Scheidende burgemeester dr. W. de Kort wil „Het Verschijnsel Schmelzer" wel eens lezen:
„Een boulevardverliaai, dat op
de verkoop geschreven is"
V rouwendienstplicht...
maar dan geen soldaatje spelen
Geen accountant
Noodparlement
Binding
Gelijkmoedig
„BIJ DE GEMEENTE HEDDE
MET MENSE TE DOEN"
Niet de goeie
Glaasje bier
Ik heb
tegen de
koningin
gezegd:
Mevrouw
ik wil in
geen geval
minister
worden
Juist op tijd
Zaterdag 29 juni 1974
Dr. De Kort bij het
verlaten van paleis Huis
ten Bosch tijdens de ka
binetsformatie in 1963.
(Van een onzer
verslaggevers)
ULVENHOUT Op een
tafel in de grote woonkamer
van het burgemeestersgezin
De Kort in Ulvenhout ligt
een zwarthouten hamer. On
miskenbaar een voorzitters
hamer. Dr. Wim de Kort
heeft hem van zijn negen
kinderen gekregen toen hij
in november 1960 burge
meester werd van Nieuw-
Ginneken, omvattende de
kerkdorpen Ulvenhout, Ba-
vel en Strijbeek/Galder.
Ter gelegenheid van zijn
65e verjaardag, op 4 juni j.l.,
hebben zijn kinderen die ha
mer laten bekleden met zilve
ren plaatjes, waarin alle voor
zitterschappen staan gegra
veerd die vader De Kort be
kleed heeft. Voorzitter van:
zijn eigen gezin, de Tilburgse
studentenvereniging St. Leo-
nardus, de Tweede Kamer-
fraktie van de K.V.P., de ge
meenteraad van Nieuw-
Ginneken, de Nationale Zie
kenfondsraad en het Pensioen
fonds voor katholieke instel
lingen.
Die hamer is gewoon een
stuk decoratie. Hij heeft nooit
echt dienst gedaan. Op de
voorzittersplaats in de Nieuw-
Gmnekense raadszaal ligt een
jes, is deze mooier, maar die
andere. „Ook een prachtige",
revt dr. De Kort deskundig.
„Nou, met die zilveren plaat
van Nieuw-Ginneken is ook
mooi. Die zou ik best willen
hebben. Maar dat kan niet.
Die gaat naar mijn opvol
ger".
Een waarachtig stukje sym
boliek, want dr. De Kort moet
per 1 juli mét die hamer ook
zijn burgemeesterschap afge
ven. Vanwege het bereiken
van de pensioengerechtigde
leeftijd, zoals dat heet. En ook
dal spijt hem. Gewoon omdat
hij het burgemeesterschap
„verreweg het plezierigste"
vindt van wat zijn leven heeft
gevuld of nog vult aan
werk.
Later in het gesprek komen
we nog op dat burgemeester
schap terug als een boeiende
periode in de veelzijdige vul
ling van de loopbaan van dr
W.L.P.M. de Kort, de man
wiens moeder wilde dat hij
accoutant werd omdat ze daar
wel een goeie boterham in
za» maar die, naar later zou
blijken, voorbestemd was om
naam te maken in de landelij
ke politiek.
Het is beslist niet overdre
ven om, inzake dr. De Kort,
van een veelzijdige loopbaan
te spreken. Die begon, na de
kweekschool, in het bedrijfsle
ven, eerst bij een bank in
Turnhout, daarna bij de N.V.
>folt in Tilburg. En intussen
studeerde de jonge De Kort
inderdaad in de richting van
de accountancy, boekhouddi-
ploma's en zo. Maar dat was
het voor hem helemaal niet.
„Ik wilde een sociale loop
baan", zegt hij en daarom be
sloot hij in 1933 naar de Uni
versiteit van Leuven te gaan,
waar een sociale faculteit
was
De Kort deed het daar bril
jant. In 1937 behaalde hij zijn
doctoraal sociale wetenschap
pen magna cum laude, ofwel
met de hoogste lof. Diezelfde
kwalificatie kreeg hij mee
toen hij in hetzelfde jaar zijn
baccalaureaat (voltooiing van
een inleidende studie) in de
Thomistische wijsbegeerte
haalde. In 1940 bekroonde hij
zijn studie door cum laude
(met lof) te promoveren tot
doctor in de sociale en politie
ke wetenschappen op het
proefschrift ..De arbeidsbe
middeling in Nederland".
Het leven van De Kort had
zijn eerste wending genomen.
Hij ging in ambtelijke dienst
toen hij in 1940, het was al
oorlog, directeur werd van het
Gewestelijk Arbeidsbureau in
Tilburg. Eerder had hij de
functie van adjunct-directeur
van het Arbeidsbureau in
Utrecht afgewezen, omdat hij
daar als directeur een volsla
gen onbekwame N.S.B.-er bo
ven zich zou krijgen.
Hij diende in Tilburg de
oorlog uit en wel op een zoda
nige manier, dat hij in 1945
door de Gemeenschap Oud-Il
legale Werkers zou worden
voorgedragen als lid van het
Noodparlement, de aanzet tot
een herstelde Tweede Ka
mer.
Dat werd, zonder dat hij er
achter de schermen kijken.
Maar toen ik er een half jaar
zat wist ik dat ik er niet meer
uit wilde".
Hij was intussen inspecteur
van het Rijksarbeidsbureau in
de provincies Noord-Bra-
banit, Zeeland en Limburg,
maar de ambtenaaT werd poli
ticus. Hij ging op non-actief
met behoud van salaris. „De
Tweede Kamer leverde toen
f 5.000,- per jaar op en daar
kon ik zelfs m die tijd niet
van leven".
Nu zijn de opvattingen
daarover bij velen anders",
zegt dr. De Kort, „maar toen
was de mening algemeen, dat
een Tweede Kamerlid geen be
roepspoliticus moest zijn. Hij
moest door zijn eigenlijke be
roep een binding hebben met
het maatschappelijke leven.
Dat was bij mij, met mijn
non-activiteit, maar in beperk
te mate het geval. En daarom
heb ik met twee handen de
gelegenheid aangegrepen om
burgemeester van Nieuw-Gin
neken te worden toen ik daar
in 1960 de kans voor kreeg.
Parlementariër zijn en burge
meester van een kleine ge
meente vinid ik de ideale com
binatie. Waar je als Kamerlid
over praat en beslist, maak je
als burgemeester van dichtbij
mee*
Toch heeft burgemeester De
Kort jarenlang geleefd in de
schaduw van de politicus De
Kort. Want vlak voordat hij
benoemd werd tot burgemees
ter moest de fractieleider van
de K.V.P. in de Tweede Ka
mer Romme. op medisch ad
vies zijn werk neerleggen en
dr. Wim de Kort werd zijn
opvolger. Politiek leider van
de (toen) grootste partij in
Nederland. Geen sinecure, ze
ker niet als de verkiezingen
van 1963 de K.V.P. een ze
tel winst (van 49 naar 50)
naar gezocht had. opnieuw een
wending in zijn leven. „Nor
maal gesproken", zegt hij,
„zou ik mijn ambtelijke loop
baan hebben volgemaakt.
MaaT doordat ik in de oorlog
nogal wat met de illegaliteit te
maken had gehad, werd ik
voor het Noodparlement ge
vraagd. Ik dacht, nou ja, het is
toch maar voor driekwart jaar.
Laat ik daar ook maar eens
DR. W. DE KORT:
alleen nieuwsgierig naar wat mij morgen te doen staat
opleveren en er een moeilijke
kabinetsformatie aanbreekt
waarin De Kort een hoofdrol
speelt.
Die kabinetsformatie is uit
voerig ontleed in het boek
„Het verschijnsel Schmelzer"
van Robbert Ammerlaan. Dr.
De Kort, die daarin nogal wat
te verduren krijgt, wordt o.a.
beschreven als „afkomstig uit
het geheime K.V.P.-reservoir
van joviale Brabanders, een
wat kleurloze figuur, maar be
kwaam en intelligent".
Hoe de geschiedschrijving la
ter, op langere (en dus beter)
termijn, over deze man zal oor
delen is een kwestie van af
wachten. Die kwalificatie „jo
viale Brabander" zal het in
elk geval wel houden, want
dat is gewoon zo. De Kort is
een joviale Brabander. In zijn
kijken, zijn praten, zijn den
ken eh zijn doen. En in zijn
bijna onvoorstelbare gelijk
moedigheid. Alsof het de ge
woonste zaak van de wereld is
laat hij weten het. voor hem
genadeloze „dagboek" van
Schmelzer nog niet gelezen te
hebben. „Dat doe ik wel eens
als ik er tijd voor heb".
Vraag aan dr. De Kort:
„Maar bent u daar dan niet
verschrikkelijk nieuwsgierig
naar?" De Kort, met zijn ste
reotiepe glimlachje: „Welnee,
ik ben alleen maar nieuwsgie
rig naar wat mij morgen te
doen staat".
„En uw vrouw en uw kinde
ren?"
„Die hebben het ook niet
gelezen. Mijn kinderen doen
trouwens niet aan politiek. Ik
geloof dat die vinden, dat hun
vader d'r al teveel tijd in
gestoken heeft".
Wat hij van „Het verschijn
sel Schmelzer" weet heeft hij,
naar hij zegt, van vrienden
gehoord. En dat gaat dan bij
voorbeeld over de volgens
Ammerlaan voor hem teleur
stellende opdracht tot kabi
netsformatie. Teleurstellend
omdat hij behalve formateur
ook minister-president wilde
worden en dat laatse werd
hem, nog steeds volgens Am
merlaan, bij zijn formatie-op
dracht nadrukkelijk ontzegd.
Waardoor hij verbitterd van
zijn bezoek aan de koningin
zou zijn teruggekeerd.
De Kort:„Het is zó gegaan.
Ik heb tegen de koningin ge
zegd: Mevrouw, ik wil in géén
geval minister worden".
Een ander punt: zijn aftre
den als fractievoorzitter. Vol
gens Ammerlaan na een moei
zame operatie tot „eliminatie
van De Kort". Volgens De
Kort zelf een aftreden op ba
sis van vrijwilligheid om prin
cipiële redenen. Een verschil
van inzicht over het functione
ren van de fractievoorzitter.
„Onder Romme en onder mij
was de fractievoorzitter van
de K.V.P. de leider van de
katholieke politiek. Ik was
misschien een slechter politi
cus dan Romme, maar ik heb
de fractie zeker zo goed geleid
als hij. Maar toen wilde men
de fractie een collegiaal be
stuur geven. Ik ontkende niet
dat dat goed zou zijn, maar ik
was er de goeie man niet
voor".
En over de feitelijke gang
van zaken op dat voor hem
toch belangrijke moment in
zijn leven: „Ik heb aangekon
digd, dat ik niet meer herkies
baar zou zijn, maar ik kreeg
tweederdie van de stemmen in
de fractie". Vraag:,, Was u dan
niet tóch herkozen?" De
Kort: „Ja, eigenlijk wel. Ik
weet niet zo precies meer hoe
ik dat gedaan heb. Misschien
heb ik wel een tweede stem
ming laten houden.
„Volgens Ammerlaan is
Schmelzer met een ruim twee
derde meerderheid gekozen".
De Kort :„0 ja? Nou, dan zal
ik wel een tweede stemming
hebben laten houden.
Bijna drie jaar later stapte
hij uit de Kamerfractie en
daarmee uit de politiek. Afge
zien van zijn voorzitterschap
van de Nationale Ziekenfonds
raad is hij dan alleen nog
maar de burgemeester van een
Kleine Brabantse gemeente.
Hoe komt dat nou aan?
De Kort (glimlachend):
„Een glaasje bier erbij en het
gaat wel weer". Maar hij cor
rigeert zichzelf snel. „Zo een
voudig is het niet geweest. Ik
heb er geen rancunes aan over
gehouden, maar het is ze)
niet de prettigste periode van
mijn leven geweest".
Zijn voornemen om het
boek over Schmelzer te lezen
blijkt toch wel echt te be
staan. „Na wat ik ervan ge-
hoord heb", zegt hij, „lijkt het
mij een boulevardverhaal, dat
op de verkoop geschreven is.
Maar geschiedschrijving is iets
heel anders. Ik denk dat ik er
later, in alle rust, noe wel
eens een objectief antwoord
op zal geven"
Dan herinnert hij er plotse,
ling aan, dat het nu toch 1
geniijk om zijn afscheid als
burgemeester gaat en ze
„Als ik had kunnen kiezen
had ik ieder ambt liever at,
geven dan dit" Helemaal "op
z'n Brabants laat hij weten:
,,Bij de gemeente hedde met
mense te doen. Ge ziet om oe
heen hoe 't uitpakt, of ze d'r
gelukkig mee zijn".
Hij vindt, dal hij er juist op
het goede moment gekomen 1
in de tijd waarin de annexatie
van de randgemeenten al ver
gevorderd was. Er was geen
accommodatie voor sport en
cultuur. Hij heeft de uitgroei
naar een bewuste gemeen
schap nagestreefd. „De bouw
van het nieuwe gemeente
huis" zegt hij, „is de eerste
stoot geweest voor het behoud
van de zelfstandigheid".
Het resultaat van bijna
veertien jaar burgemeester
schap vat hij tenslotte als
volgt samen: „Ulvenhout
heeft, om een aardig en g
leefbaar dorp te zijn z'n vorm
bei tikt Er zouden eventueel
nog honderd huizen bij kun
nen. Bavel mag hoogstens uit
groeien naar 5000 inwoners.
Strijbeek-Galder moet tus
nu en acht jaar tot een go
komvorming komen, waarvoor
zo'n tachtig woningen nodig
zijn. Dat zijn er dus tien per
jaar. Over acht jaar is Nieuw-
Ginneken een woongemeente
in de betere zin van bet
woord. Verdere erpansie is
dain niet meer nodig".
TOON KLOET
(Van een onzer verslaggevers)
AMSTERDAM Prof. dr. I. A. Diepenhorst wil dienst-
plicnt voor vrouwen. Dienstplicht is te sterk gezegd. Want
de kleine rector magnificus van de VU van Amsterdam
denkt niet aan uniformen, soldij, wachtlopen en geweer-
poetsen.
Hij heeft een ander leger in zijn hoofd. Een leges van
min of meer vrijwillige dienstverleensters, voor bejaarden,
zieken of kinderen. Waarom:
Ten eerste omdat er een groot tekort bestaat aan dit soort
hulpkrachten;
Ten tweede uit overwegingen van fairheid. Waarom
moet een jongen anderhalf jaar soldaatje spelen en hoeft
een meisje niets te doen voor wat het landsbelang genoemd
wordt.
welijke militairen als in Israél
en China?
Prof. Diepenhorst: „Zolang er
geen gebrek is aan leden van
het mannelijke geslacht voor
para-militaire werkzaamheden,
liever niet. Een vrouwenaan-
valsbataljon zie ik niet zo zit
ten, evenimin als vrouwelijke
parachutisten. Men kan dit
niet logisch benaderen, maar
men voelt dat dit niet kan.
De emancipatie wordt dikwijls
verkeerd beoordeeld. Ik heb
hierover een boekje geschre
ven, waarin ik stel dat man en
vrouw in volstrekte gelijk
waardigheid moeten leven,
maar dit houdt geen gelijkheid
in. Ziet u een vrouw als ge-
wichtshefster? Hebt u wel
eens vrouwelijke worstelaars
gezien? Ja, maar de vraag is:
is dit aantrekkelijk en dan zeg
ik nee, hoewel ik de vrouw
natuiurlijk niet wil verhinde
ren hieraan mee te doen. Een
vrouwelijke operateur aan
vaard ik daarentegen volledig.
En van de andere kant uit
geredeneerd vind ik de man
wenbewegingen van uw plan?
Diepenhorst: „Om van mezelf
te zeggen dat ik het enfant
cheri ben van de vrouwenbe
wegingen.... In de praktijk
hoor ik dat vrouwen wel
moeilijkheden verwachten, en
dat de uitdrukking dienst
plicht te zwaar is, maar ze
zien er wel de redelijkheid
van in. In andere landen be
staat iets vergelijkbaars. Dan
moet ieder die hoger onder
wijs wil volgen, verplicht
eerst in de praktijk werkzaam
zijn."
Vraag: Zoals in Chilna?
Diepenhorst: „Inderdaad maar
daar is de achtergrond anders,
daar koopt men het heil van
de samenleving ten koste van
dwang."
Prof. Diepenhorst meent dat
in de nabije toekomst de be
hoefte aan hulpverlening gro
ter wordt, met name bij de
bejaarden. „Nederland ver
grijst takelt geleidelijk af.
Zelfs in inrichtingen met een
voortreffelijke verzorging van
bijvoorbeeld demente bej aar-
loon"
Diepenhorst: „Het hulsvroiu-
wenloon heb ik regelmatig
verdedigd. Maar als een
vrouw zich gedraagt als een
luxe pop, zoals je in roman
netjes leest, dan is het wat
anders. En inzake unisex: er
zijn manwijven en verwijfde
mannen en beiden vind ik af
schuwelijk. Maar als een man
vrouwelijke intuitie tentoon
spreidt of de vrouw mannelij
ke beslissingskracht, dan acht
ik dit keurig."
Vraag: Uw partij, de AR, her
bergt Bijbelianen die uit het
Grote Boek de gedachte ontle
nen dat een vrouw minder
waardig is.
Diepenhorst: „In mijn partij is
de gelijkwaardigheid der ge
slachten volledig aanvaard. De
AR is altijd een partij geweest
met aan de ene kant eenheid
van optreden en aan de andere
kant zijn er verschillende fi
guren geweest die een eigen
mening hadden. Onze partij is
hiervoor lenig genoeg en heeft
sociale voorzieningen immer
van speelsheid heeft, kan ik
wel waardering opbreng®,
Maar de doelen die men wil
bereiken, moeten de strijdmid
delen wettigen. In de tijd da:
er geein vrouwenkiesrecht be
stond zou ik nooit van zijn
leven bommen hebben ge
plaatst om dit doel te berei
ken. Want dan wordt de de
mocratische weg verlaten.
Kijk, zo goed ben ik nu ook
weer niet met Dolle Mina op
de hoogte. Wat iik heb gelezen
is soms grappig en gaat me
soms te ver. Een standpunt «li
„baas in eigen buik" is a;s
slogan niet te handhaven. Als
werkelijk vrouwen onder druk
staan, zeg maar dat er wedu-
wenverbrandingen zijn, of a-
de man het recht heeft zip
vrouw te verminken, kijk, dat
zijn grotere dingen. Maar bet
is voor mij geen gewetens
kwestie als de vrouw niet de
naam van de man bij het hu
welijk wil overnemen. Ik
dan: geef ze maar dat recht,
maar ik blijf het verwarren"
vinden.
O Prof. dr. J. A. Diepenhorst: voorstander van een soort
dienstplicht voor vrouwen, geen soldaatje spelen maar hulpver
lening b.v. in bejaardentehuizen.
Prof. Diepenhorst, behalve op
perste hoogleraar ook nog lid
van de Eerste Kamer voor de
AR en ex-minister is gaarne
bereid de sluizen van zijn
welsprekendheid ter toellch-
ting omhoog te trekken. Snelle
bi'jzinnen razen als stuntvlie
gers rond de hoofdzin, draaien
salto's rond naamvallen en
puntkomma's en landen dan
feilloos bij die conclusie.
Hij pleitte drie jaar geleden al
voor een vrouwelijk armee en
herhaalde dit onlangs op de
jaarvergadering van het blin
deninstituut Bartimeus (als
voorzitter)
„Men is er van overtuigd dat
de overheid van haar onderda
nen onder redelijke voorwaar
den offers mag vragen. Twee
jaar lang worden jonge man
nen onttrokken voor een ge
meenschapsplicht en waarom
mag iets dergelijks niet van
vrouwen gevraagd worden,
niet in de eerste plaats ter
verdediging van het land maar
ter handhaving van het wel
zijn, dit alles verwerkt naar
aard en aanleg. Als een meisje
vreselijk benauiwd is voor
bloed, moet ze natuurlijk niet
in een ziekenhuis te werk ge
steld worden. Dit alles zie ik
ook in het licht der emancipa
tie."
Vraag: Dus u wilt geen vrou
niet de aangewezen figuur als
kleuterleider.
Vraag: Dus geen dienstplicht,
geen krijgsraad of het schut
tersputje?
Diepenhorst: „Deze door mij
beoogde vrouwelijke hulpver
lening moet niet verplicht
worden gesteld. Van nature
zijn de Nederlandse meisjes
niet onaardig. Ik wil ook aan
trekkelijke voorwaarden en
dat men een vak aldus kan
leren."
Vraag: Wat vinden de vrou
den is veel voor verbetering
ontvankelijk. Het is vrij opge
wekt om met gezonde mensen
iets te doen, maar dit vergt
voor patiënten van zeer laag
niveau een geweldige Ausdau
er..
Omdat mijn vrouwelijke
dienstplicht (het beestje moet
een naam hebben), tijdelijk is,
weten de meisjes dat het ein
de in zicht is. En ze zullen
geen bezwaar maken."
Vraag: Bemt u voor unisex,
Dolle Mina, Huisvrouwen
krachtig bevorderd. Bovendien
wordt de Bijbel dikwijls ver
keerd uitgelegd. Er zijn be
paalde rechtsgoederen die ten
koste van alles verdedigd
moeten worden, maar i k be
roep me niet op God als het
gaat om de rooilijn van Am
sterdam, maar wel als het gaat
om jodenvervolgingen."
Vraag: Houdt u van Dolle Mi-
na's?
Diepenhorst: „Ze zijn vaak ge
kunsteld of overdreven. Voor
zover Dolle Mina een element
Vraag: Terug naar uw vro«-
wendienstplicht. Wat zit
daarbfj het hoogst? t
Diepenhorst: „Wat me ll:
hoogst zit is het gevoel dat in
Nederland sommige groep®
tekort komen omdat er
genoeg krachten zijn. Hoevee
bejaarden krijgen waar
recht op hebben.
En ik geloof niet dat de meis
jes dit werk zouden weigere
Daarvoor is er teveel
alg£nde
lt
ne bereidheid
jeugd."
onder