:oper Nederlandse textiel-industrie in de knel Bedrijfssluitingen aan de lopende band In vijftien jaar van 100.000 naar werknemers Confectie-industrie slaat op instorten Moeder taal n werk irken Zuinig zijn op onze textiel-industrie de funktie l/ITS-er fcrum TEXTIEL-DESKUNDIGE DR. KUHLMEIJER: voor veilig vverkci Gelijke beloning Niet loszien Financiële betekenis VOORSTELLEN DOOR CORN. VERHOEVEN HMfiFN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN Lr FN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN dfniNGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN „PEILING EILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN dAVO noderne talen, paring in een soortge- pef Inkoop, vertijd bewaking, ntakten per telefoon, |lljk met leveranciers iri nd. bn bekwame man zijn n uitstekende sociale Ihikbaar. i richten aan Afdeling 1444 'ostbus86. van Bergen op Zoom 1900 m2 worden er tundig geadviseerd In orde zijn en blijven, pk voor jongere (ere medewerkers en j er interessant werk pijn verantwoordelijk [presentatie. Erg fk dat tevens een liedt om veel winkel- doen. En dat nog wel ie steeds belangrijker aers kiezen zoveel eigen werktijden. hing! aaken van een [de heer J. Gleym, inderafdeling van het main- loudt toezicht op de bouw ikonstrukties, gebouwen en iet onderhoud van wegen, en en bossages. Terneuzen is 320 ha. groot. rbouw) icht houden op externe kontakten. leftijd tussen 35 en 45 jaar funktie op het gebied van irs en drainages. r bovengenoemde funktie. telefonisch kontakt op te ilszaken, Postbus 48, Ter- el 2711. IEDERLANDIBV TILBURG Zo maar een, onvolledige en willekeurige greep uit de stroom van be- richten die in enkele weken nieuws brengen over narig heid in textiel- en confectie bedrijven: De wollenstotfonfabriefe Enneking in Tilburg moet sluiten. Ontslag voor 274 me dewerkers; Bergliaus' confectie-atelier gaat 400 mensen ontslaan; Een aantal Tilburgse tex tielbedrijven heeft reeds ge ruime tijd vergunningen om korter te werken. Het gaat om ruim 500 mensen; De Verenigde Nederlandse Kleermakerijen in Den Haag zijn failliet. Ontslag voor de medewerkers; In de textiel- en eonfectie- industrie vallen op het ogen blik zo'n 3500 werknemers onder een werktijdverkor ting; Spinnerij Swagemakers-Bo- gaerts in Tilburg moet 40 van haar ,180 werknemers ontslaan. Sluiting is voorko men door een regeringstoe zegging tot steun: De tapijt-weverij Van Haelst in Nieuw-Namen moet sluiten voor 6 weken; De kousenfabriek Danlon- Hin in Emmen verkeert in grote moeilijkheden. Zeker 200 tot 300 van haar 1200 medewerkers moeten worden ontslagen; Het Utrechtse confectie- atelier De Vries en Susan moet sluiten. De 80 werkne mers meest vrouwen worden ontslagen; Het confectiebedrijf Broee- ker en Broecker in Leende wordt opgeheven. De 50 per soneelsleden kunnen, desge wenst, gaan werken bij zus teronderneming Eurondress in Enschede. Wat is er eigenlijk aan de hand in onze Nederlandse textiel- en confectieindus- trie? Een vraag die velen zich voor de textielnijver heid al jaren stellen. Een vraag die niet so een, twee, drie te beantwoorden is. Een tipje van de sluier tilde on langs professor Kuhlmeijer op. Voor de textiel-industrie in ieder geval: enorme kos tenstijgingen op alle fronten. In de zestiger jaren boven dien, toen alles nog rozegeur en maneschijn leek, heelt men in een aantal bedrijven te weinig aandacht besteed aan verbetering van het pro- duktieapparaat en verhoging van het peil van het manage ment. En voor de vaderland se confectie-ateliers werd het antwoord gegeven in een rapport van een kleine 50 pagina's dat onlangs door een studiegroep over die indus trietak werd uitgebracht. Onze redacteur Jacques Levij sprak de afgelopen we ken met een aantal leidende figuren uit die sectoren van ons economisch leven. Hij werkte zich tevens door ber gen materiaal, zoals beschou wingen, studies, rapporten, berichten en meningen van industriëlen, economen en vakbondsbestuurders. Zijn verhaal, ontdaan van vele details en vaak heel belang rijke zijpaden, volgt hieron der. 50.000 TILBURG In het begin van de zestiger jaren werkten in de Nederlandse textielindustrie nog zo'n 100.000 mensen. Nu zijn hel er niet meer dan 50.000. Waarvan tussen de 5000 en 7500 gastarbeiders. Die verrichten vrij wel allen eenvoudige arbeid waarvoor enige scholing veriest is Een opmerking „De" textielindustrie bestaat niet. Er is wél een industriële bedrijfstak waarin zeer uiteenlopende textiele goederen worden gemaakt. In die bedrijfstak onder- j scheidt men een aantal produktiesectoren. Dat zijn de sectoren: katoen, rayon, linnen en jute (22.000 arbeidsplaatsen)tricot (13.500 a.p.), wollen stoffen (8.200 a.p.), tapijt en woningstoffen (4.600 a.p.) en een rest-sector (1.700 a.p.). Elk van die sectoren in de textielbedrijfstak heeft haar eigen problemen. Allemaal echter on dervinden ze de gevolgen van de zeer sterke stijging van de produktiekosten. Allemaal ook gaan ze gebukt onder het feit dat er voor hen op de Nederlandse arbeidsmarkt geen of onvoldoende goed-geschoolde werkkrachten te vinden zijn. De neiging is sterk de moei lijkheden in de textielindus trie in ons land, en ook in het Europese buitenland uitslui tend toe te schrijven aan de voortdurende sterke stijging van de arbeidskosten (Ionen en sociale lasten). Die is elk jaar gemiddeld zo'n 10 - 13 procent. Het Gesamimtverband der Textilindustrie Deutsdhiland berekende de loonkostenver houding per arbeidsuur in de textielindustrie in een aantal landen. Inderdaad komt Ne derland daarbij als een van de „duurste" landen uit de bus. Zoals de volgende opsomiminig toont. Zweden (heeft geen textielindustrie van betekenis meer) 107, Duitsland 100, Ne derland. 97, Verenigde S laten 94, Italië 71, Frankrijk 85 Oostenrijk 58 Groot-Brittan- nië 47, Japan 43, Hongkong 17. Hierbij moet worden opge merkt dat voor communisti sche landen zo'n berekening geen zin heeft. Zij werken via hun staatshandel op de inter nationale markt met politieke exportprijzen. Hun produktie kosten spelen daarbij nauwe lijks een rol. Nog een opmer king om een veelverbreid mis verstand uit de weg te rui men. Goedkope loonlanden als Japan. Hongkong, Zuid-Korea en Maleisië hebben een uiterst moderne textielindustrie. Ze kunnen technisch concurreren j met het beste dat het westen op hun gebied kent. De moeilijkheden in ver schillende sectoren" van de Ne derlandse textielindustrie wor den veroorzaakt door een com- I binatie van factoren. De voort- durende loonkostenstijging vormt daarin een (zeer be langrijk) element. De opvallend sterke afne- ibhg van het aantal arbeids plaatsen in oinze textielindus trie van 100.000 naar 50.000 in nog geen 20 jaren is beslist niet uitsluitend te wij ten aan bedrijfssluitingen en fusies. Het enige antwoord dat de textielindustrie zelf kan geven op de steeds oplopende pro- duiktiekosten, ligt in de loon kostensituatie. Dfe industrie kan proberen het aantal ar beidsplaatsen drastisch te ver minderen zonder de produik- tieopbrengst per werknemer aan te tasten. Dat is gebeurd en gebeurt nog steeds. Door het verbeteren van productiemethoden, de moder nisering van het produktieap- paraat en de automatisering van het produktieproces. In feite paikt die industrie daarmee twee brandende pro blemen tegelijkertijd aan. Zij vermindert het aandeel van de arbeidskosten in het totaal van haar produktiekosten. En ze bestrijdt effectief het chroni sche en nijpende tekort aan geschoolde Nederlandse ar beidskrachten. Het is heel goed denkbaar dat op den duur door deze ontwikkeling de loonkosten in de textielin dustrie geen rol van betekenis meer zullen spelen. Zoals nu, bijvoorbeeld, het geval is bij de volledig geautomatiseerde spinnerijen die een groot con cern alls Nijverdal-Ten Cate samen met een Amerikaans bedrijf in de Verenigde Staten bezit. Het lijkt wel zeker dat óók in de textielindustrie de loon kosten per werknemer zullen blijven stijlgen. Maar dat die kosten door het verminderen van het aantal loontrekkenden in die industrie als de au tomatisering volledig is door gevoerd geen rol van bete kenis meer zuilen spelen. Hoe veel arbeidsplaatsen de Neder landse textielindustrie dan echter nog over zal hebben, is bij benadering niet te zeg gen. In de sector katoen, rayon, linnen en jute de zoge naamde KRL-si'Ctor vormen de arbeidskosten nu nog 30 procent vam de totale produc tiekosten. Men streeft ernaar ze terug te dringen tot 15 procent. Hoe groot de invloed van de automatisering is op het aantal arbeidsplaatsen toont een ander cijfer uit deze textielsector aan. In 7 jaren (1965 i 1972) verminderde net aantal werknemers in de KRL-sector met 14.000! De produktie in die sector steeg edhter tezelfdertijd met 60 procent! Het aantal KiRL-bedrijven werd gehal veerd! Vooral de wollenstoffenin- diustrie heeft de afgelopen ja ren zware klappen gekregen. Van de 55 fabrieken in deze sector van de textielindustrie die in de zestiger jaren in ons land bestonden, zijn er nu nog 14 over. Van de 31 strijk- garen-weverijen bleven er 3 bestaan. Hoe lang nog? Van de 24 kamigaren-wever- ijen konden er tot op heden 11 blijven produceren. (Tilburg verloor van zijn 32 wollenstof- fenfabrieken er maar liefst 25. In Helmond zit nu, buiten Twente, de kern van de Ne derlandse textielindustrie, vooral in de KRL-sector). De tricotindustrie heeft dui delijk veel meer problemen met de loonkostenontwikke ling dan de KRL-sector en de tapijt- en woningtextielsector. Ook de confectleindustrle waarover straks iets meer kent diezelfde loonkostenmoei lijkheden. De tricotinduslrie is evenals de oonfectieateliers sterk aangewezen op vrouwe lijke arbeidskrachten. De stij ging van de minimumlonen en van de jeugdlonen heeft die textielsector ongetwijfeld in grote moeilijkheden ge bracht. Daarbij komt nog dat het principe van gelijke beloning voor gelijke arbeid van man nen en vrouwen juist in deze sector ook nog een grote rol speelt. Binnen de EEG lapt een land als Frankrijk dat principe aan zijn grote laars. Hoewel het op Frans aandrin gen in het protocol van het EEG-verdrag is vastgelegd. De Franse textielindustrie echter onderscheidt gewoon aparte functies voor mannen en vrou wen. In Italië is het niet an ders. Een voorgeschreven m,- nimumloon bestaat er nauwe lijks. En landen als Grieken land, Marokko en Tunesië kennen geen gelijke beloning voor mannen en vrouwen vour gelijke arbeid. Zo'n situatie tast natuurlijk de concurren tiepositie aan van bedrijven in landen die dat principe wel zoveel mogelijk naleven. Minister Boersma he rit on langs de Sociaal Ekvnomische Raad gevraagd om een advies op het gewenste niveau van het minimumloon, waarbij de trendstijiging buiten beschou wing moet blijven. In de tex tielindustrie, en daar niet al leen, ziet men dat advies met ongerustheid tegemoet. Men kan, en dat maakt het allemaal nog ingewikkelder, het lot van de Nederlandse textielindustrie in de kleding- stoffensector niet los zien van het wel en wee van de eigen confectieindustrie. Die indus trie dreigt te bezwijken. De textielbedrijven die kleding stoffen maken zijn in niet ge ringe mate van de confectie afhankelijk. In die confectie immers zitten hun grote afne mers. Bovendien is het lot van verschillende sectoren in de textielindustrie met name die KRL-bedrijven en de wo- ningtextielsector voor een flink deel verbonden met de afzetmogelijkheden van dat deel van onze chem' j"jhe in dustrie dat synthetische garens vervaardigt. In de Nederland se KRL-bedrijven wordt 30 procent van die garens ver werkt. In die tak van onze chemische industrie werk en zo'n 40.000 mensen! Als een deel van hun produktie bin nenlands niet meer zou wor den fgenomen, laat zich ge makkelijk raden dat er ook daar massaal ontslagen gaan vallen. Daarnaast zijn natuurlijk vele werknemers in andere bedrijfstakken voor het beleg W Ijljf P 'f Phillip,! ROTTERDAM —De Rotter damse hoogleraar en internati onaal vermaarde textiel-des- kundige dr. H.J. Kuhlmeijer keelt onlangs op een inter nationaal congres de West europese regeringen voorge houden dat ze zich wel twee maal moeten bedenken voor dat ze toestaan dat uit hun landen de textiel-industrieën verdwijnen. West-Europa, zo vindt hij, moet heel en heel "jn op zijn industrieel ezit. En dus ook op zijn reei- 'Jdig, hoogwaardig en kost- aar pakket textielbedrijven, ■«drijven waarin, of waar- ,°°j! miljoenen hun brood P enen, Bedrijven die sa- en zo n 250 miljoen mensen "-Europeanen van onont- oeuyke textiele goederen voorzien. l A's die textiel-industrie ge- vT j voor een groot deel, rdwijnt, is de kans groot dat .itextiel-Arabieren" waar ,".Wereld ook het Westen ..„un economische wurggreep Ai2?' Zoals onlangs „olie- daan dat hebben §e" ®oan. Aldus dr. Kuhlmeijer, iM aadere directeur van de T~?.nomisch Instituut voor Textiel-industrie. Die industrie dreigt in West- Europa te bezwijken onder de enorme kostenstijgingen van de afgelopen jaren. Stij gingen die nog steeds onver minderd doorgaan. Stijgingen die worden veroorzaakt door: het permanent fors oplo pen van de loonkosten (inclu sief sociale lasten) de steeds stijgende rente voor geleend kapitaal de ongekende prijsverho gingen van de grondstoffen, zoals katoen, wol en kunstve zels. Het staat ons, West-Europe anen, veel te weiniig voor ogen dat „textiel" na voedsel voor ons een onontbeerlijke levensbehoefte is. Als wij zelf die textiel niet meer kunnen of willen, maken, zijn wij er voor afhankelijk van anderen. Die kunnen dan vragen wat ze willen voor de door hen ge maakte textiel. We zitten dan in hun tang, zoals we nu in de tang zitten van de grote oliele veranciers. West-Europa moet alles op alles zetten om tot een ge- meensdhappelijfce opzet van zijn textiel-industrie te ko men. Er moet, zo stelt dr. Kuhlmeier, in West-Europa een hoogwaardige textiel-in dustrie bl-ven, óók omdat: in die industrie grote kapi talen zijn geïnvesteerd en heel veel kennis zit dde industrie ons voor een groot deel onafhankelijk maakt bij het voorzien in de enorme behoefte aan textiele goederen van de eigen bevol king die industrie belangrijk bijdraagt tot het behoud van onze levensstandaard en ons systeem van sociale zeker- heid die industrie zo'n twne miljoen Westeuropeanen en hun gezinnen een bestaan geeft die industrie niddenin een enorme markt werkt. Die Westeuropese textiel-in dustrie is alleen maar te red den als de regeringen bereid zijn gezamenlijk een Europese textiel-politiek te voeren. Want alleen dan kan er bin nen het Europa van de EEG een eerlijke onderlinge con currentie komen voor textiele goederen. En alleen door zo'n politiek kan er een eind wer den gemaak aan allerlei onof ficiële hulp die bepaald EEG- landen de eigen textiel-indius- rie geven. Uiteindelijk is een Europese textiel-politiek die juist wordt gevoerd en waarvan de bepa lingen worden nageleefd zon der foefjes en dubbele-bodem ontsnappingen in het belanig van allen in de Europese Eco nomische Gemeenschap. Twee miljoen werkers in die West europese textiel-industrie en hun gezinnen, zullen er van profiteren. Evenals trouwens zo'n kleine driehonderd mil joen Westeuropese textiel-ge- bruikers. Aldus, in het kort, de nood kreet en de waarschuwing van de Rotterdamse professor. Een vertoog dat niet geringe weer klank heeft gekregen en waar van de tekst op grote schaal is verspreid. Vooral in Groul- Brittannië, het jongste lid van de EEG, dat zelf een enorme textiel-industrie heeft en dat kennelijk niet bereid is die industrie te offeren op het al taar van die Gemeenschap,. 9 Verslagen werknemers van wéér een gesloten textielfabriek bespreken de situatie. op hun brood in niet geringe mate afhankelijk van de ge beurtenissen in de textielin dustrie, Men denke maar, om enkele voorbeelden te noe men, aan die onderhoudsmon- tagebedrijven, de expediteurs de schoonmaakbedrijven, de drukkerijen, de papierhandel- Hoeveel mensen op het ogen blik dankzij de textielnijver heid in andeife bedrijfstakken aan het werk blijven, is niet te zeggen. Dat het er tallozen zijn, is wel zeker. „Je kunt je niet voorstellen dat de hele textielindustrie uit ons land zou verdwijnen. Ze ker niet die bedrijven die mo- degevoelig materiaal maken. Maar dat zijn er niet zoveel". Een bittere opmerking van een vooraanstaand textieldes- lsundige. „Maar het lijkt zo langzamerhand best mogeHjk. Wie had 15 jaar geleden dur ven zeggen dat vrijwel de he le Nederlandse strijkgarenwol- lenstoffenindustrie de vernie ling zou ingaan? En dat het aantal kamgarenweverijen tot minder dan de helft zou wor den teruggebracht? Het is ge beurd. En wie v/eet wat ons nog te wachten staat. Voor de KRL-industrie is eind vorig jaar het resultaat van een structuuronderzoek op tafel gelegd. Het bevat een groot aantal aanbevelingen aan de overheid en de industrie tak. Over kredietregelingen, rentesubsidies, internationale handelsakkoorden, produktie- en marketingbeleid, manage ment en afronding van het herstructureringsproces. Even als een aantal suggesties op sociaal terrein. Fundamenteel achten de onderzoekers „dat het ondernemingsbeleid zich ondersteund weet door een overheid, die binnen de grenzen van haar mogelijkhe den in het raam van de Euro pese Gemeenschap een zo danig industriestruetuurbeleid voert, dat binnen die gemeen schap de Nederlandse KRL- industrie qua concurrentie voorwaarden niet ten opzichte van haar partnerlanden in het nadeel verkeert"- Het behoud van een eigen textielindustrie in ons land lijkt niet alleen op grond van politieke overwegingen en so ciale motieven werkgele genheid van grote beteke nis. Ook financieel-economi- sche motieven staan daarbij op de voorgrond. Dat geldt voor heel West-Europa. De textielhandel binnen de EEG steeg vorig jaar met maar liefst 30 procent. Voorzo ver het de buitenlandse handel in textiele goederen betreft had die vorig jaar binnen de EEG een waarde van 10 mil jard dollar. De landen van de Gemeenschap hadden vorig jaar een totale omzet in tex tiele goederen van 30 miljard dollar! En voor wat Nederland be treft, bedragen die omzetten in de verschillende sectoren elk jaar globaal zo'n 3 miljard gulden- Daarvan neemt de KRL-industrie 1% mijard voor haar rekening, de trioot- en tapijt-sectoren ieder 700 miljoen gulden en de wolsec tor zo'n 400 miljoen gulden. JACQÜES LEVIJ TILBURG In 1968 telde ons land 964 confectie-ate liers. Er werkten in die kle dingbedrijven zo'n 57.000 mensen meest vrouwen en jonge meisjes. Eind 1973 wa ren er nog zo'n kleine 700 confectie-bedrijven die sa men ongeveer 40 000 mensen in dienst hadden 70 Procent van die 700 confectie-ateliers wordt op het ogenblik met de onder gang bedreigd. Dat betekent dat de werkgelegenheid voor zeker 26.000 mensen in ge vaar is. In de jaren 1970-1972 is de Nederlandse kledingindustrie uitvoerig en diepgaand door gelicht. Dat perspectief-on derzoek produceerde maar liefst 11 studies. Alle, maar dan ook alle aspecten van de industrie en haar problemen werden doorgelicht. De rap porten hebben op elkaar gelegd een hoogte van een kleine 50 centimeter! Enfin, toen begin dit jaar duidelijk werd dat er „iets mis was" in de confectie trokken dc Industriebonden aan de bel. Samen met de werkgevers vroegen ze onze minister van Sociale Zaken, de heer Boersma. om maatre gelen die de werkgelegen heid in de bedrijfstak veilig zouden stellen. Opnieuw ging een studiegroep aan het werk. Binnen 2 maanden legde zij een nota met advie zen en suggesties op tafel. Ongekend snel. Maar men kon natuurlijk vrijwel alles te weten komen uit die ran- porten-stapel- De voorzitter van de stu diegroep, de Amsterdamse bedrijfseconoom professor dr. P. Verburg, constateerde dat 1973 voor de Nederlandse confectie-industrie „een rampjaar" is geweest. Met die industrie gaat het sinds het midden der zestiger ja ren bergafwaarts. Hij noemt dat een „slijtageproces". Dat is vooral vorig jaar zo ver sneld dat iedereen die de cijfers onder ogen kreeg er danig van schrok. In 1972 was bijna de lieift van de bedrijfstak niet meer winstgevend. Een deel van die niet-rendabele confectie bedrijven verdween. Deson danks bleek dat in 1973 zo'n 70 procent van de overgeble ven ateliers in de gevarenzo ne was komen te verkeren En dat geldt niet alleen voor de kleine bedrijven. Ook de heel grote zitten in de moei lijkheden. Moeilijkheden die ongetwijfeld dit jaar nog groter zijn geworden. Dool' de loonkostenstijging en het optrekken van de minimum jeugdlonen de loonkosten voor de confectie verdubhel den in 5 jaren de verho ging van de grondstoffenprij- zen, de daling van het kle- dingverbruik, de dodelijke concurrentie van de lage loonlanden. Een niet te onderschatten probleem is dat in het kader van die hele rits oorzaken van de noodsituatie niet uit het oog moet worden verlo ren dat de kledingindustrie een ioon-intensieve bedrijfs tak is. In de nota van de studie groep worden voorstellen ge daan. Als die worden aan vaard gaan ze de overheid in 3 jaar zeker 60 miljoen gulden kosten. De industrie zelf moet dan 30 miljoen gulden bijpassen. Hoezeer de confectie-industrie in ons land buiten haar schuld in de narigheden verzeild is ge raakt, blijkt onder andere uit het volgende citaat uit de nota: „de huidige toespitsing van de moeilijkheden is mede veroorzaakt, doordat de con fectie-industrie zich in een te snel tempo moet aanpassen aan diep in de structuur van de bedrijfstak ingrijpende overheidsmaatregelen, onder andere op het gebied van de lonen en prijzen en van de handelspolitiek". Voor dit jaar wordt in de ze loonintensieve bedrijfstak de loonkostenstijging ge raamd op 19 tot 27 procent. Welnu, tot op dit moment is er niets gebeurd. Daarom heeft de Industriebond van het NVV heel hard aan de bel getrokken. Spoed is ge boden, zegt zij in een briei' aan studiegroep voorzitter, professor Verburg. Ze vreest dat noch de regering, noch de industrie zelf bereid is in de geest van de nota te han delen. Ze dreigt uit de stu diegroep te treden, want ze heeft de indruk dat de over heid niet daadwerkelijk een arbeidsmarktbeleid wil voe ren. „Kan er wet wat uitko men", zo merkte een deskun dige op toen wij hem vroe gen naar zijn mening. „Dc industrie zelf en heus niet alleen de confectie-industrie ziet het in Nederland niet meer zitten- De kieding-in- dustrie wil de wegen open houden om in goedkope loon landen te lafn confectione ren. Hier zijn de arbeidskos ten te hoog geworden Als men nog werkkrachten kan krijgen. Let u maar eens op. De komende maanden klapt de confectie ir ons land goed in elkaar. Of gaat de produk tie overbrengen naar landen als Marokko, Tunesië, of de Oosteuropese landen. En waarom zouden die bedrij ven dan nog Nederlandse stoffen uiïiven verwer ken?" Een drietal Kamerleden heeft de ministers Van der Stoel en Van Kemenadn vra gen gesteld naar aanleiding van de nierauste humoristische uitlating van onze grote land genoot Jozef hunsdie het tot secretaris-generaal van de Na- vo gebracht heeft. Volgens een persbericht zou de voormalige minister van Buitenlandse Za ken bij de ondertekening van een Atlantische verklaring in Brussel de vraag van presi dent Nixon, waarom hij En gels sprak en geen Neder lands, als volgt beantwoord hebben: „Van alle dierengelui den lijkt het Nederlands nog het meest op een taal, en dan nog vind ik dat niet aardig tegenover de dieren". De Ka merleden, die geen dieren maar Nederlanders vertegen woordigen, vinden dat niet aardig tegenover die Neder landers en daarom willen zij de ministers vragen Neder lands grote zoon op hel onge paste in zijn gedrag te wijzen. Ik neem aan, dat ze dat zullen doen en dan. het smoesje te horen zullen krijgen, dat de opmerking humoristisch be doeld was en bovendien, dat de diplomaat in de veronder stelling verkeerde, dat deze kwinkslag alleen door Nixon gehoord werd. Vfe nemen dan maar aan, dat die zo'n grap op de juiste waardeloosheid weet te schatten. Het is niet bekend gewor den. waarom Nixon zijn vraag stelde- Het ligt immers tame lijk voor de hand, dat Luns zich in die situatie in het En gels uitdrukte. Mogelijk wilde Nixon hem erop wijzen, dat Nederlands, normaal uitge sproken, voor een Amerikaan nog altijd verstaanbaarder is dan het Engels van Luns. Want uit het feit, dat deze hooggeplaate grapjas de Ne derlandse taal niet voldoende beheerst om daarin zelf zijn mémoires te schrijven, volgt natuurlijk niet, dat zijn Engels perfect is. Misschien ook wil de Nixon zeggen: „Man. sloof je niet zo uit". Maar beide veronderstellingen hebben het nadeel, dat zij Nixon enige geestigheid en een afkeer van hielenlikkers toedichten. We kunnen dus over de bedoelin gen van de vraag maar beter in het duister tasten. Het antwoord van Luns in tussen is meer typisch Hol lands en minder vervuld van. Franse of andere buitenlandse esprit dan hij misschien zelf denkt. Ik neem aan dat dit ook voor Luns de reden was om. op Engels over te schake len. Maar het merkwaardige is, dat hij dit niet als motief opgaf- In zijn mond zou een tournure passen in de trant van: „Mennheer de president wij beschikken in ons vader land over een uiterst wellui dende taal, maar het lijkt mij minder hoffelijk mij daarvan te bedienen in tegenwoordig heid van iemand die, naar ik aanneem, niet het geluk heeft deze taal volledig te beheer sen." Zo ongeveer stel ik mij een diplomatiek antwoord voor. Of het erg Hollands is betwijfel ik. Want Hollanders willen graag naar buiten likken en naar binnen trappen. De enige mensen door op hun ei gen land en taal te kankeren, zijn Hollanders die een keer hun neus buiten de grens ge stoken hebben en een woordje buitenlands kunnen acteren. Bij Duitsers, Fransen en Ame rikanen worden deze simpele omkering van het chauvimis- me niet aangetroofen. Er zit in deze neiging om al les wat van buiten komt te be wonderen en als automatisch gevolg daarvan al het eigene te verloochenen over het Ne derlands als een lakei, die niet alleen de taal van zijn meester imiteert, maar ook nog zijn eigen afkomst verloochent. Dat is een tamelijk zielige verto ning. Ik vraag mij af, of Nixon door het antwoord van Luns gevleid was en of ie mand wel een hogedunk van zijn gast heeft, wanneer hij veronderstelt: dat die zo'n zelfvernedering waardeert. Ik vrees, dat alleen twee dikhui dige kinkels tegenover elkaar van dit soort humor kunnen genieten

Krantenbank Zeeland

de Vrije Zeeuw | 1974 | | pagina 13