngen in de abortuskwest|
overtuigd van bent in dezen
m'id je niet alleen een mogl
de gelegenheid om zichzelf
tuigen.
J^Je scherven zijn gelijmc
baar. Anders gezegd:
heeft een aanwijsbare deuk
rondborstigheid „eindelij
zijn mening durft uitkomen?
hem vraagtekens blijven ha
Het leven is een kwestie I
®r9 heldhaftig, niet erg pril
,es' d'1® °p ervaring stoeit,
eer uitgaat van de absolul
aarheid van die samenlevl
3 s een olifant in de porsell
Algemeen is men geschrl
Wedeling, van zijn traumf
no9 steeds diep gebuktl
'i nu moet leven, verstikt!
-'ngsvermogen, de levensstï
op de gladde vloer van del
en. Kortom: voer voor pst
Uiteindelijk is hij door iL
oor het behang" gegaan!
?'ten z'in partij zoveel vrl
^3e vent - dat dit wel rf
or en. Maar daarmee is j
no9 niet uit.
m°et b.v. Vredelinl
r 9edaan door een s
a9d omdat hij een meel
s°'daat draait de bakl