3 bank Van boerenbond tot statussymbool De waterhond: een zeldzame telg van 't Friese platteland asticsBV fl'ictor on [agen eer )p reis iige peditie op soek naar de Koninklijke Persische Weg ris to ïnd IERLAND) BV Om de 26 km Ruil Zijde-route Vaste bemanning Inca's gelijkheid om door dinggevende funktie en aan de volgende pleiding (HAVO, degenen die in het aktijkdiploma oma Moderne kan een verkorte geven; vervuld, c.q. jke en mondelinge leid. chten aan de ersoneelzaken tbus 160, magers n van,vaak tentie; -het en vlot gebruik uwen tussen schoolopleiding, jkbare funktie. een plezierige den. De aid van de vinden van en gericht >p Zoom. dhr. - '1 la Friese staartklokken en boerderijtjes komen nu ook Friese honden inde belang- lelling. De honden vormen het ras der wetterhounen. Zij zetten de wetenschap lor raadsels over hun herkomst: zij spreken tot de verbeelding der goegemeente lor hun vroegere prestaties als jachthond; en ze zijn niet zo gemakkelijk te koop s andere dieren. Voor velen redenen genoeg om zo'n echte Friese plattelandshond [de kamer-met-open-haard te willen hebben. (wetterhoun (je zegt wet teen en dat betekent wa tend) heeft z'n bakermat in Friese merengebied. Nog i lang geleden kwam hij ktuiten in het geheel niet |t, Het ras was klein, nog 1 door kynologen erkend en (Friezen liepen er niet mee Ileuren. Pas zo'n 35 jaar kwam men op het e im er een stamboek van te leggen. En ook daarna ■de het nog vele jaren slat de buitenwereld lucht j var. het ras en zijn merk- idige historie. t'.vr de geschiedenis van de (lerhoun bestaan enkel tfae- ën. Volgens één daarvan I de hond zoals ie nu is Jns het Hanzetijdperk door leden uit de Oostzeelanden 1 ingevoerd. Het hoogtepunt 1 Jat tijdperk lag zo rond ïn de haven via welke invoer zou hebben plaats- 1 is Harlingen. Van Har- uit '-wam aldus de lethese het ras in het ïgebied terecht, waar het honderden jaren heeft dienst gedaan als jager op waterwild en als bewaker van de hoe ve. Een andere theorip is, dat de hond door zigeuners zou zijn geïmporteerd. Als voorouders kunnen dan Tibetaanse doggen worden aangehaald. Om de theorie kloppend te maken heet het, dat de Tibetaanse dog (vermengd met vreemd bloed) is gekruist met in heemse rassen, die jachteigen- schappen bezaten, waardoor het ontstaan van het wetterras mogelijk was. Niemand weet echter het fijne van de wet terhoun. De theorie van de zigeneurs bijvoorbeeld staat zwak, omdat bij het analyseren ervan weinig concreets over blijft. Het verhaal over de zeelieden uit de veertiende eeuw ijkt, aannemelijk, maar in het hele Oostzeegebied is geen wetterhoun te vinden. De wetenschap heeft zich ook met het fenomeen wetter houn beziggehouden. En om een lang verhaal kort te ma ken: ook zij kwam er niet uit. Er kon alleen worden gecon stateerd, dat de wetterhoun geen overeenkomst heeft met een ander inheems ras. Het beest laat zich, bijvoorbeeld door zijn sterk afwijkende schedelbouw, niet zomaar on derbrengen in een van de evo- lutielijnen, waaruit de „canus domesticus" is ontstaan. Om voorlopig van het vraagstuk af te zijn zegt men: „Als je heel goed kijkt lijkt de wetterhoun iets op de Ierse waterspaniël". Daar verder niets op verwant schap tussen beide rassen wijst, laat men het bij deze nogal suggestieve opmer king. De jagende boer uit het Friesland van weleer heeft zich nog het minst over het ontstaan van zijn hond bekom merd. Hij had er een goede jachthond aan, in de Honden encyclopedie van Toepoel staat te lezen: „Het water is zijn element, waartegen zijn dichte pels met vettig onder- haar hem zelfs in het ongure jaargetijde voldoende be schermt. Ongetwijfeld heeft hij in vroeger jaren de Friese jagers bij de jacht op water wild en vooral bij die op vis- otters, die eertijds in deze provincie veelvuldig voorkwa men en door deze sterk ge bouwde scherpe, moedige hond niet gevreesd, maar aan gegrepen werden, uitstekende diensten bewezen". Uit de droge verhandeling van Toepoel valt nauwelijks op te maken, hoe meedogen loos de jacht op visotters was. Niet de jager met geweer ging achter de otter aan, maar de hond. Deze moest alleen en in het water een gevecht aangaan met een geduchte vechters baas, die bovendien niet veel in kracht van de hond ver schilde. Het ligt voor de hand, dat er ook wel eens een hond het loodje legde en dat alleen de sterkste honden gelegen heid kregen zich voort te planten. Na afloop van het ge vecht kreeg de jager een dooie otter geapporteerd. Zo ging het ook met de jacht op bun zings. Die jacht was op het land en in het bijzijn van de jager. Toch diende de wetter met een knauw de bunzing af te maken. De jager haalde het niet in z'n hoofd om twee honden mee op jacht te ne men. Dat kon hem weliswaar een hond schelen, maar met twee honden zou er niets van de buit overblijven. De wet terhounen zouden een gevecht aangaan om de prooi en er sleurend en trekkend niets van overlaten. De „goeie, oude tijd" van het jagen met de hond ligt achter ons. In 1924 maakte de overheid daar een eind aan. (Vanaf toen werd er ook niet meer met windhonden ge jaagd). Is de wetterhoun nog wel de oude gebleven? Een arts in Utrecht dacht van niet. Hij wandelde nog niet zo lang geleden met zijn wetterhoun een reu nietsvermoedend op straat, toen zijn loslopende hond opeens door twee Duitse herders werd aangevallen. Zijn eerste reactie was: het is gedaan met m'n arme hondje. Maar tot zijn verbazing moes ten de herders met de staart tussen de poten afdruipen, (zijn eigen woorden waren: hij maakte gehakt van de her ders) Uit het recente voor beeld blijkt de moed van één exemplaar. Men heeft er niet veel aan om daarmee een heel ras te beoordelen. We mogen evenwel aannemen, dat de wetterhoun ondanks de „be schaving", die ook hij heeft ondergaan, elementen uit zijn glorietijd heeft overgeleverd gekregen. Als jachthond heeft de wet terhoun vrijwel afgedaan. In Toepoels boek staat: „De Frie se krulhaar is als waterwerker door de buitenlandse jachthon den verdrongen, al zij het dan ook ten onrechte. Zijn schoon heid, zijn waakzaamheid, zijn scherpte van karakter, waar door hij zidh bij uitstek voor waakhond leent, hebben hem voor ondergang behoed". Toch was het in de jaren dertig bijna gedaan met het ras. De Nederlandse Ver. voor Stabij en Wetterhounen (de stabij hoen is ook een Fries) schrijft daarover: „Het is aan de be wonderenswaardige pogingen van wijlen Jan Bos uit Leeu warden te danken dat het ras niet geheel is uitgestorven". Kort na de eeuwwisseling was men namelijk twee Friese hondenrassen (stabij en wet ter) gaan kruisen. De stabij had zich als geweldige jager onderscheiden op het land en de wetter in het water. Men dacht door kruising een twee- in-één-hond te verkrijgen: voor water en land geschikt. Jan Bos greep in. Hij verza melde de overgebleven echte stabij s en wetters en waakte verder over de instandhou ding der beide rassen. Lang zaam (de oorlogsjaren hield de gemoederen bezig op ander terrein) kwam de wetterhoun uit de moeilijke periode. Nog steeds echter waakt de Ned. Ver. voor Stabij- en Wetter hounen (volledig in Friese handen) over de honden als waren het kasplantjes. De schrik zit er nog in. Het fok ken gaat via het bestuur van de vereniging en alleen die ren, die tijdens een (vereni- gings)keuring de kwalificatie „zg" (zeer goed) of „u" (uit muntend) hebben verworven komen voor de fokkerij in aanmerking. In de drang om het ras uit te bouwen stuit de vereniging op een nieuw soort bazen. De bazen van nu blijken voor een belangrijk deel te bestaan uit mensen met een salaris boven de „ziekenfondsgrens" (van net erover tot ver erboven). Zij waren het die het eerst in contact kwamen met de Friese staartklokken en boerderijen en zij raakten van lieverlee ook verliefd op de wetterhou nen. Dus kochten zij de stevi ge, eigenwijze, krulharige, Friese boerenbond in de we tenschap, daarmee iets bijzon ders in huis te halen. Ze wis ten, dat het ras in tegenstel ling tot vele andere, uitgefokte 0 Een wetterhoun. De schoft- hoogte van de reu bedraagt on geveer 55 cmdie van de teef ongeveer 50 cm. Ze komen voor in de kleuren zwart, bruin- of blauwschimmel. en daardoor verzwakte rassen nog puiur was en van mode smetten vrij. Ook kwamen zij op de hoogte van het ietwat geheim zinnige verleden en van de glorietijd van het ras. Tot het fokken van de honden zijn deze bazen niet of nauwelijks over te halen. Zij hebben de wetterhoun voor eigen ple zier. In wezen verschillen de Frieze bazen van weleer in opvatting weinig met de nieu we. Alleen de financiële status ligt ver uiteen. Toen waren het de armen die het ras klein hielden en nu zijn het de wel varenden. In het stamboek staan tussen de 200 en 300 wetterhounen ingeschreven. Aan de verstarring schijnt een eind te komen. Het aantal fokkers stijgt, zij het langaam. Wie beslag kan leggen op een pup krijgt hem ook. Nog wel. Binnen de vereniging gaat echter een enkele stem op om een selectieve verkoop van pups toe te passen, teneinde te voorkomen dat wetterhounen verzeild raken in verkeersin- tensieve steden en op flats. De argumentatie daarbij is: het zou zonde zijn indien het laatste inheemse ras, dat nog zo dicht bij zijn natuurlijke omgeving staat, op te offeren aan moderne woning- en ruimteroblemen. Een deel van de exclusiviteit van de wetterhoun zou daarmee ver loren raken. En bovendien zou het ras aan kracht kunnen in boeten. (Men vergelijke de leeuw uit de dierentuin met een in het wild levend exem plaar). Het bestuur van de Ned. Ver. voor Stabij- en Wetter hounen (secretaris daarvan is de heer J. van Werven, Bea- kendijk 19, Ureterp in Fries land) staat gereserveerd tegen over het idee van de sele ctie, omdat de menselijke vrijheid daardoor wat teveel wordt aangetast. Wel is hij van me ning dat het belang van de hond en niet die van de eige naar voorop dient te staan. Ömwille van de hond zal het bestuur niet schromen de reeds bestaande fokbeperkin- gen met andere maatregelen uit te breiden. JAN VAN DE VEN rafdeling van het main- t toezicht op de bouw istrukties, gebouwen en jnderhoud van wegen, n bossages. euzen is 320 ha. groot. gelijkheid voor een louden op erne kontakten. tussen 35 en 45 jaar tie op het gebied van en drainages. vengenoemde funktie, isch kontakt op te ne- Postbus 48, Terneu- ra onze.correspondent) ÉüllE Victor von Ha- P is weer op reis. Volgens [planning voor twee jaar, dat kan best wat uit- als het in Irak te heet, [in de hooglanden van P te koud zal zijn om te r!en. Maar op een expedi- rv>n twee jaar moet je re tegenvallers (of mee- [Hers?) incalculeren. von Hagen is op z'n jaar voor de zoveelste als leider van een weten- PPpelijke expeditie op stap 7an' Ditmaal als aanvoer en de expeditie die op pat naar het exacte tra van de zogenaamde „Ko- *t)ke Perzische Weg"; de •Marische route tussen F? in Turkije en Susa in ,07ie. ■■American Geographical '■y (van New York) fi- Een kaart waarop de route staat aangegeven die de expeditie de komende twee jaar zal vol gen. nanciert deze onderneming die vooral op touw is gezet om te trachten het juiste traject te vinden; sinds eeuwen een dis cussiepunt tussen de geleer den. „Maar er is nóg iets wat ik in die twee jaar wil uitvissen", vertelt Von Hagen, „en dat zijn de bijzonderheden over dat verbazingwekkende com municatie-systeem van de ou de Perzen". De befaamde Da rius die de ruim 2000 km lan ge verbindingsweg tot in de perfectie afbouwde, was bij voorbeeld de eerste die een pontonbrug over de Bosporus bouwde, zo'n 2500 laar gele den! Over 360 vast-verankerde bo ten was het wegdek gelegd dat Europa met Azië verbond Nadien is de Bosporus eeuwen en eeuwen een open, niet overspannen watergrens ge weest, totdat eind vorig jaar een vaste oeververbinding werd geopend (de vierde langste brug in de wereld). Victor von Hagen is namelijk ook vruchtbaar publicist en journalist en dat verklaart die grote interesse in die commu nicatielijnen van de Perzen. „Exact om de 26 km was #en rustplaats gebouwd langs de beiteld in de gevel van het hoofdpostkantoor van New York... Victor von Hagen is de jovali- teit in eigen persoon. Hij woont sinds jaren in de buurt van Rome. Nou ja, wonen, is wat veel gezegd, want Von Hagen is en blijft een ruste loos zwerver, misschien wel de laatste grote ontdekkings reiziger. Sinds 1932 heeft hij in elk geval méér gereisd dan enig ander nog levende collega van hem. In de loop der jaren heeft hij een ongelooflijke hoeveelheid geloofwaardige en beslist minder geloofwaardige verhalen vergaard. koninklijke weg. Ondanks bergen, woestijnen, hitte en kou waren ervaren ruiters - koeriers dus- in staat om die 2400 km lange weg in negen dagen van begin tot eind af te rijden. Ruim 200 km per dag". Een ongelooflijke prestatie, waarover de Grieken en de Romeinen later nog met diepe bewondering spraken. Herodotus schreef over die verbindingslijn o.a. „dat wind, noch storm, nóch de duisternis van de nacht deze koeriers konden tegenhouden of ophou den". Die lovende frase staat nog altijd als „reclame-spot" ge- Vlug sprekend, met een don kere bas, altijd lachend, tuk op Hollandse sigaren en daar voor in ruil erg gul met zijn „persoonlijke" cocktail (2% 3 wodka, 1%3 cointreau, wat bitter en perziken). „Die heb ik samen met de Russen ge brouwen toen die indertijd Wenen verlieten. We hebben bij elkaar gegoten wat we toen hadden en het smaakte uitstekend". Von Hagen moet óók bij veel Nederlanders een vertrouwde klank hebben omdat tal van zijn boeken in Ket Nederlands vertaald en uitgegeven zijn. Wie zijn boekenproduktie overziet verbaast zich onwille keurig. Je vraagt je af, waar hij de tijd vandaan heeft ge haald om tussen de voorberei dingen van zijn reizen en zijn reizen zelf in, tóch nog zó produktief te zijn. een speurhond vast op de be roemde wegen der Inca's; hij leefde tussen de koppensnel lers van het Amazonegebied; hij werkte met de beroemde onderzoeker sir Julian Huxley samen op de Galapagos-eilan- den toen daar het eeuwfeest van Darwin werd „herdacht") hij vond sporen van de legen darische quetzal-vogel, de hei lige vogel van de Azteken en de Maya's. Hij schreef over de geneeskunde van de Amazone- Indianen, de gebruiken (o.a. de papierfabricage) van de Azteken en hij publiceerde boeiend materiaal over de gro te heirwegen van het Romein se Rijk, van de Rijn tot in Afrika. Na zo'n leven zou je veronder stellen dat iemand de rust op zoekt, bijvoorbeeld in de stille heuvels bulten het lawaaierige Rome. Maar Victor von Hagen lacht zelf schuddebuikend om zo'n veronderstelling. De Koninklijke Perzische Weg heeft hem voor een paar jaar in de ban! In theorie weet hij al enorm veel over deze lang ste handelsroute ter wereld. Hele stukken ervan zijn later ook door de Romeinen ge bruikt en nóg later door de Byzantijnen, die de weg de „zijde-route" noemden, omdat de route uiteindelijk tot in China voerde. De expeditie heeft een vaste bemanning van vijf mam. Be halve Von Hagen zijn dat de Italiaanse fotograaf-archeoloog Tomuecci, de Turk Barista, die de expeditie vooral in Turkije zal bijstaan, de Cana dese geograaf en geoloog Ste ve Jackson -met zijn 26 jaar de jongste in de groep- en de filmer Dirk Campbell, Brit. Gedurende de expeditie zullen regelmatig geleerden van al lerlei disciplines en nationali teit voor kortere of langere tijd deel uitmaken van het gezelschap. Twee Landrovers heeft de club-van-vijf ter be schikking en daarmee zal - afhankelijk van het weer- ge reisd worden. „Onze strijd kreet is dat de expeditie on der alle omstandigheden in ac tie zal blijven", aldus Victor von Hagen. Met zijn mede-reizigers is de 66-jarige veteraan inmiddels in Turkije aan het eerste deel van zijn tocht begonnen. Van daag of morgen worden op het Romeinse thuis-adres van de expeditie de eerste berichten al verwacht. FRANS WIJNANDS --v-E-y Spggfv'4-' Vele jaren van zijn leven heeft Von Hagen doorgebracht in de gebieden waar eens de nu verdwenen koninkrijken van de zuid- en midden Ame rikaanse Indianenvolken heb ben gelegen. Hij beet ziah als 0 De vijf man sterke groep die inmiddels begonnen is aan een twee jaar durende reis over wat eens de Koninklijke Perzische Weg" was.

Krantenbank Zeeland

de Vrije Zeeuw | 1974 | | pagina 19